Samenstelling
Aldurazyme XGVS Genzyme Europe bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusie
- Sterkte
- 100 U/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 5 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Elfabrio XGVS Aanvullende monitoring Chiesi Pharmaceuticals bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 2 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 2,5 ml, 10 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
De ziekte mucopolysaccharidose type I is een heterogeen voorkomende erfelijke stofwisselingsziekte waarbij sprake is van een enzymdeficiëntie voor α-L-iduronidase. Bij een bevestigde diagnose van mucopolysaccharidose type I kan laronidase worden gebruikt, behandeling dient plaats te vinden in gespecialiseerde centra.
Advies
Bij de behandeling van de ziekte van Fabry staat naast symptoombestrijding (o.a. voor zenuwpijn) enzymvervangende therapie (ERT) centraal. ERT is erop gericht de symptomen te verminderen en de ziekteprogressie te vertragen. De behandeling van de ziekte van Fabry wordt in Nederland uitsluitend uitgevoerd door het SPHINX Lysosome center in het Amsterdam-UMC. Daar worden de behandelkeuze, de behandelduur en de geplande evaluatiemomenten op individueel niveau beoordeeld door de multidisciplinaire indicatiecommissie. Pegunigalsidase α heeft een gelijke therapeutische waarde als agalsidase β. Het is aannemelijk dat pegunigalsidase α ook een gelijke therapeutische waarde heeft als agalsidase α.
Indicaties
- Langdurige enzym-substitutietherapie bij patiënten met een bevestigde diagnose van mucopolysaccharidose I (MPS I; α-L-iduronidasedeficiëntie) ter behandeling van de niet-neurologische manifestaties van de ziekte.
Indicaties
Langdurige enzymvervangende therapie bij volwassenen met een bevestigde diagnose van de ziekte van Fabry (α-galactosidasedeficiëntie).
Doseringen
Overweeg toediening van antihistaminica en/of antipyretica (paracetamol of ibuprofen) 60 minuten vóór begin van de infusie; dit wordt in ieder geval aanbevolen bij de eerste infusie en na een onderbreking van de behandeling; zie ook de rubriek Waarschuwingen en Voorzorgen.
Mucopolysaccharidose type I
Volwassenen en kinderen
I.v. als infusie: 100 U/kg lichaamsgewicht 1× per week. De aanvankelijke infusiesnelheid van 2 U/kg/uur kan, als dit wordt verdragen, elke 15 minuten stapsgewijs worden verhoogd tot maximaal 43 U/kg/uur. De totale dosis in 3–4 uur toedienen.
Toediening
- als intraveneuze infusie, gedurende in ieder geval de eerste maanden in een geschikte klinische omgeving waar reanimatieapparatuur voorhanden is.
- Overweeg thuisinfusie voor patiënten die de infusies goed verdragen en gedurende een paar maanden geen matige of ernstige infusiegerelateerde bijwerkingen hebben gehad. Een zorgverlener moet de thuisinfusie controleren en altijd beschikbaar zijn gedurende de infusie en een bepaalde tijd erna. De dosis en infusiesnelheid moeten thuis constant blijven. Bij optreden van bijwerkingen de thuisinfusie direct stopzetten en passende medische behandeling inzetten.
Doseringen
Passende medische ondersteuning moet direct beschikbaar zijn als een patiënt nog geen behandeling heeft gehad, of eerder ernstige overgevoeligheidsreacties vertoonde op pegunigalsidase α of een andere enzymvervangende therapie.
Overweeg premedicatie met een antihistaminicum en/of corticosteroïd bij een voorgeschiedenis van overgevoeligheidsreacties op pegunigalsidase α of een andere enzymvervangende therapie.
Ziekte van Fabry
Volwassenen
Als intraveneus infuus: 1 mg/kg lichaamsgewicht 1× per 2 weken.
Bij overstappen van een behandeling met agalsidase α of -β: behoud gedurende de eerste 3 maanden (6 infusies) de vorige behandeling; daarbij stapsgewijs afbouwen op geleide van de respons, en uiteindelijk staken.
Bij een verminderde nierfunctie is dosisaanpassing niet nodig.
Bij een verminderde leverfunctie is dosisaanpassing niet nodig.
Toediening
- Na bereiding de verdunning toedienen via intraveneuze infusie en gefilterd door een inlinefilter van 0,2 microm. met lage eiwitbinding;
- De eerste infusie in minimaal 3 uur toedienen, daaropvolgende infusies in minimaal 1,5 uur; de infusieduur is afhankelijk van of het te verdragen is door de patiënt. Raadpleeg voor de infusievolumes en -snelheden rubriek 4.2 van de officiële productinformatie CBG/EMA;
- Niet met andere producten in dezelfde intraveneuze lijn toedienen;
- Als infusiegerelateerde reacties optreden, zoals overgevoeligheids- of anafylactische reacties, de infusie direct stoppen en passende behandeling inzetten;
- De patiënt na de infusie gedurende twee uur observeren op infusiegerelateerde reacties;
- Thuisinfusie is mogelijk voor patiënten die de infusies goed verdragen en gedurende een paar maanden geen matige of ernstige infusiegerelateerde bijwerkingen hebben gehad. De voorwaarden staan vermeld in de officiële productinformatie CBG/EMA.
Bijwerkingen
De meeste bijwerkingen houden verband met de infusie en zijn in sommige gevallen ernstig. Bij een acute onderliggende ziekte lijkt het risico op infusiegerelateerde bijwerkingen groter.
Volwassenen en kinderen ≥ 5 jaar
Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn. Koorts. Misselijkheid, buikpijn. Artropathie, artralgie, rugpijn, pijn in de ledematen. Huiduitslag, roodheid in het gezicht. Reacties rond de plaats van infusie.
Vaak (1-10%): anafylactische reactie. Hypotensie, bleekheid, koude handen of voeten. Tachycardie. Braken, diarree. Ademhalingsproblemen, dyspneu, hoesten, afname zuurstofverzadiging. Angio-oedeem, opgezwollen gezicht, urticaria, jeuk, alopecia. Rusteloosheid. Paresthesie, duizeligheid. Toegenomen transpiratie, koud zweet, rillingen, warmte of koude sensaties, pijn in skeletspieren, vermoeidheid, griepachtige verschijnselen.
Verder zijn gemeld: bradycardie, hypertensie. Cyanose, hypoxie, tachypneu, bronchospasme, ademhalingsstilstand, ademhalingsfalen, faryngeaal of laryngeaal oedeem, stridor, obstructieve luchtwegaandoening. Zwelling van de lippen, gezwollen tong. Erytheem. Perifeer oedeem, extravasatie. Geneesmiddelspecifieke antilichamen, neutraliserende antilichamen.
Kinderen < 5 jaar
Zeer vaak (> 10%): stijging bloeddruk, afname zuurstofverzadiging, tachycardie, koorts, rillingen.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): (type I-)overgevoeligheid. Agitatie. Paresthesie, duizeligheid, hoofdpijn. Vertigo. Misselijkheid, braken, buikpijn, diarree. Huiduitslag, erytheem, jeuk. Gewrichtspijn, skelet- en spierpijn. Asthenie, koude rillingen, niet-cardiale pijn op de borst, pijn in extremiteiten. Infusiegerelateerde reactie*. Supraventriculaire extrasystolen.
Soms (0,1-1%): slapeloosheid. Rustelozebenensyndroom, perifere neuropathie, neuralgie, brandend gevoel, tremor. Blozen, hypo- of hypertensie, lymfoedeem. Bronchospasme, dyspneu, keelirritatie, verstopte neus, niezen. Gastro-oesofageale refluxziekte, gastritis, dyspepsie, flatulentie. Hypohidrose. Membrano-proliferatieve glomerulonefritis, chronische nieraandoening, proteïnurie. Tepelpijn. Extravasatie op de infusieplaats, oedeem, griepachtige ziekte, pijn op de infusieplaats. Stijging lichaamstemperatuur, stijging leverenzymwaarde, stijging eiwit/creatinine ratio in urine, positieve test leukocyten in urine, stijging urinezuur in bloed, gewichtstoename. Bradycardie, hypertrofie van linkerventrikel.
* Infusiegerelateerde reacties (IRR's) treden op tijdens of binnen 2 uur na infusie; de meest voorkomende symptomen zijn overgevoeligheid, koude rillingen, misselijkheid, duizeligheid, huiduitslag, jeuk en spierpijn. Deze reacties treden vooral op binnen het eerste jaar van behandeling.
Interacties
Chloroquine kan interfereren met de intracellulaire opname van laronidase.
Interacties
Er is geen onderzoek uitgevoerd naar interacties. Op basis van het metabolisme zijn CYP-enzyminteracties niet waarschijnlijk.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Het geven van borstvoeding wordt ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend bij de mens. Ja, bij dieren.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- Eerder voorgekomen ernstige overgevoeligheid (bv. een anafylactische reactie) voor laronidase.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Een intraveneus eiwitproduct zoals laronidase kan ernstige overgevoeligheidsreacties veroorzaken. In dat geval de toediening direct staken. Reanimatieapparatuur moet voorhanden zijn. Wees voorzichtig met epinefrine, vanwege de verhoogde prevalentie van coronaire hartziekte bij deze patiëntengroep. Bij ernstige overgevoeligheid kan een desensibilisatieprocedure worden overwogen.
Om de kans op infusiegerelateerde bijwerkingen (IAR's) te verminderen, overweeg toediening van antihistaminica en/of antipyretica (paracetamol of ibuprofen) 60 minuten vóór begin van de infusie. Dit wordt in ieder geval aanbevolen bij de eerste infusie en na een onderbreking van de behandeling. Bij een acute onderliggende ziekte lijkt het risico op IAR's groter.
Staak de infusie bij één ernstige IAR tot aan herstel en overweeg symptomatische behandeling met bv. antihistaminica en paracetamol of ibuprofen. De infusie kan worden hervat met een infusiesnelheid die 25–50% is van de snelheid waarbij de IAR optrad. Overweeg bij een milde of matige IAR symptomatische behandeling met bv. antihistaminica en paracetamol of ibuprofen en/of halveer de infusiesnelheid. Zodra de infusie wordt verdragen, kan de dosis worden verhoogd.
Bij bijna alle patiënten ontwikkelen zich antilichamen tegen het geneesmiddel (ADA), meestal binnen 3 maanden na aanvang van de behandeling. Controleer regelmatig antilichaamstatus, inclusief IgG, IgE en neutraliserende antilichamen voor enzymactiviteit of heropname van het enzym. Controleer de patiënt nauwlettend op infusiegeassocieerde reacties, vertraagde reacties en mogelijke immunologische reacties. Bij aanhoudend hoge ADA-titers wordt vaker een minder sterke verlaging van de GAG-uitscheiding in de urine gezien. De aanwezigheid van ADA is niet consistent gerelateerd aan de incidentie van infusiegerelateerde bijwerkingen. De ontwikkeling van IgE-antilichamen kan gepaard gaan met overgevoeligheid of anafylactische reacties.
Er is geen onderzoek gedaan bij patiënten met lever- of nierinsufficiëntie. Er zijn geen gegevens beschikbaar over veiligheid en werkzaamheid bij ouderen > 65 jaar.
Waarschuwingen en voorzorgen
Infusiegerelateerde reacties (IRR's) kunnen optreden tijdens en tot 2 uur na afloop van de infusie. De behandeling van lichte tot matig ernstige reacties kan bestaan uit het verlagen van de infusiesnelheid en behandelen met antihistaminica, antipyretica en/of corticosteroïden. Premedicatie met antihistaminica en/of corticosteroïden kan reacties in het vervolg voorkomen, hoewel bij sommige patiënten dan alsnog IRR's optraden.
Bij ernstige allergische reacties of anafylaxie de toediening direct staken en de huidige richtlijnen voor spoedbehandeling volgen. Opnieuw toedienen van pegunigalsidase α na anafylaxie of ernstige allergische respons alleen na zorgvuldige afweging van de risico's en voordelen, en uitsluitend in een klinische omgeving.
Immunogeniciteit: in klinisch onderzoek ontwikkelde 16% van de patiënten bij een dosering van 1 mg/kg door de behandeling geïnduceerde antistoffen tegen het geneesmiddel (‘anti-drug antibodies’, ADA’s). Patiënten met ADA's hebben mogelijk meer kans op infusiegerelateerde reacties, en de kans dat ernstige IRR’s optreden is ook groter. Monitor patiënten die infusie- of immuunreacties ontwikkelen tijdens de behandeling. Monitor ook patiënten die ADA-positief zijn voor een andere enzymvervangende therapie, patiënten die overgevoeligheidsreacties hebben gehad en patiënten die overstappen op pegunigalsidase α.
Tijdens behandeling met enzymvervangende therapie kan neerslag van immuuncomplexen optreden als manifestatie van een immunologische respons op het product. In klinisch onderzoek is membrano-proliferatieve glomerulonefritis gemeld. Dit voorval leidde tot een tijdelijke afname van de nierfunctie, die verbeterde na staken van het geneesmiddel.
De werkzaamheid en veiligheid zijn niet vastgesteld bij kinderen < 18 jaar en ouderen > 65 jaar.
Eigenschappen
Recombinante vorm van humaan α-L-iduronidase. Na intraveneuze infusie wordt het snel uit de circulatie verwijderd en door cellulaire lysosomen opgenomen, hoogstwaarschijnlijk via mannose-6-fosfaatreceptoren. Bij mucopolysaccharidose I (MPS I) is er sprake van een tekort aan het enzym α-L-iduronidase. Dit leidt tot stapeling van glycosaminoglycanen, dermatan- en heparansulfaat in een groot aantal celtypen en weefsels. Systemische manifestaties van MPS I zijn o.a. slecht uithoudingsvermogen, restrictieve longziekten, obstructie van de bovenste luchtwegen, beperkte gewrichtsbeweeglijkheid, hepatomegalie en visuele beperkingen. Enzymsubstitutie therapie met laronidase verhoogt de capaciteit om opgehoopt substraat (glycosaminoglycanen) te hydrolyseren en verdere stapeling te voorkomen. Er zijn geen klinische gegevens die een gunstig effect laten zien op de neurologische verschijnselen.
Kinetische gegevens
V d | bij aanvang van de therapie ca. 0,4 l/kg, later afnemend tot ca. 0,2 l/kg. Het verdelingsvolume neemt bij voortgezette behandeling af, mogelijk door antilichaamvorming en/of een afgenomen levervolume. |
Metabolisering | waarschijnlijk door middel van peptidehydrolase. |
T 1/2el | bij aanvang van de therapie ca. 4 uur, later afnemend tot ca. 2 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Pegunigalsidase α is een gepegyleerde recombinante vorm van het humane enzym α-galactosidase A en is vervaardigd in een cellijn van plantencellen (BY2-cellen van Nicotiana tabacum). Het is een covalent conjugaat van prh-α-GAL-A met polyethyleenglycol (PEG). Het enzym α-galactosidase A katalyseert de hydrolyse van de terminale α-galactosyldelen van oligosacchariden en polysacchariden in het lysosoom, waarbij de hoeveelheid geaccumuleerde globotriaosylceramide (Gb3) en globotriaosylsfingosine (Lyso-Gb3) bij de ziekte van Fabry wordt gereduceerd.
Kinetische gegevens
Metabolisering | via peptidehydrolyse. |
T 1/2el | 53–134 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
laronidase hoort bij de groep middelen bij metabole aandoeningen, enzymen.
- agalsidase alfa (A16AB03) Vergelijk
- agalsidase bèta (A16AB04) Vergelijk
- alglucosidase alfa (A16AB07) Vergelijk
- asfotase alfa (A16AB13) Vergelijk
- avalglucosidase alfa (A16AB22) Vergelijk
- cerliponase alfa (A16AB17) Vergelijk
- cipaglucosidase alfa (A16AB23) Vergelijk
- elosulfase alfa (A16AB12) Vergelijk
- galsulfase (A16AB08) Vergelijk
- idursulfase (A16AB09) Vergelijk
- imiglucerase (A16AB02) Vergelijk
- pegunigalsidase alfa (A16AB20) Vergelijk
- sebelipase alfa (A16AB14) Vergelijk
- velaglucerase alfa (A16AB10) Vergelijk
Groepsinformatie
pegunigalsidase alfa hoort bij de groep middelen bij metabole aandoeningen, enzymen.
- agalsidase alfa (A16AB03) Vergelijk
- agalsidase bèta (A16AB04) Vergelijk
- alglucosidase alfa (A16AB07) Vergelijk
- asfotase alfa (A16AB13) Vergelijk
- avalglucosidase alfa (A16AB22) Vergelijk
- cerliponase alfa (A16AB17) Vergelijk
- cipaglucosidase alfa (A16AB23) Vergelijk
- elosulfase alfa (A16AB12) Vergelijk
- galsulfase (A16AB08) Vergelijk
- idursulfase (A16AB09) Vergelijk
- imiglucerase (A16AB02) Vergelijk
- laronidase (A16AB05) Vergelijk
- sebelipase alfa (A16AB14) Vergelijk
- velaglucerase alfa (A16AB10) Vergelijk