Samenstelling
Vyvgart XGVS Aanvullende monitoring Argenx BV
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 20 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 20 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 180 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 5.6 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 200 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 5 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Orencia XGVS Bristol-Myers Squibb
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 125 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 0,4 ml, 0,7 ml, 1 ml, pen 1 ml
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
- Verpakkingsvorm
- flacon 250 mg
Het concentraat bevat na bereiding 25 mg/ml. Bevat 8,625 mg natrium per injectieflacon.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Bij gegeneraliseerde myasthenia gravis heeft efgartigimod alfa een therapeutisch gelijke waarde ten opzichte van eculizumab bij refractaire patiënten die positief zijn voor het anti-acetylcholinereceptor- antilichaam.
Advies
Start bij (een vermoeden van) reumatoïde artritis (RA) in de eerstelijnszorg met een NSAID en verwijs zo snel mogelijk naar de reumatoloog. Behandel in de tweedelijnszorg volgens de ‘treat-to-target’-strategie; pas medicatie aan op basis van intensieve monitoring van de ziekteactiviteit, met als doel het bereiken van remissie of lage ziekteactiviteit. Methotrexaat (MTX) is de hoeksteen van de behandeling, in de initiële fase gecombineerd met een systemisch glucocorticoïd (GC). Switch bij onvoldoende resultaat naar een andere ‘conventional synthetic disease modifying antirheumatic drug’ (csDMARD) of voeg een andere csDMARD, een biological (bDMARD) of een ‘targeted synthetic’ DMARD (tsDMARD) toe. Overweeg onder intensieve monitoring van de ziekteactiviteit om, wanneer het behandeldoel is bereikt, de dosis van geneesmiddelen bij combinatietherapie te reduceren of volledig af te bouwen.
Abatacept komt bij RA in aanmerking na falen van een csDMARD, bij voorkeur in combinatie met methotrexaat.
Indicaties
- Gegeneraliseerde myasthenia gravis (gMG) bij volwassenen die positief testen op antilichamen tegen acetylcholinereceptoren (AChR) als aanvulling op de standaardtherapie.
Indicaties
- Reumatoïde artritis:
- In combinatie met methotrexaat voor de behandeling van volwassenen met matig-ernstige tot ernstige actieve reumatoïde artritis met onvoldoende respons op eerdere therapie met één of meer 'disease modifying antirheumatic drugs' (DMARDs) inclusief methotrexaat (MTX) of een TNF-α-blokker.
- In combinatie met methotrexaat voor de behandeling van volwassenen met hoog-actieve en progressieve reumatoïde artritis die niet eerder zijn behandeld met methotrexaat.
- Actieve arthritis psoriatica bij volwassenen met onvoldoende respons op eerdere DMARD-behandeling, inclusief methotrexaat, en voor wie extra systemische therapie voor psoriatische huidlaesies niet is vereist.
- Matige tot ernstige actieve polyarticulaire juveniele idiopathische artritis (pJIA) bij kinderen ≥ 2 jaar met inadequate respons op of intolerantie voor andere DMARD’s, in combinatie met methotrexaat of als monotherapie.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Monitor bij subcutane toediening gedurende 30 minuten na toediening op klinische klachten en injectiereacties. Deze monitoring vindt plaats tijdens de eerste behandelcyclus, en de eerste toediening van de tweede behandelcyclus. Bij een reactie, eventueel passende ondersteunende maatregelen nemen. Volgende injecties voorzichtig toedienen, op basis van klinische evaluatie.
Monitor tijdens intraveneuze infusie en gedurende 1 uur daarna op infusiereacties; bij reactie, infusie onderbreken, staken of de infusiesnelheid verlagen. Voorzichtig hervatten zodra reactie voorbij is, op basis van klinische evaluatie.
Gegeneraliseerde myasthenia gravis (gMG)
Volwassenen (incl. ouderen)
Subcutaan: 1000 mg 1×/ week gedurende cyclus van 4 weken. Volgende cycli starten op basis van klinische evaluatie.
Intraveneus als infusie: 10 mg/kg lichaamsgewicht 1×/week gedurende cyclus van 4 weken. Bij ≥ 120 kg lichaamsgewicht: 1200 mg 1×/week gedurende cyclus van 4 weken. Volgende cycli starten op basis van klinische evaluatie.
In onderzoek werd een nieuwe cyclus 7 weken vanaf de eerste toediening van de vorige cyclus gestart; de veiligheid van een eerdere start is niet vastgesteld.
Wisselen tussen de i..v. en s.c. formuleringen kan aan het begin van een nieuwe behandelcyclus.
Verminderde nierfunctie: bij een liche nierfunctiestoornis is een dosisaanpassing niet nodig. Voor een matige en een ernstige verminderde nierfunctie zijn geen gegevens beschikbaar.
Verminderde leverfunctie: een dosisaanpassing is niet nodig.
Gemiste dosis: Als een geplande injectie niet mogelijk is, mag de dosis binnen 3 dagen vóór of na het geplande tijdstip worden toegediend. Daarna het oorspronkelijke doseringsschema hervatten tot de behandelcyclus is voltooid. Als een dosis meer dan 3 dagen moet worden uitgesteld, de dosis niet toedienen om ervoor te zorgen dat twee opeenvolgende doses met een tussenpoos van minimaal 3 dagen worden gegeven.
Toediening
- Het concentraat voor infusievloeistof verdunnen met 0,9% NaCl oplossing en toedienen in 1 uur. Niet als intraveneuze push- of bolusinjectie geven.
- Bij subcutane toediening de aanbevolen injectieplaats (abdomen) rouleren en injecties nooit toedienen in moedervlekken, littekens of op plaatsen waar de huid gevoelig, gekneusd, rood of hard is. De injectie gedurende ongeveer 20 tot 30 seconden toedienen. De injectiesnelheid kan worden vertraagd als de patiënt ongemak ervaart.
Doseringen
Reumatoïde artritis
Volwassenen
i.v.-infusie: lichaamsgewicht < 60 kg: 500 mg; 60–100 kg: 750 mg; > 100 kg: 1000 mg. Toedienen als i.v.-infusie gedurende 30 minuten. Na 2 en 4 weken herhalen en daarna elke 4 weken. Bij onvoldoende klinische respons binnen 6 maanden, voortzetten van de behandeling heroverwegen.
subcutaan: na een oplaaddosis als i.v.-infusie binnen een dag starten met de s.c.-injectie van 125 mg, gevolgd door 125 mg 1× per week. Indien geen i.v.-infusie kan worden gegeven kan ook direct worden gestart met de wekelijkse subcutane injecties. Bij onvoldoende klinische respons binnen 6 maanden, voortzetten van de behandeling heroverwegen.
Een vergeten subcutane dosis zo snel mogelijk alsnog toedienen indien dit nog binnen 3 dagen na de geplande datum is; daarna het oorspronkelijk schema volgen. Indien de vergeten dosis pas later wordt opgemerkt op basis van medische beoordeling de patiënt adviseren wanneer de volgende dosis te nemen.
Bij switchen van de i.v.- naar de s.c.-toediening: de eerste s.c.-dosis geven op het moment van de eerstvolgende geplande i.v.-dosis.
Arthritis psoriatica
Volwassenen
i.v.-infusie: lichaamsgewicht < 60 kg: 500 mg; 60–100 kg: 750 mg; > 100 kg: 1000 mg. Toedienen als i.v.-infusie gedurende 30 minuten. Na 2 en 4 weken herhalen en daarna elke 4 weken. Bij onvoldoende klinische respons binnen 6 maanden, voortzetten van de behandeling heroverwegen.
subcutaan: 125 mg 1× per week, zonder i.v. oplaaddosis. Bij onvoldoende klinische respons binnen 6 maanden, voortzetten van de behandeling heroverwegen.
Een vergeten subcutane dosis zo snel mogelijk alsnog toedienen indien dit nog binnen 3 dagen na de geplande datum is; daarna het oorspronkelijke schema volgen. Indien de vergeten dosis pas later wordt opgemerkt op basis van medische beoordeling de patiënt adviseren wanneer de volgende dosis te nemen.
Bij switchen van de i.v.- naar de s.c.-toediening: de eerste s.c.-dosis geven op het moment van de eerstvolgende geplande i.v.-dosis.
Polyarticulaire juveniele idiopathische artritis
Kinderen 6–17 jaar
i.v.-infusie: lichaamsgewicht < 75 kg: 10 mg/kg lichaamsgewicht; 75–100 kg: 750 mg; > 100 kg: 1000 mg. Toedienen als i.v.-infusie gedurende 30 minuten. Na 2 en 4 weken herhalen en daarna elke 4 weken. Bij onvoldoende klinische respons binnen 6 maanden, voortzetten van de behandeling heroverwegen.
Kinderen 2–17 jaar
subcutaan: lichaamsgewicht 10–25 kg: 50 mg 1×/week; 25–50 kg: 87,5 mg 1×/week; ≥ 50 kg: 125 mg 1×/week. Er wordt geen i.v. oplaaddosis gegeven.
Bij switchen van de i.v.- naar de s.c.-toediening: de eerste s.c.-dosis geven op het moment van de eerstvolgende geplande i.v.-dosis.
Ouderen: een dosisaanpassing is niet nodig.
Verminderde leverfunctie: er zijn geen doseringsadviezen wegens het ontbreken van gegevens.
Verminderde nierfunctie: er zijn geen doseringsadviezen wegens het ontbreken van gegevens.
Toedieningsinformatie: direct na aanmaken van het concentraat dit voor infusie verdunnen tot 100 ml met fysiologisch zout. De eindconcentratie mag niet hoger zijn dan 10 mg/ml.
De injectieplaatsen voor de subcutane injectie afwisselen; niet toedienen op plaatsen waar de huid gevoelig, rood, gekneusd of hard is.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): bovensteluchtweginfecties. Reacties op de injectieplaats (zoals uitslag, erytheem, jeuk, pijn).
Vaak (1-10%): urineweginfectie. Bronchitis. Misselijkheid. Spierpijn. Hoofdpijn ten gevolge van verrichting.
Gemeld: anafylaxie
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): bovensteluchtweginfecties (waaronder tracheïtis, nasofaryngitis en sinusitis).
Vaak (1-10%): infecties van de lagere luchtwegen (inclusief bronchitis), pneumonie, influenza en bij COPD tevens COPD-exacerbaties. Urineweginfecties, herpes infecties (waaronder herpes simplex, orale herpes en herpes zoster), hoest, buikpijn, diarree, misselijkheid, braken, mondulcera, stomatitis aphthosa, dyspepsie, huiduitslag (inclusief dermatitis), hypertensie, vermoeidheid, asthenie, hoofdpijn, gestoorde leverfunctie.
Soms (0,1-1%): gastritis, rinitis, oorinfectie, tandinfectie, sepsis, skeletspierstelselinfecties, huidabces, verminderde gezichtsscherpte, conjunctivitis, droge ogen, droge huid, erytheem, overmatig zweten, urticaria, alopecia, jeuk, acne, overgevoeligheidsreacties, artralgie, pijn in de extremiteiten, meer kans op bloeduitstortingen, psoriasis, onychomycose, depressie, angst, slaapstoornis (inclusief slapeloosheid), amenorroe, menorragie, exacerbatie van astma of COPD, bronchospasmen, piepen, dyspneu, keelbeklemming, hypotensie, opvliegers, blozen, tachycardie, bradycardie, duizeligheid, palpitaties, vasculitis, migraine, paresthesieën, pyelonefritis, gewichtstoename, trombocytopenie, leukopenie, huidpapilloom, basaalcelcarcinoom.
Zelden (0,01-0,1%): bacteriëmie, bekkenontsteking, tuberculose, maag-darminfectie, lymfoom, maligne longneoplasie, plaveiselcelcarcinoom.
Gemeld zijn beklemd gevoel in de keel en dyspneu na subcutane injectie.
Bij kinderen met pJIA is tevens vaak gemeld: infectie bovenste luchtwegen (waaronder sinusitis, nasofaryngitis en rinitis), otitis media, otitis externa, hematurie, koorts. Een geval van abces in een ledemaat is gemeld bij een patiënt met pJIA gedurende de 20 maanden extensieperiode.
Interacties
Efgartigimod alfa kan de concentraties verlagen van immunoglobulineproducten, monoklonale antilichamen of antilichaamderivaten die het humane Fc‑domein van de IgG‑subklasse bevatten. Stel behandeling met deze producten indien mogelijk uit tot 2 weken na de laatste toediening van een behandelcyclus met efgartigimod alfa. Controleer bij gelijktijdige behandeling nauwgezet op de werkzaamheidsrespons op deze producten.
Vaccinatie met levende (verzwakte) vaccins in het algemeen wordt afgeraden. Als vaccinatie met levende (verzwakte) vaccins nodig is, deze uiterlijk 4 weken voor de behandeling toedienen en minimaal 2 weken na de laatste dosis efgartigimod alfa. Andere vaccins kunnen zo nodig worden toegediend op elk tijdstip tijdens de behandeling met efgartigimod alfa.
Interacties
Combinatie met een TNF-α-blokker geeft een hogere frequentie van algemene en ernstige infecties en wordt daarom afgeraden.
Gelijktijdig toediening van biologische immunosuppressiva of immunomodulerende middelen kan het effect van abatacept op het immuunsysteem versterken.
Levend verzwakte vaccins niet tijdens of gedurende drie maanden na de behandeling met abatacept geven. Vaccinaties met gedode verwekkers of afgeleid antigeen zijn tijdens immunosuppressieve therapie mogelijk minder effectief door een verminderde immuunrespons; het vermogen voor een klinisch significante immuunrespons is niet significant afgeremd. Bij juveniele idiopathische artritis de door de vaccinatierichtlijnen voorgeschreven vaccins alsnog toedienen vóór beginnen van de behandeling met abatacept.
Er zijn onvoldoende gegevens om de veiligheid van abatacept in combinatie met anakinra of rituximab te beoordelen.
Zwangerschap
Humane IgG1-antilichamen kunnen de placentabarrière passeren.
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, onvoldoende gegevens.
Farmacologisch effect: Omdat efgartigimod alfa het gehalte aan antilichamen bij de moeder verlaagt en daarmee de overdracht van antilichamen op de foetus vermindert, wordt een afname van de passieve bescherming van de pasgeborene verwacht.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Het gebruik kan gevolgen hebben voor vaccinaties voor de zuigeling, zie ook de rubriek Interacties.
Zwangerschap
Abatacept passeert de placenta.
Teratogenese: Onvoldoende gegevens.
Farmacologisch effect: het kind heeft meer kans op infecties.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Vruchtbare vrouwen dienen adequate anticonceptie toe te passen gedurende de behandeling met abatacept tot en met 14 weken na toediening van de laatste dosering. De NVR-richtlijn Biologicals ontraadt gebruik tijdens de zwangerschap en adviseert 6 maanden vóór de geplande conceptie abatacept te staken. Dien geen levend vaccin toe aan kinderen die in utero zijn blootgesteld aan abatacept, tot 14 weken na de laatste toediening van abatacept aan de moeder tijdens de zwangerschap.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: In het algemeen gaan monoklonale antilichamen (IgG) over in de moedermelk. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Weeg het risico van het gebruik van dit geneesmiddel in combinatie met het geven van borstvoeding af.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, bij dieren. Bij de mens onbekend.
Advies: Geen borstvoeding geven gedurende de behandeling met abatacept tot en met 14 weken na toediening van de laatste dosering.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
Ernstige en onbeheersbare infecties zoals sepsis en opportunistische infecties. De behandeling niet beginnen bij actieve infecties met inbegrip van chronische of lokale infecties.
Waarschuwingen en voorzorgen
Controleer op symptomen van infectie tijdens de behandeling. Efgartigimod alfa kan door een tijdelijke daling van IgG-concentraties het risico op infecties verhogen. Overweeg de behandeling uit te stellen als een klinisch belangrijke actieve infectie optreedt, totdat deze is verdwenen.
De invloed van antilichamen tegen efgartigimod alfa op de klinische werkzaamheid of veiligheid, farmacokinetiek en farmacodynamiek is niet vastgesteld vanwege de lage incidentie van neutraliserende antilichamen.
Controleer op tekenen van exacerbatie als therapieën met niet‑steroïde immunosuppressiva, corticosteroïden en anticholinesterasen worden verminderd of stopgezet.
Efgartigimod alfa werd niet onderzocht bij gMG-patiënten met Myasthenia Gravis Foundation of America (MGFA-) klasse V.
Bij kinderen < 18 jaar zijn de veiligheid en werkzaamheid niet vastgesteld.
Waarschuwingen en voorzorgen
(Reacivatie van) Infecties: wees door de verminderde afweer voorzichtig bij ouderen, bij een voorgeschiedenis van recidiverende infecties of bij onderliggende ziekten die een predispositie kunnen vormen voor infecties. Bij ouderen (> 65 j.) komen ernstige infecties vaker voor. Bij COPD zijn met abatacept ernstige bijwerkingen gezien, waaronder COPD-exacerbaties. Voorafgaand aan behandeling controleren op latente tuberculose en virale hepatitis. Bij overzetten van een TNF-α-blokker op abatacept controleren op tekenen van infecties. Bij optreden van een ernstige infectie de behandeling staken.
De afweer tegen maligniteiten kan mogelijk wordt aangetast. De mogelijke rol van abatacept op de ontwikkeling van maligniteiten is onbekend. Patiënten – in het bijzonder bij risicofactoren voor huidkanker – regelmatig controleren op aanwezigheid van niet-melanotische huidkanker.
Controleer op tekenen van progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML) zoals ontwikkeling of verergering van neurologische, cognitieve of gedragsmatige afwijkingen. Gevallen van PML zijn gemeld, meestal in combinatie met andere immunosuppressieve medicatie. Bij vermoeden van PML de behandeling onderbreken en passende diagnostiek verrichten. Als de diagnose PML wordt bevestigd de behandeling definitief staken.
Bij ernstige allergische of anafylactische reacties de behandeling permanent staken.
Bij het uitvoeren van werkzaamheden rekening houden met verminderde gezichtsscherpte en duizeligheid.
Een test voor bloedglucose die glucosedehydrogenase pyrroloquinolinequinone (GDH-PQQ) bevat, niet gebruiken.
Bij kinderen is intraveneus gebruik bij leeftijd < 6 jaar of subcutaan bij < 2 jaar af te raden vanwege het ontbreken van gegevens over de veiligheid en werkzaamheid.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met efgartigimod alfa contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Efgartigimod alfa is een humaan IgG1‑antilichaamfragment met een verhoogde affiniteit voor de neonatale Fc‑receptor (FcRn). Het bindt aan FcRn, wat leidt tot een daling van de circulerende IgG‑spiegels met inbegrip van de pathogene IgG‑autoantilichamen. IgG‑autoantilichamen zijn de onderliggende oorzaak van de pathogenese van MG. Ze verstoren de neuromusculaire transmissie door te binden aan acetylcholinereceptoren (AChR), spierspecifiek tyrosinekinase (muscle specific tyrosine kinase – MuSK) of low density-lipoproteïnereceptor-gerelateerd proteïne 4 (LRP4).
Kinetische gegevens
F | ca. 77% |
V d | 18 l. |
Metabolisering | door proteolytische enzymen tot kleine peptiden en aminozuren. |
T 1/2el | 3-5 dagen |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Abatacept is een humaan fusie-eiwit geproduceerd met recombinant-DNA-techniek. Voor activatie van T-lymfocyten zijn twee signalen van antigeenpresenterende cellen nodig: herkenning van een specifiek antigeen door een T-cel receptor en een co-stimulatiesignaal. Een belangrijke co-stimulatie is de binding van CD80- en CD86-moleculen op het oppervlak van antigeenpresenterende cellen aan de CD28-receptor op de T-lymfocyt. Abatacept remt deze co-stimulatie door selectieve binding aan CD80- en CD86. Door verminderde activatie van T-lymfocyten wordt de antigeenspecifieke immuunrespons van deze cellen geremd.
Kinetische gegevens
F | s.c. ca. 79%. |
V d | 0,11 l/kg. |
T 1/2el | ca. 14 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
efgartigimod alfa hoort bij de groep immunosuppressiva, selectieve.
- abatacept (L04AA24) Vergelijk
- anifrolumab (L04AG11) Vergelijk
- apremilast (L04AA32) Vergelijk
- avacopan (L04AJ05) Vergelijk
- baricitinib (L04AF02) Vergelijk
- belatacept (L04AA28) Vergelijk
- belimumab (L04AG04) Vergelijk
- danicopan (L04AJ09) Vergelijk
- deucravacitinib (L04AF07) Vergelijk
- eculizumab (L04AJ01) Vergelijk
- everolimus (bij transplantatie) (L04AH02) Vergelijk
- filgotinib (L04AF04) Vergelijk
- imlifidase (L04AA41) Vergelijk
- inebilizumab (L04AG10) Vergelijk
- leflunomide (L04AK01) Vergelijk
- mycofenolaatmofetil (L04AA06) Vergelijk
- mycofenolzuur (L04AA06) Vergelijk
- pegcetacoplan (L04AJ03) Vergelijk
- ravulizumab (L04AJ02) Vergelijk
- ritlecitinib (L04AF08) Vergelijk
- rozanolixizumab (L04AG16) Vergelijk
- sirolimus (L04AH01) Vergelijk
- sutimlimab (L04AJ04) Vergelijk
- thymocytenglobuline (L04AA04) Vergelijk
- tofacitinib (L04AF01) Vergelijk
- upadacitinib (L04AF03) Vergelijk
- vedolizumab (L04AG05) Vergelijk
- zilucoplan (L04AJ06) Vergelijk
Groepsinformatie
abatacept hoort bij de groep immunosuppressiva, selectieve.
- anifrolumab (L04AG11) Vergelijk
- apremilast (L04AA32) Vergelijk
- avacopan (L04AJ05) Vergelijk
- baricitinib (L04AF02) Vergelijk
- belatacept (L04AA28) Vergelijk
- belimumab (L04AG04) Vergelijk
- danicopan (L04AJ09) Vergelijk
- deucravacitinib (L04AF07) Vergelijk
- eculizumab (L04AJ01) Vergelijk
- efgartigimod alfa (L04AA58) Vergelijk
- everolimus (bij transplantatie) (L04AH02) Vergelijk
- filgotinib (L04AF04) Vergelijk
- imlifidase (L04AA41) Vergelijk
- inebilizumab (L04AG10) Vergelijk
- leflunomide (L04AK01) Vergelijk
- mycofenolaatmofetil (L04AA06) Vergelijk
- mycofenolzuur (L04AA06) Vergelijk
- pegcetacoplan (L04AJ03) Vergelijk
- ravulizumab (L04AJ02) Vergelijk
- ritlecitinib (L04AF08) Vergelijk
- rozanolixizumab (L04AG16) Vergelijk
- sirolimus (L04AH01) Vergelijk
- sutimlimab (L04AJ04) Vergelijk
- thymocytenglobuline (L04AA04) Vergelijk
- tofacitinib (L04AF01) Vergelijk
- upadacitinib (L04AF03) Vergelijk
- vedolizumab (L04AG05) Vergelijk
- zilucoplan (L04AJ06) Vergelijk