Farmacotherapeutisch Kompas

U bevindt zich hier:

Farmacotherapeutisch Kompas Geneesmiddelen
Wis invoer

Uitbreiden…

Open/sluiten

Welke geneesmiddelen wilt u aan de vergelijking toevoegen?

carbamazepine

anti-epileptica N03AF01

Sluiten

zonisamide

anti-epileptica N03AX15

Sluiten

Samenstelling

Alleen de belangrijkste hulpstoffen worden genoemd. Raadpleeg altijd de productinformatie van CBG/EMA voor een compleet overzicht van hulpstoffen.

Carbamazepine Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Tablet
Sterkte
100 mg, 200 mg
Toedieningsvorm
Tablet met gereguleerde afgifte
Sterkte
200 mg, 400 mg

Deelbaar.

Tegretol Novartis Pharma bv

Toedieningsvorm
Suspensie (of stroop) (suikervrij)
Sterkte
20 mg/ml
Verpakkingsvorm
250 ml; maatlepel 5 ml

Conserveermiddel: methyl- en propylparahydroxybenzoaat.

Toedieningsvorm
Tablet
Sterkte
100 mg, 200 mg
Toedieningsvorm
Tablet met gereguleerde afgifte 'CR'
Sterkte
200 mg, 400 mg

Deelbaar.

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Samenstelling

Alleen de belangrijkste hulpstoffen worden genoemd. Raadpleeg altijd de productinformatie van CBG/EMA voor een compleet overzicht van hulpstoffen.

Zonegran Eisai

Toedieningsvorm
Capsule
Sterkte
25 mg, 50 mg, 100 mg

De capsules bevatten gehydrogeneerde olie van sojabonen.

Zonisamide Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Capsule
Sterkte
25 mg, 50 mg, 100 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

Bij alle vormen van focale (voorheen partiële) epilepsie zijn carbamazepine, lacosamide, lamotrigine, levetiracetam, oxcarbazepine en valproïnezuur middelen van eerste keus als onderhoudsbehandeling. Middelen van tweede keus zijn brivaracetam, clobazam (alleen als ‘add-on’), gabapentine, perampanel, pregabaline, topiramaat en zonisamide.

Bij gegeneraliseerde tonisch-klonische aanvallen zonder myoklonieën zijn lamotrigine, levetiracetam en valproïnezuur middelen van eerste keus als onderhoudsbehandeling. Levetiracetam en valproïnezuur zijn middelen van eerste keus bij gegeneraliseerde tonisch-klonische aanvallen met myoklonieën. Clobazam (alleen als ‘add-on’), perampanel en topiramaat zijn bij gegeneraliseerde epilepsie alternatieven bij contra-indicaties voor de eerstekeusmiddelen of als deze onvoldoende effectief zijn.

Carbamazepine niet gebruiken bij gegeneraliseerde tonisch-klonische aanvallen met myoklonieën of absences, vanwege de kans op een averechts effect. Indien dosisafhankelijke bijwerkingen rond de piekspiegel optreden, kan voorschrijven van een deelbaar preparaat met gereguleerde afgifte worden overwogen.

Bij trigeminusneuralgie is carbamazepine de eerste keus als proefbehandeling. Bij neuropathische pijn anders dan trigeminusneuralgie is een tricyclisch antidepressivum (TCA) de eerste keus (amitriptyline en bij ouderen nortriptyline). Als een TCA onvoldoende effectief of gecontra-indiceerd is of ongewenste bijwerkingen heeft, kan een anti-epilepticum effectief zijn, bij voorkeur gabapentine of pregabaline. Combineer eventueel bij onvoldoende effect de laatstgenoemde middelen met een lage dosering TCA. Bij diabetische neuropathie is duloxetine eerste keus. Bij HIV-neuropathie zijn bovengenoemde middelen niet effectief.

Geef bij langdurig overmatig alcoholgebruik thiaminesuppletie en behandel matig tot ernstige alcoholonthoudingsverschijnselen met een benzodiazepine, bij voorkeur lorazepam. Voeg bij een alcoholonthoudingsdelier (ook bij ouderen) haloperidol toe. Terugvalpreventie bestaat uit psychosociale begeleiding, eventueel medicamenteus ondersteund met acamprosaat, disulfiram, nalmefeen of naltrexon.

Behandel een acute alcoholintoxicatie volgens het ziekenhuisprotocol.

Bij diabetes insipidus gaat de voorkeur uit naar desmopressine.

Een bipolaire stoornis wordt behandeld door of in overleg met een specialistisch team. Bij een ernstige manische episode zijn haloperidol, olanzapine, quetiapine of risperidon de middelen van eerste keus. Bij een ernstige depressieve episode zijn quetiapine óf de combinatie van olanzapine met fluoxetine (SSRI) de middelen van eerste keus. Overweeg lithium of valproïnezuur als monotherapie bij beide soorten episoden.

Als onderhoudsbehandeling van een bipolaire stoornis is lithium het middel van eerste keus, omdat lithium behalve de kans op recidieven van manie en depressie, ook de kans op suïcide vermindert. Overweeg valproïnezuur, quetiapine of olanzapine als tweede keus voor de onderhoudsbehandeling, bij gebleken effectiviteit tijdens de acute behandelfase, of bij onvoldoende effect en/of onverdraagbare bijwerkingen van lithium.

De Commissie adviseert bij het voorschrijven van carbamazepine tevens op het kostenaspect te letten.

De Commissie wijst erop dat door mogelijk verschil in biologische beschikbaarheid niet zonder meer kan worden overgeschakeld van het ene preparaat op het andere.

Bij het voorschrijven van dit geneesmiddel dient volgens de Regeling Geneesmiddelenwet de reden van voorschrijven op het recept te worden vermeld.

Advies

Bij alle vormen van focale (voorheen partiële) epilepsie zijn carbamazepine, lacosamide, lamotrigine, levetiracetam, oxcarbazepine en valproïnezuur middelen van eerste keus als onderhoudsbehandeling. Middelen van tweede keus zijn brivaracetam, clobazam (alleen als ‘add-on’), gabapentine, perampanel, pregabaline, topiramaat en zonisamide. Zonisamide kan leiden tot (ernstige) huidreacties.

Indicaties

  • Epilepsie, als monotherapie en in combinatie, bij:
    • complexe of eenvoudige focale (voorheen partiële) aanvallen met of zonder secundaire generalisatie;
    • gegeneraliseerde aanvallen met een tonisch-klonische component (grand-mal-aanval);

    Carbamazepine is doorgaans niet werkzaam bij absences (petit-mal-aanval) en bij myoklonische aanvallen.

  • Trigeminusneuralgie, idiopathisch of ten gevolge van multiple sclerose;
  • Idiopathische glossofaryngeale neuralgie;
  • Alcoholabstinentiesyndroom;
  • Centrale diabetes insipidus;
  • Polyurie en polydipsie van neurohormonale oorsprong;
  • Acute manie;
  • Onderhoudsbehandeling van bipolaire stoornis.

Gerelateerde informatie

  • bipolaire stoornis
  • epilepsie, onderhoudsbehandeling
  • neuropathische pijn
  • stoornissen bij het gebruik van alcohol

Indicaties

  • Monotherapie van focale (voorheen partiële) epilepsie met of zonder secundair gegeneraliseerde aanvallen bij volwassenen;
  • Adjuvante behandeling van focale epilepsie met of zonder secundair gegeneraliseerde aanvallen bij volwassenen en kinderen van 6 jaar en ouder.

Gerelateerde informatie

  • epilepsie, onderhoudsbehandeling

Dosering

Bij dit geneesmiddel wordt (tevens) gedoseerd op geleide van de bloedspiegel; zie voor meer informatie hiervoor op Carbamazepine van tdm-monografie.org.

Patiënten van Han-Chinese of Thaise afkomst vóór behandeling screenen op HLA-B*1502; zie Waarschuwingen/Voorzorgen.

Klap alles open Klap alles dicht

Epilepsie:

Beginnen met een lage dosis en langzaam verhogen tot een optimaal werkzame onderhoudsdosering. Men dient ernaar te streven met een zo laag mogelijke dosis een optimaal effect te bereiken. De behandelduur is afhankelijk van de ernst en het verloop van de aandoening. Bij overgaan van een bestaande medicatie op carbamazepine, de dosering van het andere anti-epilepticum geleidelijk verlagen.

Volwassenen en kinderen > 15 jaar:

Suspensie, tablet zonder gereguleerde afgifte: beginnen met 200 mg 1 à 2×/dag, daarna langzaam verhogen totdat een optimaal effect wordt verkregen, gewoonlijk 1200 mg/ dag in verdeelde doses. Max. dosering: 1200 mg/dag.

Tablet met gereguleerde afgifte: beginnen met 100-200 mg 2×/dag, daarna langzaam verhogen totdat een optimaal effect wordt verkregen, gewoonlijk 400 mg 2×/dag. Max. dosering: 1200 mg/dag.

Kinderen 5–15 jaar.

Suspensie, tablet zonder gereguleerde afgifte: beginnen met 100 mg (of 5 ml suspensie = 1 maatlepel) per dag, toenemend met 100 mg in wekelijkse intervallen tot onderhoudsdosering van 10–20 mg/kg lichaamsgewicht/dag, d.w.z. 6–10 jaar: 400–600 mg/dag (20–30 ml suspensie= 2 maatlepels 2–3×/dag); 11–15 jaar: 600–1000 mg/dag (30–50 ml suspensie= 2–3 maatlepels 3×/dag). Al deze doseringen over de dag verdelen. Max. dosering: 1000 mg/dag.

tablet met gereguleerde afgifte: beginnen met 100 mg /dag, toenemend met 100 mg in wekelijkse intervallen tot een optimaal effect, gewoonlijk 200 mg 2×/dag. Max. dosering: 6–15 jaar: 1000 mg/dag; 5-6 jaar: 35 mg/kg/dag.

Kinderen < 5 jaar:

suspensie, tablet zonder gereguleerde afgifte: beginnen met 20–60 mg (1–3 ml suspensie) per dag, toenemend met 20–60 mg iedere 2 dagen; onderhoudsdosering 10–20 mg/kg lichaamsgewicht/dag, d.w.z. tot 1 jaar: 100–200 mg/dag (5–10 ml suspensie= 1–2 maatlepels) en 1–5 jaar: 200–400 mg/dag (10–20 ml suspensie= 1–2 maatlepels 2×/dag). Al deze doseringen over de dag verdelen. Max. dosering: 35 mg/kg/dag.

Trigeminusneuralgie:

Volwassenen:

suspensie, tablet zonder gereguleerde afgifte: begindosering 200–400 mg per dag, geleidelijk verhogen tot de pijn is verdwenen meestal bij 200 mg 3–4×/dag; bij een deel kan de onderhoudsdosering vervolgens verder verlaagd worden. Max. dosering: 1200 mg/dag. Wanneer pijnbestrijding is verkregen, proberen de dosering geleidelijk af te bouwen tot een volgende aanval optreedt.

Ouderen (≥ 65 jaar)

en zeer gevoelige patiënten: suspensie, tablet zonder gereguleerde afgifte: aanvangsdosis 100 mg 2×/dag. Max. dosering: 1200 mg/dag. Wanneer pijnbestrijding is verkregen, proberen de dosering geleidelijk af te bouwen tot een volgende aanval optreedt.

Alcoholabstinentiesyndroom:

Volwassenen:

suspensie, tablet zonder gereguleerde afgifte: de gemiddelde dosering: 200 mg 3×/dag; in ernstige gevallen gedurende de eerste paar dagen verhogen tot 400 mg 3×/dag. Bij gehospitaliseerde patiënten met delirium tremens combineren met sedativa.

Diabetes insipidus:

Volwassenen en kinderen > 15 jaar:

suspensie, tablet zonder gereguleerde afgifte: 200 mg 2–3×/dag.

Bij kinderen ≤ 15 jaar

de dosering overeenkomstig de leeftijd en het lichaamsgewicht verminderen.

Acute manie, bipolaire stoornis:

Volwassenen:

suspensie, tablet zonder gereguleerde afgifte: 200–1600 mg/dag, gewoonlijk 400–600 mg/dag in 2–3 doses.

Bij ouderen

voorzichtig doseren.

Toedieningsinformatie: De tabletten of suspensie innemen tijdens of na de maaltijd, de tabletten met wat vloeistof, de tabletten met gereguleerde afgifte zónder kauwen met wat vloeistof.

Voor de suspensie de maatlepel gebruiken (deze heeft verdeelstrepen op 2½ ml (= 50 mg) en 5 ml (= 100 mg) werkzame stof). Om < 2,5 ml per keer af te meten een wegwerpspuit gebruiken. Bij gebruik van de suspensie, starten met een lagere dosering dan met de tabletten omdat de max. plasmaspiegels bij de suspensie hoger zijn; bij overschakelen van de gewone tablet op suspensie dezelfde dosering verdelen over meerdere giften. Bij het overschakelen van de gewone tablet naar de retardtablet kan het nodig zijn de dosering iets te verhogen.

Dosering

Klap alles open Klap alles dicht

Als monotherapie:

Volwassenen:

begindosis in week 1 en 2: 100 mg 1×/dag; week 3 en 4: 200 mg 1×/dag; week 5 en 6 en als onderhoudsdosering: 300 mg 1×/dag; indien een hogere dosis nodig is in stappen van 100 mg met tussenpozen van 2 weken verhogen tot max. 500 mg 1×/dag.

Als adjuvans:

Volwassenen:

begindosis: 25 mg 2×/dag; na 1 week verhogen tot 2×/dag 50 mg en vervolgens titreren op geleide van het klinische effect in stappen van max. 100 mg met tussenpozen van 1 week (een tussenpoos van 2 weken bij nier- of leverfunctiestoornis en als geen CYP3A4-induceerders worden gebruikt). Gebruikelijke onderhoudsdosering: 300 tot 500 mg per dag verdeeld over 1–2 giften; sommigen, vooral degenen die geen CYP3A4 inducerende stoffen gebruiken of bij een nier- of leverfunctiestoornis, reageren mogelijk op een lagere dosis.

Kinderen van 6 jaar en ouder:

begindosis: 1 mg/kg 1×/dag; na 1 week titreren op geleide van het klinische effect in stappen van 1 mg/kg met tussenpozen van 1 week (een tussenpoos van 2 weken als geen CYP3A4-induceerders worden gebruikt). Gebruikelijke onderhoudsdosering: bij een lichaamsgewicht van 20–55 kg: 6 tot 8 mg/kg 1×/dag; bij een lichaamsgewicht > 55 kg: 300–500 mg 1×/dag; maximale dosis van 500 mg/dag; sommigen, vooral degenen die geen CYP3A4 inducerende stoffen gebruiken, reageren mogelijk op een lagere dosis. Afbouwschema bij staken van de behandeling: bij een lichaamsgewicht van 20–28 kg de dosering met tussenpozen van een week verlagen in stappen van 25–50 mg/dag; bij 29–41 kg in stappen van 50–75 mg/dag met tussenpozen van een week; bij > 42 kg in stappen van 100 mg/dag met tussenpozen van een week.

Monitor het gewicht van een kind en herzie de dosis bij gewichtsveranderingen tot een gewicht van 55 kg. Er zijn relatief weinig gegevens uit klinische onderzoeken bij patiënten met een lichaamsgewicht van minder dan 20 kg. Daarom dient men voorzichtig te zijn met het behandelen van kinderen met een lichaamsgewicht van minder dan 20 kg.

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): een persisterende of fluctuerende leukopenie, duizeligheid, ataxie, slaperigheid, moeheid, misselijkheid en braken, allergische huidreacties, urticaria, verhoogd γ-GT.

Vaak (1-10%): droge mond, accommodatiestoornissen, hoofdpijn, verstoorde kleurwaarneming, diplopie, eosinofilie, trombocytopenie, gewichtstoename, verhoogde alkalische fosfatase. Oedeem, vloeistofretentie, hyponatriëmie en verminderde plasma-osmolaliteit door ADH-achtig effect.

Soms (0,1-1%): Abnormale onwillekeurige bewegingen (tremor, dystonie, tics), nystagmus, diarree, obstipatie, dermatitis exfoliativa, verhoogde transaminasewaarden.

Zelden (0,01-0,1%): dyskinesieën, oculomotorische stoornissen, spraakstoornissen, choreoathetose, perifere neuritis, paresthesie, spierzwakte, paretische symptomen, aseptische meningitis, hallucinaties, depressie, agressief gedrag, verminderde eetlust, fosfaatdeficiëntie, vooral bij ouderen verwarring en agitatie, lupus erythematodes-achtig syndroom, jeuk, leukocytose, lymfadenopathie, cardiale prikkelgeleidingsstoornissen, hypertensie of hypotensie, geelzucht, hepatitis. Een zich traag ontwikkelend overgevoeligheidssyndroom die vele organen betreft.

Zeer zelden (< 0,01%): agranulocytose, aplastische anemie, 'pure red cell aplasia', megaloblastenanemie, reticulocytose, pseudolymfomen, hypogammaglobulinemie, angio-oedeem, gynaecomastie, galactorroe, hirsutisme. Sedatie, geheugenstoornis. Abnormale schildklierfunctietesten (verminderde T4- en verhoogde TSH-waarden), activering van een latente psychose. Troebelingen van de lens, conjunctivitis, verhoging intraoculaire druk, gehoorstoornissen, bradycardie, aritmieën, AV-blok met syncope, hartfalen, verergering van coronaire ziekte, Stevens-Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse (TEN, Lyell-syndroom), fotosensibilisatie, erythema multiforme en nodosum, veranderingen in huidpigmentatie, purpura, acne, zweten, haaruitval, (niet) acute porfyrie. Pancreatitis, anafylactische reactie, aseptische meningitis met myoclonus en perifere eosinofilie, collaps, tromboflebitis, trombo-embolie, stoornissen in de botstofwisseling leidend tot osteomalacie of osteoporose, nierfunctiestoornis, frequente urinelozing, urineretentie, seksuele stoornissen, abnormale spermatogenese, smaakstoornissen, leverfalen, artralgie, spierpijn, pulmonale overgevoeligheidsreacties met onder andere koorts, dyspneu, pneumonitis, pneumonie. Verhoogde cholesterolwaarden en triglyceriden.

Verder zijn gemeld: reactivatie van infectie met humaan herpesvirus, pancytopenie, anemie, beenmergfalen, geneesmiddelhuiduitslag met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS-syndroom) colitis, vermindering van het aantal galwegen, acute gegeneraliseerde exanthemateuze pustulosus (AGEP), lichenoïde dermatitis onychomadesis, en na langdurige behandeling: verminderde minerale botdichtheid, osteopenie, osteoporose, botbreuken, vaker vallen. Huidreacties als SJS, TEN, DRESS, AGEP en maculopapuleuze huiduitslag hangen bij Europese en Japanse populaties samen met aanwezigheid van het HLA-A*3101-allel; aanwezigheid van HLA-B*1502 is bij HAN-Chinezen, Thai en enkele andere Aziatische bevolkingsgroepen gebonden aan de kans op het ontwikkelen van SJS en TEN.

  • Informatie bijwerkingen Lareb
  • Meldformulier bijwerkingen

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): slaperigheid, duizeligheid, verminderd geheugen, anorexie, agitatie, prikkelbaarheid, verwardheid, depressie, ataxie, verlaagd bicarbonaat, diplopie.

Vaak (1-10%): ecchymose, overgevoeligheid, emotionele instabiliteit, angst, slapeloosheid, psychose, concentratiestoornis, nystagmus, paresthesie, spraakstoornis, tremor, buikpijn, obstipatie, diarree, misselijkheid, braken, huiduitslag, jeuk, alopecia, nierstenen, vermoeidheid, griepachtige symptomen, pyrexie, perifeer oedeem, gewichtsverlies, verhoogde waarden alanineaminotransferase en aspartaataminotransferase.

Soms (0,1%-1%): longontsteking, urineweginfectie, hypokaliëmie, woede, agressie, zelfmoordgedachten, en -poging, convulsie, cholecystitis, (acute) cholelithiase, ecchymose.

Zeer zelden (< 0,01%): agranulocytose, aplastische anemie, leukocytose, leukopenie, lymfadenopathie, pancytopenie, trombocytopenie, geneesmiddelgeïnduceerd overgevoeligheidssyndroom (DIHS), geneesmiddel exantheem met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS), metabole acidose, hallucinatie, amnesie, coma, tonisch-klonische aanval, myastheen syndroom, maligne antipsychotica syndroom, status epilepticus, gesloten-kamerhoekglaucoom, oogpijn, myopie, wazig zien, minder scherp zien, dyspneu, aspiratiepneumonie, ademhalingsstoornis, overgevoeligheidspneumonitis, pancreatitis, hepatocellulaire beschadiging, anhidrose, erythema multiforme, Stevens-Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse, rhabdomyolysis, hydronefrose, nierinsufficiëntie, verhoogde waarden creatinekinase, creatinine en ureum, abnormale leverfunctietesten, hitteberoerte. Geïsoleerde gevallen van plotseling onverklaarbaar overlijden (SUDEP= plotseling onverklaarbaar overlijden van epilepsiepatiënten).

Er zijn aanwijzingen dat bij patiënten van 65 jaar en ouder, het Stevens-Johnsonsyndroom en het door geneesmiddel geïnduceerde overgevoeligheidssyndroom met een hogere frequentie optreden; ook perifeer oedeem en jeuk is bij ouderen vaker gemeld.

Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende en tot een maand na de behandeling; zie ook de rubriek Zwangerschap.

Bij kinderen zijn longontsteking, dehydratie, verminderde transpiratie, abnormale uitkomst leverfunctietest, otitis media, faryngitis, sinusitis en infectie van de bovenste luchtwegen, hoesten, epistaxis en rinitis, buikpijn, braken, uitslag en eczeem en koorts vaker gemeld dan bij volwassenen en amnesie, verhoogde waarden creatinine, lymfadenopathie en trombocytopenie minder vaak.

  • Informatie bijwerkingen Lareb
  • Meldformulier bijwerkingen

Interacties

Gelijktijdig gebruik van MAO-remmers is gecontra-indiceerd. Behandeling met carbamazepine niet eerder beginnen dan twee weken na staken van de MAO-remmer.

Carbamazepine veroorzaakt inductie van de leverenzymen (CYP2C9, CYP3A en CYP1A2). De werking van o.a. orale anticoagulantia, anticonceptiva, ulipristal (ook als noodanticonceptie), (tricyclische) antidepressiva, antipsychotica, corticosteroïden, andere anti-epileptica (als fenytoïne, topiramaat, lamotrigine, perampanel, zonisamide), theofylline, verapamil, ivabradine, propafenon, disopyramide, HCV-middelen, HIV-middelen, immunosuppressiva, caspofungine, itraconazol, ketoconazol, posaconazol, voriconazol, tyrosinekinaseremmers, irinotecan, alprazolam, midazolam, zolpidem, ticagrelor, atorvastatine, simvastatine, doxycycline, methadon, kinidine kan door inductie verminderen. Bij gelijktijdig gebruik de dosering van de vitamine K-antagonisten (fenprocoumon, acenocoumarol) verhogen en deze na staken van carbamazepine weer verlagen. Bij gelijktijdig gebruik van direct werkende vitamine K-antagonisten extra controleren op symptomen van trombose. Het gebruik van carbamazepine (in de afgelopen 4 weken) vermindert ook de werkzaamheid van de morning-afterpil met levonorgestrel; een verdubbeling van het aantal tabletten van de morning-afterpil met levonorgestrel kan dit effect tegen gaan; plaatsen van een koperspiraaltje door een arts heeft echter de voorkeur.

Theofylline en carbamazepine kunnen elkaars metabolisme beïnvloeden.

Comedicatie van carbamazepine met andere anti-epileptica, waaronder felbamaat, fenytoïne, fenobarbital, lamotrigine en valproïnezuur, resulteert in beïnvloeding van elkaars metabolisme en serumspiegel. Regelmatige bepaling van deze bloedspiegels is daarom aan te bevelen.

Valproïnezuur, primidon en quetiapine kunnen verder de concentratie carbamazepine-10,11-epoxide verhogen; met meer kans op bijwerkingen (duizeligheid, slaperigheid, ataxie en diplopie).

Carbamazepine wordt voornamelijk gemetaboliseerd door CYP3A4. CYP3A4-inducerende middelen, zoals rifampicine, kunnen de plasmaconcentraties van carbamazepine belangrijk verlagen.

CYP3A4-remmende middelen, sommige macrolide-antibiotica, ciprofloxacine, calciumantagonisten (verapamil, diltiazem), imidazool-antimycotica, sommige serotonineheropnameremmers, HIV-proteaseremmers en grapefruit-/pompelmoessap kunnen de plasmaconcentraties van carbamazepine verhogen, waardoor verhoogde (toxische) bloedspiegels kunnen ontstaan. Ook cimetidine kan de plasmaspiegel van carbamazepine tijdelijk verhogen (het effect verdwijnt na ca. 1 week), evenals metronidazol, danazol, vigabatrine, oxybutynine, dantroleen en isoniazide.

Gelijktijdig gebruik met preparaten die sint-janskruid bevatten, vermijden, omdat dit nog tot twee weken nadat het gebruikt is, door enzyminductie de serumconcentratie kan verlagen. Bij gelijktijdig gebruik kan staken van sint-janskruid de carbamazepineconcentratie doen stijgen.

Over de interactie met lithium zijn zowel berichten over versterking van de therapeutische werking als over toename van de neurotoxiciteit van beide stoffen.

Gelijktijdig gebruik met diuretica (natriumwaarden verlagend) kan leiden tot hyponatriëmie.

Isotretinoïne kan de biologische beschikbaarheid veranderen.

Gedurende de behandeling geen alcohol gebruiken, omdat carbamazepine de alcoholtolerantie kan verlagen.

Gelijktijdig gebruik met tricyclische antidepressiva wordt afgeraden vanwege chemische verwantschap.

Langdurig gebruik in combinatie met paracetamol kan leiden tot hepatotoxiciteit.

Het kan de hepatotoxiciteit van isoniazide versterken.

Interacties

Wees voorzichtig bij gelijktijdige toediening van een krachtige CYP3A4-inductor als rifampicine en pas de dosis van zonisamide naar behoefte omdat zonisamide deels wordt gemetaboliseerd door CYP3A4. CYP3A4-remmers en andere CYP3A4-inductoren schijnen geen klinisch relevante invloed te hebben bij gelijktijdig gebruik; alleen als de CYP3A4-inductor worden gestaakt, kan aanpassing van de dosering zonisamide nodig zijn.

Bij volwassenen is bij gelijktijdig gebruik van koolzuuranhydraseremmers zoals topiramaat of acetazolamide, voorzichtigheid geboden, omdat er onvoldoende gegevens zijn om een interactie uit te sluiten. Vanwege de kans op hitteberoerte bij kinderen, het gebruik van koolzuuranhydraseremmers of anticholinergica (clomipramine, hydroxyzine, haloperidol, imipramine, oxybutynine) vermijden.

Zonisamide is een zwakke remmer van P-glycoproteïne (Pgp); bij gelijktijdig gebruik van Pgp-substraten (digoxine, kinidine) is voorzichtigheid geboden.

Zwangerschap

Teratogenese: Gebruik van carbamazepine is teratogeen. Gemeld zijn: schisis, hartafwijkingen, afwijkingen aan de ledematen, urogenitale afwijkingen en dysmorfe gezichtskenmerken. De kans op een neuralebuisdefect (spina bifida) is vijf- tot tienmaal verhoogd; het absolute risico is dan 0,5–1%. Bij gebruik in het eerste trimester van de zwangerschap is de incidentie van aangeboren afwijkingen 2–3× verhoogd. Er is meer kans op schadelijkheid voor de vrucht bij hogere doseringen en bij combinatie met andere anti-epileptica (met name met valproïnezuur).

Farmacologisch effect: Pasgeborenen van moeders die anti-epileptica gebruiken, hebben meer kans op ontwikkelingsstoornissen.

Carbamazepine kan vitamine K-deficiëntie geven waardoor stollingsstoornissen bij de pasgeboren kunnen optreden.

Advies: Afwegen. Staken van de therapie is ongewenst voor de moeder en het ongeboren kind, door mogelijke verergering van epilepsie. Streef bij gebruik tijdens zwangerschap naar monotherapie, gebruik van een zo laag mogelijke dosering, en een plasmaspiegel die ligt in het lagere deel van het therapeutische bereik van 4–12 microg/ml. Overweeg om bloedingsstoornissen te voorkomen, de moeder in de laatste paar weken van de zwangerschap en de pasgeborene post partum, vitamine K te geven.

Vruchtbaarheid: Zelden is verminderde vruchtbaarheid bij de man of afwijkende spermatogenese gemeld. Verder dient een vrouw in de vruchtbare leeftijd effectieve anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens de therapie en tot 2 weken na de laatste dosis. De werking van orale anticonceptiva is verminderd, waardoor een andere anticonceptie-methode nodig is.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij zwangerschap

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren is reproductietoxiciteit gebleken. Bij gebruik van anti-epileptica is er 2–3× meer kans op aangeboren afwijkingen.

Farmacologisch effect: meldingen van verlaagd geboortegewicht en vroegtijdige geboorte.

Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken als gebruik tijdens zwangerschap het mogelijke risico voor de foetus rechtvaardigt. Informeer de vrouw voor de mogelijke schade voor de foetus; zorg voor een minimaal effectieve dosering en voor zorgvuldige controle.

Overige: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende en tot een maand na de behandeling. Zij moet worden geïnformeerd over de risico's. Overleg met vrouwen die zwanger willen worden of ze de behandeling willen voortzetten of een andere behandeling willen overwegen.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij zwangerschap

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja, zowel carbamazepine als de epoxidemetaboliet in lage concentraties.

Advies: Borstvoeding tijdens gebruik is mogelijk, mits onder controle op eventuele bijwerkingen bij de zuigeling (slaperigheid, moeite met drinken, braken). Bij enkele zuigelingen is cholestatische hepatitis gemeld; zuigelingen daarom controleren op hepatobiliaire effecten.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij lactatie

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja in grote hoeveelheden, terwijl de relatieve kinddosis 30–35% is en de halfwaardetijd 63 uur is.

Advies: Borstvoeding wordt ontraden gedurende en tot een maand na de behandeling.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij lactatie

Contra-indicaties

  • atrioventriculair blok;
  • acute porfyrie in voorgeschiedenis (bv. porphyria acuta intermittens, – variegata);
  • beenmergdepressie in voorgeschiedenis;
  • overgevoeligheid voor in chemisch opzicht verwante geneesmiddelen als tricyclische antidepressiva.

Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Interacties.

Contra-indicaties

  • overgevoeligheid voor sulfonamiden;
  • allergie voor pinda's of sojabonen (vanwege de aanwezigheid van olie van sojabonen in de capsules).

Waarschuwingen en voorzorgen

Vanwege het risico van ernstige levensbedreigende huidreacties (Stevens-Johnsonsyndroom (SJS) of toxische epidermale necrolyse (TEN)), met name in de eerste maanden van de behandeling is extra controle op symptomen (progressieve huiduitslag vaak met blaren of slijmvliesletsel) aangewezen; de kans is 1–6 per 10.000 gebruikers in een Kaukasische bevolking, maar 10× zo groot in een Aziatische bevolking. Bij dergelijke symptomen van ernstige huidreacties de behandeling onmiddellijk staken en bij deze patiënt carbamazepine niet meer inzetten. Patiënten van Han-Chinese of Thaise afkomst vóór behandeling screenen op HLA-B*1502 in verband met de kans op het ontwikkelen van SJS wanneer ze behandeld worden met carbamazepine; bij een positieve testuitslag carbamazepine niet gebruiken. De prevalentie van HLA-B*1502-dragers onder Han-Chinezen is 2–12% , bij Thai 8%, bij Europeanen, Japanners en Koreanen < 1%. Overweeg bij andere Aziatische populaties (in Maleisië en op de Filipijnen is de prevalentie van dit allel > 15%, in India 6%) ook om te testen op HLA-B*1502. Bij Europese en Japanse populaties zijn dragers van het HLA-A*3101-allel bij gebruik van carbamazepine in verband gebracht met meer kans op het ontwikkelen van SJS, TEN, DRESS en AGEP en het overgevoeligheidssyndroom inclusief maculopapuleuze huiduitslag (zie rubriek Bijwerkingen, Zelden); de gegevens zijn echter onvoldoende om een screening vooraf op HLA-A*3101 te onderbouwen. Bij optreden van overgevoeligheidsreacties de behandeling direct staken.

Bij circa 25–30% van de patiënten kunnen kruisovergevoeligheidsreacties optreden met oxcarbazepine. Er bestaat ook kruisovergevoeligheid met aromatische anti-epileptica als fenytoïne, primidon en fenobarbital.

Carbamazepinegebruik bij patiënten met atypische absences kan de gegeneraliseerde aanvallen verergeren; bij exacerbatie van aanvallen de behandeling staken.

Vóór en periodiek tijdens de behandeling complete urineanalyse en 'blood urea nitrogen' bepalen. Bij ouderen, bij bestaande nieraandoeningen met lage natriumwaarden en bij patiënten behandeld met diuretica (natriumwaarden verlagend) vóór het begin van de behandeling, na 2 weken en gedurende de eerste 3 maanden maandelijks het natriumgehalte in het bloed bepalen; daarna op basis van behoefte. Denk bij optreden van hyponatriëmie aan vloeistofbeperking als tegenmaatregel.

Bij hypothyroïdie is extra controle nodig, omdat carbamazepine de eliminatie van schildklierhormonen kan versterken. Voorzichtigheid is geboden bij oudere patiënten en bij ernstige ziekten van hart en vaten, lever en nier. Bijwerkingen op het gebied van het centraal zenuwstelsel kunnen een teken zijn van overdosering of sterke schommeling van de plasmaconcentratie.

Vóór het begin van de behandeling en periodiek gedurende de behandeling het volledig bloedbeeld (incl. trombocyten, reticulocyten en serumijzer) en leverfunctie controleren. Bij verlaagde waarden van leukocyten of trombocyten tijdens de behandeling de patiënt en het bloedbeeld bewaken. Bij enig bewijs van significante beenmergdepressie, bij verslechtering van de leverfunctie, optreden van acute hepatitis, de behandeling direct beëindigen.

Patiënten met een verhoogde intra-oculaire druk moeten, gezien het licht anticholinerge effect van carbamazepine, tijdens de therapie regelmatig worden gecontroleerd.

Tijdens behandeling is controle op suïcidaal gedrag aangewezen.

Een vrouw die zwanger kan worden dient effectieve anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens de therapie en tot 2 weken na de laatste dosis; zie ook de rubriek Zwangerschap.

Incidenteel is melding gemaakt van bijwerkingen bij het overzetten van patiënten van het ene carbamazepinebevattende product op het andere. Abrupt staken van de therapie kan aanvallen plots doen ontstaan. Bij staken daarom de dosering afbouwen. Na abrupt staken van de therapie moet de patiënt gedurende de instellingsfase op een ander anti-epilepticum worden beschermd met een daartoe geschikt middel.

Het gebruik kan leiden tot verminderd reactie- en concentratievermogen. Vele dagelijkse bezigheden (bv. autorijden) kunnen daarvan hinder ondervinden.

  • Rij Veilig met Medicijnen

Waarschuwingen en voorzorgen

Ernstige huiduitslag (o.a. Stevens-Johnsonsyndroom) is opgetreden; bij ontwikkeling van een onverklaarbare uitslag overwegen de behandeling te staken. Omdat de stof een sulfonamidegroep bevat, moet rekening worden gehouden met diverse allergische reacties en hematologische stoornissen, waaronder aplastische anemie, dat incidenteel fataal kan zijn. Omdat er weinig gegevens zijn over gebruik bij patiënten met nierfunctiestoornissen is voorzichtigheid geboden; bij een klinisch significante verhoging van de serumcreatinine de behandeling staken. Bij een mild tot matig gestoorde leverfunctie is voorzichtigheid geboden; bij een ernstig gestoorde leverfunctie wordt gebruik afgeraden.

Bij staken van de behandeling zonisamide langzaam afbouwen om de kans op rebound-aanvallen te verkleinen. Na een succesvolle instelling op zonisamide, zijn er onvoldoende gegevens over stoppen met gelijktijdig toegediende, andere anti-epileptica.

Wees voorzichtigheid bij een voorgeschiedenis van oogaandoeningen. Bij optreden van een syndroom dat bestaat uit acute myopie met secundair gesloten-kamerhoekglaucoom, de behandeling zo snel mogelijk staken en de intraoculaire druk verlagen. Symptomen (acuut minder scherp zien en/of oogpijn) kunnen binnen uren tot weken na het begin van de behandeling optreden.

Tijdens behandeling is controle op tekenen van suïcidale gedachten en -gedrag aangewezen.

Vroeg in de behandeling is er een kans op hyperchloremische 'non-anion gap' metabole acidose; met name bij kinderen, jongere patiënten komt metabole acidose vaker voor en is het ernstiger. Bij kinderen en bij aanwijzingen voor metabole acidose of bij risicofactoren ervoor bicarbonaatspiegel vervolgen. Bij aanhoudende metabole acidose vanwege de kans op osteopenie overwegen de behandeling te staken, de dosering te verlagen of te behandelen met alkali. Met name bij risicofactoren voor nierstenen (familie-anamnese, hypercalciurie) kunnen een verhoogde vloeistofinname en urineproductie helpen het risico van steenvorming te verkleinen.

Vanwege de kans op hitteberoerte en uitdroging, dat bij kinderen kan leiden tot hersenbeschadiging en overlijden, dient men bij kinderen de volgende voorzorgen te nemen: bij zeer warm weer het kind koel houden en inspannende lichaamsbeweging vermijden; het kind veel koud water laten drinken; gebruik van koolzuuranhydraseremmers en anticholinergica vermijden. Als het kind heet aanvoelt met weinig of geen transpiratie, of het kind raakt verward of heeft spierkrampen, of als de hartslag of de ademhaling versnelt: het kind naar een koele plek brengen, de huid koelen met water en koud water te drinken geven.

Bij ontwikkeling van symptomen van pancreatitis de pancreatische lipase- en amylasespiegels controleren. Bij onverklaarbare pancreatitis, bij aanwijzingen voor onverklaarbare spierbeschadiging, dehydratie, oligohidrose, verhoogde lichaamstemperatuur, een probleem met de lever of bij aanzienlijk, ongewenst gewichtsverlies overwegen de behandeling te staken.

Niet gebruiken bij kinderen met een te laag gewicht (definitie conform de door de WHO op leeftijd aangepaste BMI-categorieën) of met minder eetlust. Het effect van gewichtsverlies bij kinderen of van een lage bicarbonaatspiegel op groei en ontwikkeling op de lange termijn is niet bekend. In een placebo-gecontroleerd onderzoek bij kinderen, was het aantal patiënten met aangetaste cognitie in de zonisamidegroep numeriek hoger vergeleken met de placebogroep. De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 6 jaar of met een lager gewicht dan 20 kg zijn niet vastgesteld.

Wees voorzichtig bij ouderen, omdat er weinig informatie over het gebruik bij deze groep beschikbaar is.

Overdosering

Zie voor symptomen en behandeling op toxicologie.org onder carbamazepine en/of op vergiftigingen.info.

Overdosering

Neem voor een vergiftiging met zonisamide contact op met Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Eigenschappen

Anticonvulsieve en psychotrope werking. Licht anticholinerg effect. Het remt de herhaaldelijk optredende hoogfrequente neurale ontladingen en vermindert de uitbreiding van synaptische impulsen. Verder remt het de omzetting van catecholaminen en de vrijgifte van glutamaat.

Kinetische gegevens

Resorptie langzaam uit de tabletten.
F van de CR tablet (met gereguleerde afgifte) is 15% lager dan van gewone tablet. Max. concentraties zijn na inname van de suspensie hoger dan van de tabletten.
T max tabletten binnen 12 uur, retardtabletten binnen 24 uur, suspensie binnen 2 uur.
V d 0,8–1,9 l/kg.
Overig Therapeutische bloedspiegel: 4–10 mg/l.
Metabolisering in de lever, vnl. via CYP3A4, tot actief 10,11-epoxide. Carbamazepine–10,11-epoxide lijkt iets minder werkzaam dan carbamazepine zelf. Voorts ontstaan nog tal van andere (minder belangrijke) metabolieten.
Eliminatie vnl. als metabolieten, ca. 70% met de urine en 30% met de feces.
T 1/2el grote variatie (8–72 uur), o.a. als gevolg van auto-inductie; 10–20 uur na langdurige inname; ca. 6 uur (10,11-epoxide).

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Eigenschappen

Anti-epilepticum met een zwakke koolzuuranhydrase-activiteit. Het heeft een benzisoxazoolstructuur, dat een sulfonamide groep bevat. Het werkingsmechanisme is niet volledig bekend; het werkt op spanningsgevoelige natrium- en calciumkanalen en op GABA-gemedieerde neuronale remming.

Kinetische gegevens

F nagenoeg 100%.
T max 2–5 uur.
V d 1,1–1,7 l/kg. Plasmaspiegel is bijna lineair aan de dosering.
Metabolisering deels door CYP3A4 en ook door N-acetylering.
Eliminatie vnl. met de urine, 15–30% als onveranderd.
T 1/2el 60 uur.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Groepsinformatie

carbamazepine hoort bij de groep anti-epileptica.

  • brivaracetam (N03AX23) Vergelijk
  • chloralhydraat (N05CC01) Vergelijk
  • clonazepam (N03AE01) Vergelijk
  • ethosuximide (N03AD01) Vergelijk
  • felbamaat (N03AX10) Vergelijk
  • fenobarbital (N03AA02) Vergelijk
  • fenytoïne (N03AB02) Vergelijk
  • gabapentine (N03AX12) Vergelijk
  • lacosamide (N03AX18) Vergelijk
  • lamotrigine (N03AX09) Vergelijk
  • levetiracetam (N03AX14) Vergelijk
  • oxcarbazepine (N03AF02) Vergelijk
  • perampanel (N03AX22) Vergelijk
  • pregabaline (N03AX16) Vergelijk
  • primidon (N03AA03) Vergelijk
  • rufinamide (N03AF03) Vergelijk
  • stiripentol (N03AX17) Vergelijk
  • topiramaat (N03AX11) Vergelijk
  • valproïnezuur (N03AG01) Vergelijk
  • vigabatrine (N03AG04) Vergelijk
  • zonisamide (N03AX15) Vergelijk

Groepsinformatie

zonisamide hoort bij de groep anti-epileptica.

  • brivaracetam (N03AX23) Vergelijk
  • carbamazepine (N03AF01) Vergelijk
  • chloralhydraat (N05CC01) Vergelijk
  • clonazepam (N03AE01) Vergelijk
  • ethosuximide (N03AD01) Vergelijk
  • felbamaat (N03AX10) Vergelijk
  • fenobarbital (N03AA02) Vergelijk
  • fenytoïne (N03AB02) Vergelijk
  • gabapentine (N03AX12) Vergelijk
  • lacosamide (N03AX18) Vergelijk
  • lamotrigine (N03AX09) Vergelijk
  • levetiracetam (N03AX14) Vergelijk
  • oxcarbazepine (N03AF02) Vergelijk
  • perampanel (N03AX22) Vergelijk
  • pregabaline (N03AX16) Vergelijk
  • primidon (N03AA03) Vergelijk
  • rufinamide (N03AF03) Vergelijk
  • stiripentol (N03AX17) Vergelijk
  • topiramaat (N03AX11) Vergelijk
  • valproïnezuur (N03AG01) Vergelijk
  • vigabatrine (N03AG04) Vergelijk

Kosten

Kosten laden…

Kosten

Kosten laden…

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • anti-epileptica

Indicaties

  • bipolaire stoornis
  • epilepsie, onderhoudsbehandeling
  • neuropathische pijn
  • stoornissen bij het gebruik van alcohol

Externe links

  • Officiële productinformatie CBG/EMA
  • Medicijnkosten.nl
  • GIPdatabank
  • Kinderformularium (NKFK)

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • anti-epileptica

Indicaties

  • epilepsie, onderhoudsbehandeling

Externe links

  • Officiële productinformatie CBG/EMA
  • Medicijnkosten.nl
  • GIPdatabank
  • Kinderformularium (NKFK)
???naar.zoeken???
Zorginstituut Nederland
Onafhankelijke geneesmiddelinformatie
voor zorgprofessionals

Service

  • Contact
  • E-learning cursus FK
  • Mobiele apps
  • Help

Over

  • Over deze site
  • Verantwoording
  • Veelgestelde vragen
  • Proclaimer
  • Copyright
  • Cookies
Het Farmacotherapeutisch Kompas gebruikt analytische cookies om het gebruik van de website te analyseren en daarmee de website te kunnen verbeteren.
Lees meer over cookies en hoe u cookies kunt uitschakelen

Web-App

Installeer deze Web-App op je iPhone: Tap het deel-icoon en daarna "Zet op beginscherm".