Samenstelling
Naloxon (hydrochloride) XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 0,4 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 1 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Fluimucil XGVS Zambon Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 200 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 25 ml (= 5 g)
Bevat tevens: natrium ca. 30 mg/ml.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Als opioïd-antidotum heeft naloxon de voorkeur.
Advies
Bij het vermoeden van ernstige paracetamolintoxicatie is acetylcysteïne het antidotum van eerste keus. Intraveneuze toediening van acetylcysteïne heeft hierbij de voorkeur.
Indicaties
- Volledig of gedeeltelijk herstel van depressie van het centrale zenuwstelsel, met name van ademhalingsdepressie door natuurlijke of synthetische opioïden;
- Volledig of gedeeltelijk herstel van ademhalings- en CZS-depressie bij een neonaat wiens moeder opioïden heeft gekregen;
- Diagnose en behandeling van een vermoede acute overdosering of intoxicatie met opioïden.
Indicaties
- Antidotum bij een acute of chronische overdosering paracetamol.
Dosering
Volledig of gedeeltelijke herstel van depressie van het CZS, in het bijzonder van ademhalingsdepressie veroorzaakt door opioïden:
Volwassenen (incl. ouderen):
Begindosering: 0,1–0,2 mg (¼–½ ampul van 1 ml) i.v.-injectie. Indien de gewenste graad van antagonisme en verbetering in ademhalingsfunctie niet direct na de toediening wordt bereikt, kan 0,1 mg (¼ ml, i.v- injectie) iedere 2–3 min worden herhaald. Na 1–2 uur kan een aanvullende injectie nodig zijn, afhankelijk van de respons en de dosering en werkingsduur van het toegediende opioïd.
Kinderen:
Volgens de fabrikant: begindosering: 0,01–0,02 mg/kg lichaamsgewicht met intervallen van 2–3 minuten totdat de gewenste graad van bewustzijn en ademhaling verkregen wordt. Na 1–2 uur kan een aanvullende injectie nodig zijn, afhankelijk van de respons en de dosering en werkingsduur van het toegediende opioïd.
Volgens het Kinderformularium van het NKFK bij kinderen van 1 maand–18 jaar bij opiaatoverdosering (vermoed of bekend): i.v. of i.m. 0,01 mg/kg lichaamsgewicht per dosis als bolus, max. 0,4 mg/dosis. Zo nodig herhalen indien na 3 min het effect uitblijft. Bij opiaatoverdosering tijdens anesthesie/post-operatieve pijnstilling: 0,001–0,01 mg/kg lichaamsgewicht per dosis, max. 0,1 mg/dosis. De dosering titreren op geleide van de ademhalingsfrequentie en gewenste graad van analgesie en bewustzijn. Na hoge dosis zijn morfinomimetica gedurende enige uren onwerkzaam.
Neonaten, wiens moeder opioïden heeft gebruikt:
Volgens de fabrikant: gebruikelijk is i.v. 0,01 mg/kg. Indien de ademhalingsfunctie niet tot een adequaat niveau gebracht wordt, zo nodig iedere 2–3 min herhalen. Als i.v. niet mogelijk is kan i.m. toegediend worden; beginnen met 0,01 mg/kg. Volgens het Kinderformularium van het NKFK bij aterme neonaten: de maximale dosering per gift is 0,1 mg/kg/dosis (zowel i.v. als i.m).
Diagnose en behandeling van een vermoede acute overdosering of intoxicatie met opioïden:
Volwassenen:
Aanvangsdosis gewoonlijk i.v. 0,4–2 mg. Indien de gewenste verbetering van de ademhalingsfunctie niet direct na de toediening wordt bereikt, zo nodig herhalen met intervallen van 2–3 min. Als i.v. niet mogelijk is, kan 0,4–2 mg i.m. gegeven worden. Als 10 mg geen significante verbetering geeft wijst dit op een andere oorzaak dan opioïden voor de ademhalingsdepressie.
Kinderen:
Aanvangsdosis gewoonlijk i.v. 0,01 mg/kg. Indien de gewenste klinische reactie niet wordt bereikt, kan bij de volgende injectie de dosering worden verhoogd tot 0,1 mg/kg. Afhankelijk van de individuele reactie kan (continue) i.v.-infusie nodig zijn. Als i.v. niet mogelijk is, kan naloxon i.m. gegeven worden; aanvangsdosis 0,01 mg/kg.
Toedieningsinformatie:
- Bij voorkeur toedienen als i.v.-injectie of infuus. Alleen i.m. injecteren als i.v.-toediening niet mogelijk is; het effect treedt na i.m.-toediening later in, houdt langer aan en de benodigde dosis is hoger (i.m.-dosis individueel vaststellen).
- Niet gelijktijdig toedienen met preparaten die (meta)bisulfiet bevatten of anionen met een lange keten of hoog molecuulgewicht. Ook niet gelijktijdig toedienen met een alkalische oplossing.
- Voor i.v.-infusie kan naloxon verdund worden met een natriumchloride 0,9%-oplossing of glucose 5%-oplossing, 5 ampullen (= 2 mg) in 500 ml levert een eindconcentratie op van 4 microg/ml.
Dosering
Acute paracetamolintoxicatie:
Volwassenen en kinderen:
De therapie zo snel mogelijk (binnen 8–10 uur) na een paracetamoloverdosering inzetten. Toediening kan zelfs nog tot 36 uur na inname van een overdosis paracetamol zinvol zijn, omdat leverbeschadiging en -necrose daardoor beperkt(er) kunnen blijven. Is de paracetamolspiegel 4 uur na overdosisinname hoger dan 200 mg/l (opgave fabrikant), dan acetylcysteïne als infuus toedienen. Toxicologie.org hanteert een lagere interventiegrens van 150 mg/l (4 uur na inname); bij ondervoeding, chronisch alcoholisme, leverinsufficiëntie en bij inductie van CYP2E1 (o.a. isoniazide) wordt een grens van 75 mg/l gehanteerd. Ook het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum hanteert de lagere interventiegrens van 150 mg/l (eveneens 4 uur na inname); met voor de genoemde bijzondere condities 100 mg/l. Er bestaat discussie over de hoogte van de interventiegrens, net als over het aanhouden van een lagere grens bij ondervoeding, chronisch alcoholisme, leverinsufficiëntie en bij inductie van CYP2E1 (sommige bronnen stellen dat een verhoogde gevoeligheid voor paracetamol in deze gevallen enkel op theorie berust). De grenswaarden zijn allemaal van toepassing bij eenmalige orale inname (binnen één periode van 8 uur) van paracetamolpreparaten met een directe afgifte. Voor meer informatie zie ook de stofmonografie paracetamol via vergiftigingen.info of zie toxicologie.org/paracetamol.
Begindosis: 150 mg/kg lichaamsgewicht in 200 ml langzaam i.v. in: opgave fabrikant: 15 min; opgave vergiftigingen.info: 15–30 min, waarbij opgemerkt wordt dat het vertragen van de inloopsnelheid tot 30–60 min de kans op bijwerkingen vermindert; opgave toxicologie.org: 60 min.
Vervolgdoseringen: daarna volgens de fabrikant vervolgen met 50 mg/kg in 500 ml i.v. gedurende 8 uur. Volgens toxicologie.org én vergiftigingen.info: vervolgen met de toediening van 75 mg/kg elke 4 uur. Bij lagere plasmaspiegels, afhankelijk van de hoogte ervan, eventueel overgaan op orale toediening van acetylcysteïne (dit is geen geregistreerde indicatie van de (geregistreerde) orale toedieningsvormen, dus wordt hier verder niet besproken). Bij herhaald braken bij de orale therapie (weer) overgaan op parenterale therapie en daarbij starten met een normale oplaaddosis.
Behandelduur: volgens de fabrikant de vervolgdosering indien nodig één tot driemaal herhalen. Volgens vergiftigingen.info: tot de paracetamolconcentratie niet meer aantoonbaar is. Volgens toxicologie.org: tot de paracetamolconcentratie < 10 mg/l is, maar daarnaast ook ten minste gedurende 24 uur.
Chronische paracetamolintoxicatie:
Volwassenen en kinderen ≥ 6 jaar:
Volgens toxicologie.org: als richtlijn voor het starten van de antidotumtherapie geldt: 1) inname van paracetamol van > 10 g of ≥ 200 mg/kg lichaamsgewicht in een periode van 24 uur; 2) inname van > 6 g of ≥ 150 mg/kg per 24 uur, in de voorafgaande periode van 48 uur; 3) inname van > 4 g of ≥ 100 mg/kg per dag bij een verhoogde gevoeligheid voor paracetamol (optredend bij chronisch alcoholisme, leverinsufficiëntie, ondervoeding en inductie van CYP2E1 door bv. isoniazide). De therapie starten indien aan één van bovengenoemde criteria is voldaan én de paracetamolspiegel > 10 mg/l is én de ALAT-waarde verhoogd is. De dosering: dezelfde als bij acute overdosering. Behandelduur: tot de ALAT-waarden genormaliseerd zijn (< 50 IU/l) of sterk verbeterd.
Kinderen < 6 jaar:
Volgens toxicologie.org: als richtlijn voor het starten van de antidotumtherapie geldt: 1) inname van paracetamol van ≥ 200 mg/kg lichaamsgewicht in een periode van 24 uur; 2) inname van ≥ 150 mg/kg per 24 uur, in de voorafgaande periode van 48 uur of langere periode; 3) inname van ≥ 100 mg/kg per 24 uur, in de voorafgaande 72 uur. De therapie starten indien aan één van bovengenoemde criteria is voldaan én de paracetamolspiegel > 10 mg/L is én de ALAT-waarde verhoogd is. De dosering: dezelfde als bij acute overdosering. Behandelduur: tot de ALAT-waarden genormaliseerd zijn (< 50 IU/l) of sterk verbeterd.
Lever- en nierfunctiestoornissen: de dosis hoeft niet aangepast te worden. Indien voor behandeling van andere met paracetamol ingenomen geneesmiddelen hemodialyse wordt toegepast, is het niet nodig de dosering acetylcysteïne aan te passen.
Volgens vergiftigingen.info: bij personen > 100 kg lichaamsgewicht een maximum rekengewicht van 110 kg aanhouden voor het berekenen van de benodigde dosering.
Toedieningsinformatie: Vóór toediening het concentraat (dat hypertoon is) eerst verdunnen; bij verdunning tot een 5%-oplossing ontstaat een isotone oplossing. Glucose 5% en 10%, fysiologisch zout (NaCl 0,9%) of glucose/zoutoplossing (gluc 5%/NaCl 0,9%) kunnen ter verdunning allemaal gebruikt worden.
Acetylcysteïne kan rubber en metaal aantasten; aanbevolen wordt bij i.v.-toediening gebruik te maken van glazen - en/of plastic toedieningssystemen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): misselijkheid.
Vaak (1-10%): hypotensie, tachycardie, hypertensie. Duizeligheid, hoofdpijn. Braken. Postoperatieve pijn.
Soms (0,1-1%): bradycardie, aritmie. Hyperventilatie. Tremor. Zweten. Droge mond, diarree. Irritatie van de vaatwand, lokale irritatie en ontsteking na i.m.-toediening.
Zelden (0,01-0,1%): convulsies. Spanning.
Zeer zelden (< 0,01%): ventrikelfibrilleren, hartstilstand. Longoedeem. Allergische reacties (urticaria, rinitis, dyspneu, angio-oedeem), anafylactische shock. Erythema multiforme.
Bijwerkingen
De bijwerkingen van intraveneuze toediening van acetylcysteïne zijn:
Zeer vaak (> 10%): milde overgevoeligheidsreacties (tot 50%) zoals misselijkheid, braken, hoesten, dyspneu, koorts, duizeligheid, urticaria, (gegeneraliseerde) erythemateuze huiduitslag, jeuk, (overmatig) blozen.
Verder zijn gemeld: ernstige (overgevoeligheids)reacties zoals hypotensie, tachycardie, ernstige ademnood met bronchospasmen, angio-oedeem. Bradycardie. Hypertensie, vasodilatatie, syncope. Pijn of beklemd gevoel op de borst, adem- of hartstilstand, stridor. Uitpuilende ogen, wazig zien. Gezichts- of oogpijn, gegeneraliseerd insult. Angst. Zweten, cyanose. Artropathie, artralgie. Malaise. Acidose, verlaagde bloedureumspiegel. Verslechtering van de leverfunctie. Trombocytopenie. Extravasatie, reacties op de plaats van toediening.
Interacties
De effecten van morphinomimetica worden geantagoneerd. Bij gebruik van buprenorfine als pijnstiller kan toedienen van naloxon de analgesie volledig opheffen. De ademhalingsdepressie door buprenorfine kan slechts in beperkte mate met een hoge dosis naloxon worden opgeheven; bij onvoldoende resultaat tevens kunstmatig beademen. Bij zeer hoge doses naloxon kan de ademhalingsdepressie opnieuw optreden, door een boogvormige dosis-respons curve, en dit is mogelijk het gevolg van de hoge affiniteit van buprenorfine voor de opioïdreceptor in vergelijking met naloxon.
Er is geen interactie met barbituraten of (andere) sedativa. Gegevens over interactie met alcohol zijn niet eenduidig. Bij patiënten met een meervoudige intoxicatie door opioïden, sedativa of alcohol kan, afhankelijk van de vergiftigingsoorzaak, het resultaat van toegediend naloxon vertraagd zijn.
Wees voorzichtig bij combinatie met potentieel cardiotoxische middelen, zoals cyclische antidepressiva, calciumantagonisten, β-blokkers, digoxine en bij middelen van misbruik zoals cocaïne en metamfetamine. Hierbij kunnen ventriculaire tachycardie, ventrikelfibrilleren en hartstilstand voorkomen.
Ernstige hypertensie is gemeld bij toediening na overdosis clonidine.
Interacties
Acetylcysteïne kan het vasodilatatoire effect van nitroglycerine versterken met als gevolg hypotensie.
Wees voorzichtig wanneer andere geneesmiddelen worden gebruikt die het maag-darmkanaal kunnen irriteren, vooral bij peptische ulcera in de voorgeschiedenis, zo nodig preventieve maatregelen nemen.
Acetylcysteïne heeft tevens mucolytische eigenschappen en kan daardoor bronchiaal slijm dunner maken. Daarom niet gelijktijdig gebruiken met hoestprikkeldempende geneesmiddelen.
In vitro is inactivering van antibiotica (voornamelijk β–lactamantibiotica) geconstateerd bij mengen met acetylcysteïne; niet mengen in dezelfde infuuszak.
De uitscheiding van tegelijkertijd toegediende metalen (bv. aurothiomalaat) kan verhoogd zijn.
Zwangerschap
Naloxon passeert de placenta.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren aanwijzingen voor schadelijkheid (cerebrale afwijkingen, toename van neonatale sterfte, verminderd lichaamsgewicht).
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Naloxon kan ontwenningsverschijnselen veroorzaken bij een pasgeborene.
Zwangerschap
Acetylcysteïne passeert de placenta (paracetamol ook).
Teratogenese: Bij de mens, weinig gegevens. Deze wijzen niet op schadelijke effecten op de foetus. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Acetylcysteïne kan (ook in hoge dosering) worden gebruikt bij een paracetamolintoxicatie tijdens de zwangerschap. Bovendien is een paracetamolintoxicatie zeer schadelijk voor de moeder en daarmee, in ieder geval indirect, ook voor het kind. Gevallen van foetaal en neonataal overlijden ten gevolge van hepatische necrose zijn beschreven als gevolg van maternale paracetamoloverdosering.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Gebruik van dit geneesmiddel ontraden of het geven van borstvoeding ontraden tot ten minste 24 uur na de toediening.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend (NB: paracetamol gaat in geringe mate over in de moedermelk).
Farmacologisch effect: Er zijn geen gegevens bekend over toepassing van hoge doses acetylcysteïne (die gebruikt worden bij een paracetamolintoxicatie) gedurende lactatie. De opname uit het maag-darmkanaal van de zuigeling zal echter beperkt zijn door de lage biologische beschikbaarheid (4–10%). Bovendien heeft acetylcysteïne een hoog verdelingsvolume, waardoor de plasmaspiegel bij de moeder relatief laag is. In cases waarbij acetylcysteïne direct aan neonaten werd gegeven (als slijmverdunner), werd geen toxiciteit gezien. Deze doseringen zijn waarschijnlijk hoger dan de hoeveelheid die de zuigeling via de borstvoeding binnen krijgt.
Advies: Acetylcysteïne kan (ook hoog gedoseerd) waarschijnlijk veilig gebruikt worden. In het algemeen wordt het geven van borstvoeding tijdens intoxicaties echter afgeraden; tijdens een episode van paracetamolintoxicatie geen borstvoeding geven.
Waarschuwingen en voorzorgen
Wees voorzichtig bij (ouderen met) ernstige cardiovasculaire aandoeningen of bij gebruik van potentieel cardiotoxische geneesmiddelen (zie rubriek Interacties), omdat ernstige cardiovasculaire bijwerkingen als ventriculaire tachycardie en ventrikelfibrilleren zijn opgetreden bij (postoperatieve) patiënten na toediening van naloxon.
Terughoudend toedienen aan personen met bekende of suspecte afhankelijkheid aan opioïden, inclusief pasgeborenen van moeders van wie deze afhankelijkheid bekend is. In dergelijke gevallen kan een abrupte en complete opheffing van de narcotische effecten resulteren in een acuut abstinentiesyndroom (hypertensie, hartritmestoornissen, hartstilstand, pulmonaal oedeem), dit kan ook optreden bij de pasgeboren kinderen van dergelijke patiënten.
Te hoge dosering kan leiden tot volledige opheffing van de analgesie, nervositeit en verhoging van de bloeddruk. Een te snelle opheffing van de effecten van opioïden kan misselijkheid, braken, zweten, hyperventilatie, duizeligheid, hypertensie, tachycardie, tremoren, convulsies en hartstilstand tot gevolg hebben.
Naloxon is niet effectief bij ademhalingsdepressie, veroorzaakt door niet-opioïden. Een ademhalingsdepressie, veroorzaakt door buprenorfine, kan slechts in beperkte mate met een hoge dosis naloxon (5–10 mg) worden opgeheven.
Na bevredigende reactie op de behandeling voortdurend blijven controleren en zo nodig herhalingsdoses toedienen, aangezien de werkingsduur van naloxon korter is dan van de meeste opioïden.
Naloxon kan de effecten van opioïden doen terugkeren, zodat gedurende minstens 24 uur na toediening niet deelgenomen moet worden aan het verkeer.
Waarschuwingen en voorzorgen
Orale toediening van acetylcysteïne: Wanneer acetylcysteïne oraal wordt toegediend bij overdosering met paracetamol, dient eerst de maag te worden geledigd. Voor een eventuele orale behandeling komen coöperatieve patiënten in aanmerking die níet misselijk zijn of braken én bij wie nog geen geactiveerde kool is toegediend. Er zijn orale toedieningsvormen voor de behandeling van een paracetamoloverdosering, echter deze zijn hier niet voor geregistreerd. Zie daarom voor de orale dosering de stofmonografie paracetamol via vergiftigingen.info of zie toxicologie.org/paracetamol; let op, deze bronnen verschillen iets in hun doseringsadvies.
Overgevoeligheidsreacties, bronchospasmen: Bij asthma bronchiale en bij vrouwen is bij i.v.-toediening meer kans op (ernstige) overgevoeligheidsreacties; ook ernstige huidreacties zijn opgetreden. De kans lijkt groter bij een relatief lage paracetamol-plasmaconcentratie. Controleer (o.a. huid en slijmvliezen) nauwgezet op eerste verschijnselen en symptomen van overgevoeligheidsreacties. Wees ook vanwege de kans op bronchospasmen voorzichtig bij patiënten met astma, en daarnaast bij COPD.
Omdat acetylcysteïne ook mucolytische eigenschappen heeft en het vermogen bij kinderen < 2 jaar tot ophoesten beperkt kan zijn, met als mogelijk gevolg luchtwegobstructie; hierop bedacht zijn en zo nodig passende maatregelen nemen.
Gastro-intestinale bijwerkingen: Wees voorzichtig bij een ulcus pepticum in de voorgeschiedenis, m.n. wanneer andere geneesmiddelen worden gebruikt die het maag-darmkanaal kunnen irriteren, zo nodig preventieve maatregelen nemen.
Invloed op stollingstesten: Hoge doseringen, zoals die bij een paracetamolintoxicatie gegeven worden, kunnen een invloed hebben op de protrombinetijd en INR.
Acetylcysteïne kan een invloed hebben op de waarde van colorimetrische salicylaatbepalingen.
Overdosering
Enkelvoudige doses van 10 mg i.v. en cumulatieve doses van max. 90 mg/dag subcutaan werden goed verdragen zonder bijwerkingen of wijziging in laboratoriumwaarden. Er zijn geen gevallen van vergiftiging door naloxon bekend. Voor meer informatie over een overdosering met naloxon neem contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
bij een overdosering zijn naast gastro-intestinale symptomen ook angio-oedeem, hypotensie, bronchospasmen, rinorroe, en urticaria mogelijk.
Voor meer informatie over een overdosering met parenteraal toegediend acetylcysteïne neem contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Specifieke opioïdreceptor-antagonist zonder agonistische of morfineachtige eigenschappen, zoals andere opioïdreceptor-antagonisten. Naloxon veroorzaakt geen respiratoire depressie, psychose-achtige effecten of pupilconstrictie. In afwezigheid van opioïden vertoont het geen farmacologische activiteit. Gewenning dan wel afhankelijkheid is niet waargenomen. Bij afhankelijkheid van opiaten zal naloxon de symptomen van fysieke afhankelijkheid verminderen. De noodzaak de toediening te herhalen is afhankelijk van hoeveelheid, type en toedieningswijze van het te antagoneren narcoticum.
Werking: i.v. binnen 2 min. Werkingsduur: meestal 0,75–4 uur, afhankelijk van de dosis.
Kinetische gegevens
V d | 2 l/kg. |
Overig | snelle verdeling in lichaamsweefsels en -vloeistoffen, vooral in de hersenen, gezien sterke lipofiliteit. Gelijktijdig met de maximale serumconcentratie is de concentratie in de cerebrospinale vloeistof ca. 1,5× hoger. |
Metabolisering | snel in de lever, hoofdzakelijk door conjugatie met glucuronzuur en dealkylering met reductie van de 6-ketogroep. |
Eliminatie | met de urine, onveranderd en als metabolieten, ca. 70% van de dosis binnen 72 uur. |
T 1/2el | 60–90 min; bij pasgeborenen 3 uur |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Antidotum. Acetylcysteïne is een derivaat van het natuurlijke aminozuur cysteïne, dat in het lichaam als substraat dient voor de synthese van glutathion. Toxische paracetamolmetabolieten worden normaliter geconjugeerd en daarmee geïnactiveerd door gereduceerd glutathion; bij paracetamoloverdosering ontstaat in de lever echter een hepatische glutathiondepletie. De dan niet geconjugeerde toxische metabolieten (NAPQI) van paracetamol kunnen zich binden aan de macro-moleculen en enzymen van hepatocyten, met weefselbeschadiging en -necrose tot gevolg. Naast het normaliseren van de glutathiondepletie kan acetylcysteïne conjugeren met de verschillende toxische verbindingen. Tijdige toediening (binnen 8–10 uur) van acetylcysteïne kan zo leverbeschadiging en -necrose door paracetamol voorkómen. Acetylcysteïne heeft ook mucolytische eigenschappen.
Kinetische gegevens
V d | 0,3–0,5 l/kg. |
Overig | verdeelt zich over het gehele lichaam, de hoogste weefselconcentraties worden bereikt in lever, nieren en longen. |
Metabolisering | in de lever tot cysteïne (deacetylering), bij hoge doses zoals bij een paracetamoloverdosering echter vnl. tot anorganisch sulfaat. |
Eliminatie | met de urine (vnl. als anorganisch sulfaat), ca. 20–30% onveranderd. |
T 1/2el | ca. 6 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
naloxon hoort bij de groep antidota, overige.
- acetylcysteïne (bij paracetamolintoxicatie) (V03AB23) Vergelijk
- andexanet alfa (V03AB38) Vergelijk
- calciumgluconaat/chloorhexidine (D11AX03) Vergelijk
- flumazenil (V03AB25) Vergelijk
- fomepizol (V03AB34) Vergelijk
- geactiveerde kool (A07BA01) Vergelijk
- hydroxocobalamine (V03AB33) Vergelijk
- idarucizumab (V03AB37) Vergelijk
- methylthionine (V03AB17) Vergelijk
- obidoxim (V03AB13) Vergelijk
- protamine (V03AB14) Vergelijk
- sugammadex (V03AB35) Vergelijk
Groepsinformatie
acetylcysteïne (bij paracetamolintoxicatie) hoort bij de groep antidota, overige.
- andexanet alfa (V03AB38) Vergelijk
- calciumgluconaat/chloorhexidine (D11AX03) Vergelijk
- flumazenil (V03AB25) Vergelijk
- fomepizol (V03AB34) Vergelijk
- geactiveerde kool (A07BA01) Vergelijk
- hydroxocobalamine (V03AB33) Vergelijk
- idarucizumab (V03AB37) Vergelijk
- methylthionine (V03AB17) Vergelijk
- naloxon (V03AB15) Vergelijk
- obidoxim (V03AB13) Vergelijk
- protamine (V03AB14) Vergelijk
- sugammadex (V03AB35) Vergelijk