Farmacotherapeutisch Kompas

U bevindt zich hier:

Farmacotherapeutisch Kompas Geneesmiddelen
Wis invoer

Uitbreiden…

Open/sluiten

Welke geneesmiddelen wilt u aan de vergelijking toevoegen?

lacosamide

anti-epileptica N03AX18

Sluiten

vigabatrine

anti-epileptica N03AG04

Sluiten

brivaracetam

anti-epileptica N03AX23

Sluiten

Samenstelling

Alleen de belangrijkste hulpstoffen worden genoemd. Raadpleeg altijd de productinformatie van CBG/EMA voor een compleet overzicht van hulpstoffen.

Vimpat infusievloeistof XGVS UCB Pharma bv

Toedieningsvorm
Infusievloeistof
Sterkte
10 mg/ml
Verpakkingsvorm
flacon 20 ml

Bevat per flacon tevens: natrium 59,8 mg.

Vimpat stroop/tablet UCB Pharma bv

Toedieningsvorm
Stroop
Sterkte
10 mg/ml
Verpakkingsvorm
fles 200 ml (met maatbekertje met maatverdeling)

Bevat tevens: natrium 28,4 mg per dosis van 200 mg lacosamide. Conserveermiddel: methylparahydroxybenzoaat.

Toedieningsvorm
Tablet, omhuld
Sterkte
50 mg, 150 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Samenstelling

Alleen de belangrijkste hulpstoffen worden genoemd. Raadpleeg altijd de productinformatie van CBG/EMA voor een compleet overzicht van hulpstoffen.

Sabril Sanofi SA

Toedieningsvorm
Granulaat voor drank
Sterkte
500 mg
Verpakkingsvorm
in sachet
Toedieningsvorm
Tablet, omhuld
Sterkte
500 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Samenstelling

Alleen de belangrijkste hulpstoffen worden genoemd. Raadpleeg altijd de productinformatie van CBG/EMA voor een compleet overzicht van hulpstoffen.

Briviact UCB Pharma bv

Toedieningsvorm
Tablet, filmomhuld
Sterkte
25 mg, 50 mg, 75 mg, 100 mg
Toedieningsvorm
Drank
Sterkte
10 mg/ml
Verpakkingsvorm
300 ml

Conserveermiddel: methylparahydroxybenzoaat. Bevat tevens per ml: 240 mg sorbitol, max. 5,5 mg propyleenglycol.

Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
10 mg/ml
Verpakkingsvorm
flacon 5 ml

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

Bij alle vormen van focale (voorheen partiële) epilepsie zijn carbamazepine, lacosamide, lamotrigine, levetiracetam, oxcarbazepine en valproïnezuur middelen van eerste keus als onderhoudsbehandeling. Middelen van tweede keus zijn brivaracetam, clobazam (alleen als ‘add-on’), gabapentine, perampanel, pregabaline, topiramaat en zonisamide.

Advies

Vigabatrine is als adjuvans bij focale (voorheen partiële) epilepsie één van de laatste therapeutische opties omdat het minder veilig is en minder goed wordt verdragen dan andere anti-epileptica. Het gebruik is beperkt vanwege de kans op (irreversibele) gezichtsvelddefecten en de gezichtsveldcontroles die nodig zijn vóór en tijdens het gebruik. Ondanks de gezichtsvelddefecten wordt vigabatrine beschouwd als een eerstekeusmiddel bij het syndroom van West. Vigabatrine dient daarom slechts te worden voorgeschreven door of op aanwijzing van een gespecialiseerde arts met ervaring in het betreffende indicatiegebied en onder verantwoording van een oogarts.

Advies

Bij alle vormen van focale (voorheen partiële) epilepsie zijn carbamazepine, lacosamide, lamotrigine, levetiracetam, oxcarbazepine en valproïnezuur middelen van eerste keus als onderhoudsbehandeling. Middelen van tweede keus zijn brivaracetam, clobazam (alleen als ‘add-on’), gabapentine, perampanel, pregabaline, topiramaat en zonisamide.

Gebruik van brivaracetam als adjuvans bij behandeling met levetiracetam, dat een gelijk werkingsmechanisme heeft, blijkt geen voordeel te hebben.

  • Farmacotherapeutisch rapport 2016 brivaracetam Briviact® partiële epilepsie

Indicaties

Monotherapie en adjuvante therapie bij focaal (voorheen partieel) beginnende epilepsie-aanvallen met of zonder secundaire generalisatie bij volwassenen en kinderen vanaf 4 jaar. De infusievloeistof is een alternatief als orale toediening tijdelijk niet mogelijk is.

Gerelateerde informatie

  • epilepsie, onderhoudsbehandeling

Indicaties

  • Als adjuvans bij resistente, focale (voorheen partiële) epilepsie, met en zonder gegeneraliseerde insulten indien andere gangbare combinatiebehandelingen onvoldoende effect teweegbrengen of niet worden verdragen;
  • Als monotherapie bij de behandeling van infantiele spasmen (syndroom van West).

Gerelateerde informatie

  • epilepsie, onderhoudsbehandeling

Indicaties

  • Adjuvante therapie voor de behandeling van focale (voorheen partiële) aanvallen met of zonder secundaire generalisatie bij volwassenen en kinderen vanaf 4 jaar met epilepsie.

Gerelateerde informatie

  • epilepsie, onderhoudsbehandeling

Dosering

Klap alles open Klap alles dicht

Epilepsie, als monotherapie:

Volwassenen en kinderen (≥ 4 j.) met een lichaamsgewicht ≥ 50 kg:

Oraal, i.v.: begindosering: 50 mg 2×/dag (gewoonlijk eenmaal 's morgens en eenmaal 's avonds), na 1 week verhogen tot therapeutische startdosering van 100 mg 2×/dag, óf alternatief: begindosering 100 mg 2×/dag ter beoordeling van de arts, die de gewenste aanvalsvermindering afweegt tegen de bijwerkingen. Vervolgens: indien nodig iedere week met 2×/dag 50 mg verhogen tot maximaal 2×/dag 300 mg (600 mg (= 60 ml)/dag) .

Alternatieve begindosering in situaties waarin een snel effect van lacosamide is vereist: starten met een enkele oplaaddosis van 200 mg, na 12 uur gevolgd door een onderhoudsdosis van 100 mg 2×/dag; vervolgens individueel aanpassen. De oplaaddosis onder medisch toezicht toedienen wegens meer kans op ernstige hartritmestoornissen en meer centrale bijwerkingen. De toediening van een oplaaddosis is niet onderzocht in acute omstandigheden zoals status epilepticus.

Bij patiënten die een onderhoudsdosis hebben > 400 mg/dag en die een bijkomend anti-epilepticum nodig hebben: volg de dosering voor adjuvante therapie.

Kinderen ≥ 4 j. met een lichaamsgewicht < 50 kg:

Oraal, i.v.: begindosering: 2 mg/kg/dag, na 1 week verhogen tot therapeutische startdosering van 4 mg/kg/dag. Vervolgens: indien nodig geleidelijk verhogen met wekelijks 2 mg/kg/dag tot respons wordt bereikt; bij kinderen < 40 kg tot max. 12 mg/kg/dag; bij 40–50 kg tot max. 10 mg/kg/dag.

Epilepsie, als adjuvans:

Volwassenen en kinderen (≥ 4 j.) met een lichaamsgewicht ≥ 50 kg:

Oraal, i.v.: begindosering 50 mg 2×/dag (gewoonlijk eenmaal 's morgens en eenmaal 's avonds), na 1 week verhogen tot therapeutische startdosering van 100 mg 2×/dag; indien nodig iedere week met 2×/dag 50 mg verhogen tot maximaal 2×/dag 200 mg (=2×/dag 20 ml).

Alternatieve begindosering in situaties waarin een snel effect van lacosamide is vereist: starten met een enkele oplaaddosis van 200 mg, na 12 uur gevolgd door een onderhoudsdosis van 100 mg 2×/dag; vervolgens individueel aanpassen. De oplaaddosis onder medisch toezicht toedienen wegens kans op meer centrale bijwerkingen. De toediening van een oplaaddosis is niet onderzocht in acute omstandigheden zoals status epilepticus.

Kinderen ≥ 4 j. met een lichaamsgewicht < 50 kg:

Oraal, i.v.: begindosering: 2 mg/kg/dag, na 1 week verhogen tot therapeutische startdosering van 4 mg/kg/dag. Vervolgens: indien nodig geleidelijk verhogen met wekelijks 2 mg/kg/dag tot respons wordt bereikt; bij kinderen < 20 kg tot max. 12 mg/kg/dag (door hogere klaring t.o.v. volwassenen); bij 20–30 kg tot maximaal 10 mg/kg/dag; bij 30–50 kg tot maximaal 8 mg/kg/dag (bij enkele kinderen van 30–50 kg is in een open label studie tot 12 mg/kg/dag gebruikt).

Ouderen (> 65 j.): er is geen dosisaanpassing nodig op basis van alleen de leeftijd; er is er weinig ervaring, met name met doses > 400 mg/dag.

Nierfunctiestoornis: Bij volwassenen en kinderen ≥ 50 kg met een lichte of matige nierfunctiestoornis (creatinineklaring > 30 ml/min): er is geen dosisaanpassing nodig. Bij kinderen < 50 kg met een lichte of matige nierfunctiestoornis: wees voorzichtig bij dosistitratie boven 200 mg/dag. Bij volwassenen en kinderen ≥ 50 kg met een ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring ≤ 30 ml/min): max. 250 mg/dag; voorzichtig optitreren; oplaaddosis (indien nodig) is 100 mg, gevolgd door 50 mg 2×/dag gedurende de eerste week. Bij kinderen < 50 kg met een ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring ≤ 30 ml/min): verlaag de max. dosis met 25%. Bij alle patiënten met hemodialyse wordt een supplement van max. 50% van de verdeelde dagelijkse dosis direct na afloop van de hemodialyse aanbevolen.

Leverfunctiestoornis: Bij volwassenen en kinderen ≥ 50 kg met een lichte of matige leverfunctiestoornis: wees voorzichtig bij dosistitratie boven 200 mg/dag; max. dosering 300 mg/dag. Bij kinderen < 50 kg met een lichte of matige leverfunctiestoornis: verlaag de max. dosis met 25%. Bij een ernstige leverfunctiestoornis is de kinetiek van lacosamide niet geëvalueerd; vervolg bij toepassing de potentiële bijwerkingen en pas eventueel de dosering aan.

Een vergeten dosis onmiddellijk innemen en de volgende dosis op het gebruikelijke tijdstip innemen. Als minder dan 6 uur over is voor de volgende geplande dosis moet de patiënt wachten met het innemen van de volgende dosis tot het gebruikelijke tijdstip. Geen dubbele dosis innemen.

Bij staken van de behandeling de dagdosis geleidelijk afbouwen met bv. 200 mg/week.

Omschakeling naar orale of i.v.-toediening kan zonder titreren, direct plaatsvinden. Bij omschakelen tussen orale en i.v.-toediening, de totale dagelijkse dosis en de toediening 2×/dag, handhaven. Uit klinische studies is er ervaring met 2×/dag infusies gedurende 5 dagen als adjuvante therapie.

Toedieningsinformatie: De tablet of drank kan met of zonder voedsel worden ingenomen. De fles met stroop voor gebruik goed schudden. De infusievloeistof toedienen gedurende 15–60 min; bij een dosering > 200 mg per infusie heeft een infusieduur van minstens 30 min de voorkeur.

Dosering

De breukstreep op de tablet is alleen bedoeld om het innemen makkelijker te maken, niet voor verdeling in gelijke doses.

Klap alles open Klap alles dicht

Als adjuvans bij focale epilepsie:

Volwassenen:

Begindosering 1 g/dag, op geleide van het klinisch effect wekelijks met 0,5 g verhogen tot bevredigend resultaat optreedt (2–3 g per dag in 1–2 doses); max. 3 g per dag.

Kinderen:

Begindosering 40 mg/kg lichaamsgewicht per dag, op geleide van klinisch effect oplopend tot 80 mg/kg per dag: lichaamsgewicht 10–15 kg: 0,5–1 g/dag; 15–30 kg: 1–1,5 g/dag; 30–50 kg: 1,5–3 g/dag; > 50 kg: 2–3 g/dag. De hoogste dosis per categorie niet overschrijden.

Monotherapie bij kinderen met het syndroom van West:

Startdosis van 50 mg/kg per dag; indien nodig over een periode van 7 dagen titreren; doses tot 150 mg/kg/dag werden goed verdragen.

Bij ouderen (> 65 jaar): wees voorzichtig; zie ook onder nierfunctiestoornis.

Bij nierfunctiestoornis: overweeg bij een creatinineklaring < 60 ml/min) verlaging van de dosering of innamefrequentie en controleer op bijwerkingen.

Toedieningsinformatie: De sachets opgelost in water, melk of vruchtensap vóór of na de maaltijd innemen.

Dosering

Men kan de behandeling met zowel orale als i.v.-toediening beginnen. I.v.-toediening is een tijdelijk alternatief voor patiënten als orale toediening niet mogelijk is. Met i.v.-toediening is de maximale ervaring slechts 4 dagen. Bij overschakelen van oraal naar i.v. of andersom is de totale dagdosis en de toedieningsfrequentie gelijk.

Klap alles open Klap alles dicht

'Add-on' bij focale epilepsie:

Volwassenen (incl. ouderen):

Oraal en i.v.: Startdosis is 50 mg/dag of 100 mg/dag (bv. 5 ml of 10 ml drank of injectievloeistof) verdeeld over twee gelijke doses, eenmaal ’s ochtends en eenmaal ’s avonds. Afhankelijk van de individuele respons en het kunnen verdragen, de dosis aanpassen tot onderhoudsdosering 50–200 mg/dag (bv. 5–20 ml drank of injectievloeistof).

Kinderen ≥ 4 jaar en met een gewicht ≥ 50 kg:

Oraal en i.v.: Startdosis is 50 mg/dag of 100 mg/dag (bv. 5 ml of 10 ml drank of injectievloeistof) verdeeld over twee gelijke doses, eenmaal ’s ochtends en eenmaal ’s avonds. Afhankelijk van de individuele respons en verdraaglijkheid, de dosis aanpassen tot 50–200 mg/dag (bv. 5–20 ml drank of injectievloeistof); aanbevolen onderhoudsdosis: 100 mg/dag (bv. 10 ml drank of injectievloeistof).

Kinderen ≥ 4 jaar en met een gewicht < 50 kg:

Oraal en i.v.: Startdosis is 1 mg/kg/dag of 2 mg/kg/dag verdeeld over twee gelijke doses, eenmaal ’s ochtends en eenmaal ’s avonds. Afhankelijk van de individuele respons en verdraaglijkheid, de dosis aanpassen tot 1-4 mg/kg/dag; aanbevolen onderhoudsdosis: 2 mg/kg/dag.

Bij nierfunctiestoornis: een dosisaanpassing is niet nodig. Brivaracetam niet gebruiken bij patiënten met terminale nierinsufficiëntie die dialyse ondergaan, omdat er onvoldoende gegevens zijn.

Bij leverfunctiestoornis: Oraal en i.v.: volwassenen en kinderen met een gewicht ≥ 50 kg: (overweeg) een startdosis van 50 mg/dag (bv. 5 ml drank of injectievloeistof); voor alle stadia van de leverfunctiestoornis; max. dosis 150 mg/dag (bv. 15 ml drank of injectievloeistof), verdeeld over 2 doses. Kinderen < 50 kg lichaamsgewicht: startdosis 1 mg/kg/dag; max. 3 mg/kg/dag. Er ziin geen klinische gegevens over kinderen met een leverfunctiestoornis.

Staken: bij stoppen de behandeling geleidelijk af bouwen door de dosis wekelijks met 50 mg/dag te verlagen; na 1 week behandeling met 50 mg/dag, in de laatste week een dosis van 20 mg/dag aanhouden.

Vergeten doses: Bij één of meer vergeten doses, de gebruikelijke enkele dosis innemen en de volgende dosis op het gebruikelijke tijdstip ’s morgens of ’s avonds.

Toedieningsinformatie: de tabletten met of zonder voedsel innemen en in hun geheel doorslikken met wat vloeistof.

De drank verdund in water of vruchtensap en met of zonder voedsel innemen. De drank kan ook via een nasogastrische sonde of een gastrostomiesonde toegediend worden.

I.v.-injectie onverdund als een bolusinjectie geven óf verdund als i.v.-infuus van 15 min.

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): duizeligheid, hoofdpijn, dubbelzien, misselijkheid. Tevens bij kinderen: (naso)faryngitis, pyrexie.

Vaak (1-10%): depressie, verwardheidstoestand, slapeloosheid, evenwichtsstoornis, abnormale coördinatie, geheugenzwakte, cognitieve stoornis, slaperigheid, tremor, nystagmus, hypo-esthesie, dysarthria, aandachtsstoornis, paresthesie, wazig zien, vertigo, tinnitus, braken, obstipatie, flatulentie, dyspepsie, droge mond, diarree, jeuk, huiduitslag, spierspasmen, loopstoornis, asthenie, vermoeidheid, prikkelbaarheid, dronkengevoel, vallen, contusie. Alleen bij i.v. toediening: pijn op de injectieplaats, irritatie. Tevens bij kinderen: verminderde eetlust, lethargie en abnormaal gedrag.

Soms (0,1-1%): geneesmiddelenovergevoeligheid, agressie, agitatie, euforie, psychose, zelfmoordpoging, -gedachte, hallucinatie, syncope, abnormale coördinatie, AV-blok, bradycardie, atriumfibrilleren, atriumflutter, afwijkende leverfunctietesten (verhoging van ALAT > 2× de ULN), angio-oedeem, urticaria. Alleen bij i.v.-toediening: erytheem.

Verder zijn gemeld: agranulocytose, multi-orgaan overgevoeligheidsreactie (geneesmiddelgerelateerde huiduitslag met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS)), convulsie, ventriculaire tachyaritmie, Stevens-Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse, dosisafhankelijke verlenging van het PQ-interval.

Bij kinderen kwamen slaperigheid, braken en convulsies vaker voor dan bij volwassenen.

  • Informatie bijwerkingen Lareb
  • Meldformulier bijwerkingen

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): slaperigheid, artralgie, moeheid; het sederend effect neemt af in de loop van de therapie. Opwinding en excitatie (bij kinderen). Asymptomatische gezichtsvelddefecten (een concentrische vernauwing van het gezichtsveld van beide ogen, bij ca. 33%, vaak irreversibel, kan optreden na maanden tot jaren na het begin van de behandeling).

Vaak (1-10%): anemie, opwinding, agressie, nervositeit, depressieve verschijnselen, paranoïde reacties, slapeloosheid, spraakstoornissen, hoofdpijn, duizeligheid, paresthesie, concentratie- en geheugenstoornissen, verwardheid, tremoren, misselijkheid, braken, buikpijn, alopecia, wazig zien, dubbelzien, nystagmus, gewichtstoename, oedeem.

Soms (0,1-1%): ataxie, (hypo)manie, psychose, uitslag.

Zelden (0,01-0,1%): zelfmoordpoging, symptomen van encefalopathie (zoals sedatie, stupor en verwardheid, met een niet-specifieke vertraging van het EEG-ritme), retina-afwijkingen (zoals perifere retina-atrofie), angio-oedeem, urticaria.

Zeer zelden (< 0,01%): hallucinaties, neuritis optica, opticusatrofie, leverreacties (hepatitis).

Verder zijn gemeld: afwijkingen op MRI-scans van de hersenen; bewegingsstoornissen (als dystonie, dyskinesie en hypertonie) al dan niet in verband met afwijkingen op de MRI-scan. Verminderde gezichtsscherpte. Convulsies kunnen voorkomen.

  • Informatie bijwerkingen Lareb
  • Meldformulier bijwerkingen

Bijwerkingen

Zeer vaak (≥ 10%): duizeligheid, slaperigheid.

Vaak (1-10%): griep, afgenomen eetlust. Depressie, angst, slapeloosheid, prikkelbaarheid. Convulsie, draaiduizeligheid. Infectie van de bovenste luchtwegen, hoest. Misselijkheid, braken, obstipatie. Vermoeidheid. Bij i.v.-toediening: pijn op de plaats van het infuus.

Soms (0,1–1%): Neutropenie, type 1 hypersensitiviteit. Zelfmoordgedachten, psychotische stoornis, agressie, agitatie.

Bij kinderen: Zelfmoordgedachten en gedragsstoornissen (24,8%) zijn vaker gemeld dan bij volwassenen. Vaak psychomotorische hyperactiviteit.

  • Informatie bijwerkingen Lareb
  • Meldformulier bijwerkingen

Interacties

Wees voorzichtig bij combinatie met andere middelen die het PQ-interval verlengen, zoals anti-aritmica, carbamazepine, lamotrigine en pregabaline; in klinisch onderzoek met gelijktijdig gebruik van carbamazepine of lamotrigine kwam echter geen PQ-verlenging naar voren.

Wees voorzichtig met sterke remmers van CYP2C9 (fluconazol) en CYP3A4 (itraconazol, ketoconazol, ritonavir, claritromycine) omdat hierdoor de systemische blootstelling aan lacosamide kan toenemen.

Sterke enzyminductoren zoals rifampicine, sint-janskruid (Hypericum perforatum), carbamazepine, fenytoïne, fenobarbital kunnen in geringe mate de systemische blootstelling aan lacosamide verminderen: met 25% bij volwassenen en met 17% bij kinderen.

Interacties

Vigabatrine heeft geen invloed op leverenzymen. De plasmaconcentratie van fenytoïne kan afnemen met circa 20%, waarschijnlijk zonder klinische betekenis.

Toevoeging aan een bestaande therapie met anti-epileptica (als clonazepam) kan leiden tot versterking van de bijwerkingen van het centrale zenuwstelsel.

Vermijd gelijktijdig gebruik met andere geneesmiddelen die toxisch zijn voor de retina.

Interacties

Algemene informatie:

  • Van comedicatie met levetiracetam is in studies geen effect van brivaracetam waargenomen; evenmin is een voordeel van comedicatie te verwachten omdat levetiracetam ook bindt aan SV2A en toevoegen van brivaracetam daarna geen extra effect meer heeft.

  • Mede omdat brivaracetam de enzymen van CYP450 niet, of beperkt, beïnvloedt, is er theoretisch weinig kans op geneesmiddeleninteracties door beïnvloeding van de klaring. Er zijn geen farmacokinetische interacties waargenomen met andere anti-epileptica waarvoor aanpassing van de dosering nodig is. De belangrijkste afbraakroute van brivaracetam is via CYP-onafhankelijke hydrolyse en daarnaast is brivaracetam (in mindere mate) een substraat van CYP2C19.

Voorzichtig:

  • bij patiënten die een behandeling met rifampicine beginnen of stoppen omdat de sterke enzyminductor rifampicine (600 mg/dag gedurende 5 dagen) een daling geeft van 45% van het gebied onder de plasmaconcentratiecurve; overweeg aanpassing van de dosis brivaracetam.

  • bij gebruik van sterke enzyminductoren (zoals sint-janskruid) omdat die de systemische blootstelling aan brivaracetam verminderen.

Overige interacties:

  • De plasmaconcentraties van geneesmiddelen die gemetaboliseerd worden door CYP2C19 (bv. lansoprazol, omeprazol, diazepam) kunnen toenemen.

  • Brivaracetam 200 mg/dag kan zorgen voor een stijging van de plasmaconcentraties van geneesmiddelen die getransporteerd worden door OAT3.

  • Sterke CYP2C19-remmers (bv. fluconazol, fluvoxamine) kunnen plasmaconcentraties van brivaracetam verhogen, maar toch is er slechts een geringe kans op klinisch relevante CYP2C19-gemedieerde interacties.

  • Sorbitol in de drank kan de biologische beschikbaarheid van andere oraal toegediende geneesmiddelen beïnvloeden.

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren is het middel, in voor de moeder toxische doses, schadelijk gebleken.

Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij zwangerschap

Zwangerschap

Teratogenese: Aanwijzingen voor teratogene eigenschappen.

Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken. Bij zwangerschapswens medicatie heroverwegen.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij zwangerschap

Zwangerschap

Passeert de placenta (bij dieren).

Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren zijn er geen aanwijzing voor schadelijkheid.

Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja, (bij dieren); bij de mens onbekend.

Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij lactatie

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja.

Advies: Afwegen of het geven van borstvoeding of het gebruik van dit geneesmiddel moet worden gestaakt.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij lactatie

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja (bij ratten).

Advies: Borstvoeding wordt ontraden.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij lactatie

Contra-indicaties

  • Tweede- of derdegraads atrioventriculair-blok.

Contra-indicaties

  • overgevoeligheid voor pyrrolidonderivaten (zoals levetiracetam).

Waarschuwingen en voorzorgen

Wees voorzichtig bij patiënten met geleidingsproblemen, een ernstige hartaandoening (zoals een voorgeschiedenis van myocardinfarct, hartfalen, structurele hartaandoening of natriumkanalopathieën) en bij ouderen (vanwege het PQ-verlengend effect); overweeg het maken van een ECG vóór verhoging van de dosering > 400 mg/dag en nadat naar een steady-state is getitreerd. Adviseer patiënten om bij optreden van symptomen van hartritmestoornissen (langzame, snelle of onregelmatige pols, kortademigheid, licht gevoel in het hoofd, flauwvallen) direct medisch advies te vragen. Weeg bij patiënten die ernstige hartritmestoornissen ontwikkelen, voor- en nadelen af en overweeg om de behandeling te staken.

Controleer op verschijnselen van zelfmoordgedachten en -gedrag.

De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 4 jaar is niet vastgesteld.

Het gebruik kan leiden tot verminderd reactie- en concentratievermogen. Vele dagelijkse bezigheden (bv. autorijden) kunnen daarvan hinder ondervinden.

  • Rij Veilig met Medicijnen

Waarschuwingen en voorzorgen

Gezichtsvelddefecten kunnen soms ernstig zijn en treden frequent (bij een derde) op; ze zijn waarschijnlijk niet reversibel, ook niet na staken. Een verergering van gezichtsvelddefecten nadat de behandeling is gestaakt, kan niet worden uitgesloten. De kans op gezichtsvelddefecten houdt verband met de blootstelling aan vigabatrine, mogelijk zowel wat betreft dosering als behandelduur. Vanwege het risico op gezichtsvelddefecten vigabatrine alleen gebruiken na zorgvuldige afweging van de voor- en nadelen van andere handelingen. Bij patiënten met in de anamnese klinisch significante gezichtsvelddefecten, vigabatrine niet gebruiken.

Voer vóór het begin van de behandeling en daarna elke 6 maanden tijdens de hele duur van de behandeling, controle op gezichtsscherpte en gezichtsveldonderzoek uit (bij voorkeur middels gestandaardiseerde statische perimetrie (Humphrey of Octopus) of een kinetische perimetrie (Goldmann)). Instrueer de patiënt en/of zijn wettelijk vertegenwoordiger over de gezichtsvelddefecten en laat elk nieuw visusprobleem melden. Bij optreden van symptomen de patiënt doorverwijzen naar een oogarts. Indien gezichtsveldvernauwing wordt geconstateerd, overweeg de behandeling langzaam af te bouwen. Indien men besluit om de behandeling voor te zetten, het gezichtsveld frequenter controleren.

Bij kinderen onder de negen jaar is perimetrie zelden mogelijk; bij kinderen moeten de risico's en voordelen van een behandeling goed tegen elkaar afgewogen worden.

Bij sommige patiënten ziet men een toename van het aantal convulsies of kan een nieuw soort convulsies optreden.

Neurologische functies regelmatig controleren.

Als tijdens behandeling nieuwe bewegingsstoornissen optreden, de dosis verlagen of de behandeling geleidelijk afbouwen.

Controle op verschijnselen van zelfmoordgedachten en -gedrag is tijdens behandeling aangewezen.

Bij plotseling staken van de therapie is er kans op rebound-insulten; bij staken van de behandeling de dosis afbouwen in 2 tot 4 weken.

Levertesten zijn minder betrouwbaar omdat vigabatrine de activiteit van ALT en in mindere mate ook van AST kan verminderen.- Sommige urinetesten (bv. op alfa-amino-adipische acidurie) zijn minder betrouwbaar omdat vigabatrine de hoeveelheid aminozuren in de urine kan verhogen.

Het gebruik kan aan het begin van de behandeling leiden tot verminderd reactie- en concentratievermogen. Vele dagelijkse bezigheden (bv. autorijden) kunnen daarvan hinder ondervinden.

  • Rij Veilig met Medicijnen

Waarschuwingen en voorzorgen

Tijdens behandeling controleren op tekenen van suïcidale gedachten en -gedrag.

Bij staken de behandeling geleidelijk afbouwen volgens protocol. (Zie de rubriek Doseringen).

Onderzoeksgegevens: Brivaracetam niet gebruiken bij patiënten met terminale nierinsufficiëntie die dialyse ondergaan, omdat er onvoldoende gegevens beschikbaar zijn. Er zijn weinig gegevens over het gebruik bij een leverfunctiestoornis; bij een chronische leverziekte is een verhoogde blootstelling aan brivaracetam gezien. De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 4 jaar zijn nog niet vastgesteld. De klinische ervaring bij ouderen (≥ 65 j.) is beperkt.

Overdosering

Zie voor symptomen en behandeling op vergiftigingen.info.

Overdosering

Symptomen

respiratoire depressie, bradycardie, tremor en coma.

Overdosering

Neem voor informatie over een vergiftiging met brivaracetam contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Eigenschappen

Anti-epilepticum. Analogon van het endogene aminozuur en NMDA-receptor-modulator D-serine. Het werkingsmechanisme is niet volledig bekend; het vermindert de overactiviteit van natriumkanalen door de langzame inactivering van voltage-afhankelijke natriumkanalen selectief te versterken.

Kinetische gegevens

F oraal ca. 100%.
T max ½–4 uur (oraal).
V d 0,6 l/kg.
Metabolisering vnl. CYP2C9, CYP2C19 en CYP3A4 kunnen de vorming van de O-desmethylmetaboliet katalyseren, waarvan de farmacologische activiteit onbekend is.
Eliminatie vnl. met de urine, ca. 40% onveranderd en voor < 30% als de O-desmethylmetaboliet.
T 1/2el ca. 13 uur.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Eigenschappen

Anti-epilepticum. De werking berust op een selectieve en irreversibele remming van GABA-transaminase, waardoor de afbraak van de neurotransmitter γ-aminoboterzuur (GABA) wordt geremd en de GABA-concentratie in de hersenen stijgt. Er is geen direct verband tussen plasmaconcentratie en werkzaamheid. De werkingsduur is afhankelijk van de snelheid van GABA-transaminase hersynthese.

Kinetische gegevens

Resorptie snel en goed.
T max ca. 1 uur bij volwassenen en kinderen; 2,5 uur bij pasgeborenen.
Metabolisering niet.
Eliminatie renale uitscheiding: 70% binnen 24 uur, onveranderd met de urine.
T 1/2el 5–8 uur bij volwassenen; 5,5 uur bij kinderen; 5,7 uur bij zuigelingen en ca. 7,5 uur bij pasgeborenen.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Eigenschappen

Anti-epilepticum met een hoge en selectieve affiniteit voor het synaptische vesikel-eiwit 2A (SV2A), dat de exocytose van neurotransmitters moduleert. Men neemt aan dat de binding aan SV2A het primaire mechanisme is voor de anticonvulsieve werking van brivaracetam.

Kinetische gegevens

F 100%.
T max ca. 1 uur (mediaan); bij inname van een tablet met een vetrijke maaltijd 3 uur (mediaan).
V d ca. 0,5 l/kg.
Metabolisering tot inactieve metabolieten via hydrolyse van de amidecomponent en hydroxylering op de propylzijketen, hoofdzakelijk gemedieerd door CYP2C19.
Eliminatie vnl. met de urine als metabolieten, < 10% onveranderd met de urine, < 1% in de feces.
T 1/2el ca. 9 uur.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Groepsinformatie

lacosamide hoort bij de groep anti-epileptica.

  • brivaracetam (N03AX23) Vergelijk
  • carbamazepine (N03AF01) Vergelijk
  • chloralhydraat (N05CC01) Vergelijk
  • clonazepam (N03AE01) Vergelijk
  • ethosuximide (N03AD01) Vergelijk
  • felbamaat (N03AX10) Vergelijk
  • fenobarbital (N03AA02) Vergelijk
  • fenytoïne (N03AB02) Vergelijk
  • gabapentine (N03AX12) Vergelijk
  • lamotrigine (N03AX09) Vergelijk
  • levetiracetam (N03AX14) Vergelijk
  • oxcarbazepine (N03AF02) Vergelijk
  • perampanel (N03AX22) Vergelijk
  • pregabaline (N03AX16) Vergelijk
  • primidon (N03AA03) Vergelijk
  • rufinamide (N03AF03) Vergelijk
  • stiripentol (N03AX17) Vergelijk
  • topiramaat (N03AX11) Vergelijk
  • valproïnezuur (N03AG01) Vergelijk
  • vigabatrine (N03AG04) Vergelijk
  • zonisamide (N03AX15) Vergelijk

Groepsinformatie

vigabatrine hoort bij de groep anti-epileptica.

  • brivaracetam (N03AX23) Vergelijk
  • carbamazepine (N03AF01) Vergelijk
  • chloralhydraat (N05CC01) Vergelijk
  • clonazepam (N03AE01) Vergelijk
  • ethosuximide (N03AD01) Vergelijk
  • felbamaat (N03AX10) Vergelijk
  • fenobarbital (N03AA02) Vergelijk
  • fenytoïne (N03AB02) Vergelijk
  • gabapentine (N03AX12) Vergelijk
  • lacosamide (N03AX18) Vergelijk
  • lamotrigine (N03AX09) Vergelijk
  • levetiracetam (N03AX14) Vergelijk
  • oxcarbazepine (N03AF02) Vergelijk
  • perampanel (N03AX22) Vergelijk
  • pregabaline (N03AX16) Vergelijk
  • primidon (N03AA03) Vergelijk
  • rufinamide (N03AF03) Vergelijk
  • stiripentol (N03AX17) Vergelijk
  • topiramaat (N03AX11) Vergelijk
  • valproïnezuur (N03AG01) Vergelijk
  • zonisamide (N03AX15) Vergelijk

Groepsinformatie

brivaracetam hoort bij de groep anti-epileptica.

  • carbamazepine (N03AF01) Vergelijk
  • chloralhydraat (N05CC01) Vergelijk
  • clonazepam (N03AE01) Vergelijk
  • ethosuximide (N03AD01) Vergelijk
  • felbamaat (N03AX10) Vergelijk
  • fenobarbital (N03AA02) Vergelijk
  • fenytoïne (N03AB02) Vergelijk
  • gabapentine (N03AX12) Vergelijk
  • lacosamide (N03AX18) Vergelijk
  • lamotrigine (N03AX09) Vergelijk
  • levetiracetam (N03AX14) Vergelijk
  • oxcarbazepine (N03AF02) Vergelijk
  • perampanel (N03AX22) Vergelijk
  • pregabaline (N03AX16) Vergelijk
  • primidon (N03AA03) Vergelijk
  • rufinamide (N03AF03) Vergelijk
  • stiripentol (N03AX17) Vergelijk
  • topiramaat (N03AX11) Vergelijk
  • valproïnezuur (N03AG01) Vergelijk
  • vigabatrine (N03AG04) Vergelijk
  • zonisamide (N03AX15) Vergelijk

Kosten

Kosten laden…

Kosten

Kosten laden…

Kosten

Kosten laden…

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • anti-epileptica

Indicaties

  • epilepsie, onderhoudsbehandeling

Externe links

  • Officiële productinformatie CBG/EMA
  • Medicijnkosten.nl
  • GIPdatabank
  • Kinderformularium (NKFK)

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • anti-epileptica

Indicaties

  • epilepsie, onderhoudsbehandeling

Externe links

  • Officiële productinformatie CBG/EMA
  • Medicijnkosten.nl
  • GIPdatabank
  • Kinderformularium (NKFK)

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • anti-epileptica

Indicaties

  • epilepsie, onderhoudsbehandeling

Externe links

  • Officiële productinformatie CBG/EMA
  • Medicijnkosten.nl
  • GIPdatabank
  • Kinderformularium (NKFK)
???naar.zoeken???
Zorginstituut Nederland
Onafhankelijke geneesmiddelinformatie
voor zorgprofessionals

Service

  • Contact
  • E-learning cursus FK
  • Mobiele apps
  • Help

Over

  • Over deze site
  • Verantwoording
  • Veelgestelde vragen
  • Proclaimer
  • Copyright
  • Cookies
Het Farmacotherapeutisch Kompas gebruikt analytische cookies om het gebruik van de website te analyseren en daarmee de website te kunnen verbeteren.
Lees meer over cookies en hoe u cookies kunt uitschakelen

Web-App

Installeer deze Web-App op je iPhone: Tap het deel-icoon en daarna "Zet op beginscherm".