Samenstelling
Enalapril drank FNA (maleaat) Formularium der Nederlandse Apothekers
- Toedieningsvorm
- Drank
- Sterkte
- 1 mg/ml
Enalapril tablet (maleaat) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 5 mg, 10 mg, 20 mg, 40 mg
Renitec (maleaat) Organon Pharma BV
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 20 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Captopril Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 12,5 mg, 25 mg, 50 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Bij hypertensie verlagen angiotensine I converterend enzym (ACE)-remmers, angiotensine receptor-blokkers (ARB’s), calciumantagonisten (dihydropyridinen), thiazidediuretica en β-blokkers de bloeddruk effectief en verminderen het tienjaarsrisico op cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit. Comorbiditeit en specifieke patiëntkarakteristieken bepalen welke groepen en welke middelen als eerste in aanmerking komen. Als één middel onvoldoende effectief is bij de aanbevolen dosering, is het toevoegen van een middel uit een andere groep effectiever dan het ophogen van de dosering; het risico op het optreden van dosisafhankelijke bijwerkingen wordt daarmee beperkt. Een vaste combinatie in de juiste dosisverhouding heeft om reden van therapietrouw de voorkeur.
Start bij hartfalen met matige (‘midrange’) of verminderde (‘reduced’) ejectiefractie (HFmrEF of HFrEF) met een ACE-remmer en geef bij tekenen van overvulling een lisdiureticum. Voeg een selectieve β–blokker toe als de patiënt klinisch stabiel is (met name geen tekenen van overvulling). Overweeg bij persisterende klachten ondanks adequate instelling, toevoeging van een aldosteronantagonist. Een combinatie van deze middelen verlicht de klachten en kan een vroegtijdige mortaliteit en de kans op ziekenhuisopname door hartfalen verminderen. De behandeling van hartfalen met behouden ejectiefractie (HFpEF) is vooral symptomatisch; geef bij tekenen van overvulling een lisdiureticum en behandel eventuele cardiovasculaire en niet-cardiovasculaire comorbiditeit.
Behandel, indien mogelijk, de oorzaak van chronische nierschade. Start daarnaast behandeling om het grotere risico van (vnl. cardiovasculaire) morbiditeit te verminderen en progressie van nierschade te voorkomen of beperken. Behandel de complicaties van nierschade en start eventueel niervervangende therapie (dialyse).
Binnen de groep van de ACE-remmers bestaan grote prijsverschillen.
Advies
Bij hypertensie verlagen angiotensine I converterend enzym (ACE)-remmers, angiotensine receptor-blokkers (ARB’s), calciumantagonisten (dihydropyridinen), thiazidediuretica en β-blokkers de bloeddruk effectief en verminderen het tienjaarsrisico op cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit. Comorbiditeit en specifieke patiëntkarakteristieken bepalen welke groepen en welke middelen als eerste in aanmerking komen. Als één middel onvoldoende effectief is bij de aanbevolen dosering, is het toevoegen van een middel uit een andere groep effectiever dan het ophogen van de dosering; het risico op het optreden van dosisafhankelijke bijwerkingen wordt daarmee beperkt. Een vaste combinatie in de juiste dosisverhouding heeft om reden van therapietrouw de voorkeur.
Start bij hartfalen met matige (‘midrange’) of verminderde (‘reduced’) ejectiefractie (HFmrEF of HFrEF) met een ACE-remmer en geef bij tekenen van overvulling een lisdiureticum. Voeg een selectieve bètablokker toe als de patiënt klinisch stabiel is (met name geen tekenen van overvulling). Overweeg bij persisterende klachten ondanks adequate instelling, toevoeging van een aldosteronantagonist. Een combinatie van deze middelen verlicht de klachten en kan een vroegtijdige mortaliteit en de kans op ziekenhuisopname door hartfalen verminderen. De behandeling van hartfalen met behouden ejectiefractie (HFpEF) is vooral symptomatisch; geef bij tekenen van overvulling een lisdiureticum en behandel eventuele cardiovasculaire en niet-cardiovasculaire comorbiditeit.
Captopril wordt door het NHG ontraden voor de behandeling van hartfalen vanwege het beperkte gebruiksgemak door drie keer per dag te doseren.
Bij vermoeden van een acuut coronair syndroom (ACS), als pijnbestrijding in de acute fase, nitroglycerine oromucosaal geven. Geef bij aanhoudende matige tot ernstige pijn of een contra-indicatie voor nitroglycerine: morfine of fentanyl intraveneus of fentanyl intranasaal. Start trombocytenaggregatieremming bij ACS zo snel mogelijk, bij voorkeur binnen 24 uur na het ontstaan van klachten. Een STEMI wordt behandeld met reperfusie door percutane coronaire interventie (PCI) of, indien dit niet mogelijk is, door trombolyse. Bij een NSTEMI (incl. IAP) wordt eerst aanvullend onderzoek, en een risicoanalyse verricht. Na behandeling van een ACS, volgt secundaire preventie van een recidief middels medicamenteuze en niet-medicamenteuze behandeling.
Behandel, indien mogelijk, de oorzaak van chronische nierschade. Start daarnaast behandeling om het grotere risico van (vnl. cardiovasculaire) morbiditeit te verminderen en progressie van nierschade te voorkomen of beperken. Behandel de complicaties van nierschade en start eventueel niervervangende therapie (dialyse).
Binnen de groep van de ACE-remmers bestaan grote prijsverschillen.
Indicaties
- Hypertensie;
- Hartfalen;
- Ter preventie van symptomatisch hartfalen bij een asymptomatische linkerventrikeldisfunctie (ejectiefractie ≤ 35%).
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Hypertensie.
- Chronisch hartfalen met afname van de systolische ventriculaire functie in combinatie met diuretica en zo nodig digoxine en β-blokkers.
- Initiële behandeling tijdens de eerste 24 uur na een myocardinfarct bij klinisch stabiele patiënten.
- Langdurige behandeling na een myocardinfarct met een asymptomatische linkerventrikeldisfunctie (ejectiefractie ≤ 40%) bij klinisch stabiele patiënten.
- Diabetische nefropathie met macroproteïnurie bij type I diabetes.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Hypertensie
Volwassenen
Begindosering 5–20 mg 1×/dag, bij lichte hypertensie 5–10 mg 1×/dag, bij gelijktijdige behandeling met diuretica, renovasculaire hypertensie of bij ernstige vormen van volume- en natriumdepletie 5 mg 1×/dag of lager; onderhoudsdosering veelal 20 mg per dag; max. 40 mg per dag.
Verminderde nierfunctie: In het algemeen: verleng de intervallen tussen de toedieningen en/of verlaag de dosering. Richtlijn begindosering: creatinineklaring: 30–80 ml/min: 5–10 mg per dag; 10–30 ml/min: 2,5 mg per dag; ≤ 10 ml/min: 2,5 mg op dialysedagen en op andere dagen dosering afstemmen op de bloeddruk.
A terme neonaten
Volgens het Kinderformularium van het NKFK zijn de doseergegevens: 0,01–0,1 mg/kg lichaamsgewicht/dag in 2 doses, starten met de laagste dosis en voorzichtig toepassen vanwege meer kans op hypotensie. Zie voor eventuele dosisaanpassing bij kinderen met een verminderde nierfunctie Kinderformularium.nl/enalapril.
Leeftijd > 1 maand, lichaamsgewicht < 20 kg
Volgens het Kinderformularium van het NKFK: 0,1 mg/kg lichaamsgewicht/dag in 2 doses, maximaal 1 mg/kg/dag. Zie voor dosisaanpassing bij kinderen met een verminderde nierfunctie Kinderformularium.nl/enalapril.
Lichaamsgewicht 20–50 kg
Volgens de fabrikant: begindosering 2,5 mg/dag in 1 dosis, maximaal 20 mg/dag. Volgens het Kinderformularium van het NKFK: begindosering 0,1 mg/kg lichaamsgewicht/dag in 2 doses, onderhoudsdosering 0,1–0,5 mg/kg/dag in 2 doses, maximaal 20 mg/dag. Zie voor dosisaanpassing bij kinderen met een verminderde nierfunctie Kinderformularium.nl/enalapril.
Lichaamsgewicht ≥ 50 kg
Volgens de fabrikant: begindosering 5 mg/dag in 1 dosis, maximaal 40 mg/dag. Volgens het Kinderformularium van het NKFK: begindosering 0,1 mg/kg lichaamsgewicht/dag in 2 doses, onderhoudsdosering 0,1–0,5 mg/kg/dag in 2 doses, maximaal 40 mg/dag. Zie voor dosisaanpassing bij kinderen met een verminderde nierfunctie Kinderformularium.nl/enalapril.
Bij hartfalen of asymptomatische linkerventrikeldisfunctie
Volwassenen
Begindosering 2,5 mg per dag gedurende 3 dagen; hierna 5 mg per dag in 2 doses gedurende 4 dagen; 10 mg per dag in 1–2 doses gedurende de tweede week; 20 mg per dag in 1–2 doses gedurende de derde en vierde week.
Onderhoudsdosering: gebruikelijk is 20 mg per dag in 1–2 doses; max. 40 mg per dag in 2 doses.
Aterme neonaten
Volgens het Kinderformularium van het NKFK zijn de doseergegevens bij hartfalen: 0,01–0,1 mg/kg lichaamsgewicht/dag in 2 doses, starten met de laagste dosis en voorzichtig toepassen vanwege meer kans op hypotensie. Zie voor eventuele dosisaanpassing bij kinderen met een verminderde nierfunctie Kinderformularium.nl/enalapril.
Leeftijd > 1 maand, lichaamsgewicht < 20 kg
Volgens het Kinderformularium van het NKFK bij hartfalen: lichaamsgewicht < 20 kg: begindosering 0,1 mg/kg lichaamsgewicht/dag in 2 doses, maximaal 1 mg/kg/dag. Zie voor dosisaanpassing bij kinderen met een verminderde nierfunctie Kinderformularium.nl/enalapril.
Lichaamsgewicht 20–50 kg
Volgens het Kinderformularium van het NKFK bij hartfalen: begindosering 0,1 mg/kg lichaamsgewicht/dag in 2 doses, onderhoudsdosering 0,1–0,5 mg/kg/dag in 2 doses, maximaal 20 mg/dag. Zie voor dosisaanpassing bij kinderen met een verminderde nierfunctie Kinderformularium.nl/enalapril.
Lichaamsgewicht ≥ 50 kg
Volgens het Kinderformularium van het NKFK bij hartfalen: begindosering 0,1 mg/kg lichaamsgewicht/dag in 2 doses, onderhoudsdosering 0,1–0,5 mg/kg/dag in 2 doses, maximaal 40 mg/dag. Zie voor dosisaanpassing bij kinderen met een verminderde nierfunctie Kinderformularium.nl/enalapril.
Doseringen
Niet alle generieke varianten hebben een breukgleuf ter verdeling van de tablet in gelijke helften.
Hypertensie:
Volwassenen:
Begindosering 25–50 mg per dag in 2 doses; indien nodig stapsgewijs na telkens minimaal 2 weken verhogen tot 100–150 mg per dag in 2 doses, max. 150 mg per dag.
Bij een sterk geactiveerd RAAS (hypovolemie, renovasculaire hypertensie), ouderen: begindosering 6,25–12,5 mg 1–2× per dag; klinisch instellen. Indien noodzakelijk stapsgewijs na telkens minimaal 2 weken verhogen, max. 100 mg/dag in 1–2 doses.
Hartfalen:
Volwassenen:
(Gewoonlijk in combinatie met diuretica) begindosering 6,25–12,5 mg 2–3×/dag; met dosisverhogingen ten minste 2 weken wachten om resultaat te kunnen beoordelen. Onderhoudsdosis 75–150 mg/dag; max. 150 mg per dag in meerdere doses. Bij ernstig hartfalen klinisch instellen.
Na een myocardinfarct:
Volwassenen:
Initiële behandeling (zo snel mogelijk toedienen als patiënt hemodynamisch stabiel is): 6,25 mg, vervolgens na 2 uur 12,5 mg en na 12 uur 25 mg toedienen. Vanaf de volgende dag: 100 mg/dag in 2 doses gedurende 4 weken, zolang geen hemodynamische bijwerkingen optreden.
Chronische behandeling na een myocardinfarct: 6,25 mg eenmalig binnen 3–16 dagen na een myocardinfarct (indien captopril niet binnen 24 uur is gestart), gevolgd door 12,5 mg 3×/dag gedurende 2 dagen. Onderhoudsdosering 25 mg 3×/dag, max. 150 mg/dag, zolang geen hemodynamische bijwerkingen optreden.
Diabetische nefropathie:
Volwassenen:
75–100 mg per dag in meerdere giften.
Bij gestoorde nierfunctie: volwassenen: creatinineklaring >40 ml/min: begindosering 25–50 mg/dag, max. 150 mg/dag. Creatinineklaring 21–40 ml/min: begindosering 25 mg/dag, dagelijks max. 100 mg. Creatinineklaring 10–20 ml/min: begindosering 12,5 mg/dag, dagelijks max. 75 mg. Creatinineklaring < 10 ml/min: begindosering 6,25 mg/dag, dagelijks max. 37,5 mg.
Bij kinderen < 18 jaar: aanvankelijk ca. 0,3 mg/kg lichaamsgewicht per dag in 3 doses, zo nodig geleidelijk verhogen; kinderen met nierfunctiestoornissen, kleuters, neonaten en prematuren aanvankelijk 0,15 mg/kg lichaamsgewicht per dag in 3 doses. In de praktijk wordt aan neonaten < 1 maand vaak een lagere dosering gegeven.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): duizeligheid, wazig zien, asthenie. Hoest. Misselijkheid.
Vaak (1-10%): (orthostatische) hypotensie, syncope, angina pectoris, pijn op de borst, aritmie, tachycardie. Dyspneu. Diarree, buikpijn, smaakstoornis. Overgevoeligheidsreacties waaronder huiduitslag, jeuk en angio-oedeem van het gelaat, extremiteiten, de lippen, de slijmvliezen, de tong, de glottis en de larynx. Hoofdpijn, vermoeidheid, depressie. Hyperkaliëmie, toename van serumcreatinine.
Soms (0,1-1%): hartkloppingen, myocardinfarct of cerebrovasculair accident, mogelijk als gevolg van extreme hypotensie bij risicopatiënten. Slaperigheid, slapeloosheid, nervositeit, paresthesie, vertigo, verwardheid. Rinorroe, keelpijn en heesheid, bronchospasme, astma. Droge mond, anorexie, dyspepsie, braken, ulcus ventriculi, obstipatie, ileus, pancreatitis. Achteruitgang van de nierfunctie, nierfalen, proteïnurie. Spierkramp. Tinnitus. Koorts, malaise, blozen. Alopecia, hyperhidrose, urticaria. Erectiestoornis. Anemie, hypoglykemie, hyponatriëmie, verhoging van ureumwaarde in het bloed.
Zelden (0,01-0,1%): neutropenie, trombocytopenie, agranulocytose, beenmergdepressie, pancytopenie, lymfadenopathie, auto-immuunziekten, verlaging hemoglobine, verlaging hematocriet. Leverfalen, hepatocellulaire of cholestatische hepatitis inclusief necrose, cholestase (inclusief geelzucht), stijging van leverenzymwaarden en serumbilirubine. Erythema multiforme, Stevens-Johnsonsyndroom, exfoliatieve dermatitis, toxische epidermale necrolyse, pemfigus, erytrodermie. Allergische alveolitis, eosinofiele pneumonie, longinfiltraten, rinitis. Oligurie. Stomatitis of aften, glossitis. Droomstoornis, slaapstoornis. Fenomeen van Raynaud. Gynaecomastie.
Zeer zelden (< 0,01%): intestinaal angio-oedeem.
Verder zijn gemeld: een symptomencomplex dat enkele of alle van de volgende verschijnselen kan omvatten: koorts, serositis, vasculitis, myalgie/myositis, artralgie/artritis, een positieve ANA, een verhoogde bezinkingssnelheid, eosinofilie en leukocytose. Uitslag, fotosensibilisatie en andere dermatologische verschijnselen kunnen hierbij optreden. Syndroom van inadequate secretie van antidiuretisch hormoon (SIADH).
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): droge prikkelhoest (niet-productief), dyspneu. Misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, buikpijn, droge mond, smaakverlies, gewichtsafname. Duizeligheid, slaapstoornissen. Overgevoeligheidsreacties waaronder huiduitslag (soms met koorts, artralgie, eosinofilie), jeuk. Alopecia.
Soms (0,1-1%): tachycardie, tachyaritmie, angina pectoris, pijn op de borst, palpitaties. Hypotensie, fenomeen van Raynaud, voorbijgaande roodheid van het gezicht en hals, bleekheid, vermoeidheid, malaise. Angio-oedeem.
Zelden (0,01-0,1%): anorexie. Slaperigheid, hoofdpijn, paresthesie. Stomatitis, afteuze ulcera, intestinaal angio-oedeem. Nierfunctiestoornissen waaronder nierinsufficiëntie, polyurie, proteïnurie, oligurie, verhoogde mictiefrequentie.
Zeer zelden (< 0,01%): verwarring, depressie. Anafylactoïde reacties. Cerebrovasculair accident (beroerte), syncope, hartstilstand, cardiogene shock. Onscherp zien. Bronchospasme, rinitis, allergische alveolitis of eosinofiele pneumonie. Glossitis, maagzweer, pancreatitis. Leverinsufficiëntie, cholestase, hepatitis (incl. necrose). Nefrotisch syndroom. Urticaria, Stevens-Johnsonsyndroom, erythema multiforme, fotosensibilisatie, erytrodermie, pemfigoïde reacties, exfoliatieve dermatitis. Myalgie, artralgie. Impotentie, gynaecomastie. Koorts. Verlaagd serumnatrium, hyperkaliëmie, hypoglykemie, verhoogde concentratie in het bloed van ureum, creatinine, bilirubine, stijging van leverenzymwaarden. Verlaagd hemoglobine of hematocriet, verhoogde bezinkingssnelheid van erytrocyten (BSE). Neutropenie, agranulocytose, pancytopenie (vooral bij nierinsufficiëntie), aplastische/hemolytische anemie, trombocytopenie, lymfadenopathie, eosinofilie, auto-immuunziekten en/of aanwezigheid van antinucleaire antistoffen.
Interacties
Gelijktijdige behandeling met sacubitril is gecontra-indiceerd vanwege meer kans op angio-oedeem bij gelijktijdige remming van neprilysine en ACE; sacubitril/valsartan minimaal 36 uur ná inname van de laatste dosis van een ACE-remmer starten. Dit geldt ook andersom; na staken van de behandeling met sacubitril/valsartan, niet eerder dan 36 uur na de laatste dosering starten met een ACE-remmer.
Gelijktijdige behandeling met een ACE-remmer en een ARB vermeerdert de kans op hypotensie, syncope, hyperkaliëmie en achteruitgang van de nierfunctie; een dubbele blokkade alleen toepassen onder supervisie van een gespecialiseerd arts bij afzonderlijk gedefinieerde patiënten (zonder diabetische nefropathie) bij wie de nierfunctie, bloeddruk en het elektrolytengehalte regelmatig worden gecontroleerd. Bij diabetespatiënten of een verminderde nierfunctie (GFR < 60 ml/min/1,73 m²) is het gebruik van enalapril in combinatie met aliskiren gecontra-indiceerd. Bij andere patiënten wordt de combinatie ontraden; indien de combinatie toch toegepast dient te worden, is periodieke bepaling van de nierfunctie, bloeddruk en serumelektrolyten aanbevolen.
Bij toevoeging aan (voorafgaande) therapie met een diureticum kan een versterkte hypotensieve reactie optreden.
Combinatie van een ACE-remmer met bepaalde anesthetica, TCA's, antipsychotica of alcohol kan een verdere verlaging van de bloeddruk veroorzaken.
Kaliumzouten, kaliumsparende diuretica, heparine en andere plasmakalium-verhogende geneesmiddelen (bv. trimethoprim, tacrolimus, ciclosporine) kunnen tot hyperkaliëmie leiden.
In combinatie met NSAID's (incl. COX-2-remmers) kan de werking van ACE-remmers verminderen; vooral bij een gestoorde nierfunctie of bij volumedepletie kan door deze combinatie de nierfunctie (verder) achteruit gaan en is er risico van hyperkaliëmie. Patiënten dienen voldoende gehydrateerd te zijn en controle van de nierfunctie bij het begin van gebruik van de combinatie en daarna periodiek overwegen.
ACE-remmers kunnen de uitscheiding van lithium verminderen; indien combinatie noodzakelijk is, de lithiumspiegel zorgvuldig controleren.
Combinatie van ACE-remmers met insuline en/of orale bloedglucoseverlagende middelen kan leiden tot een toegenomen bloedglucoseverlaging met risico van hypoglykemie, met name gedurende de eerste weken en bij gestoorde nierfunctie.
In combinatie met allopurinol zijn ernstige overgevoeligheidsreacties gemeld zoals Stevens-Johnsonsyndroom, anafylaxie, koorts en artralgie; echter een oorzakelijk verband is niet aangetoond.
Er is meer kans op hematologische reacties bij combinatie met geneesmiddelen die een negatieve invloed hebben op het bloedbeeld (bv. allopurinol, immunosuppressiva waaronder corticosteroïden, cytostatica).
Bij combinatie met vildagliptine of een mTOR-remmer (everolimus, (tem)sirolimus) en een ACE-remmer is er meer kans op angio-oedeem.
Sorbitol, in de drank, kan de biologische beschikbaarheid van andere oraal toegediende geneesmiddelen beïnvloeden.
Interacties
Gelijktijdige behandeling met sacubitril is gecontra-indiceerd vanwege meer kans op angio-oedeem bij gelijktijdige remming van neprilysine en ACE; sacubitril/valsartan minimaal 36 uur ná inname van de laatste dosis van een ACE-remmer starten. Dit geldt ook andersom; na staken van de behandeling met sacubitril/valsartan, niet eerder dan 36 uur na de laatste dosering starten met een ACE-remmer.
Gelijktijdige behandeling met een ACE-remmer en een ARB vermeerdert de kans op hypotensie, syncope, achteruitgang van de nierfunctie en hyperkaliëmie; een dubbele blokkade alleen toepassen onder supervisie van een gespecialiseerd arts bij afzonderlijk gedefinieerde patiënten (zonder diabetische nefropathie) bij wie de bloeddruk, nierfunctie en het elektrolytengehalte regelmatig worden gecontroleerd. Bij diabetespatiënten of een verminderde nierfunctie (GFR < 60 ml/min/1,73 m²) is het gebruik van captopril in combinatie met aliskiren gecontra-indiceerd. Bij andere patiënten wordt de combinatie ontraden; indien de combinatie toch toegepast dient te worden, is periodieke bepaling van de bloeddruk, nierfunctie en serumelektrolyten aanbevolen.
Bij toevoeging aan (voorafgaande) therapie met een diureticum kan een versterkte hypotensieve reactie optreden. Combinatie met vasodilaterende stoffen voorzichtig toepassen; bij hartfalen zo mogelijk vasodilatator (tijdelijk) stoppen bij start van captopril. Combinatie met α-blokkers of tricyclische antidepressiva vergroot de kans op (orthostatische) hypotensie. Sympathicomimetica kunnen het bloeddrukverlagend effect verminderen.
Kaliumzouten, kaliumsparende diuretica, heparine en andere plasmakalium-verhogende geneesmiddelen (bv. cotrimoxazol, tacrolimus, ciclosporine) versterken het effect op het serumkaliumgehalte en kunnen tot hyperkaliëmie leiden.
In combinatie met een NSAID kan de werking van ACE-remmers verminderen; vooral bij een gestoorde nierfunctie of bij volumedepletie kan door deze combinatie de nierfunctie (verder) achteruit gaan en is er meer kans op hyperkaliëmie.
Combinatie van een ACE-remmer en een thiazide-diureticum sluit het optreden van hypokaliëmie niet uit.
Combinatie van ACE-remmers met insuline en/of orale bloedglucoseverlagende middelen kan leiden tot een toegenomen bloedglucoseverlaging met risico van hypoglykemie (m.n. gedurende de eerste weken en bij gestoorde nierfunctie).
ACE-remmers kunnen de uitscheiding van lithium verminderen; indien de combinatie strikt noodzakelijk is de lithiumspiegel zorgvuldig controleren.
Er is meer kans op hematologische reacties (bv. neutropenie) bij combinatie met geneesmiddelen die een negatieve invloed hebben op het bloedbeeld (bv. allopurinol, cytostatica, immunosuppressiva waaronder corticosteroïden).
Bij combinatie van vildagliptine of een mTOR-remmer (everolimus, (tem)sirolimus) en een ACE-remmer is er meer kans op angio-oedeem.
In combinatie met allopurinol zijn ernstige overgevoeligheidsreacties gemeld, zoals Stevens-Johnsonsyndroom, anafylaxie, koorts en artralgie; echter een oorzakelijk verband is niet aangetoond.
Zwangerschap
Enalapril passeert de placenta.
Teratogenese: Er is geen eenduidigheid over het risico op aangeboren afwijkingen na blootstelling aan ACE-remmers in het 1e trimester, echter gebruik van ACE-remmers tijdens het 2e en 3e trimester is schadelijk, zich uitend in neonatale longhypoplasie, intra-uteriene groeivertraging, nierschade en afwijkingen aan schedel, aangezicht en ledematen. De kans op overlijden van de baby tijdens de zwangerschap of na de geboorte is verhoogd.
Farmacologisch effect: Gebruik van ACE-remmers tijdens het 2e en 3e trimester kan leiden tot foetale en/of neonatale toxiciteit zoals gestoorde nierfunctie, nierfalen, oligohydramnion, hypotensie en hyperkaliëmie. Oligohydramnion kan leiden tot longhypoplasie en dysmorfologie (schedel- en craniofaciale afwijkingen, ledemaatsafwijkingen).
Advies: Ontraden tijdens het 1e trimester, gecontra-indiceerd tijdens het 2e en 3e trimester.
Overige: Bij kinderwens en zwangerschap instellen op een alternatieve therapie; aangeraden wordt de patiënte bij het begin van de behandeling al hierop te wijzen. Als blootstelling vanaf het 2e trimester heeft plaatsgevonden, een echoscopie verrichten van de nieren en schedel van de foetus. Pasgeborenen nauwkeurig controleren op hypotensie.
Zwangerschap
Teratogenese: Er is geen eenduidigheid over het risico op aangeboren afwijkingen na blootstelling aan ACE-remmers in het 1e trimester, echter gebruik van ACE-remmers tijdens het 2e en 3e trimester is schadelijk, zich uitend in neonatale longhypoplasie, intra-uteriene groeivertraging, nierschade en afwijkingen aan schedel, aangezicht en ledematen. De kans op overlijden van de baby tijdens de zwangerschap of na de geboorte is verhoogd.
Farmacologisch effect: Gebruik van ACE-remmers tijdens het 2e en 3e trimester kan leiden tot foetale en/of neonatale toxiciteit zoals hypotensie, gestoorde nierfunctie, nierfalen, oligohydramnion en hyperkaliëmie.
Advies: Ontraden tijdens het 1e trimester, gecontra-indiceerd tijdens het 2e en 3e trimester.
Overige: Bij kinderwens en zwangerschap instellen op een alternatieve therapie; aangeraden wordt de patiënte bij het begin van de behandeling al hierop te wijzen. Als blootstelling vanaf het 2e trimester heeft plaatsgevonden, een echo verrichten van de nieren en schedel van de foetus. Pasgeborenen nauwkeurig controleren op hypotensie.
Lactatie
Overgang in moedermelk: Ja, in zeer geringe mate.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in zeer kleine hoeveelheden.
Farmacologisch effect: Er is mogelijk meer kans op cardiovasculaire en renale effecten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden met name bij vroeggeborenen en in de eerste weken na de geboorte. Bij wat oudere baby's kan gebruik tijdens borstvoeding overwogen worden; de baby controleren op mogelijke bijwerkingen.
Contra-indicaties
- angio-oedeem in de voorgeschiedenis, al dan niet in verband met een ACE-remmer;
- overgevoeligheid voor ACE-remmers.
Zie voor meer contra-indicaties de rubrieken Zwangerschap en Interacties.
Contra-indicaties
- angio-oedeem in de voorgeschiedenis (al dan niet in verband met een ACE-remmer);
- overgevoeligheid voor ACE-remmers.
Zie voor meer contra-indicaties de rubrieken Zwangerschap en Interacties.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vanwege het risico van een ernstige hypotensieve reactie is klinische instelling op ACE-remmers aangewezen bij ernstig hartfalen, ernstige volume- en/of natriumdepletie, ernstige renine-afhankelijke hypertensie, dialyse en indien een aanzienlijke bloeddrukdaling riskant is zoals bij ischemische hartziekten en cerebrovasculaire aandoeningen. Wees voorzichtig bij aorta/mitralisstenose en hypertrofische cardiomyopathie. Om het risico van een ernstige hypotensieve reactie te minimaliseren een bestaande diuretische therapie bij voorkeur 2–3 dagen vóór instelling op een ACE-remmer staken.
Er is meer kans op hyperkaliëmie bij een leeftijd > 70 jaar, diabetes mellitus, een gestoorde nierfunctie of plotseling verminderende nierfunctie, dehydratie, metabole acidose, acuut hartfalen en cel-afbraak (ischemie, trauma, rabdomyolyse).
Bij gestoorde nierfunctie deze controleren en de dosering verlagen en/of de toedieningsfrequentie verminderen. Met name bij ernstig hartfalen, renovasculaire hypertensie, gestoorde nierfunctie en in het bijzonder bij bilaterale stenose van de arteriae renales of bij unilaterale stenose bij slechts één functionerende nier, zoals na een niertransplantatie, rekening houden met (acute) achteruitgang van de nierfunctie en klinisch instellen op ACE-remmers.
Vanwege de kans op neutropenie de patiënt aanraden om gedurende de eerste drie maanden van de behandeling bij tekenen van infecties (keelpijn, koorts of algehele malaise) onmiddellijk de arts te waarschuwen. Wees extra voorzichtig bij collageen-vaatziekten of behandeling met immunosuppressiva of allopurinol met name als deze gepaard gaan met een verminderde nierfunctie; bij deze patiënten het bloedbeeld (m.n. het aantal leukocyten) controleren vanwege meer kans op neutropenie. Sommige van deze patiënten ontwikkelen ernstige infecties die niet op intensieve antibiotische behandeling reageerden. Bij optreden hiervan de toediening staken.
Bij dialyse met 'high flux'-membranen en bij LDL-aferese via dextransulfaatabsorptie gelijktijdig gebruik van ACE-remmers vermijden vanwege de kans op anafylactoïde reacties; dit werd vermeden door de ACE-remmer tijdelijk te staken vóór iedere aferese.
Ook bij desensibilisatie voor dierlijke gifstoffen zijn levensbedreigende anafylactoïde reacties beschreven en is voorzichtigheid met ACE-remmers geboden; dit werd eveneens vermeden door het tijdelijk staken van de ACE-remmer.
Bij optreden van angio-oedeem de toediening onmiddellijk staken; indien de zwelling de tong, glottis of larynx betreft en er kans is op luchtwegobstructie, tevens zo snel mogelijk adrenaline 0,3–0,5 mg i.m. toedienen. Ook bij alleen een zwelling van de tong (zonder ademnood) de patiënt langdurig (ten minste 12–24 uur) observeren omdat de behandeling met antihistaminica en corticosteroïden mogelijk niet afdoende is. Ook intestinaal angio-oedeem is gemeld bij gebruik van ACE-remmers.
Bij ontwikkeling van icterus of significante stijging van leverenzymwaarden, de behandeling staken.
Onderzoeksgegevens: Er is geen ervaring met de toepassing na een recente niertransplantatie. Er is volgens de fabrikant beperkte ervaring betreffende werkzaamheid en veiligheid bij kinderen > 6 jaar met hypertensie. Er zijn beperkte farmacokinetische gegevens beschikbaar bij kinderen (> 2 mnd.); de fabrikant ontraadt gebruik bij kinderen bij een indicatie anders dan hypertensie. Gebruik bij kinderen met een GFR < 30 ml/min/1,73m² wordt ontraden vanwege onvoldoende gegevens.
ACE-remmers en ARB's zijn minder effectief tegen hypertensie bij mensen met een donkere huidskleur dan bij een lichte huidskleur.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vanwege het risico van een ernstige hypotensieve reactie is klinische instelling op ACE-remmers aangewezen bij ernstig hartfalen, ernstige volume- en/of natriumdepletie, ernstige renine-afhankelijke hypertensie, dialyse en indien een aanzienlijke bloeddrukdaling riskant is zoals bij ischemische hartziekten, cardiovasculaire en cerebrovasculaire aandoeningen. Voorzichtig toepassen bij aortastenose en hypertrofische cardiomyopathie. Om het risico van een ernstige hypotensieve reactie te minimaliseren een bestaande diuretische therapie bij voorkeur 2–3 dagen vóór instelling op een ACE-remmer staken.
Hypotensie die tijdens anesthesie/operatie optreedt als gevolg van geblokkeerde angiotensine II-vorming kan worden gecorrigeerd door volumevergroting.
Er is meer kans op hyperkaliëmie bij een leeftijd > 70 jaar, diabetes mellitus, een gestoorde nierfunctie of plotseling achteruitgaande nierfunctie, dehydratie, metabole acidose, acuut hartfalen en verhoogde celafbraak (ischemie, trauma, rabdomyolyse).
Nierfunctie: Met name bij ernstig hartfalen, renovasculaire hypertensie, gestoorde nierfunctie en in het bijzonder bij bilaterale stenose van de a. renalis of bij unilaterale stenose bij slechts één functionerende nier, zoals na een niertransplantatie, rekening houden met (acute) achteruitgang van de nierfunctie en klinisch instellen op ACE-remmers. Bij reeds verminderde nierfunctie vóór en regelmatig tijdens de therapie het eiwitgehalte in de urine, kalium en creatininegehalte bepalen.
Er zijn anafylactische reacties beschreven bij de desensibilisatiebehandeling met dierlijke gifstoffen; wees voorzichtig met ACE-remmers. Er is meer kans op anafylactische reacties na een beet of steek van o.a. mieren, bijen en wespen. Bij dialyse met 'high flux'-membranen en bij LDL-aferese via dextransulfaatabsorptie gelijktijdig gebruik van ACE-remmers vermijden vanwege de kans op anafylactoïde reacties.
Bij optreden van angio-oedeem de toediening onmiddellijk staken; indien de zwelling de tong, glottis of larynx betreft en er kans is op luchtwegobstructie, tevens zo snel mogelijk adrenaline 0,3–0,5 mg i.m. toedienen. Ook bij alleen een zwelling van de tong (zonder ademnood) de patiënt langdurig (ten minste 12–24 uur) observeren omdat de behandeling met antihistaminica en corticosteroïden mogelijk niet afdoende is. Ook intestinaal angio-oedeem is gemeld bij gebruik van ACE-remmers.
Leverfalen: Bij ontwikkeling van icterus of significante stijging van leverenzymwaarden, de behandeling staken.
Vanwege de kans op neutropenie de patiënt aanraden om gedurende de eerste drie maanden van de behandeling bij tekenen van infecties (keelpijn, koorts of algehele malaise) onmiddellijk de arts te waarschuwen. Wees extra voorzichtig bij collageen-vaatziekten of behandeling met immunosuppressiva of allopurinol met name als deze gepaard gaan met een verminderde nierfunctie; bij deze patiënten het bloedbeeld (m.n. het aantal leukocyten) controleren vanwege meer kans op neutropenie. Sommige van deze patiënten ontwikkelen ernstige infecties die niet op intensieve antibiotische behandeling reageerden. Bij optreden hiervan de toediening staken.
Onderzoeksgegevens: Niet toepassen bij kinderen omdat veiligheid en effectiviteit bij dezen niet zijn onderzocht.
Captopril kan een fout-positieve reactie op aceton in de urine geven.
ACE-remmers en ARB's zijn minder effectief tegen hypertensie bij mensen met een donkere huidskleur dan bij een lichte huidskleur.
Overdosering
Symptomen
o.a. hypotensie, stupor, circulatoire shock, elektrolytenstoornis, nierinsufficiëntie, tachycardie, bradycardie, palpitaties, duizeligheid, hyperventilatie, angst, hoest.
Zie voor meer symptomen en behandeling vergiftigingen.info.
Overdosering
Zie voor symptomen en behandeling vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Enalaprilaat remt het 'angiotensine converting enzyme', dat angiotensine I in angiotensine II omzet. De plasmarenine-activiteit neemt toe en de aldosteronsecretie neemt af. Door perifere vaatverwijding neemt de voor- en nabelasting van het hart af en daalt de bloeddruk.
Werking: bloeddrukverlaging na 1 uur en max. na 4–6 uur. Werkingsduur: bloeddrukverlaging ten minste 24 uur.
Kinetische gegevens
Overig | Enalapril: |
Resorptie | oraal snel (ca. 60 %). Wordt na absorptie grotendeels en snel gemetaboliseerd in de lever tot actief enalaprilaat. |
Overig | Enalaprilaat: |
Resorptie | 3–12%. |
T max | ca. 4 uur. |
Overig | 'Steady-state' plasmaspiegel: na 4 dagen. |
Eliminatie | vnl. via de nieren (20% als enalapril, 40% als enalaprilaat). Enalaprilaat kan door hemodialyse uit het bloed worden verwijderd. |
T 1/2el | ca. 11 uur, bij nierfunctiestoornis verlengd. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Remt het 'angiotensine converting enzyme' (ACE), dat angiotensine I omzet in angiotensine II. De plasmarenine-activiteit neemt toe, de aldosteronsecretie en de vasopressoractiviteit nemen af. Heeft tevens een remmend effect op de inactivering van bradykinine. Door perifere vaatverwijding neemt de voor- en nabelasting van het hart af en daalt de bloeddruk, zonder belangrijke toename van het hartminuutvolume en reflextachycardie. Bij diabetes mellitus met proteïnurie met/zonder hypertensie vermindert de toename van de albuminesecretie en de afname in glomerulaire filtratiesnelheid. Werking: maximale bloeddrukdaling na 60–90 min, vaak is er pas na 3–4 weken sprake van een optimale bloeddrukverlaging. Werkingsduur: 6–12 uur, afhankelijk van de dosis.
Kinetische gegevens
Resorptie | snel, ca. 75%, 30–40% lager bij inname met voedsel. |
T max | 60–90 min. |
V d | 0,7 l/kg |
Eliminatie | gedurende 24 uur: > 95 % van de geabsorbeerde dosis met de urine, 40–50% ongewijzigd, de rest als onwerkzame metabolieten. Captopril wordt door hemodialyse geëlimineerd. |
T 1/2el | ca. 2 uur (ongewijzigd captopril). |
Overig | verminderde nierfunctie kan tot cumulatie leiden. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
enalapril hoort bij de groep ACE-remmers.
Groepsinformatie
captopril hoort bij de groep ACE-remmers.
Kosten
Kosten laden…Kosten
Kosten laden…Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- Lange termijn, secundaire preventie na een ACS
- chronische nierschade
- hartfalen, chronisch
- hypertensie, essentiële of primaire
Externe links
Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- Lange termijn, secundaire preventie na een ACS
- chronische nierschade
- hartfalen, chronisch
- hypertensie, essentiële of primaire