Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Evra Bijlage 2 Gedeon Richter Benelux Sprl.

Toedieningsvorm
Pleister
Verpakkingsvorm
doosje met 3 pleisters

Bevat per pleister: ethinylestradiol (EE) 600 microg, norelgestromine (NGMN) 6 mg.

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

Bespreek bij een anticonceptiewens de voorkeur, verwachte therapietrouw en persoonlijke situatie van de vrouw. Begeleid haar bij het kiezen voor een passende methode op basis van kenmerken van de verschillende methodes zoals betrouwbaarheid, toepassing, invloed op het bloedingspatroon, (ernstige) bijwerkingen en contra-indicaties; zie tabel 1 en 3 van de NHG-Standaard Anticonceptie. De meest betrouwbare anticonceptiemethoden zijn (in willekeurige volgorde): combinatiepreparaten (pil, pleister, vaginale ring), de pil met alleen progestageen (desogestrel), het implantatiestaafje (etonogestrel), de prikpil (medroxyprogesteron) en de hormoonspiraal (levonorgestrel IUD) of koperspiraal. Bij combinatiepreparaten en bij de pil met alleen progestageen is de betrouwbaarheid afhankelijk van de therapietrouw.

Bij de keuze voor een combinatiepreparaat gaat de voorkeur uit naar een pil met ethinylestradiol (EE) 30 microg en levonorgestrel 150 microg. Tweede keus zijn EE/gestodeen (20/75 microg), EE/levonorgestrel (20/100 microg) en EE/norgestimaat (35/250 microg). Andere orale combinatiepreparaten en waarschijnlijk ook de ring en de pleister geven een grotere risicotoename op VTE.

Aan de vergoeding van ethinylestradiol/norelgestromine zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.

Indicaties

  • Hormonale anticonceptie.

Gerelateerde informatie

Doseringen

Klap alles open Klap alles dicht

Hormonale anticonceptie

Volwassenen

Cyclische toediening (met een cyclusduur van 28 dagen): 1 pleister per 7 dagen (dag 1, 8, en 15), gevolgd door een pleistervrije periode van 7 dagen. Daarna begint een nieuwe cyclus; de volgende pleister aanbrengen, ongeacht of de onttrekkingsbloeding voorbij is.

Geen hormonaal anticonceptivum in de voorafgaande maand: beginnen op de eerste dag van de menstruatie. Indien de vrouw begint na de eerste dag van de menstruatie, dan tijdens de eerste 7 dagen van de eerste cyclus aanvullend een condoom gebruiken.

Van een oraal combinatiepreparaat overschakelen: beginnen op de eerste dag van de onttrekkingsbloeding. Indien binnen 5 dagen na het innemen van de laatste actieve tablet geen onttrekkingsbloeding is opgetreden, zwangerschap uitsluiten vóór beginnen met de pleister. Indien de vrouw begint na de eerste dag van de onttrekkingsbloeding, dan tijdens de eerste 7 dagen van de eerste cyclus aanvullend een condoom gebruiken. Indien meer dan 7 dagen zijn verstreken na inname van de laatste actieve tablet, heeft mogelijk een ovulatie plaatsgevonden en moet dus rekening worden gehouden met een mogelijke zwangerschap.

Van een progestageenmethode overschakelen: van de minipil op een willekeurige dag overschakelen, van een implantaat op de dag van verwijdering en van een injectiepreparaat op de dag dat de volgende injectie zou moeten worden gegeven. Tijdens de eerste 7 dagen na de overschakeling aanvullend een condoom gebruiken.

Na een abortus of miskraam die optreedt gedurende de eerste 20 weken van de zwangerschap: de vrouw kan direct beginnen; aanvullende anticonceptieve maatregelen zijn niet nodig. Indien optredend na een zwangerschap van 20 weken: starten op dag 21 na de abortus óf op de eerste dag van de spontane menstruatie (afhankelijk wat zich het eerst voordoet). De incidentie van ovulatie op dag 21 na de abortus is niet bekend.

Na een bevalling: indien de vrouw geen borstvoeding geeft: niet eerder dan 4 weken na de bevalling beginnen. Bij een later begin de eerste 7 dagen aanvullend een condoom gebruiken; indien al onbeschermde geslachtsgemeenschap heeft plaatsgevonden, rekening houden met een mogelijke zwangerschap. Voor vrouwen die borstvoeding geven, zie de rubriek Lactatie.

Adviezen bij afwijkend gebruik

Vergeten om pleister te vervangen:

Aan het begin van de pleistercyclus (week 1/dag 1): de eerste pleister van de nieuwe cyclus alsnog aanbrengen en de eerste 7 dagen aanvullend een condoom gebruiken. Houd rekening met een zwangerschap als tijdens deze verlengde pleistervrije periode onbeschermde geslachtsgemeenschap heeft plaatsgevonden; overweeg een noodanticonceptivum (zie Noodanticonceptie).

In het midden van de pleistercyclus (week 2/dag 8 of week 3/dag 15): indien gedurende max. 48 uur vergeten: direct een nieuwe pleister aanbrengen en de volgende pleister op de gebruikelijke vervangdag aanbrengen; er zijn dan geen aanvullende maatregelen nodig (bij correct gebruik in de voorgaande 7 dagen). Indien gedurende ≥ 48 uur vergeten: stoppen met de huidige pleistercyclus en direct starten met een nieuwe cyclus van 4 weken door het aanbrengen van een nieuwe pleister, daarbij gedurende de eerste 7 dagen aanvullend een condoom gebruiken.

Aan het einde van de pleistercyclus (week 4/dag 22): indien de pleister niet is verwijderd op dag 22, de pleister alsnog zo spoedig mogelijk verwijderen en de volgende cyclus op de gebruikelijke vervangdag beginnen.

Uitstellen onttrekkingsbloeding: aan het begin van week 4 (dag 22) weer een pleister aanbrengen en de pleistervrije week dus overslaan. Er kan een doorbraakbloeding of 'spotting' optreden. Na 6 opeenvolgende weken een pleister te hebben gedragen, moet er een pleistervrije periode van 7 dagen zijn. Hierna de normale toepassing hervatten.

Verschuiven vervangdag: Tijdens de pleistervrije week een nieuwe vervangdag kiezen door de eerste pleister van de volgende cyclus op de eerstvolgende gewenste dag aan te brengen (max. 7 pleistervrije dagen). Hoe korter de pleistervrije periode hoe meer kans op doorbraakbloeding en 'spotting' tijdens de volgende behandelcyclus.

Bij (gedeeltelijke) loslating: gedurende max. 24 uur: de pleister opnieuw op dezelfde plaats aanbrengen (alleen indien kleefkracht nog intact) of direct vervangen door een nieuwe pleister, er zijn dan geen aanvullende maatregelen nodig. De volgende pleister op de gebruikelijke vervangdag aanbrengen. Bij loslating gedurende > 24 uur of bij een onbekende duur is er mogelijk geen bescherming tegen zwangerschap: de huidige anticonceptiecyclus staken en onmiddellijk een nieuwe cyclus beginnen door een nieuwe pleister aan te brengen, daarbij gedurende de eerste 7 dagen aanvullend een condoom gebruiken.

Een nieuwe pleister direct na verwijdering van de vorige aanbrengen; dit mag op een willekeurig moment van de geplande vervangdag.

De pleister aanbrengen op een schone, droge, onbehaarde en intacte huid op de bil, abdomen, buitenkant bovenarm of bovenkant romp op een plaats waarvan hij niet door nauwsluitende kleding kan worden afgewreven. Een nieuwe pleister aanbrengen op een ander huiddeel.

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn. Misselijkheid. Gevoelige borsten.

Vaak (1–10%): vaginale schimmelinfectie. Stemmings-, affect- en angststoornissen. Migraine, duizeligheid. Braken, buikpijn, opgezette buik, diarree. Acne, huiduitslag, jeuk, huidirritatie. Spierspasme. Dysmenorroe, doorbraakbloeding, menstruatiestoornis, vaginale afscheiding. Malaise, vermoeidheid, gewichtstoename. Reacties op de plakplaats zoals irritatie, jeuk, roodheid.

Soms (0,1–1%): overgevoeligheid. Hypercholesterolemie, vochtretentie, toegenomen eetlust. Slapeloosheid, verminderd libido. Hypertensie. Alopecia, allergische- of contacteczeem, eczeem, fotosensibilisatie, urticaria, erytheem. Galactorroe, premenstrueel syndroom (verergering van), vaginale droogheid. Oedeem.

Zelden (0,01–0,1%): levertumor, mammacarcinoom, cervixcarcinoom, leiomyoom van de uterus, fibroadenoom van de borst. Anafylactische reactie. Hyperglykemie, insulineresistentie. Toegenomen libido. Cerebrovasculair accident, smaakstoornis. Intolerantie voor contactlenzen. Veneuze of arteriële trombo-embolie, myocardinfarct, hypertensieve crisis. Colitis. Leverschade, cholestatische geelzucht, aandoeningen aan de galblaas (incl. galstenen). Angio-oedeem, erythema multiforme of nodosum, chloasma, pustuleuze of exfoliatieve huiduitslag, seborroe. Cervixdysplasie, genitale afscheiding. Gewijzigde bloedglucosespiegel.

Interacties

Gelijktijdig gebruik met glecaprevir/pibrentasvir of sofosbuvir/velpatasvir/voxilaprevir is gecontra-indiceerd, vanwege meer kans op bijwerkingen op de lever; een andere vorm van anticonceptie wordt aanbevolen (bv. anticonceptiva met alleen een progestageen of niet-hormonale methoden) tot 2 weken na afloop van de behandeling met deze geneesmiddelen.

Tijdens en tot ten minste 4 weken na gebruik van leverenzyminducerende stoffen (anti-epileptica zoals carbamazepine, felbamaat, fenobarbital, fenytoïne, oxcarbazepine, primidon, rufinamide, topiramaat; overige enzyminductoren zoals bosentan, griseofulvine, modafinil, rifabutine, rifampicine, sint-janskruid) is de anticonceptiepleister minder betrouwbaar door verlaging van de spiegels van het oestrogeen en progestageen. Indien deze interactie niet kan worden vermeden, de anticonceptiepleister vervangen door een levonorgestrelbevattend spiraaltje, een koperhoudend spiraaltje of de prikpil. Een andere optie is het gebruik van condooms in combinatie met de anticonceptiepleister; deze gebruiken tot ten minste 4 weken na staken van de inductor. Als de inductor nog in gebruik is na het einde van de pleisterperiode, dan direct beginnen met een volgende pleister zonder de gebruikelijke pleistervrije periode.

Veel combinaties van HIV-proteaseremmers en niet-nucleoside reverse-transcriptase remmers, incl. combinaties met HCV-remmers kunnen de spiegels van anticonceptieve steroïden verlagen of verhogen; raadpleeg de voorschrijfinformatie van deze middelen.

Etoricoxib kan de plasmaconcentratie van ethinylestradiol met ca. 50% verhogen.

Oestrogenen en aromataseremmers of tamoxifen kunnen elkaars werking verminderen.

Door gebruik van hormonale anticonceptiva kan de plasmaspiegel van lamotrigine dalen en die van ciclosporine stijgen.

Het gebruik van anticonceptieve steroïden kan de uitslag van bepaalde laboratoriumtesten beïnvloeden.

Zwangerschap

Gezien de geregistreerde indicatie niet van toepassing.

Teratogenese: In het geval van accidenteel (door)gebruik van de anticonceptiepil tijdens de vroege zwangerschap zijn er geen aanwijzingen voor nadelige effecten op de zwangerschap of foetus.

Overige: Vóór begin van het gebruik, zwangerschap uitsluiten. Mocht zich tijdens het gebruik het vermoeden van zwangerschap voordoen, dan de toediening staken en gebruik maken van een (betrouwbare) niet-hormonale methode van anticonceptie, totdat zwangerschap is uitgesloten.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja, zowel oestrogenen als progestagenen in geringe mate.

Farmacologisch effect: Er zijn geen negatieve effecten op de zuigeling gezien. In de eerste zes weken na de bevalling, kan een gecombineerd hormonaal anticonceptivum de borstvoeding mogelijk nadelig beïnvloeden (gering effect op de productie en samenstelling van de moedermelk). Daarbij kan een gecombineerd hormonaal anticonceptivum de kans op trombose (bij de moeder) in de eerste weken na de bevalling verder verhogen.

Advies: Gebruik ontraden tijdens de eerste 6 weken na de bevalling; daarna kan dit middel waarschijnlijk veilig worden gebruikt.

Contra-indicaties

  • (Risico op) veneuze trombo-embolie (VTE):
    • voorgeschiedenis van diepe veneuze trombose of longembolie;
    • trombofilie (APC-resistentie door factor-V-Leiden-mutatie, proteïne C-, proteïne S- of antitrombinedeficiëntie);
    • zware operatie met langdurige immobilisatie;
    • aanwezigheid van meerdere risicofactoren voor VTE (zie Waarschuwingen en voorzorgen).
  • (Risico op) arteriële trombo-embolie (ATE):
    • voorgeschiedenis van myocardinfarct, cerebrovasculaire ziekte (beroerte of TIA), angina pectoris, perifeer arterieel vaatlijden;
    • aandoening met verhoogd risico op ATE: diabetes mellitus met vasculaire symptomen, ernstige hypertensie, ernstige dyslipoproteïnemie, hyperhomocysteïnemie of aanwezigheid van anti-fosfolipide-antilichamen;
    • voorgeschiedenis van migraine met focale neurologische symptomen;
    • aanwezigheid van meerdere risicofactoren voor ATE (zie Waarschuwingen en voorzorgen).
  • (voorgeschiedenis van) geslachtshormoon-afhankelijke maligniteit, zoals mammacarcinoom;
  • drager BRCA-genmutatie of belaste familieanamnese bij leeftijd > 35 jaar;
  • (voorgeschiedenis van) ernstige leveraandoening, zolang de leverfunctie niet is genormaliseerd, waaronder levertumor;
  • onverklaarde genitale bloedingen.

Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Interacties.

Waarschuwingen en voorzorgen

Het risico op veneuze trombo-embolie (VTE) neemt toe bij gebruik van een gecombineerd hormonaal anticonceptivum. Bij gebruik van een product met norelgestromine is deze kans tot twee keer zo hoog als bij gebruik van een tweedegeneratiepil (zoals met levonorgestrel). De meeste kans bestaat in het eerste jaar van het gebruik en mogelijk neemt de kans toe nadat het gebruik gedurende vier weken of langer is onderbroken. Bij aanwezigheid van één of meerdere risicofactoren voor VTE, het gebruik afwegen. Bij verdenking op een erfelijke predispositie (eerstegraads familieleden < 50 jaar met VTE), de vrouw doorverwijzen naar een gespecialiseerde arts. Risicofactoren voor VTE zijn een leeftijd > 35 j., immobilisatie, een operatieve ingreep (m.n. operatie van de benen of neurochirurgie), groot trauma, een recente bevalling of miskraam in het 2e trimester en obesitas. Ook de volgende aandoeningen zijn een risicofactor: kanker, sikkelcelziekte, SLE, HUS en IBD en mogelijk oppervlakkige tromboflebitis en varicosis.

Het risico op arteriële trombo-embolie (ATE) (myocardinfarct of ischemisch CVA) neemt iets toe bij gebruik van een gecombineerd hormonaal anticonceptivum. Bij aanwezigheid van één of meerdere risicofactoren voor ATE, het gebruik afwegen. Bij verdenking op een erfelijke predispositie de vrouw doorverwijzen naar een gespecialiseerde arts. Risicofactoren voor ATE zijn een leeftijd > 35 j., roken, obesitas, hypertensie en migraine. Ook andere aandoeningen waarbij vaatstoornissen kunnen optreden zijn een risicofactor: diabetes mellitus, hartklepziekte en atriumfibrilleren, dyslipoproteïnemie en SLE.

Risico op maligniteiten: In epidemiologisch onderzoek is een lichte toename van de kans op mammacarcinoom gerapporteerd. Deze toegenomen kans verdwijnt binnen 10 jaar na staken van het gebruik. Het is onduidelijk of er een negatieve invloed is op de kans op cervixcarcinoom. Bij hevige pijn in de bovenbuik, leververgroting of symptomen van een abdominale bloeding de mogelijkheid van een levertumor in de diagnosestelling betrekken.

Staak de toediening bij een toename in frequentie of ernst van migraine, bij de eerste symptomen van tromboflebitis of trombo-embolie, bij stijging van de bloeddruk die onvoldoende op antihypertensieve therapie reageert en bij cholestatische icterus. Bij abnormale leverfunctiewaarden de toediening onderbreken totdat normalisatie optreedt.

Depressie is gemeld; adviseer de vrouw contact op te nemen met de arts bij symptomen hiervan, ook kort na aanvang van de behandeling.

Andere aandoeningen: Bij hypertriglyceridemie, of een positieve familie-anamnese hiervoor, bedacht zijn op meer kans op pancreatitis. Bij erfelijk of verworven angio-oedeem kunnen exogene oestrogenen mogelijk aanvallen van angio-oedeem induceren. Bij diabetes mellitus met name in het begin van het gebruik zorgvuldig controleren, omdat de perifere insulineresistentie en glucosetolerantie kan worden beïnvloed. Bij predispositie voor melasma blootstelling aan zonlicht of UV-straling vermijden.

Beoordeling van eventueel onregelmatig bloedverlies is pas zinvol na een periode van 3 cycli, omdat vooral tijdens de eerste maanden van gebruik 'spotting' of doorbraakbloeding optreedt. Indien het anticonceptivum niet volgens de aanwijzingen is toegepast voorafgaand aan een uitgebleven onttrekkingsbloeding of indien er tweemaal geen onttrekkingsbloeding optreedt, zwangerschap uitsluiten alvorens het gebruik voort te zetten.

De veiligheid en werkzaamheid is alleen vastgesteld bij vrouwen van 18 tot 45 jaar. Bij vrouwen ≥ 90 kg is de anticonceptieve werking mogelijk verlaagd.

Bij optreden van onaangename huidirritatie kan een nieuwe pleister op een nieuwe plaats op de huid worden aangebracht, die dan tot de volgende vervangdag blijft zitten.

Eigenschappen

De pleister bevat een vaste hoeveelheid oestrogeen (EE) en progestageen (NGMN).

Kinetische gegevens

Resorptie de pleister geeft 34 microg EE en 203 microg NGMN af per 24 uur. Serumconcentraties van EE en NGMN bereiken 48 uur na toediening een plateau.
Eiwitbinding > 97% (NGMN en norgestrel).
Metabolisering NGMN wordt in de lever in o.a. norgestrel en een aantal gehydroxyleerde en geconjugeerde metabolieten omgezet. EE wordt grotendeels geconjugeerd tot het sulfaat en het glucuronide.
Eliminatie via de urine en feces als metabolieten.
T 1/2el ca. 28 uur (NGMN), ca. 17 uur (EE).

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd