Farmacotherapeutisch Kompas

U bevindt zich hier:

Farmacotherapeutisch Kompas Geneesmiddelen
Wis invoer

Uitbreiden…

Open/sluiten

Welke geneesmiddelen wilt u aan de vergelijking toevoegen?

eribuline

oncolytica, overige L01XX41

Sluiten

talazoparib

oncolytica, overige L01XK04

Sluiten

Samenstelling

Alleen de belangrijkste hulpstoffen worden genoemd. Raadpleeg altijd de productinformatie van CBG/EMA voor een compleet overzicht van hulpstoffen.

Halaven (als mesilaat) XGVS Eisai

Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
0,44 mg/ml
Verpakkingsvorm
2 ml, 3 ml

Bevat tevens: ethanol

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Samenstelling

Alleen de belangrijkste hulpstoffen worden genoemd.

Talzenna (als tosylaat) XGVS Aanvullende monitoring Pfizer bv

Toedieningsvorm
capsule, hard
Sterkte
0,25 mg, 1 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

Voor de behandeling van mammacarcinoom staat op oncoline.nl de geldende behandelrichtlijn met de plaats van eribuline daarbij.

Voor de behandeling van liposarcoom staat op oncoline.nl de geldende behandelrichtlijn.

Advies

Zie voor het advies van talazoparib bij een lokaal gevorderd of gemetastaseerd HER2-negatief mammacarcinoom met een BRCA-kiembaanmutatie de commissie BOM (2019).

Zie voor de behandeling van mammacarcinoom de geldende behandelrichtlijn op oncoline.nl.

Indicaties

  • Lokaal gevorderd of gemetastaseerd mammacarcinoom bij volwassenen, van wie de ziekte progressief is na ten minste één chemotherapeutische behandeling voor de ziekte in een gevorderd stadium. Eerdere behandeling dient een antracyclinederivaat én een taxaan te hebben omvat (in de adjuvante óf in de gemetastaseerde setting), tenzij de patiënt niet in aanmerking kwam voor deze behandelingen.

  • Niet-reseceerbaar liposarcoom bij volwassenen, die een eerdere behandeling met antracycline hebben ontvangen voor gevorderde of gemetastaseerde ziekte (tenzij ze daarvoor niet geschikt waren).

Indicaties

  • HER2-negatief lokaal gevorderd of gemetastaseerd mammacarcinoom bij volwassenen met BRCAI/2-kiembaanmutaties die indien mogelijk eerder zijn behandeld met een antracycline en/of een taxaan in de (neo)adjuvante of gemetastaseerde setting. Bij hormoonreceptor (HR)-positief mammacarcinoom moet eerst progressie vertoond zijn tijdens of na eerdere endocriene therapie, tenzij deze therapie niet in aanmerking kwam.

Dosering

Overweeg anti-emetische profylaxe inclusief corticosteroïden.

Let op: de dosering is gebaseerd op de werkzame stof (eribuline) en niet op de zoutvorm (eribuline-mesilaat) zoals in sommige andere publicaties.

Overweeg anti-emetische profylaxe.

Klap alles open Klap alles dicht

Lokaal gevorderd of gemetastaseerd mammacarcinoom, niet-reseceerbaar liposarcoom:

Volwassenen (incl. ouderen):

1,23 mg/m² lichaamsoppervlak via een i.v. injectie in 2–5 min, op dag 1 en 8 van elke cyclus van 3 weken.

Verminderde leverfunctie als gevolg van levermetastasen: bij lichte leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 5–6): 0,97 mg/m² lichaamsoppervlak; bij matige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 7–9): 0,62 mg/m² lichaamsoppervlak; op dag 1 en 8 bij een cyclusduur van 3 weken. Gebruik bij een ernstige leverfunctiestoornis is niet onderzocht; een sterkere dosisverlaging zal nodig zijn. Ook het gebruik bij leverfunctiestoornissen als gevolg van levercirrose is niet onderzocht; de fabrikant geeft echter wel aan dat de genoemde doseringen (onder zorgvuldige controle) gebruikt kunnen worden, maar dat mogelijk de dosis verder aangepast moet worden.

Verminderde nierfunctie: bij matige of ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 50 ml/min) kan de blootstelling aan eribuline ca. 1,5 × verhoogd zijn. Er is echter een hoge variabiliteit tussen patiënten. Een dosisverlaging kan nodig zijn. Wees voorzichtig en controleer de patiënt nauwlettend.

Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (hematologische bijwerkingen (aantal neutrofielen, trombocyten), en niet-hematologische bijwerkingen) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabel). De dosis niet opnieuw verhogen als de dosis eribuline in verband met toxiciteit is verlaagd.

Toedieningsinformatie: eribuline toedienen via een i.v.-injectie gedurende 2–5 min. Eventueel de oplossing verdunnen met max. 100 ml fysiologische zoutoplossing (géén glucose-oplossing gebruiken), en via een goede perifere veneuze toegang of een open centrale lijn infunderen.

Dosering

Vóór aanvang van de behandeling de BRCA-kiembaanmutatie vaststellen op basis van een gevalideerde analysemethode.

Klap alles open Klap alles dicht

HER2-negatief lokaal gevorderd of gemetastaseerd mammacarcinoom:

Volwassenen (incl. ouderen ≥ 65 jaar)

1 mg 1×/dag. De behandeling voortzetten tot aan ziekteprogressie of onacceptabele toxiciteit.

Verminderde nierfunctie: bij een licht verminderde nierfunctie (creatinineklaring 60-90 ml/min) is geen dosisaanpassing nodig. Bij een matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring 30-60 ml/min) is de startdosering 0,75 mg 1×/dag. Bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring 15-30 ml/min) is de startdosering 0,5 mg 1×/dag. Gebruik bij een creatinineklaring < 15 ml/min of bij hemodialyse wordt niet aanbevolen vanwege onvoldoende gegevens.

Verminderde leverfunctie: bij een licht verminderde leverfunctie (totaal bilirubine ≤ 1,0 × ULN en ASAT > ULN, of totaal bilirubine > 1,0-1,5 × ULN en elke ASAT-waarde) is geen dosisaanpassing nodig. Bij een matig (totaal bilirubine > 1,5-3,0 × ULN en elke ASAT-waarde) of ernstig verminderde leverfunctie (totaal bilirubine > 3,0 × ULN en elke ASAT-waarde) kan geen doseringsadvies worden gegeven vanwege een gebrek aan gegevens; indien talazoparib toch gebruikt moet worden de patiënt extra controleren op bijwerkingen.

In combinatie met een sterke P-gp-remmer: 0,75 mg 1×/dag, zie ook de rubriek Interacties. Bij staken van de P-gp-remmer de dosis talazoparib verhogen (na 3,5 halfwaardetijden van de P-gp-remmer) tot de dosis die voor het instellen van de P-gp-remmer werd gebruikt.

Bij ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of stopzetting van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (myelosuppressie of niet-hematologische toxiciteiten) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabel 1 en 2), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'.

Bij braken of een gemiste dosis: de volgende normale dosis op het gebruikelijke tijdstip innemen; géén extra dosis innemen.

Toedieningsinformatie: de capsule geheel doorslikken (zonder openmaken of oplossen). Met of zonder voedsel innemen.

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): dyspneu, hoesten. Perifere neuropathie (ca. 36%; CTCAE graad 3–4 ca. 7%), hoofdpijn. Misselijkheid (ca. 36%), braken, obstipatie, diarree. Verminderde eetlust. Alopecia. Artralgie, myalgie, rugpijn, pijn in extremiteit. Vermoeidheid/asthenie (ca. 53%; graad 3–4 ca. 8%), koorts. Gewichtsverlies. Neutropenie (ca. 54%; graad 3–4 ca. 46%), leukopenie (ca. 28%; graad 3–4 ca. 17%), anemie (ca. 22%; graad 3–4 ca. 3%).

Vaak (1-10%): tachycardie. Pneumonie, longembolie, infectie van de bovenste luchtwegen, keelpijn, neusbloeding, loopneus. Febriele neutropenie. Herpes zosterinfecties. Slapeloosheid, depressie. Neurotoxiciteit, duizeligheid, hypo-esthesie, lethargie. Vertigo, oorsuizen. Verhoogde traanproductie, conjunctivitis. Opvliegers. Stomatitis, orale candidiase, orale herpes, droge mond, smaakstoornis, dyspepsie, gastro-oesofageale refluxziekte, buikpijn. Huiduitslag, jeuk, erytheem, hand-voetsyndroom, droge huid, nachtzweten, nagelaandoening. Spierspasmen, spierzwakte, myalgie, botpijn. Mucositis, perifeer oedeem, koude rillingen, griepachtige verschijnselen, pijn op de borst. Urineweginfectie, dysurie. Trombocytopenie. Verhoogd ASAT, ALAT, γGT, hyperbilirubinemie. Dehydratie. Hyperglykemie. Hypokaliëmie, hypomagnesiëmie, hypocalciëmie, hypofosfatemie.

Soms (0,1-1%): angio-oedeem. (Neutropene) sepsis, septische shock. Diepveneuze trombose. Interstitiële longziekte. Levertoxiciteit. Nierfalen, hematurie, proteïnurie. Pancreatitis, ulceratie van de mond.

Zelden (0,01–0,1%): verspreide intravasculaire coagulatie.

Verder is gemeld: verlenging QT-interval. Stevens-Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse.

  • Informatie bijwerkingen Lareb
  • Meldformulier bijwerkingen

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): alopecia. Duizeligheid, hoofdpijn. Vermoeidheid (waaronder asthenie). Misselijkheid, braken, buikpijn, diarree. Verminderde eetlust. Trombocytopenie (ca. 30%, waarvan ca. 13% CTCAE graad 3 en 4% graad 4), anemie (ca. 50%, waarvan ca. 35% CTCAE graad 3), neutropenie (ca. 30%, waarvan ca. 16% CTCAE graad 3 en ca. 2% graad 4), leukopenie (ca. 16%, waarvan ca. 5% CTCAE graad 3).

Vaak (1-10%): dysgeusie. Stomatitis, dyspepsie. Lymfopenie.

Verder is gemeld: myelodysplastisch syndroom/acute myeloïde leukemie.

  • Informatie bijwerkingen Lareb
  • Meldformulier bijwerkingen

Interacties

Eribuline wordt uitgescheiden in de gal via een nog onbekend transporteiwit in de lever. De sterke Pgp-remmer ketoconazol heeft géén invloed op de blootstelling aan en de maximale plasmaspiegel van eribuline. Eribuline is géén substraat voor de transporters BCRP, OAT1, OAT3, OATP1B1, OATP1B3, MRP2, MRP4 en galzoutexportpomp (BSEP)-transporteiwitten.

Eribuline is een lichte remmer van CYP3A4; wees voorzichtig met de combinatie met geneesmiddelen die voornamelijk via dit enzym worden omgezet en een smalle therapeutische breedte hebben zoals domperidon, kinidine, ciclosporine, sirolimus, tacrolimus, everolimus, sommige statinen, alfentanil, fentanyl, methadon, carbamazepine, alprazolam, oraal midazolam, pimozide, quetiapine, ergotamine, vinca-alkaloïden, PDE5-remmers, sommige calciumantagonisten en sommige HIV–proteaseremmers. Eribuline remt voor zover bekend geen andere CYP-enzymen of transporteiwitten.

In een kleine open studie is op dag 8 van de behandeling een verlenging van het QT-interval gezien. Wees daarom voorzichtig met de combinatie met andere geneesmiddelen die het QT–interval verlengen zoals amiodaron, kinidine, disopyramide, sotalol, domperidon, tricyclische antidepressiva, sommige antipsychotica, methadon, macrolide antibiotica, fluorchinolonen, enkele antimycotica en selectieve serotonine 5HT3- receptorantagonisten (granisetron, ondansetron).

Interacties

Talazoparib is een substraat voor de geneesmiddeltransporteiwitten P-glycoproteïne (P-gp) en 'breast cancer resistance protein' (BCRP).

Vermijd het gelijktijdig gebruik van sterke P-gp-remmers, zoals amiodaron, carvedilol, claritromycine, erytromycine, itraconazol, ketoconazol, lapatinib en verapamil; In combinatie met een sterke P-gp-remmer nam de blootstelling aan talazoparib met 45% toe in vergelijking met talazoparib alleen. Wanneer vermijden niet mogelijk is de dosis aanpassen, zie de rubriek Dosering.

Vermijd het gelijktijdig gebruik van sterke BCRP-remmers, zoals ciclosporine. Wanneer vermijden niet mogelijk is de patiënt extra controleren op bijwerkingen.

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren bij hoge doses schadelijk gebleken (ontbreken van onderkaak, tong, maag en milt).

Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.

Vruchtbaarheid: Raad een man aan voorafgaand aan de behandeling advies in te winnen over cryopreservatie van sperma, omdat eribuline tot verminderde fertiliteit kan leiden.

Overige: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én ten minste drie maanden na de therapie.

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren bij subtherapeutische doseringen schadelijk gebleken (waaronder embryofoetale dood, ernstige oogmisvormingen, gespleten borstbeen, vergroeide cervicale wervelkolom). Gezien het werkingsmechanisme van talazoparib wordt schade aan de foetus verwacht bij inname door een zwangere vrouw.

Advies: Gebruik ontraden.

Vruchtbaarheid: Uit dieronderzoek is een deels reversibele verminderde mannelijke vruchtbaarheid gebleken.

Overig: Vóór aanvang van de behandeling zwangerschap uitsluiten bij alle pre-menopauzale vrouwen. Vrouwen en mannen (ook na een vasectomie) dienen adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende en tot ten minste 7 maanden (vrouw) of 4 maanden (man) na de behandeling. Overweeg bij vrouwen met hormoon-afhankelijk mammacarcinoom om twee niet-hormonale anticonceptiemethoden toe te laten passen.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect bij de zuigelling kan niet worden uitgesloten.

Advies: Het geven van borstvoeding is gecontra–indiceerd.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.

Advies: Het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd tijdens en gedurende ten minste 1 maand na de behandeling.

Contra-indicaties

Zie de rubriek Lactatie.

Contra-indicaties

Zie de rubriek Lactatie.

Waarschuwingen en voorzorgen

Myelotoxiciteit: myelosuppressie manifesteert zich primair als neutropenie. Controleer bij alle patiënten vóór iedere toediening het volledig bloedbeeld (volledige tellingen). Bij een ASAT- of ALAT-waarde > 3× ULN of bilirubine > 1,5× ULN is er meer kans op optreden van graad 4 van neutropenie én van graad 4 febriele neutropenie. De behandeling alleen starten als ANC-waarde ≥ 1,5 × 109/l en het aantal bloedplaatjes > 100 × 109/l is.

QT-verlenging: in een kleine open studie is op dag 8 van de behandeling een verlenging van het QT-interval gezien. Controleer daarom de hartfunctie (ECG) bij een voorgeschiedenis van congestief hartfalen, brady–aritmie, gebruik van QT-intervalverlengende medicatie (zie de rubriek Interacties) of afwijkingen in de elektrolyten; herstel hypokaliëmie, hypocalciëmie of hypomagnesiëmie vóór aanvang van de behandeling én controleer deze waarden regelmatig tijdens de behandeling. Vermijd eribuline bij patiënten met een congenitaal verlengd QT-syndroom.

Neuropathie: controleer de patiënt nauwgezet op tekenen van perifere motorische en sensorische neuropathie. Dosisuitstel of dosisverlaging kan nodig zijn. Patiënten met een reeds bestaande neuropathie > graad 2 waren niet opgenomen in de klinische onderzoeken.

De werkzaamheid en veiligheid bij kinderen (< 18 jaar) zijn niet vastgesteld.

Voor de behandeling van vruchtbare mannen, zie de rubriek Zwangerschap.

Waarschuwingen en voorzorgen

Myelosuppressie: controleer bij aanvang van én gedurende de behandeling maandelijks en op klinische indicatie, het volledige bloedbeeld. Start de behandeling alléén bij normale waarden voor hemoglobine-, trombocyten- en neutrofielenconcentratie of CTCAE-graad 1. Bij ontstaan van hematologische toxiciteit de behandeling onderbreken en na herstellen van de bloedwaarden de behandeling voortzetten met een lagere dosis. .

Myelodysplastisch syndroom/acute myeloïde leukemie:de incidentie in klinische onderzoeken met talazoparib was 0,3%. Mogelijke risicofactoren voor de ontwikkeling van myelodysplastisch syndroom/acute myeloïde leukemie zijn o.a. eerdere behandeling met platinabevattende chemotherapie, andere DNA-verstorende middelen en/of radiotherapie. Bij ontstaan van deze aandoeningen de behandeling met talazoparib staken.

Voor de behandeling van vruchtbare mannen, zie de rubriek Zwangerschap.

Onderzoeksgegevens: er zijn onvoldoende gegevens beschikbaar over het gebruik bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min). De effectiviteit en veiligheid zijn niet onderzocht bij een matig (totaal bilirubine > 1,5 tot 3,0 × ULN en elke ASAT-waarde) of ernstig (totaal bilirubine > 3,0 × ULN en elke ASAT-waarde) verminderde leverfunctie, bij kinderen < 18 jaar en bij hemodialysepatiënten.

Overdosering

Neem voor informatie over een vergiftiging met eribuline contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Overdosering

Neem voor informatie over een vergifitiging met talazoparib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Eigenschappen

Synthetisch derivaat van halichondrine B dat geïsoleerd is uit de zeespons Halichondria okadai. Niet-taxaan remmer van de groeifase van de microtubuli zonder de verkortingsfase te beïnvloeden, waarbij niet-productieve tubuline-aggregaten worden gevormd. Eribuline grijpt aan op een op tubuline gericht antimitotisch mechanisme dat leidt tot G2/M-celcylusblokkering, verstoring van de mitotische spoelfiguur en na langdurige mitotische blokkering tot apoptose.

Kinetische gegevens

V d 43–114 l/m². Snelle distributie.
Metabolisering in de lever, in geringe mate.
Eliminatie voornamelijk onveranderd, met de feces (ca. 82%) en met de urine (ca. 9%).
T 1/2el ca. 40 uur.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Eigenschappen

Talazoparib is een remmer van poly-(ADP-ribose)-polymerase-enzymen (PARP-1, PARP-2). Deze enzymen zijn nodig voor een efficiënt herstel van enkelstrengs DNA-breuken (ESBs). Remming van PARP leidt tot de ophoping van ESBs, die uiteindelijk dubbelstrengs DNA-breuken (DSBs) worden wanneer de cellen proberen te delen. Kankercellen zonder functionele genen BRCA1 of 2 zijn niet in staat om deze DSBs te repareren, aangezien ze geen functioneel homoloog recombinatie-reparatiemechanisme hebben. Dit leidt tot een verhoogde genomische instabiliteit, wat resulteert in celdood.

Kinetische gegevens

F minimaal 41%.
T max 1-2 uur, 4 uur bij gelijktijdige inname van een vetrijke, calorierijke maaltijd (mate van blootstelling ongewijzigd).
V d 6 l/kg.
Metabolisering in zeer geringe mate in de lever.
Eliminatie ca. 69% met de urine (waarvan 55% onveranderd) en ca. 20% met de feces (waarvan 14% onveranderd). Talazoparib is substraat voor P-gp en BCRP.
T 1/2el gem. 90 uur (32-148).

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Groepsinformatie

eribuline hoort bij de groep oncolytica, overige.

  • aflibercept (bij maligne aandoening) (L01XX44) Vergelijk
  • alpelisib (L01XX65) Vergelijk
  • amsacrine (L01XX01) Vergelijk
  • anagrelide (L01XX35) Vergelijk
  • arseentrioxide (L01XX27) Vergelijk
  • asparaginase (L01XX02) Vergelijk
  • bortezomib (L01XG01) Vergelijk
  • carfilzomib (L01XG02) Vergelijk
  • estramustine (L01XX11) Vergelijk
  • hydroxycarbamide (bij maligne aandoening) (L01XX05) Vergelijk
  • hydroxycarbamide (sikkelcelziekte) (L01XX05) Vergelijk
  • ixazomib (L01XG03) Vergelijk
  • methotrexaat (bij tumoren) (L01BA01) Vergelijk
  • mitotaan (L01XX23) Vergelijk
  • niraparib (L01XK02) Vergelijk
  • olaparib (L01XK01) Vergelijk
  • panobinostat (L01XH03) Vergelijk
  • pegaspargase (L01XX24) Vergelijk
  • pemetrexed (L01BA04) Vergelijk
  • rucaparib (L01XK03) Vergelijk
  • talazoparib (L01XK04) Vergelijk
  • temoporfine (L01XD05) Vergelijk
  • trabectedine (L01CX01) Vergelijk
  • venetoclax (L01XX52) Vergelijk
  • vismodegib (L01XJ01) Vergelijk

Groepsinformatie

talazoparib hoort bij de groep oncolytica, overige.

  • aflibercept (bij maligne aandoening) (L01XX44) Vergelijk
  • alpelisib (L01XX65) Vergelijk
  • amsacrine (L01XX01) Vergelijk
  • anagrelide (L01XX35) Vergelijk
  • arseentrioxide (L01XX27) Vergelijk
  • asparaginase (L01XX02) Vergelijk
  • bortezomib (L01XG01) Vergelijk
  • carfilzomib (L01XG02) Vergelijk
  • eribuline (L01XX41) Vergelijk
  • estramustine (L01XX11) Vergelijk
  • hydroxycarbamide (bij maligne aandoening) (L01XX05) Vergelijk
  • hydroxycarbamide (sikkelcelziekte) (L01XX05) Vergelijk
  • ixazomib (L01XG03) Vergelijk
  • methotrexaat (bij tumoren) (L01BA01) Vergelijk
  • mitotaan (L01XX23) Vergelijk
  • niraparib (L01XK02) Vergelijk
  • olaparib (L01XK01) Vergelijk
  • panobinostat (L01XH03) Vergelijk
  • pegaspargase (L01XX24) Vergelijk
  • pemetrexed (L01BA04) Vergelijk
  • rucaparib (L01XK03) Vergelijk
  • temoporfine (L01XD05) Vergelijk
  • trabectedine (L01CX01) Vergelijk
  • venetoclax (L01XX52) Vergelijk
  • vismodegib (L01XJ01) Vergelijk

Kosten

Kosten laden…

Kosten

Kosten laden…

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • oncolytica, overige

Externe links

  • Officiële productinformatie CBG/EMA
  • Medicijnkosten.nl

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • oncolytica, overige

Externe links

???naar.zoeken???
Zorginstituut Nederland
Onafhankelijke geneesmiddelinformatie
voor zorgprofessionals

Service

  • Contact
  • E-learning cursus FK
  • Mobiele apps
  • Help

Over

  • Over deze site
  • Verantwoording
  • Veelgestelde vragen
  • Proclaimer
  • Copyright
  • Cookies
Het Farmacotherapeutisch Kompas gebruikt analytische cookies om het gebruik van de website te analyseren en daarmee de website te kunnen verbeteren.
Lees meer over cookies en hoe u cookies kunt uitschakelen

Web-App

Installeer deze Web-App op je iPhone: Tap het deel-icoon en daarna "Zet op beginscherm".