ethinylestradiol/​drospirenon

Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Ethinylestradiol/drospirenon Bijlage 2 Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Tablet, omhuld '0,02/3'
Verpakkingsvorm
strip met 28 tabletten

Sub-30 pil. Bevat per strip: 24 tabletten (roze) en 4 placebotabletten (wit). Bevat per roze tablet: ethinylestradiol 20 microg, drospirenon 3 mg.

Toedieningsvorm
Tablet, omhuld '0,03/3'
Verpakkingsvorm
strip met 21 tabletten

Sub-50 pil. Bevat per tablet: ethinylestradiol 30 microg, drospirenon 3 mg.

Rosal Bijlage 2 Mylan bv

Toedieningsvorm
Tablet, omhuld '0,03/3'
Verpakkingsvorm
strip met 21 tabletten

Sub-50 pil. Bevat per tablet: ethinylestradiol 30 microg, drospirenon 3 mg.

Yasmin Bijlage 2 Bayer bv

Toedieningsvorm
Tablet, omhuld '0,03/3'
Verpakkingsvorm
strip met 21 tabletten

Sub-50 pil. Bevat per tablet: ethinylestradiol 30 microg, drospirenon 3 mg.

Yaz Bijlage 2 Bayer bv

Toedieningsvorm
Tablet, omhuld '0,02/3'
Verpakkingsvorm
strip met 28 tabletten

Sub-30 pil. Bevat per strip: 24 tabletten (lichtroze) en 4 placebotabletten (wit). Bevat per lichtroze tablet: ethinylestradiol (als β-dexcladraat) 20 microg, drospirenon 3 mg.

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

ethinylestradiol/​drospirenon vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

Bespreek bij een anticonceptiewens de voorkeur, verwachte therapietrouw en persoonlijke situatie van de vrouw. Begeleid haar bij het kiezen voor een passende methode op basis van kenmerken van de verschillende methoden zoals betrouwbaarheid, toepassing, invloed op het bloedingspatroon, (ernstige) bijwerkingen en contra-indicaties; zie tabel 1 en 3 van de NHG-Standaard Anticonceptie. De meest betrouwbare anticonceptiemethoden zijn (in willekeurige volgorde): combinatiepreparaten (pil, pleister, vaginale ring), de pil met alleen progestageen (desogestrel), het implantatiestaafje (etonogestrel), de prikpil (medroxyprogesteron) en de hormoonspiraal (levonorgestrel IUD) of koperspiraal. Bij combinatiepreparaten en bij de pil met alleen progestageen is de betrouwbaarheid afhankelijk van de therapietrouw.

Bij de keuze voor een combinatiepreparaat gaat de voorkeur uit naar een pil met ethinylestradiol (EE) 30 microg en levonorgestrel 150 microg. Tweede keus zijn EE/gestodeen (20/75 microg), EE/levonorgestrel (20/100 microg) en EE/norgestimaat (35/250 microg). Andere orale combinatiepreparaten en waarschijnlijk ook de ring en de pleister geven een grotere risicotoename op VTE.

Aan de vergoeding van ethinylestradiol/drospirenon zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.

Indicaties

  • Hormonale anticonceptie.

Gerelateerde informatie

Doseringen

Klap alles open Klap alles dicht

Hormonale anticonceptie

Volwassenen en adolescenten

1 tablet per dag gedurende 21 opeenvolgende dagen, bij de strips met placebotabletten gedurende 28 dagen. Elke volgende strip starten na een tabletvrij interval van 7 dagen ('stopweek') of direct na de placebotabletten (laatste rij van de strip). In de stopweek of placebofase treedt doorgaans een onttrekkingsbloeding op, die meestal op de tweede of derde dag na de laatste actieve tablet begint en mogelijk niet voorbij is voordat wordt begonnen met de volgende strip.

Geen hormonaal anticonceptivum in de voorafgaande maand: De eerste tablet op de eerste dag van de natuurlijke cyclus innemen (d.i. op de eerste dag van de menstruatie). Eventueel op de tweede tot vijfde cyclusdag beginnen; in dat geval tijdens de eerste zeven dagen van de eerste cyclus aanvullend een condoom gebruiken.

Overschakelen van een ander oraal combinatiepreparaat: bij voorkeur beginnen op de dag na inname van de laatste actieve tablet, uiterlijk op de dag na de gebruikelijke stopweek of na de laatste placebotablet van het voorafgaande combinatiepreparaat.

Van een combinatiepreparaat in de vorm van een vaginale ring of transdermale pleister overschakelen: bij voorkeur beginnen op de dag van verwijdering, maar uiterlijk op de dag dat de nieuwe ring of pleister geplaatst had moeten worden.

Van een progestageenmethode overschakelen: van de minipil op een willekeurige dag overschakelen, van een implantaat of intra-uterien systeem op de dag van verwijdering en van een injectiepreparaat op de dag waarop de volgende injectie zou worden gegeven. Tijdens de eerste zeven dagen na de overschakeling aanvullend een condoom gebruiken.

Na een abortus in het 1 e trimester: de vrouw kan direct beginnen; aanvullende anticonceptieve maatregelen zijn niet nodig.

Na een bevalling of na een abortus in het 2 e trimester: beginnen tussen de 21 e–28 e dag na de partus of abortus, indien later wordt begonnen de eerste zeven dagen aanvullend een condoom gebruiken. Indien inmiddels onbeschermde geslachtsgemeenschap heeft plaatsgevonden, zwangerschap uitsluiten of de eerste menstruatie afwachten alvorens te starten met het gebruik. Voor gebruik tijdens lactatie, zie de rubriek Lactatie.

Adviezen bij afwijkend gebruik

Vergeten van inname van tabletten:

Direct aansluitend aan de stopweek of placebofase (vanaf dag 1 ): Bij ≥ 24 uur te laat starten met de eerste tablet: de laatst vergeten tablet alsnog zo snel mogelijk innemen en een condoom gebruiken totdat de pil 7 dagen aaneengesloten is ingenomen. Houd rekening met een zwangerschap als tijdens de voorgaande 5 dagen onbeschermde gemeenschap heeft plaatsgevonden; overweeg een noodanticonceptivum (zie Noodanticonceptie).

Bij het vergeten van één actieve tablet vanaf dag 2 van de cyclus: deze alsnog zo snel mogelijk innemen; er gelden geen aanvullende adviezen. Er is sprake van een vergeten tablet als deze > 12 uur te laat (> 36 uur na de laatste tablet) is ingenomen; volgens de fabrikanten van de preparaten met een placebofase > 24 uur te laat (> 48 uur na de laatste tablet). Volg onderstaande adviezen bij het vergeten van meerdere tabletten.

Week 1 (dag 2-7): Bij ≥ 2 vergeten tabletten: de laatst vergeten tablet alsnog zo snel mogelijk innemen en een condoom gebruiken totdat de pil 7 dagen aaneengesloten is ingenomen. Houd rekening met een zwangerschap als tijdens de voorgaande 5 dagen onbeschermde gemeenschap heeft plaatsgevonden; overweeg een noodanticonceptivum (zie Noodanticonceptie).

Week 2 (dag 8-14): Bij ≥ 3 vergeten tabletten: de laatst vergeten tablet alsnog zo snel mogelijk innemen en een condoom gebruiken totdat de pil 7 dagen aaneengesloten is ingenomen.

Week 3 en vanaf dan bij continu gebruik (dag 15 en verder): Bij ≥ 2 vergeten tabletten: laat een stopweek of placebofase ingaan van max. 7 dagen vanaf de eerste vergeten tablet óf hervat de pil volgens schema (neem de laatst vergeten tablet alsnog zo snel mogelijk in) en sla de stopweek of placebofase over.

Hevig braken of waterdunne diarree: indien binnen 3–4 uur na inname van een actieve tablet hevig braken of waterdunne diarree optreedt, kan enkele uren later een nieuwe tablet worden ingenomen. Doe dit zo mogelijk binnen 36 uur (bij preparaten met placebofase 48 uur) na inname van de laatste tablet die nog goed in het lichaam is opgenomen. Als deze periode voorbij is, gelden de adviezen zoals bij het vergeten van de pil. Bij één niet opgenomen tablet door hevig braken of waterdunne diarree blijft de betrouwbaarheid gehandhaafd (met uitzondering van de eerste tablet direct na de stopweek of placebofase).

Uitstellen maandelijkse bloeding: zonder stopweek of placebofase doorgaan met een nieuwe pilstrip zoveel dagen als men wenst. Tijdens de verlenging kan doorbraakbloeding of 'spotting' optreden. Na de gebruikelijke stopweek of placebofase de reguliere inname hervatten.

Veranderen begindag van de maandelijkse bloeding: De stopweek of placebofase inkorten. Hoe korter de stopweek of placebofase, des te meer kans op het uitblijven van een onttrekkingsbloeding en het optreden van doorbraakbloeding of 'spotting' tijdens het gebruik van de volgende strip.

De tabletten elke dag op ongeveer hetzelfde tijdstip innemen, in de volgorde die op de strip staat aangegeven.

Bijwerkingen

Vaak (1-10%): depressie, emotionele labiliteit. Hoofdpijn. Misselijkheid. Menstruatiestoornissen, doorbraakbloedingen (vooral tijdens de eerste maanden van het gebruik), pijnlijke of gevoelige borsten, fluor vaginalis, vaginale candidiasis.

Soms (0,1-1%): nervositeit, slaperigheid, migraine, duizeligheid, paresthesie. Hypo- of hypertensie, spataderen. Braken, dyspepsie, gastritis, buikpijn, flatulentie, diarree. Acne, huiduitslag, jeuk, haaruitval. Rugpijn, spierkrampen. Bekkenpijn, hypertrofie van de borsten, fibrocysten in de borsten, verandering van libido, vaginitis, vaginale droogheid, opvliegers. Vochtretentie, verandering van lichaamsgewicht, asthenie, meer transpireren.

Zelden (0,01-0,1%): anemie, trombocytemie. Overgevoeligheidsreacties, astma. Verandering in eetlust, hyperkaliëmie, hyponatriëmie. Anorgasmie, slapeloosheid. Draaiduizeligheid, beven. Hypo-acusis. Conjunctivitis, droge ogen. Tachycardie. Veneuze en arteriële trombo-embolie, flebitis, neusbloeding, flauwvallen. Droge mond, orale candidiasis, opgeblazen gevoel, obstipatie. Cholecystitis. Chloasma, fotosensitieve of contacteczeem, erythema nodosum, erythema multiforme, hirsutisme, striae, droge huid. Mammacarcinoom, cervicale poliep, ovariumcysten, endometriumhyperplasie of -atrofie. Afscheiding uit de tepel. Malaise.

Verder is gemeld: verergering van symptomen van erfelijke en verworven angio-oedeem.

Interacties

Gelijktijdig gebruik met glecaprevir/pibrentasvir en sofosbuvir/velpatasvir/voxilaprevir is gecontra-indiceerd, vanwege meer kans op bijwerkingen op de lever; een andere vorm van anticonceptie wordt aanbevolen (bv. anticonceptiva met alleen een progestageen of niet-hormonale methoden) tot 2 weken na afloop van de behandeling met deze geneesmiddelen.

Tijdens en tot vier weken na gebruik van leverenzyminducerende stoffen (anti-epileptica zoals carbamazepine, felbamaat, fenobarbital, fenytoïne, oxcarbazepine, primidon, rufinamide, topiramaat; overige enzyminductoren zoals bosentan, griseofulvine, modafinil, rifabutine, rifampicine, sint-janskruid) is de anticonceptiepil minder betrouwbaar door verlaging van de spiegels van het oestrogeen en progestageen. Indien deze interactie niet kan worden vermeden, de anticonceptiepil vervangen door een levonorgestrelbevattend spiraaltje, een koperhoudend spiraaltje of de prikpil. Een andere optie is het gebruik van condooms in combinatie met de anticonceptiepil; deze gebruiken tot ten minste vier weken na staken van de inductor. Als de inductor nog in gebruik is tijdens het einde van de werkzame tabletten in de strip, dan direct beginnen met een volgende strip zonder de gebruikelijke stopweek of placebofase.

Veel combinaties van HIV-proteaseremmers en niet-nucleoside reverse-transcriptase remmers, incl. combinaties met HCV-remmers kunnen de spiegels van het oestrogeen of progestageen uit de anticonceptiepil verlagen of verhogen; raadpleeg de voorschrijfinformatie van deze middelen.

Bij gelijktijdig innemen met colesevelam of colestyramine neemt de absorptie af; de anticonceptiepil ten minste 4 uur vóór colesevelam of colestyramine innemen.

Etoricoxib kan de plasmaconcentratie van ethinylestradiol met circa 50% verhogen.

Ketoconazol (sterke CYP3A4-remmer) kan de blootstelling aan drospirenon en ethinylestradiol verhogen.

Oestrogenen uit de anticonceptiepil en aromataseremmers of tamoxifen kunnen elkaars werking verminderen.

Door gebruik van hormonale anticonceptiva kan de plasmaspiegel van lamotrigine dalen en die van ciclosporine stijgen.

Ethinylestradiol kan mogelijk de klaring van CYP1A2-substraten remmen; dit kan leiden tot een stijging van de plasmaconcentratie van theofylline of tizanidine.

Bij gelijktijdig, langdurend gebruik van middelen die het serumkalium kunnen verhogen zoals ACE-remmers, angiotensinereceptorblokkers, aldosteron antagonisten, kaliumsparende diuretica of NSAID's het serumkalium tijdens de eerste behandelcyclus controleren.

Het gebruik van anticonceptieve steroïden kan de uitslag van bepaalde laboratoriumtesten beïnvloeden.

Zwangerschap

Gezien de geregistreerde indicatie niet van toepassing.

Teratogenese: In het geval van accidenteel (door)gebruik van de anticonceptiepil tijdens de vroege zwangerschap zijn er geen aanwijzingen voor nadelige effecten op de zwangerschap of foetus.

Overige: Vóór begin van het gebruik, zwangerschap uitsluiten. Mocht zich tijdens het gebruik het vermoeden van zwangerschap voordoen, dan de toediening staken en gebruik maken van een (betrouwbare) niet-hormonale methode van anticonceptie, totdat zwangerschap is uitgesloten.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja, zowel oestrogenen als progestagenen in geringe mate.

Farmacologisch effect: Er zijn geen negatieve effecten op de zuigeling gezien. In de eerste zes weken na de bevalling, kan de combinatiepil de borstvoeding mogelijk nadelig beïnvloeden (gering effect op de productie en samenstelling van de moedermelk). Daarbij kan de combinatiepil de kans op trombose (bij de moeder) in de eerste weken na de bevalling verder verhogen.

Advies: Gebruik ontraden tijdens de eerste 6 weken na de bevalling; daarna kan dit middel waarschijnlijk veilig worden gebruikt.

Contra-indicaties

  • (risico op) veneuze trombo-embolie (VTE):
    • voorgeschiedenis van diepveneuze trombose of longembolie;
    • trombofilie (APC-resistentie door factor-V-Leiden-mutatie, proteïne C-, proteïne S- of antitrombinedeficiëntie);
    • zware operatie met langdurige immobilisatie;
    • aanwezigheid van meerdere risicofactoren voor VTE (zie Waarschuwingen en voorzorgen).
  • (risico op) arteriële trombo-embolie (ATE):
    • voorgeschiedenis van myocardinfarct, cerebrovasculaire ziekte (beroerte of TIA), angina pectoris, perifeer arterieel vaatlijden;
    • aandoening met verhoogd risico op ATE: diabetes mellitus met vasculaire symptomen, ernstige hypertensie, ernstige dyslipoproteïnemie, hyperhomocysteïnemie of aanwezigheid van anti-fosfolipide-antilichamen;
    • voorgeschiedenis van migraine met focale neurologische symptomen;
    • aanwezigheid van meerdere risicofactoren voor ATE (zie Waarschuwingen en voorzorgen).
  • (voorgeschiedenis van) geslachtshormoon-afhankelijke maligniteit, zoals mammacarcinoom;
  • drager BRCA-genmutatie of belaste familieanamnese bij leeftijd > 35 jaar;
  • (voorgeschiedenis van) ernstige leveraandoening, zolang de leverfunctie niet is genormaliseerd, waaronder levertumor;
  • ernstige nierinsufficiëntie of acuut nierfalen;
  • bariatrische chirurgie, gericht op bereiken verminderde absorptie van voedingsstoffen;
  • vaginale bloeding met onbekende oorzaak.

Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Interacties.

Waarschuwingen en voorzorgen

Het risico op veneuze trombo-embolie (VTE) neemt toe bij gebruik van een gecombineerd hormonaal anticonceptivum. Bij gebruik van een vierdegeneratiepil (zoals met drospirenon) is deze kans bijna het tweevoudige als bij gebruik van een tweedegeneratiepil (zoals met levonorgestrel). De meeste kans op VTE bestaat in het eerste jaar van het gebruik of bij opnieuw gebruiken van de pil na een onderbreking van ten minste een maand. Bij aanwezigheid van één of meerdere risicofactoren voor VTE, het gebruik afwegen. Bij verdenking op een erfelijke predispositie (eerstegraads familielid < 50 jaar met VTE), de vrouw doorverwijzen naar een gespecialiseerde arts. Risicofactoren zijn een leeftijd > 35 j., immobilisatie, een operatieve ingreep (m.n. operatie van de benen of neurochirurgie), groot trauma, een recente bevalling of miskraam in het tweede trimester en obesitas. Ook de volgende aandoeningen zijn een risicofactor: kanker, sikkelcelziekte, SLE, HUS en IBD en mogelijk oppervlakkige tromboflebitis en varicosis.

Het risico op arteriële trombo-embolie (ATE; myocardinfarct of ischemisch CVA) neemt iets toe bij gebruik van een gecombineerd hormonaal anticonceptivum. Bij aanwezigheid van één of meerdere risicofactoren voor ATE, het gebruik afwegen. Bij verdenking op een erfelijke predispositie de vrouw doorverwijzen naar een gespecialiseerde arts. Risicofactoren zijn een leeftijd > 35 j., roken, obesitas, hypertensie en migraine. Ook andere aandoeningen waarbij vaatstoornissen kunnen optreden zijn een risicofactor: diabetes mellitus, hartklepziekte en atriumfibrilleren, dyslipoproteïnemie en SLE.

Een lichte toename van de kans op mammacarcinoom is gerapporteerd in epidemiologisch onderzoek. Deze toegenomen kans verdwijnt binnen 10 jaar na staken van het gebruik. Het is onduidelijk of er een negatieve invloed is op de kans op cervixcarcinoom. Bij hevige pijn in de bovenbuik, leververgroting of symptomen van een abdominale bloeding de mogelijkheid van een levertumor in de diagnosestelling betrekken.

Staak gebruik bij:

  • de eerste symptomen van tromboflebitis of trombo-embolie;
  • een toename in frequentie of ernst van migraine;
  • stijging van de bloeddruk die onvoldoende op antihypertensieve therapie reageert;
  • achteruitgang van de leverfunctie (tot normalisatie optreedt).

Wees voorzichtig bij:

  • hypertriglyceridemie, of een positieve familie-anamnese hiervoor (meer kans op pancreatitis);
  • erfelijk of verworven angio-oedeem (exogene oestrogenen kunnen aanvallen van angio-oedeem induceren);
  • diabetes mellitus (controleer met name in het begin van het gebruik zorgvuldig, omdat de glucosetolerantie kan veranderen);
  • predispositie voor melasma (vermijd blootstelling aan zonlicht of UV-straling).

Depressie is gemeld; adviseer de vrouw contact op te nemen met de arts bij symptomen hiervan, ook kort na aanvang van de behandeling.

Beoordelen van eventueel onregelmatig bloedverlies is pas zinvol na een periode van 3 cycli, omdat vooral tijdens de eerste maanden van gebruik 'spotting' of doorbraakbloeding optreedt. Sluit eerst een zwangerschap uit, als het anticonceptivum niet volgens de aanwijzingen is ingenomen voorafgaand aan een uitgebleven onttrekkingsbloeding of als er tweemaal geen onttrekkingsbloeding optreedt.

Bij nierinsufficiëntie is er meer kans op hyperkaliëmie; controleer gedurende de eerste behandelcyclus het serumkalium bij nierinsufficiëntie en een hoge kaliumwaarde voor het begin van de behandeling, met name bij gebruik van kaliumsparende geneesmiddelen (zie ook Interacties).

Overdosering

Zie voor symptomen en behandeling de monografie orale anticonceptiva op vergiftigingen.info.

Eigenschappen

Combinatie van een vaste hoeveelheid progestageen en oestrogeen. Drospirenon heeft tevens anti-androgene eigenschappen en een licht antimineralocorticoïde effect.

Groepsinformatie

ethinylestradiol/drospirenon hoort bij de groep anticonceptiva, combinatiepreparaten.

Kosten

Kosten laden…

Zie ook

Geneesmiddelgroep

Indicaties

Externe links