Samenstelling
Riamet Novartis Pharma bv
- Toedieningsvorm
- Tablet
Bevat per tablet: artemether 20 mg, lumefantrine 120 mg.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Eurartesim XGVS Alfasigma Nederland
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
Bevat per tablet: artenimol 40 mg en piperaquine(-tetrafosfaat, als tetrahydraat) 320 mg.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Profylaxe van malaria: Bij het bestrijden van malaria staat voorkómen van muggenbeten voorop. In gebieden met een lage transmissie van malaria is dit de enige te nemen maatregel. In een gebied met een middelmatige transmissie is het meegeven van een noodbehandeling tijdens de reis aan een persoon die niet in een risicogroep valt alleen geïndiceerd als de reiziger naar verwachting niet binnen 48 uur adequate medische hulp kan krijgen tijdens of na de reis. Kies dan voor artemether/lumefantrine of atovaquon/proguanil. Bij reizen naar gebieden met een hoge transmissie wordt de keuze van chemoprofylaxe bepaald door de reisbestemming, karakteristieken van de persoon en de duur van het verblijf. In aanmerking komen atovaquon/proguanil, chloroquine, doxycycline en mefloquine. Vraag de meest recente gegevens over resistentie en de mate van transmissie in malariagebieden aan bij een gespecialiseerde tropenafdeling van een (academisch) ziekenhuis, bij de GGD of een vaccinatiebureau/Travelclinic aangesloten bij het Landelijk Coördinatiecentrum Reizigersadvisering (LCR).
De behandeling van malaria wordt bepaald aan de hand van de aangetoonde verwekker en de ernst van de ziekte, en gebeurt in overleg met een gespecialiseerd centrum.
Artemether/lumefantrine is het eerstekeusmiddel in de behandeling van veel verschillende vormen van malaria, zoals: niet-ernstige malaria tropica, en bij volwassenen met malaria veroorzaakt door Plasmodium malariae (malaria quartana), P. vivax/ovale (malaria tertiana), en malaria door P. knowlesi. Bij kinderen is het eerste keus als de verwekker nog niet bekend is. Het is bij kinderen ook eerstekeus bij malaria tertiana indien deze is opgelopen in ZO-Azië. Daar bestaat veel resistentie van P. vivax voor chloroquine, wat het eerstekeusmiddel is bij malaria tertiana bij kinderen indien dit elders is opgelopen.
Advies
Artenimol/piperaquine heeft geen plaats in de profylaxe of behandeling van malaria; het komt niet voor in de richtlijnen. Voor de keuze van de juiste profylaxe of standaardbehandeling, zie malaria.
Indicaties
Bij volwassenen en kinderen met een lichaamsgewicht van ≥ 5 kg:
- Behandeling van acute ongecompliceerde malaria veroorzaakt door Plasmodium falciparum.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Behandeling van ongecompliceerde malaria door Plasmodium falciparum, bij volwassenen en kinderen van ≥ 6 maanden en met een lichaamsgewicht van ≥ 5 kg.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Behandeling van malaria door Plasmodium falciparum
Volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar én ≥ 35 kg
Aanvangsdosis van 4 tabletten, gevolgd door 5 opeenvolgende doses van 4 tabletten 8, 24, 36, 48 en 60 uur daarna.
Kinderen met een lichaamsgewicht van 25 tot 35 kg
Aanvangsdosis: 3 tabletten, gevolgd door 5 opeenvolgende doses van 3 tabletten na 8, 24, 36, 48 en 60 uur.
Kinderen met een lichaamsgewicht van 15 tot 25 kg
Aanvangsdosis: 2 tabletten, gevolgd door 5 opeenvolgende doses van 2 tabletten na 8, 24, 36, 48 en 60 uur.
Kinderen met een lichaamsgewicht van 5 tot 15 kg
Aanvangsdosis: 1 tablet, gevolgd door 5 opeenvolgende doses van 1 tablet na 8, 24, 36, 48 en 60 uur.
Behandel een nieuwe infectie eventueel met een tweede kuur artemether/lumefantrine; hierover zijn relatief weinig gegevens beschikbaar. Het geven van meer dan 2 kuren wordt niet aanbevolen vanwege gebrek aan carcinogeniteitsonderzoek en klinische ervaring.
Ouderen: Er zijn geen aanwijzingen dat er een andere dosis voor ouderen geldt dan voor jongere volwassenen.
Verminderde leverfunctie
- Bij een milde tot matige leverfunctiestoornis is geen dosisaanpassing nodig.
- Bij ernstige leverfunctiestoornissen kan een klinisch relevante verhoging in de blootstelling aan artemether en lumefantrine en/of hun metabolieten niet worden uitgesloten; doseer voorzichtig bij dergelijke patiënten, en controleer het ECG en het kaliumgehalte in het bloed.
Verminderde nierfunctie: Geen dosisaanpassing nodig, wees echter voorzichtig bij een ernstige nierfunctiestoornis; aanbevolen wordt het ECG en kaliumgehalte in het bloed te controleren.
Bij braken binnen 1 uur na inname, een nieuwe dosis geven.
Toediening
- Om de biologische beschikbaarheid van zowel artemeter als lumefantrine te verhogen, de tabletten innemen met voedsel of een zuiveldrank.
- Voor toediening bij baby's en kleine kinderen kunnen de tabletten worden verpulverd.
Doseringen
De tablet 40 mg/320 mg kan voor doseren worden gehalveerd. Voor kinderen die 5 tot < 7 kg wegen is er op dit moment dus geen geschikte toedieningsvorm.
Malaria door Plasmodium falciparum
Volwassenen en kinderen vanaf 6 maanden én ≥ 5 kg lichaamsgewicht
Eén kuur bestaat uit drie opeenvolgende dagen: 5 tot < 7 kg lichaamsgewicht: 10 mg/80 mg 1×/dag; 7 tot < 13 kg lichaamsgewicht: 20 mg/160 mg 1×/dag; 13 tot < 24 kg lichaamsgewicht: 40 mg/320 mg 1×/dag; 24 tot < 36 kg lichaamsgewicht: 80 mg/640 mg 1×/dag; 36 tot < 75 kg lichaamsgewicht: 120 mg/960 mg 1×/dag; > 75 kg lichaamsgewicht: 160 mg/1280 mg 1×/dag. Artenimol/piperaquine is niet onderzocht bij patiënten met een lichaamsgewicht > 121 kg.
Er zijn geen speciale doseringsaanbevelingen voor het gebruik bij ouderen en bij patiënten met een verminderde nier– of leverfunctie. Zie voor meer informatie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Bij braken binnen 30 minuten na inname, de gehele dosis opnieuw toedienen. Wanneer de patiënt binnen 30–60 minuten na inname braakt, de helft van de dosis opnieuw toedienen. Opnieuw toedienen mag slecht éénmaal worden geprobeerd; als ook de tweede dosis wordt uitgebraakt, stel dan een andere behandeling in.
Na een gemiste dosis deze innemen zodra dit wordt bemerkt. Wanneer van toepassing, een volgende dosis 24 uur later innemen.
Van het geven van een tweede behandelkuur zijn geen gegevens volgens de fabrikant. Geef zo'n kuur niet binnen 2 maanden na de eerste kuur in verband met de lange eliminatiehalfwaardetijd van piperaquine. Geef in een periode van 12 maanden maximaal 2 kuren.
Toediening: Artenimol/piperaquine elke dag op hetzelfde tijdstip innemen met water zonder voedsel; gedurende 3 uur voor tot 3 uur na de inname géén voedsel nuttigen. Indien nodig kan de tablet worden verpulverd en met water worden vermengd; de oplossing direct opdrinken en wat water nadrinken.
Bijwerkingen
Volwassenen en kinderen > 12 jaar
Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn, duizeligheid. Hartkloppingen. Misselijkheid, braken, buikpijn. Vermoeidheid, asthenie, verminderde eetlust. Spierpijn, gewrichtspijn.
Vaak (1-10%): paresthesie, clonus, loopstoornis. Slapeloosheid. Hoesten. Diarree. Huiduitslag, jeuk. Verlengd QT-interval (ECG).
Soms (0,1-1%): hypo-esthesie, ataxie. Slaperigheid. Urticaria. Toename leverfunctiewaarden.
Verder zijn gemeld: overgevoeligheidsreacties, angio-oedeem. Uitgestelde hemolytische anemie (tot enkele weken na staken van de behandeling).
Kinderen van ≤ 12 jaar
Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn, verminderde eetlust (beide bij ca. 17%). Hoest (bij ca. 23%). Braken (ca. 20%), buikpijn.
Vaak (1–10%): duizeligheid. Hartkloppingen, verlengd QT-interval (ECG). Misselijkheid, diarree. Slaapstoornissen. Vermoeidheid, asthenie. Spierpijn, gewrichtspijn. Huiduitslag. Toename leverfunctiewaarden.
Soms (0,1–1%): clonus. Jeuk, urticaria.
Zelden (0,01–0,1%): overgevoeligheidsreacties.
Verder zijn gemeld: angio-oedeem. Uitgestelde hemolytische anemie (tot enkele weken na staken van de behandeling).
Bijwerkingen
Volwassenen
Vaak (1–10%): tachycardie, verlengd QTc–interval (door piperaquine). Hoofdpijn. Koorts, asthenie. Anemie.
Soms (0,1–1%): bradycardie, sinusaritmie, hartgeleidingsstoornis. Duizeligheid, convulsies. Hoesten, luchtweginfectie, influenza. Misselijkheid, braken, buikpijn, diarree. Anorexie. Jeuk. Spierpijn, gewrichtspijn. Hepatomegalie, hepatitis, hepatocellulair letsel, afwijkende uitslagen van leverfunctietesten.
Verder zijn gemeld: auto-immuunhemolytische anemie, vertraagde hemolytische anemie.
Kinderen
Zeer vaak (> 10%): hoesten, influenza, koorts.
Vaak (1–10%): onregelmatige hartslag, verlengd QTc–interval. Luchtweginfectie. Oorinfectie. Conjunctivitis. Braken, buikpijn, diarree. Anorexie. Asthenie. Huiduitslag, dermatitis. Anemie, trombocytopenie, leukopenie (o.a. neutropenie), leukocytose.
Soms (0,1–1%): hartgeleidingsstoornis, hartruis. Hoofdpijn, convulsies. Bloedneus, rinorroe. Misselijkheid, stomatitis. Gewrichtspijn. Jeuk, acanthose. Hepatomegalie, hepatitis, geelzucht, afwijkende uitslagen van leverfunctietesten. Splenomegalie, lymfadenopathie. Trombocytose, hypochromasie.
Verder zijn gemeld: auto-immuunhemolytische anemie, vertraagde hemolytische anemie.
Interacties
Gecontra-indiceerd is het gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die het QT-interval kunnen verlengen zoals:
- klasse IA en III anti-aritmica (disopyramide, kinidine, procaïnamide, amiodaron);
- sommige antipsychotica (bv. haloperidol, pimozide, pipamperon);
- sommige antidepressiva;
- enkele middelen uit de groepen: macroliden, fluorchinolonen, imidazool- en triazoolantimycotica, niet-sederende antihistaminica.
Gecontra-indiceerd is ook het gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die gemetaboliseerd worden door CYP2D6 en een smalle therapeutische breedte hebben, omdat de plasmaspiegels van die middelen kunnen toenemen. Voorbeelden zijn: flecaïnide, metoprolol, amitriptyline, imipramine en clomipramine.
Gecontra-indiceerd is ook het gelijktijdig gebruik met sterke CYP3A4-inductoren zoals rifampicine, carbamazepine, fenytoïne, fenobarbital en sint-janskruid.
Wees voorzichtig met het gelijktijdig gebruik van sterke CYP3A4-remmers en van grapefruitsap. Vanwege de variabele remming, inductie of competitie met betrekking tot CYP3A4 door HIV-proteaseremmers (bv. ritonavir) en NNRTI's (o.a. efavirenz, etravirine, nevirapine), is klinisch toezicht en bewaking van de klinische respons/bijwerkingen noodzakelijk wanneer dergelijke middelen, en vooral combinaties ervan, gelijktijdig met artemether/lumefantrine gebruikt worden.
Mogelijk vermindert de werkzaamheid van (systemische) hormonale anticonceptiva; het wordt aanbevolen gedurende circa één maand een aanvullende niet-hormonale methode van anticonceptie te gebruiken.
Combinatie met andere malariamiddelen wordt niet aanbevolen, vanwege onvoldoende gegevens, zie voor meer informatie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Interacties
Let op! door de lange eliminatiehalfwaardetijd van piperaquine (ca. 22 dagen) kan elke interactie optreden tot 3 maanden na staken van het gebruik.
Gecontra-indiceerd, vanwege het risico van het optreden van 'torsade de pointes', is gelijktijdig gebruik met medicatie die het QT-interval verlengt, zoals:
- andere malariamiddelen;
- amiodaron, disopyramide, kinidine, sotalol;
- domperidon;
- methadon, tricyclische antidepressiva, sommige antipsychotica;
- macroliden, fluorchinolonen en enkele antimycotica.
Houd ook rekening met de halfwaardetijden van toegediende of nog toe te dienen middelen uit de lijst hierboven; zowel als deze kort vóór piperaquine zijn gebruikt als wanneer deze na piperaquine gebruikt moeten worden.
Als combinatie met (sterke) CYP3A4–remmers (bv. verapamil, sommige HIV-proteaseremmers, sommige macroliden, enkele azool-antimycotica) noodzakelijk is, overweeg dan ECG-monitoring. Dergelijke middelen kunnen de plasmaspiegel van piperaquine belangrijk verhogen met als gevolg een vergroot effect op QTc–verlenging.
Combinatie met sterke CYP3A4–inductoren, zoals carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne, rifampicine en sint–janskruid, wordt niet aanbevolen.
Piperaquine is zelf een remmer van CYP3A4 en CYP2C19. De plasmaconcentratie van geneesmiddelen die in belangrijke mate door deze enzymen worden gemetaboliseerd kan stijgen; bij middelen met een relatief smalle therapeutische breedte kan dit leiden tot meer bijwerkingen, zoals bij statinen, antiretrovirale middelen en ciclosporine (via CYP3A4) en citalopram (via CYP2C19).
Piperaquine induceert CYP2E1; van bijvoorbeeld inhalatie-anesthetica en theofylline kan hierdoor de plasmaconcentratie afnemen.
Zwangerschap
Teratogenese: Op basis van dieronderzoeken wordt vermoed dat het middel ernstige geboortedefecten veroorzaakt bij toediening tijdens het 1e trimester van de zwangerschap. Gegevens bij de mens (meta-analyse van observationele studies met 500 vrouwen blootgesteld aan artemether/lumefantrine in het 1e trimester) laten, in vergelijking met kinine, geen toename van de kans op een miskraam, doodgeboorte of aangeboren afwijkingen zien. Vanwege de beperkingen van deze onderzoeken kan het risico op nadelige zwangerschapsuitkomsten bij vrouwen blootgesteld aan artemether/lumefantrine in het 1e trimester, niet (geheel) worden uitgesloten. De beschikbare ervaring (> 1200 zwangerschappen) tijdens het 2e en 3e trimester wijst niet op nadelige zwangerschapsuitkomsten of teratogene effecten.
Advies: Gebruik tijdens het 1e trimester van de zwangerschap ontraden wanneer andere geschikte en effectieve malariamiddelen beschikbaar zijn. Tijdens het 2e en 3e trimester het voordeel van de behandeling van de moeder afwegen tegen het risico voor het kind.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens over gebruik van artenimol/piperaquine tijdens het 1e trimester. De ervaring van > 3000 zwangerschapsuitkomsten met gebruik van deze combinatie tijdens het 2e en 3e trimester wijst niet op schadelijke effecten. Bij dieren aanwijzingen voor schadelijkheid, vooral tijdens het 1e trimester. Een malaria–infectie zelf kan zorgen voor een aanzienlijke morbiditeit voor moeder en kind en kan leiden tot spontane abortus en intra–uteriene vruchtdood. Raad om deze reden zwangeren af om te reizen naar malariagebieden.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken tijdens het 1e trimester van de zwangerschap, alleen als er geen andere geschikte en werkzame malariamiddelen beschikbaar zijn. De combinatie kan gebruikt worden tijdens het 2e en 3e trimester, indien deze meer geschikt is voor de zwangere dan andere, op artemisinine gebaseerde combinatiebehandelingen waarmee meer ervaring is opgedaan.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, bij dieren. De combinatie lijkt bij de mens niet in grote hoeveelheden in de moedermelk terecht te komen en kan ook direct worden toegepast bij kinderen vanaf 5 kg, daarmee lijkt het risico van borstvoeding geven gering (Lareb).
Advies: Het geven van borstvoeding wordt door de fabrikant ontraden. Vanwege de lange eliminatiehalfwaardetijd van lumefantrine (2–6 dagen) de borstvoeding dan niet hervatten tot ten minste een week na de laatste dosis. Volgens het LCR kan de toepassing als acceptabel geacht worden als een noodbehandeling tegen malaria bij vrouwen die borstvoeding geven, mits aan kinderen van ≥ 5 kg lichaamsgewicht. Over de veiligheid voor zuigelingen < 5 kg lichaamsgewicht is geen uitspraak mogelijk.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Artenimol: Onbekend bij de mens. Piperaquine: Ja, bij dieren.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- Ernstige malaria volgens de WHO-definitie;
- Congestief hartfalen met gereduceerde linkerventrikel ejectiefractie (in de voorgeschiedenis);
- Symptomatische aritmieën of klinisch relevante bradycardie (in de voorgeschiedenis);
- Verstoringen in de elektrolytenbalans (zoals hypokaliëmie of hypomagnesiëmie);
- (Aangeboren) verlengd QTc-interval of aandoening die een verlenging van QTc-interval kan veroorzaken;
- Familiegeschiedenis van plotselinge dood.
Zie ook de rubriek Interacties.
Contra-indicaties
- Ernstige malaria conform de WHO–definitie;
- Een familie anamnese die plotseling overlijden of congenitale verlenging van het QTc-interval vermeld;
- Bekende congenitale of verworven verlenging van het QTc-interval;
- Voorgeschiedenis van symptomatische hartritmestoornissen of van klinisch relevante bradycardie;
- Elektrolytverstoringen, met name hypokaliëmie, hypocalciëmie en hypomagnesiëmie;
- Alle voor aritmie predisponerende hartaandoeningen, zoals:
- linker ventrikelhypertrofie (incl. hypertrofische cardiomyopathie);
- congestief hartfalen met een verminderde linkerventrikel–ejectiefractie (LVEF);
- ernstige hypertensie.
Voor meer contra-indicaties zie de rubriek Interacties.
Waarschuwingen en voorzorgen
Wees voorzichtig bij ernstige lever- en nierfunctiestoornissen; controleer het kaliumgehalte in het bloed en het ECG.
Bij verslechtering van het ziektebeeld: voer ECG-controle uit en corrigeer zo nodig de elektrolytenbalans; start onmiddellijk een andere behandeling tegen malaria.
(Recent/gelijktijdig) gebruik van andere malariamiddelen: Vanwege onvoldoende gegevens wordt combinatie met andere malariamiddelen niet aanbevolen. Houd rekening met de lange eliminatiehalfwaardetijd van lumefantrine wanneer kinine wordt toegediend aan patiënten die eerst behandeld werden met artemether/lumefantrine. Controleer het ECG als (i.v.) kinine na artemether/lumefantrine wordt gegeven. Als artemether/lumefantrine na mefloquine of kinine gegeven wordt, de voedselinname controleren (voor mefloquine) of een ECG uitvoeren (voor kinine). Na gebruik van halofantrine minimaal een maand wachten met toediening van artemether/lumefantrine.
Bij een aanhoudende aversie tegen voedsel gedurende de behandeling, de patiënt nauwkeurig vervolgen vanwege meer kans op een recidief.
Follow-up na behandeling is volgens de SWAB geïndiceerd op dag 8 en 14 na start van de behandeling in verband met risico op post-therapeutische hemolytische anemie, en op dag 28 na start van de behandeling in verband met risico op recrudescentie.
Vanwege onvoldoende gegevens wordt artemether/lumefantrine niet aanbevolen bij een lichaamsgewicht < 5 kg; de veiligheid en werkzaamheid zijn niet vastgesteld.
Waarschuwingen en voorzorgen
In verband met het risico van QTc–verlenging tijdens de behandeling ECG-controle uitvoeren; dit in ieder geval doen vóórdat de laatste dosis van de kuur wordt ingenomen en ongeveer 4–6 uur na de laatste dosis, omdat het risico van QTc–verlenging tijdens deze periode het hoogst is. ECG-monitoring gedurende 24–48 uur is noodzakelijk indien uit het ECG blijkt dat het QTc–interval > 500 ms is; in dit geval de behandeling onmiddellijk staken.
Verminderde lever- of nierfunctie, elektrolytstoornissen: Er zijn geen gegevens over het gebruik bij matige of ernstige nier– of leverinsufficiëntie; wees hierbij voorzichtig; extra ECG–monitoring en elektrolytbepalingen, vooral het kalium, worden geadviseerd. Wees ook alert op mogelijke verstoring van de elektrolytbalans, zoals bij aanhoudend braken.
Wees alert op hemolyse en anemie, welke tot één maand ná behandeling met i.v.-artesunaat en op een orale, op artemisinine gebaseerde combinatiebehandeling (ACT, waaronder artenimol/piperaquine) kunnen optreden, soms dermate ernstig dat transfusie nodig is. Risicofactoren zijn een jonge leeftijd (< 5 jaar) en eerdere behandeling met artesunaat. Instrueer de patiënt alert te zijn op verschijnselen en symptomen van hemolyse en anemie, zoals bleekheid, icterus, donkergekleurde urine, koorts, dyspneu, duizeligheid, verwardheid en vermoeidheid. Overweeg daarnaast een antiglobulinetest (Coombs-test) om te bepalen of een therapie, bv. met corticosteroiden, nodig is, omdat bij een subgroep van patiënten sprake kan zijn van een auto-immuunhemolytische anemie.
Onvoldoende onderzocht: De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 6 maanden óf < 5 kg lichaamsgewicht zijn niet vastgesteld. Artenimol/piperaquine is niet onderzocht bij patiënten > 121 kg lichaamsgewicht.
Overdosering
Neem voor informatie over vergiftiging met artemether/lumefantrine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
Houd rekening met de mogelijkheid van QTc-intervalverlenging.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met artenimol/piperaquine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Artemether en lumefantrine hebben een bloedschizonticide werking. In de voedingsvacuole van de malariaparasiet interfereren beide stoffen waarschijnlijk met de conversie van het toxische haem tot het niet-toxische hemozoïne (malariapigment). Zowel artemether als lumefantrine remt daarnaast de nucleïnezuur- en eiwitsynthese binnen de malariaparasiet. De combinatie heeft een sterke activiteit in het opruimen van gametocyten.
In Zuidoost-Azië is in 2015 resistentie ontstaan tegen artemisinines. Studies lieten een vertraagde klaring van parasieten zien (getoond als een hoger percentage patiënten met parasitemie op dag 3 na het begin van de behandeling). In Afrika zijn enkel geïsoleerde gevallen van een vertraagde klaring van parasieten beschikbaar, hier is geen duidelijke trend naar ontwikkeling van resistentie waargenomen.
Kinetische gegevens
Resorptie | (vetrijk) voedsel verhoogt significant de absorptie van artemether en vooral lumefantrine. |
T max | ca. 2 uur (artemether, actief dihydroartemisinine), 6–8 uur (lumefantrine). |
Lipofiliteit | zeer lipofiel (lumefantrine). |
Eiwitbinding | > 95% (artemether, lumefantrine). |
Metabolisering | artemether snel en uitgebreid via CYP3A4/5 tot o.a. de actieve metaboliet dihydroartemisinine (DHA). Lumefantrine voornamelijk door CYP3A4. DHA wordt verder omgezet; de glucuronidering vindt plaats door overwegend UGT1A9 en UGT2B7, en leidt tot vorming van inactieve metabolieten. |
Eliminatie | vnl. met de feces, onveranderd (vooral lumefantrine) en als metaboliet. |
T 1/2el | ca. 2 uur (artemether, DHA), 2–6 dagen (lumefantrine). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Artenimol (dihydroartemisinine, DHA) brengt door middel van vrije radicalen schade toe aan parasitaire membraansystemen door verstoring van de mitochondriale functie, interferentie met transporteiwitten en door remming van calcium–ATP–ase in het endoplasmatisch reticulum in het sarcoplasma van Plasmodium falciparum.
Het werkingsmechanisme van piperaquine is onbekend, maar komt waarschijnlijk overeen met dat van het structureel verwante chloroquine. Chloroquine heeft een bloedschizonticide werking waardoor de aseksuele erytrocytaire vormen van Plasmodium worden gedood. De bis-chinolinestructuur van piperaquine is mogelijk van belang voor de werking tegen chloroquine-resistente stammen. Mogelijke werkingsmechanismen hierbij zijn remming van transporters die chloroquine uit de voedselvacuole van de parasiet verwijderen en remming van de haem-digestieroute in deze vacuole.
Kinetische gegevens
Resorptie | artenimol zeer snel; piperaquine langzaam. |
F | substantieel groter bij inname met een vet- of calorierijke maaltijd (artenimol ca. 143%, piperaquine ca. 300%). |
T max | 1–2 uur (artenimol), ca. 5 uur (piperaquine). |
V d | ca. 0,8 l/kg (artenimol), ca. 730 l/kg (piperaquine). |
Eiwitbinding | 44–93% (artenimol), > 99% (piperaquine). |
Overig | er is sprake van accumulatie van artenimol en piperaquine in erytrocyten. |
Metabolisering | artenimol in de lever, door UDP–glucuronosyltransferase (UGT1A9 en UGT2B7) tot een inactieve metaboliet. Piperaquine ook in de lever, vooral door CYP3A4 en in mindere mate door CYP2C9 en CYP2C19 tot inactieve metabolieten. |
Eliminatie | artenimol voornamelijk in de vorm van metabolieten. Piperaquine alleen met de feces. |
T 1/2el | ca. 1 uur (artenimol), ca. 22 dagen (piperaquine). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
artemether/lumefantrine hoort bij de groep malariamiddelen.
Groepsinformatie
artenimol/piperaquine hoort bij de groep malariamiddelen.