Samenstelling
Reapam
Bijlage 2
Pfizer bv
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 10 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Bromazepam
Bijlage 2
Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 3 mg, 6 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Bij een angststoornis met een geringe ziektelast volstaan voorlichting en zelfhulpadviezen. Bij onvoldoende effect daarvan of bij ernstige ziektelast zijn cognitieve gedragstherapie, een antidepressivum of beide aangewezen. Er is een lichte voorkeur voor SSRI’s boven serotonerge TCA’s vanwege een geringere kans op ernstige bijwerkingen. Bij sociale fobie komen TCA’s niet in aanmerking. Na herstel van de angststoornis is begeleiding bij het stoppen van het antidepressivum en terugvalpreventie belangrijk. Bij examenangst/plankenkoorts kan incidenteel propranolol gegeven worden.
Indien de antidepressiva en cognitieve gedragstherapie niet voldoende effectief zijn, hebben benzodiazepinen een beperkte plaats in de onderhoudsbehandeling van sociale angststoornissen en paniekstoornissen. Daarnaast kunnen benzodiazepinen bij de start van een behandeling met antidepressiva kortdurend worden toegevoegd (maximaal 2–4 weken) om de initieel toenemende angst op te vangen.
Aan de vergoeding van prazepam zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
Advies
Bij een angststoornis met een geringe ziektelast volstaan voorlichting en zelfhulpadviezen. Bij onvoldoende effect daarvan of bij ernstige ziektelast zijn cognitieve gedragstherapie, een antidepressivum of beide aangewezen. Er is een lichte voorkeur voor SSRI’s boven serotonerge TCA’s vanwege een geringere kans op ernstige bijwerkingen. Bij sociale fobie komen TCA’s niet in aanmerking. Na herstel van de angststoornis is begeleiding bij het stoppen van het antidepressivum en terugvalpreventie belangrijk. Bij examenangst/plankenkoorts kan incidenteel propranolol gegeven worden.
Indien de antidepressiva en cognitieve gedragstherapie niet voldoende effectief zijn, hebben benzodiazepinen een beperkte plaats in de onderhoudsbehandeling van sociale angststoornissen en paniekstoornissen. Daarnaast kunnen benzodiazepinen bij de start van een behandeling met antidepressiva kortdurend worden toegevoegd (maximaal 2–4 weken) om de initieel toenemende angst op te vangen.
Aan de vergoeding van bromazepam zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
Indicaties
- Pathologische angst en spanning, die ernstig is, invaliderend is of ernstig lijden veroorzaakt.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Symptomatische behandeling van pathologische angst en spanning, die ernstig is, invaliderend is of ernstig lijden veroorzaakt.
Gerelateerde informatie
Dosering
Angst en spanning:
Volwassenen:
10–60 mg/dag; gebruikelijk: 30 mg/dag. Behandelduur: zo kort mogelijk; max. 8–12 weken (incl. uitsluipen). Na herevaluatie kan in bepaalde situaties een verlenging nodig zijn.
Bij ouderen, bij lever- of nierfunctiestoornissen en chronische respiratoire insufficiëntie: begindosering 10–15 mg per dag.
Dosering
Angst en spanning:
Voor ambulante patiënten: gemiddeld 1,5–3 mg 3×/dag. In ernstige gevallen, bij klinische behandeling: 6–12 mg 2–3x/dag. Om cumulatie te voorkomen tijdens de behandeling de patiënt in het begin van de behandeling regelmatig controleren. Na enkele weken, max. na 2 maanden, de behandeling staken. Als, na herevaluatie, behandeling langer dan 2 maanden nodig is, de behandeling geleidelijk staken.
Bij ouderen en bij chronische respiratoire insufficiëntie: lager dan gewoonlijk doseren.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): vermoeidheid, sedatie.
Vaak (1-10%): slaperigheid, verminderde waakzaamheid, verwardheid, levendige dromen, emotionele vervlakking, prikkelbaarheid, hyperactiviteit. Duizeligheid, ataxie, hoofdpijn, tremor, spraakstoornissen. Wazig zien. Droge mond, verhoogde eetlust, slikstoornissen, maag-darmstoornissen. Palpitaties. Zweten, voorbijgaande huiduitslag. Gewrichtspijnen. Asthenie.
Soms (0,1-1%): dysurie.
Zelden (0,01–0,1%): verminderd libido, Syncope. Polyurie, incontinentie. zwelling van de voeten. Jeuk.
Zeer zelden (< 0,01%): Gewichtstoename, verlaagde bloeddruk, afwijkingen in leverfunctietesten.
Verder zijn gemeld: diplopie in het begin van de behandeling, anterograde amnesie (soms met onaangepast gedrag) bij hogere doseringen, manifest worden van een onopgemerkte depressie, psychische en lichamelijke afhankelijkheid, onthoudings- of rebound-verschijnselen bij staken.
Vooral bij kinderen en ouderen: paradoxale reacties, zoals rusteloosheid, agitatie, irritatie, opwinding, agressie, woede-aanvallen, wanen, hallucinaties, psychosen, geheugenverlies, gedragsstoornissen.
Bijwerkingen
Vooral aan het begin van de behandeling: sufheid, moeheid, verminderde waakzaamheid, verwardheid, spierzwakte, hoofdpijn, duizeligheid, ataxie. Diplopie. Emotionele stoornis. Misselijkheid, braken.
Verder is gemeld: afhankelijkheid, onthoudingsverschijnselen, libidostoornis, depressie. Misselijkheid, braken, obstipatie. Hartfalen (incl. hartstilstand). Ademhalingsdepressie. Urineretentie. Overgevoeligheid, urticaria, huiduitslag, jeuk, angio-oedeem, anafylactische shock. Toegenomen neiging tot vallen en kans op fracturen.
Vooral bij kinderen en ouderen: paradoxale reacties, zoals rusteloosheid, agitatie, irritatie, opwinding, agressie, woede-aanvallen, wanen, hallucinaties, psychosen, nachtmerries, geheugenverlies, gedragsstoornissen.
Interacties
Alcohol en andere centraal dempende stoffen versterken het centrale effect van benzodiazepinen. Gelijktijdig gebruik met opioïden is niet aanbevolen, vanwege het risico op sedatie, respiratoire depressie, coma en overlijden; controleer patiënten nauwlettend en geef uitleg over de symptomen (ook aan de directe omgeving). Daarnaast kan euforie en daarmee de psychische afhankelijkheid van opioïden worden versterkt.
Bij gelijktijdig gebruik van stoffen met een sterke invloed op leverenzymen, zoals ritonavir, cimetidine en hormonale anticonceptiva, dient men rekening te houden met een verlengde plasmahalfwaardetijd van desmethyldiazepam.
Bij gebruik van clozapine de begindosering halveren.
Interacties
Alcohol en andere centraal dempende stoffen versterken het centrale effect van benzodiazepinen. Gelijktijdig gebruik met opioïden is niet aanbevolen, vanwege het risico op sedatie, respiratoire depressie, coma en overlijden; controleer patiënten nauwlettend en geef uitleg over de symptomen (ook aan de directe omgeving). Daarnaast kan euforie en daarmee de psychische afhankelijkheid van opioïden worden versterkt.
Bij gelijktijdig gebruik van sterke CYP3A4-remmers (zoals azoolderivaten, proteaseremmers, macroliden), dient men rekening te houden met een langere werkingsduur.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens onvoldoende gegevens. Bij dieren reproductietoxiciteit bij hoge doseringen.
Farmacologisch effect: Hypothermie, hypotonie, matige ademhalingsdepressie en voedingsproblemen (floppy-infantsyndroom) kunnen bij pasgeborenen optreden, vooral na langdurig gebruik tijdens het laatste trimester. Bij langdurig gebruik kan bij de pasgeborene afhankelijkheid optreden en bestaat het risico van onthoudingsverschijnselen (zoals prikkelbaarheid, hypertonie, tremoren, convulsies, onregelmatige ademhaling, braken, diarree en hard huilen) in de postnatale periode.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken, kortdurend en in een zo laag mogelijke dosering.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Hypothermie, hypotonie, matige ademhalingsdepressie en voedingsproblemen ('floppy-infant syndrome') kunnen bij pasgeborenen optreden bij gebruik tijdens het laatste trimester. Bij langdurig gebruik tot aan de bevalling kan afhankelijkheid bij de pasgeborene optreden en bestaat het risico van onthoudingsverschijnselen (zoals prikkelbaarheid, hypertonie, tremoren, convulsies, onregelmatige ademhaling, braken, diarree en hard huilen) in de postnatale periode. Hoge doses voor de bevalling kunnen leiden tot neonatale depressie.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken, kortdurend en in een zo laag mogelijke dosering.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja (in geringe mate).
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja (in geringe mate).
Farmacologisch effect: Eventuele bijwerkingen zoals sufheid, slecht drinken en het niet toenemen van gewicht kunnen optreden. Na langdurig gebruik kunnen er bij staken onthoudingsverschijnselen optreden bij de zuigeling.
Advies: Weeg het risico van het gebruik van dit geneesmiddel in combinatie met het geven van borstvoeding af. Controleer de zuigeling bij aanvang en staken van de behandeling of borstvoeding.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor benzodiazepinen;
- myasthenia gravis;
- ernstige respiratoire insufficiëntie;
- slaap-apneusyndroom;
- ernstige leverinsufficiëntie.
Contra-indicaties
- myasthenia gravis;
- ernstige respiratoire insufficiëntie;
- slaapapneusyndroom;
- ernstige leverinsufficiëntie;
- overgevoeligheid voor benzodiazepinen.
Waarschuwingen en voorzorgen
Bij hogere doseringen en indien er minder dan 7–8 uur beschikbaar is om te slapen is er meer kans op anterograde amnesie. Amnestische effecten kunnen gepaard gaan met onaangepast gedrag.
De kans op afhankelijkheid neemt toe bij hogere doseringen, een langere gebruiksduur en bij alcohol- en/of drugmisbruik in de voorgeschiedenis; wees terughoudend bij middelenmisbruik in de voorgeschiedenis. Bij herhaald gebruik gedurende enkele weken kan het hypnotisch effect van benzodiazepinen minder worden (tolerantie). Beperk het gebruik in verband met de kans op afhankelijkheid, tolerantie en centrale bijwerkingen tot maximaal 8–12 weken (incl. uitsluipen). Sluip prazepam uit bij staken van de behandeling en bij overschakeling van een lang- op een kortwerkend benzodiazepine, om mogelijke onthoudings- en/of rebound-verschijnselen te voorkomen.
Ouderen zijn gevoeliger voor de sedatieve effecten van benzodiazepinen, bovendien is bij hen het gevaar van cumulatie groter. Verlaag de dosering bij ouderen en bij patiënten met een lever- of nierfunctiestoornis of chronische respiratoire insufficiëntie. De veiligheid en werkzaamheid zijn bij kinderen < 18 jaar niet vastgesteld; vermijd gebruik bij kinderen.
Staak de behandeling bij het optreden van paradoxale reacties.
Het gebruik kan leiden tot verminderd reactie- en concentratievermogen; vele dagelijkse bezigheden (bv. autorijden) kunnen daarvan hinder ondervinden. Bij onvoldoende slaapduur is hier meer kans op.
Waarschuwingen en voorzorgen
Controleer op symptomen van respiratoire depressie en sedatie.
Staak de behandeling bij het optreden van paradoxale reacties, zoals rusteloosheid, agitatie, wanen, hallucinaties, nachtmerries en ongepast gedrag.
Amnesie: Benzodiazepinen kunnen anterograde amnesie geven, meestal enkele uren na inname. Door enkele uren ononderbroken slaap wordt het risico beperkt. Amnestische effecten kunnen gepaard gaan met onaangepast gedrag.
Afhankelijkheid, tolerantie en rebound: De kans op afhankelijkheid neemt toe bij hogere doseringen, een langere gebruiksduur en bij alcohol- en/of drugsmisbruik in de voorgeschiedenis; wees terughoudend bij middelenmisbruik in de voorgeschiedenis. Bij herhaald gebruik gedurende enkele weken kan het hypnotisch effect van benzodiazepinen minder worden. Beperk het gebruik in verband met de kans op afhankelijkheid, tolerantie en centrale bijwerkingen tot maximaal 8–12 weken (incl. afbouwen). Bouw bromazepam af bij beëindigen van de behandeling en bij overschakelen op een kortwerkend benzodiazepine, om mogelijke onthoudings- en/of reboundverschijnselen te voorkomen.
Ouderen zijn gevoeliger voor de sedatieve effecten van benzodiazepinen, bovendien is bij hen het gevaar van cumulatie groter.
Toedieningsinformatie: De veiligheid en werkzaamheid zijn bij kinderen < 18 jaar niet vastgesteld; vermijd gebruik bij kinderen.
Rijvaardigheid: Het gebruik kan leiden tot verminderd reactie- en concentratievermogen; vele dagelijkse bezigheden (bv. autorijden) kunnen daarvan hinder ondervinden.
Overdosering
Zie voor symptomen en behandeling www.vergiftigingen.info en www.toxicologie.org/benzodiazepinen.
Eigenschappen
Benzodiazepine, toegepast als anxiolyticum.
Kinetische gegevens
Overig | prodrug van desmethyldiazepam: vrijwel volledig 'first pass'-effect. |
T max | 6 uur. |
Eiwitbinding | desmethyldiazepam: eiwitbinding: 95–98%. Kan cumuleren. |
V d | 14,5 l/kg (prazepam), 1,4 l/kg (desmethyldiazepam). |
Metabolisering | in de lever tot desmethyldiazepam. |
Eliminatie | voornamelijk via de nieren als metaboliet. |
T 1/2el | 42–120 uur (desmethyldiazepam). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Benzodiazepine, toegepast als anxiolyticum.
Kinetische gegevens
F | 75–80%. |
T max | 1– 2 uur. |
V d | 0,7 l/kg. |
Metabolisering | in de lever tot o.a. 3-hydroxybromazepam. |
Eliminatie | met de urine als metabolieten. |
T 1/2el | ca. 15–22 uur, bij ouderen langer. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
prazepam hoort bij de groep benzodiazepine agonisten.
- alprazolam (N05BA12) Vergelijk
- bromazepam (N05BA08) Vergelijk
- brotizolam (N05CD09) Vergelijk
- clobazam (N05BA09) Vergelijk
- clorazepinezuur (N05BA05) Vergelijk
- diazepam (N05BA01) Vergelijk
- flunitrazepam (N05CD03) Vergelijk
- flurazepam (N05CD01) Vergelijk
- loprazolam (N05CD11) Vergelijk
- lorazepam (N05BA06) Vergelijk
- lormetazepam (N05CD06) Vergelijk
- midazolam (N05CD08) Vergelijk
- nitrazepam (N05CD02) Vergelijk
- oxazepam (N05BA04) Vergelijk
- temazepam (N05CD07) Vergelijk
- zolpidem (N05CF02) Vergelijk
- zopiclon (N05CF01) Vergelijk
Groepsinformatie
bromazepam hoort bij de groep benzodiazepine agonisten.
- alprazolam (N05BA12) Vergelijk
- brotizolam (N05CD09) Vergelijk
- clobazam (N05BA09) Vergelijk
- clorazepinezuur (N05BA05) Vergelijk
- diazepam (N05BA01) Vergelijk
- flunitrazepam (N05CD03) Vergelijk
- flurazepam (N05CD01) Vergelijk
- loprazolam (N05CD11) Vergelijk
- lorazepam (N05BA06) Vergelijk
- lormetazepam (N05CD06) Vergelijk
- midazolam (N05CD08) Vergelijk
- nitrazepam (N05CD02) Vergelijk
- oxazepam (N05BA04) Vergelijk
- prazepam (N05BA11) Vergelijk
- temazepam (N05CD07) Vergelijk
- zolpidem (N05CF02) Vergelijk
- zopiclon (N05CF01) Vergelijk