Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Amgevita XGVS Aanvullende monitoring Amgen bv

Toedieningsvorm
Injectievloeistof '20'
Sterkte
50 mg/ml
Verpakkingsvorm
wegwerpspuit 0,4 ml
Toedieningsvorm
Injectievloeistof '40'
Sterkte
50 mg/ml
Verpakkingsvorm
wegwerpspuit 0,8 ml
Toedieningsvorm
Injectievloeistof 'sureclick 40'
Sterkte
50 mg/ml
Verpakkingsvorm
voorgevulde pen 0,8 ml

Hukyndra XGVS Aanvullende monitoring Stada Arzneimittel AG

Toedieningsvorm
Injectievloeistof '40'
Sterkte
100 mg/ml
Verpakkingsvorm
pen 0,4 ml, wegwerpspuit 0,4 ml
Toedieningsvorm
Injectievloeistof '80'
Sterkte
100 mg/ml
Verpakkingsvorm
wegwerpspuit 0,8 ml

Humira XGVS Abbvie bv

Toedieningsvorm
Injectievloeistof voor kinderen '20'
Sterkte
100 mg/ml
Verpakkingsvorm
wegwerpspuit 0,2 ml
Toedieningsvorm
Injectievloeistof '40'
Sterkte
100 mg/ml
Verpakkingsvorm
voorgevulde pen 0,4 ml, wegwerpspuit 0,4 ml
Toedieningsvorm
Injectievloeistof '80'
Sterkte
100 mg/ml
Verpakkingsvorm
voorgevulde pen 0,8 ml, wegwerpspuit 0,8 ml

Hyrimoz XGVS Sandoz bv

Toedieningsvorm
Injectievloeistof '20'
Sterkte
50 mg/ml
Verpakkingsvorm
wegwerpspuit 0,4 ml
Toedieningsvorm
Injectievloeistof '40'
Sterkte
50 mg/ml
Verpakkingsvorm
wegwerpspuit 0,8 ml
Toedieningsvorm
Injectievloeistof 'sensoready 40'
Sterkte
50 mg/ml
Verpakkingsvorm
voorgevulde pen 0,8 ml
Toedieningsvorm
Injectievloeistof '20'
Sterkte
100 mg/ml
Verpakkingsvorm
wegwerpspuit 0,2 ml
Toedieningsvorm
Injectievloeistof '40'
Sterkte
100 mg/ml
Verpakkingsvorm
wegwerpspuit 0,4 ml
Toedieningsvorm
Injectievloeistof 'sensoready 40'
Sterkte
100 mg/ml
Verpakkingsvorm
voorgevulde pen 0,4 ml

Idacio XGVS Aanvullende monitoring Fresenius Kabi Nederland bv

Toedieningsvorm
Injectievloeistof '40'
Sterkte
50 mg/ml
Verpakkingsvorm
voorgevulde pen 0,8 ml, wegwerpspuit 0,8 ml

Imraldi XGVS Biogen Netherlands

Toedieningsvorm
Injectievloeistof '40'
Sterkte
50 mg/ml
Verpakkingsvorm
voorgevulde pen 0,8 ml, wegwerpspuit 0,8 ml
Toedieningsvorm
Injectievloeistof '40'
Sterkte
100 mg/ml
Verpakkingsvorm
voorgevulde pen 0,4 ml, wegwerpspuit 0,4 ml

Yuflyma XGVS Aanvullende monitoring Celltrion Healthcare

Toedieningsvorm
Injectievloeistof '40'
Sterkte
100 mg/ml
Verpakkingsvorm
voorgevulde pen 0,4 ml, wegwerpspuit 0,4 ml
Toedieningsvorm
Injectievloeistof '80'
Sterkte
100 mg/ml
Verpakkingsvorm
voorgevulde pen 0,8 ml

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

Start bij (een vermoeden van) reumatoïde artritis (RA) in de eerstelijnszorg met een NSAID en verwijs zo snel mogelijk naar de reumatoloog. Behandel in de tweedelijnszorg volgens de ‘treat-to-target’-strategie; pas medicatie aan op basis van intensieve monitoring van de ziekteactiviteit, met als doel het bereiken van remissie of lage ziekteactiviteit. Methotrexaat (MTX) is de hoeksteen van de behandeling, in de initiële fase gecombineerd met een systemisch glucocorticoïd (GC). Switch bij onvoldoende resultaat naar een andere ‘conventional synthetic disease modifying antirheumatic drug’ (csDMARD) of voeg een andere csDMARD, een biological (bDMARD) of een ‘targeted synthetic’ DMARD (tsDMARD) toe. Overweeg onder intensieve monitoring van de ziekteactiviteit om, wanneer het behandeldoel is bereikt, de dosis van geneesmiddelen bij combinatietherapie te reduceren of volledig af te bouwen. Adalimumab komt bij RA in aanmerking na falen van een csDMARD, bij voorkeur in combinatie met methotrexaat.

Bij artritis psoriatica moet er sprake zijn van onvoldoende respons op DMARD's in optimale dosering.

Bij psoriasis is behandeling met de biological adalimumab aan te bevelen als inductie- of onderhoudsbehandeling bij patiënten met matige tot ernstige chronische plaque-psoriasis, indien foto(chemo)therapie en conventionele systemische behandelingen ontoereikend of gecontra-indiceerd zijn, of niet worden verdragen.

Bij spondylitis ankylopoetica komt behandeling met adalimumab in aanmerking bij een ernstige actieve spondylitis ankylopoetica (BASDAI ≥ 4) en indien er sprake is van onvoldoende respons op ten minste twee NSAID's in maximale dosering en andere conventionele behandeling; bij perifere artritis dient eerst sulfasalazine te zijn geprobeerd.

Adalimumab kan bij voorkeur in combinatie met methotrexaat worden toegepast bij kinderen van 4–17 jaar met polyarticulaire juveniele idiopathische artritis met onvoldoende respons op een of meerdere antireumatische middelen. Bij toepassing van een TNF-α-blokkerend middel bij polyarticulaire juveniele idiopathische artritis (pJIA) wordt de voorkeur gegeven aan etanercept, omdat daarmee meer ervaring is en omdat er meer gegevens over beschikbaar zijn.

Bij de behandeling van de ziekte van Crohn is de keuze van het geneesmiddel afhankelijk van de locatie, uitgebreidheid en ernst van de ontsteking, het verwachte beloop en de respons op eerdere medicatie. Corticosteroïden worden toegepast voor remissie-inductie en immunosuppressiva als onderhoudsbehandeling. TNF-α-blokkers kunnen in beide fasen van de behandeling worden gebruikt. Adalimumab en infliximab zijn vergelijkbaar effectief; persoonlijke ervaring, wijze van toediening, patiëntkarakteristieken en voorkeur van de patiënt zijn in de praktijk bepalend voor de keuze.

Bij de behandeling van colitis ulcerosa is de keuze van het geneesmiddel afhankelijk van de locatie, uitgebreidheid en ernst van de ontsteking, het verwachte beloop en de respons op eerdere medicatie. Corticosteroïden worden toegepast voor remissie-inductie en immunosuppressiva als onderhoudsbehandeling. Aminosalicylaten en TNF-α-blokkers kunnen in beide fasen van de behandeling worden gebruikt. Adalimumab, golimumab en infliximab zijn vergelijkbaar effectief; persoonlijke ervaring, wijze van toediening, patiëntkarakteristieken en voorkeur van de patiënt zijn in de praktijk bepalend voor de keuze.

Zie de NVDV-Richtlijn Hidradenitis suppurativa (2019) voor de plaats van adalimumab in de medicamenteuze behandeling. Zie ook Hidradenitis suppurativa voor behandeling in de eerstelijnszorg.

Indicaties

  • Matige tot ernstige actieve reumatoïde artritis bij volwassenen waarbij de respons op 'disease modifying antirheumatic drugs' (DMARD's) inclusief methotrexaat ontoereikend is gebleken. Behandeling van ernstige actieve en progressieve reumatoïde artritis bij volwassenen die niet eerder behandeld zijn met methotrexaat. Voor maximale werkzaamheid adalimumab in combinatie met methotrexaat gebruiken. Indien dit niet mogelijk of wenselijk is kan adalimumab als monotherapie worden toegepast;
  • In combinatie met methotrexaat: actieve polyarticulaire juveniele idiopathische artritis, bij kinderen en adolescenten van 2–17 jaar die een ontoereikende respons hebben gehad op één of meerdere antireumatische middelen. Adalimumab kan als monotherapie worden gebruikt in geval van intolerantie voor methotrexaat of wanneer voortgezette behandeling met methotrexaat ongewenst is;
  • Actieve enthesitis-gerelateerde artritis bij patiënten vanaf 6 jaar die een ontoereikende respons hebben gehad op conventionele therapie of die conventionele therapie niet verdragen;
  • Ernstige spondylitis ankylopoetica bij volwassenen bij wie de respons op conventionele therapie onvoldoende was. Behandeling van ernstige axiale spondylartritis zonder röntgenologisch bewijs van spondylitis ankylopoetica, maar met objectieve tekenen van ontsteking door verhoogde CRP en/of MRI, bij volwassenen met een inadequate respons op of intolerantie voor NSAID’s;
  • Actieve en progressieve artritis psoriatica bij volwassenen, bij wie de respons op eerdere DMARD-therapie onvoldoende is gebleken;
  • Matige tot ernstige plaquepsoriasis bij volwassenen met onvoldoende respons op, intolerantie of een contra-indicatie voor andere systemische therapie waaronder ciclosporine, methotrexaat of PUVA. Behandeling van ernstige chronische plaquepsoriasis bij kinderen en adolescenten ≥ 4 jaar met onvoldoende respons op, of die niet geschikt zijn voor, lokale behandeling en lichttherapie;
  • (Matig) ernstige, actieve ziekte van Crohn bij volwassenen of kinderen vanaf 6 jaar met onvoldoende respons op een conventionele behandeling waaronder primaire voedingstherapie (bij kinderen), corticosteroïd en/of immunosuppressivum of die dergelijke behandelingen niet verdragen of bij wie hiertegen een contra-indicatie bestaat;
  • Matig tot ernstig actieve colitis ulcerosa bij volwassenen en kinderen vanaf 6 jaar met onvoldoende reactie op, contra-indicatie voor of niet verdragen van conventionele therapie met inbegrip van corticosteroïden en azathioprine of 6-mercaptopurine;
  • Actieve matige tot ernstige hidradenitis suppurativa (HS, acne inversa) bij volwassenen en adolescenten ≥ 12 jaar met onvoldoende respons op conventionele systemische HS-behandeling;
  • Uveïtis: niet-infectieuze intermediaire of posterieure uveïtis of panuveïtis bij volwassenen die een ontoereikende respons hebben gehad op corticosteroïden, bij patiënten die minder corticosteroïden moeten gebruiken of voor wie een corticosteroïde behandeling niet geschikt is.
  • Juveniele chronische niet-infectieuze uveïtis anterior bij kinderen ≥ 2 jaar met onvoldoende reactie op, contra-indicatie voor of niet verdragen van conventionele therapie.

Gerelateerde informatie

Doseringen

Klap alles open Klap alles dicht

Reumatoïde artritis

Volwassenen (incl. ouderen)

40 mg s.c. 1×/2 weken; in combinatie met methotrexaat. Glucocorticoïden, salicylaten, niet-steroïde anti-inflammatoire middelen of analgetica kunnen worden gecontinueerd.

Bij gebruik zonder methotrexaat (monotherapie) kan bij afname van de respons de toedieningsfrequentie worden verhoogd tot 40 mg 1×/week of 80 mg 1×/2 weken.

Bij onvoldoende respons na 12 weken de behandeling zorgvuldig heroverwegen.

Polyarticulaire juveniele idiopathische artritis

Kinderen ≥ 2 jaar en ≥ 30 kg lichaamsgewicht

40 mg s.c. 1×/2 weken. Bij onvoldoende respons na 12 weken de behandeling zorgvuldig heroverwegen.

Kinderen ≥ 2 jaar en 10–30 kg lichaamsgewicht

20 mg s.c. 1×/2 weken. Bij onvoldoende respons na 12 weken de behandeling zorgvuldig heroverwegen.

Enthesitis-gerelateerde artritis

Kinderen ≥ 6 jaar en ≥ 30 kg lichaamsgewicht

40 mg s.c. 1×/2 weken.

Kinderen ≥ 6 jaar en 15–30 kg lichaamsgewicht

20 mg s.c. 1×/2 weken.

Artritis psoriatica, spondylitis ankylopoetica en axiale spondylartritis

Volwassenen (incl. ouderen)

40 mg s.c. 1×/2 weken. Bij onvoldoende respons na 12 weken de behandeling zorgvuldig heroverwegen.

Plaque psoriasis

Volwassenen (incl. ouderen)

Begindosering 80 mg s.c., na één week gevolgd door 40 mg s.c. 1×/2 weken. Bij onvoldoende respons na 16 weken de behandeling zorgvuldig heroverwegen; eventueel verhogen naar 40 mg s.c. 1×/week of 80 mg 1×/2 weken. Als de respons dan voldoende is de frequentie weer verlagen naar 40 mg 1×/2 weken.

Kinderen 4 t/m 17 jaar en ≥ 30 kg lichaamsgewicht

Begindosering 40 mg s.c., na één week 40 mg 1×/2 weken. Bij onvoldoende respons na 16 weken de behandeling zorgvuldig heroverwegen.

Kinderen 4 t/m 17 jaar en 15 kg tot < 30 kg lichaamsgewicht

Begindosering 20 mg s.c., na één week 20 mg 1×/2 weken. Bij onvoldoende respons na 16 weken de behandeling zorgvuldig heroverwegen.

Ziekte van Crohn

Volwassenen (incl. ouderen), kinderen 6 t/m 17 jaar en ≥ 40 kg lichaamsgewicht

Schema inductiedosering: in week 0: 80 mg s.c. in 1 dosis en in week 2: 40 mg in 1 dosis. Wanneer een snellere respons noodzakelijk is, in week 0:160 mg (als 2× 80 mg of 4× 40 mg op één dag of als 1× 80 mg of 2× 40 mg op twee achtereenvolgende dagen), en in week 2: 80 mg in 1 dosis.

Onderhoudsdosering: 40 mg s.c. 1×/2 weken. Bij onvoldoende respons kan de toedieningsfrequentie worden verhoogd naar 40 mg 1×/week of 80 mg 1×/2 weken. Bij onvoldoende respons na 12 weken, de behandeling zorgvuldig heroverwegen. Eventuele herbehandeling is mogelijk; met herbehandeling na 8 weken na de laatste dosis is weinig ervaring. Tijdens de onderhoudsbehandeling kan de behandeling met corticosteroïden volgens klinische richtlijnen geleidelijk worden uitgeslopen.

Kinderen 6 t/m 17 jaar en < 40 kg lichaamsgewicht

Schema inductiedosering: in week 0: 40 mg s.c. in 1 dosis en in week 2: 20 mg in 1 dosis. Wanneer een snellere respons noodzakelijk is kan een dubbele dosis gegeven worden (80 mg in 1 dosis in week 0 en 40 mg in 1 dosis in week 2).

Onderhoudsdosering: 20 mg s.c. 1×/2 weken. Bij onvoldoende respons kan de toedieningsfrequentie worden verhoogd naar 20 mg 1×/week. Heroverweeg de behandeling indien in week 12 nog geen respons wordt vertoond.

Colitis ulcerosa

Volwassenen (incl. ouderen)

Schema inductiedosering: in week 0: 160 mg s.c. (als 2× 80 mg of 4× 40 mg op één dag, óf als 1× 80 mg of 2× 40 mg op twee achtereenvolgende dagen), en in week 2: 80 mg.

Onderhoudsdosering vanaf week 4 is 40 mg s.c. 1×/2 weken, bij een verminderde respons eventueel verhogen naar 40 mg subcutaan 1×/week of 80 mg 1×/2 weken. Heroverweeg de behandeling indien er binnen 2–8 weken nog geen respons is. Tijdens de onderhoudsbehandeling kan de behandeling met corticosteroïden volgens klinische richtlijnen geleidelijk worden uitgeslopen.

Kinderen 6 t/m 17 jaar en ≥ 40 kg lichaamsgewicht

Schema inductiedosering: in week 0: 160 mg s.c. (als 2× 80 mg of 4× 40 mg op één dag, óf als 1× 80 mg of 2× 40 mg op twee achtereenvolgende dagen), en in week 2: 80 mg.

Onderhoudsdosering vanaf week 4 is 80 mg s.c. 1×/2 weken. Bij het bereiken van 18–jarige leeftijd doorgaan met de voorgeschreven onderhoudsdosering. Heroverweeg de behandeling indien er binnen 2–8 weken nog geen respons is.

Kinderen 6 t/m 17 jaar en < 40 kg lichaamsgewicht

Schema inductiedosering: in week 0: 80 mg s.c. in 1 dosis en in week 2: 40 mg in 1 dosis.

Onderhoudsdosering vanaf week 4 is 40 mg s.c. 1×/2 weken. Heroverweeg de behandeling indien er binnen 2–8 weken nog geen respons is.

Hidradenitis suppurativa

Volwassenen (incl. ouderen)

Begindosering 160 mg s.c. op dag 1 (als 2× 80 mg of 4× 40 mg op één dag of als 1× 80 mg of 2× 40 mg op twee achtereenvolgende dagen), gevolgd door 80 mg op dag 15. Daarna 40 mg op dag 29, vervolgens 1×/week 40 mg of 80 mg 1×/2 weken. Als in week 12 nog geen respons optreedt de behandeling heroverwegen. Als onderbreking nodig is, de behandeling opnieuw starten met 40 mg 1×/week of 80 mg 1×/2 weken.

Kinderen 12–18 jaar en ≥ 30 kg lichaamsgewicht

Begindosering 80 mg s.c. in week 0, gevolgd door 40 mg 1×/2 weken vanaf week 1. Bij onvoldoende respons eventueel verhogen naar 40 mg 1×/week of 80 mg 1×/2 weken. Als in week 12 nog geen respons optreedt het verder voortzetten van de behandeling heroverwegen. Als onderbreking nodig is, kan de behandeling indien nodig opnieuw worden begonnen.

Uveïtis

Volwassenen (incl. ouderen)

Begindosering 80 mg s.c., gevolgd door 40 mg 1×/2 weken vanaf één week na de aanvangsdosis. Er is relatief weinig ervaring met het beginnen van behandeling met uitsluitend adalimumab. Behandeling kan begonnen worden in combinatie met corticosteroïden en/of andere niet-biologische immunomodulerende middelen. Corticosteroïden die gelijktijdig worden toegediend, kunnen worden uitgeslopen overeenkomstig de klinische praktijk, te beginnen twee weken na aanvang van de behandeling met adalimumab. Heroverweeg jaarlijks de voortzetting van de behandeling.

Kinderen ≥ 2 jaar en ≥ 30 kg lichaamsgewicht

40 mg s.c. 1×/2 weken in combinatie met methotrexaat. Eventueel 1 week vóór aanvang van de onderhoudsbehandeling een oplaaddosis van 80 mg geven. Heroverweeg jaarlijks de voortzetting van de behandeling.

Kinderen ≥ 2 jaar en < 30 kg lichaamsgewicht

20 mg s.c. 1×/2 weken in combinatie met methotrexaat. Eventueel 1 week vóór aanvang van de onderhoudsbehandeling een oplaaddosis van 40 mg geven. Er zijn geen klinische gegevens over gebruik van een oplaaddosis bij kinderen jonger dan 6 jaar. Heroverweeg jaarlijks de voortzetting van de behandeling.

Gebruik bij verminderde nier- of leverfunctie: is niet onderzocht; er is geen doseringsadvies.

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): luchtweginfecties (waaronder lagere en hogere luchtweginfecties; zoals. pneumonie, sinusitis, faryngitis, nasofaryngitis en virale herpes pneumonie). Hoofdpijn. Buikpijn, misselijkheid en braken. (Schilferende) huiduitslag. Spierpijn. Leukopenie (waaronder neutropenie en agranulocytose), anemie. Verhoogde lipiden, stijging van leverenzymwaarden. Reacties op de injectieplaats.

Vaak (1-10%): systemische infecties (waaronder sepsis, candidiase en influenza), intestinale infecties (waaronder virale gastro-enteritis), huid- en onderhuidinfecties (waaronder paronychia, cellulitis, impetigo, fasciitis necroticans en herpes zoster), oorontstekingen, orale infecties (waaronder herpes simplex, orale herpes en tandvleesinfecties), genitale infecties, urineweginfecties (waaronder pyelonefritis), schimmelinfecties, gewrichtsinfecties. Benigne neoplasma, huidkanker met uitzondering van melanoom (waaronder basaalcelcarcinoom en epitheelcelcarcinoom). Trombocytopenie, leukocytose. Hypersensitiviteit, allergieën. Dehydratie, hypokaliëmie, verhoogde waarden urinezuur, afwijkende waarde natrium in bloed, hypocalciëmie, hyperglykemie, hypofosfatemie. Stemmingswisselingen (waaronder depressie), angst, slapeloosheid. Paresthesieën (waaronder hypo-esthesie), migraine, zenuwwortelcompressie. Visusstoornis, conjunctivitis, blefaritis, oogzwelling. Draaiduizeligheid. Tachycardie. Hypertensie, blozen. Hoesten, astma, dyspneu. Maag-darmbloeding, dyspepsie, reflux-oesofagitis, siccasyndroom. Recidief of verergering psoriasis, jeuk, urticaria, blauwe plekken, dermatitis (waaronder eczeem), breken van de nagels, hyperhidrose, alopecia. Spierspasmen (waaronder toename van de hoeveelheid creatinekinase in het bloed). Hematurie, gestoorde nierfunctie. Pijn op de borst, oedeem, koorts. Stollings- en bloedingsstoornissen (waaronder verlengde APTT), positieve test op auto-antilichamen (waaronder antilichamen tegen dubbelstrengs DNA), verhoogde waarden lactaatdehydrogenase in het bloed.

Soms (0,1-1%): opportunistische infecties en tuberculose (waaronder coccidioïdomycose, histoplasmose en MAC-infectie (Mycobacterium avium complex)), neurologische infecties (waaronder virale meningitis), ooginfecties, bacteriële infecties, diverticulitis. Lymfoom, solide tumoren (waaronder borstkanker, longkanker en schildklierkanker), melanoom. Idiopathische trombocytopenische purpura. Sarcoïdose, vasculitis. Dubbel zien, doofheid, oorsuizen. Aritmieën, congestief hartfalen, myocardinfarct, aneurysma aortae, bloedvatafsluiting, tromboflebitis. CVA, tremor, neuropathie. COPD, interstitiële longaandoeningen, pneumonitis, longembolie, pleurale effusie. Slikklachten, zwelling van het gezicht. Cholecystitis en cholelithiase, verhoogde waarden bilirubine, hepatische steatose. Pancreatitis. Nachtzweten. Rabdomyolyse. Systemische lupus erythematodes. Nycturie. Erectiestoornis.

Zelden (0,01-0,1%): hartstilstand. Anafylaxie, angio-oedeem. Reactivatie van hepatitis B (mogelijk fataal), ernstige leverreacties waaronder (auto-immuun) hepatitis. Pancytopenie. Multipele sclerose, demyeliniserende aandoeningen (bv. neuritisoptica, Guillain-Barrésyndroom). Pulmonale fibrose. Intestinale perforatie. (Cutane) vasculitis, erythema multiforme, Stevens-Johnsonsyndroom (SJS), lupus-achtig syndroom, lichenoïde huidreactie. Leukemie.

Verder zijn gemeld: diverticulitis. Leverfalen. Verergering van symptomen van dermatomyositis. Hepatosplenisch T-cellymfoom, Merkel-celcarcinoom, Kaposi sarcoom. Gewichtstoename.

Interacties

Er zijn aanwijzingen dat gelijktijdige toediening van methotrexaat de vorming van antilichamen tegen adalimumab vermindert en de plasmaconcentratie van adalimumab verhoogt.

Gelijktijdige toediening van andere biologische DMARD's (bv. anakinra, abatacept) met TNF-α-blokkerende middelen wordt afgeraden, vanwege een toename van de kans op ernstige infecties.

Bij combinatie met azathioprine/6-mercaptopurine bij volwassenen met de ziekte van Crohn zijn hogere incidenties van maligne en ernstige infectie gerelateerde bijwerkingen gezien dan bij alleen adalimumab.

Pasgeborenen van moeders die adalimumab gebruiken of hebben gebruikt, niet vaccineren met levende vaccins (bv. BCG-vaccin) tot minimaal 5 maanden na de laatste toediening aan de moeder tijdens de zwangerschap.

Zwangerschap

Adalimumab passeert de placenta. Vanaf het tweede trimester neemt de placentapassage door actief transport toe. De passage is het hoogste vlak voor de partus.

Teratogenese: Bij de mens redelijk veel onderzocht. Het geeft waarschijnlijk geen hogere kans op aangeboren afwijkingen en miskramen. Het is niet duidelijk of er meer kans is op vroeggeboorte en laag geboortegewicht.

Farmacologisch effect: Kan nog maanden in het lichaam van het kind aanwezig blijven. Gebruik tot in het derde trimester kan mogelijk de afweer van de baby onderdrukken na de geboorte.

Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt in het eerste trimester. Weeg voor tweede en derde trimester de mogelijke nadelige effecten af tegen het belang van behandeling van de moeder.

Overige: De fabrikant adviseert een vruchtbare vrouw om adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende en tot ten minste vijf maanden na de laatste toediening. Het gebruik kan gevolgen hebben voor vaccinaties voor de zuigeling, zie ook de rubriek Interacties.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja, in geringe mate. De concentratie adalimumab in moedermelk is 0,1% tot 1% van de serumconcentratie van de moeder. Oraal toegediende IgG-eiwitten ondergaan intestinale proteolyse en hebben een beperkte biologische beschikbaarheid. Het is onbekend of er langetermijngevolgen zijn.

Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.

Contra-indicaties

  • sepsis of risico van sepsis;
  • actieve tuberculose;
  • andere ernstige actieve infecties, met inbegrip van chronische of lokale infecties;
  • matig tot ernstig hartfalen (NYHA-klasse III/IV).

Waarschuwingen en voorzorgen

Patiënten met anti-TNF therapie zijn vatbaarder voor ernstige infecties. Een verminderde longfunctie vermeerdert de kans op het ontwikkelen van infecties. Voorzichtigheid in acht nemen bij een voorgeschiedenis van recidiverende infecties of bij onderliggende aandoeningen die een predispositie voor infecties kunnen vormen (waaronder een verminderde longfunctie). Bij ouderen (> 65 j.) komen ernstige (soms fatale) infecties vaker voor. Vóór, tijdens én tot en met vijf maanden na de behandeling met adalimumab zorgvuldig controleren op infecties, waaronder tuberculose (TBC). Profylactische anti-tuberculose therapie (voor begin van de behandeling met adalimumab) overwegen bij latente of actieve TBC in de voorgeschiedenis waarvan niet zeker is of deze adequaat is behandeld en ook bij de aanwezigheid van meerdere of significante risicofactoren voor TBC en een negatieve uitslag op de test voor latente TBC. Bij blootstelling aan TBC en na het reizen in gebieden met meer kans op TBC of endemische mycosen (zoals histoplasmose, coccidioïdomycose of blastomycose), het risico en de baten van behandeling met adalimumab afwegen, alvorens de therapie te initiëren. Ondanks adequate (profylactische) behandeling kan reactivatie van TBC optreden tijdens behandeling met adalimumab. Bij ontwikkeling van ernstige infecties, sepsis of vermoeden van acute TBC de behandeling staken. De toediening van adalimumab onmiddellijk staken bij de verdenking op een invasieve schimmelinfectie (zoals bij tekenen en symptomen van koorts, malaise, gewichtsverlies, zweten, hoesten, dyspneu en/of pulmonale infiltraten) of andere ernstige systemische ziekte al dan niet gepaard gaand met shock, en een geschikte (antischimmel)therapie starten. Risicopatiënten screenen op hepatitis B voor aanvang van de behandeling. Bij reactivering hepatitis B de behandeling staken; dragers van het virus die behandeling met adalimumab nodig hebben zorgvuldig monitoren op symptomen van actieve ziekte.

Een mogelijke kans op ontwikkeling van lymfomen, waaronder hepatosplenisch T-cellymfoom, leukemie of andere hematopoëtische of vaste maligniteiten door behandeling met adalimumab kan niet worden uitgesloten; wees met name voorzichtig bij COPD en zware rokers vanwege een extra toegenomen kans op maligniteiten. Langdurige behandeling met adalimumab kan het risico van het ontstaan van neoplasmata vergroten. Patiënten – in het bijzonder bij een voorgeschiedenis van behandeling met immunosuppressiva of PUVA – voor en tijdens de behandeling met adalimumab controleren op aanwezigheid van niet melanotische huidkanker. Patiënten met colitis ulcerosa en meer kans op dysplasie (bv. het voorkomen er van in de voorgeschiedenis) of coloncarcinoom regelmatig controleren op dysplasie.

Wees voorzichtig bij demyeliniserende aandoeningen van het centrale zenuwstelsel (waaronder multiple sclerose, optische neuritis) en perifere demyeliniserende aandoeningen, waaronder Guillain-Barrésyndroom en bij mild hartfalen (NYHA-klasse I/II). Bij uitbreiding of verergering van de symptomen de toediening staken.

Tijdens de behandeling kunnen auto-immuunantilichamen zich ontwikkelen. De invloed van langdurige behandeling op de ontwikkeling van auto-immuun aandoeningen is onbekend. Bij optreden van een lupusachtig syndroom in combinatie met anti-DNA-antilichamen de behandeling staken.

Gebrek aan respons op behandeling voor de ziekte van Crohn kan wijzen op een gefixeerde fibrotische vernauwing van de dunne darm, waarvoor operatieve behandeling noodzakelijk is.

Het gebruik van adalimumab bij kinderen < 2 jaar is niet onderzocht. Voor juveniele uveïtis is geen ervaring zonder gelijktijdig gebruik van methotrexaat. Het gebruik is niet onderzocht bij patiënten met enthesitis-gerelateerde artritis jonger dan 6 jaar.

Eigenschappen

Adalimumab remt tumor-necrose-factor-alfa (TNF-α), een belangrijk cytokine in de pathogenese van inflammatoire aandoeningen. Uit in vitro onderzoek is gebleken dat de productie van TNF-α verhoogd is in de gewrichten van patiënten met reumatoïde artritis. Adalimumab bindt specifiek aan TNF en neutraliseert de biologische werking door de interactie met p55- en p75- TNF-receptoren aan het celoppervlak te blokkeren.

Kinetische gegevens

Resorptie langzaam vanuit de s.c.-injectieplaats.
F ca. 64%.
T max na 5 dagen.
V d (steady-state) 0,07–0,09 l/kg.
T 1/2el ca. 2 weken.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd