Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Fenobarbital drank FNA met acetem Formularium der Nederlandse Apothekers

Toedieningsvorm
Drank (vette oplossing in acetem)
Sterkte
4 mg/ml
Verpakkingsvorm
In fles met maatbekertje of doseerspuit

Fenobarbital injectie XGVS Doorgeleverde bereiding

Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
10 mg/ml
Verpakkingsvorm
ampul 1 ml
Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
25 mg/ml
Verpakkingsvorm
ampul 1 ml

Fenobarbital tablet Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Tablet
Sterkte
25 mg, 50 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

Fenobarbital is een eerstekeusmiddel voor status epilepticus bij neonaten/prematuren. De toepassing bij overige vormen van epilepsie komt pas in aanmerking indien met andere anti-epileptica onvoldoende resultaat wordt verkregen. Het gebruik is beperkt vanwege de bijwerkingen en mogelijke interacties.

(dreigende) Status epilepticus: Geef bij een epileptisch insult dat langer dan vijf minuten duurt offlabel midazolam nasaal, oromucosaal of intramusculair. Herhaal dit wanneer er vijf minuten na toediening nog symptomen zijn en verwijs met spoed naar de tweedelijnszorg. Diazepam rectiole is tweede keus bij volwassenen en een gelijkwaardig alternatief bij kinderen, en kan voor beide groepen in de thuissituatie soms eerste keus zijn als noodmedicatie. Overweeg in de tweede lijn bij voortdurende convulsieve status epilepticus indien deze niet met een benzodiazepine is onderdrukt: fenytoïne, offlabel valproïnezuur of offlabel levetiracetam (alle intraveneus).

Indicaties

  • Intraveneus (offlabel) en oraal: alle vormen van epilepsie, met name tonisch-klonische aanvallen en focale (voorheen partiële) epilepsie, met uitzondering van absences.

Gerelateerde informatie

Doseringen

Bij dit geneesmiddel wordt (tevens) gedoseerd op geleide van de bloedspiegel; zie voor meer informatie hierover op Fenobarbital van tdm-monografie.org.

Klap alles open Klap alles dicht

Epilepsie

Volwassenen

Oraal: aanvankelijk 50 mg 2×/dag, indien nodig geleidelijk verhogen tot 250 mg per dag in 2 giften.

Kinderen

Oraal: 2–12 maanden: 4 mg/kg lichaamsgewicht per dag: 10–20 kg: 5 mg/kg per dag; 20–30 kg: 4 mg/kg per dag; 30–45 kg: 3,5 mg/kg per dag.

Volgens het Kinderformularium van het NKFK bij epilepsie én onderhoud na neonatale convulsies/status epilepticus: oraal en i.v.: 1 maand–2 jaar: 7–10 mg/kg/dag in 1–2 doses; 2–10 jaar: 3–7 mg/kg/ dag in 1–2 doses; > 10 jaar: 2–3 mg/kg/dag in 1–2 doses.

Neonaten (waaronder prematuren)

Oraal: neonaten: 3–4 mg/kg per dag na een i.v. oplaaddosis; prematuren: 2–3 mg/kg per dag na een i.v. oplaaddosis.

Volgens het Kinderformularium van het NKFK bij epilepsie én onderhoud na neonatale convulsies/status epilepticus: oraal en i.v. postnatale leeftijd 1–14 dagen: 2,5–5 mg/kg/dag in 2 doses; postnatale leeftijd 14–28 dagen: 6 mg/kg/dag in 1–2 doses. Voortzetting van anti-epileptica na de acute fase (asfyxie) lijkt geïndiceerd bij structurele afwijkingen op de MRI, die epileptogeen kunnen zijn.

Offlabel: Neonatale convulsies; status epilepticus

Neonaten (incl. prematuren)

Volgens het Kinderformularium van het NKFK: I.v.: 20 mg/kg/dosis éénmalig, zonodig na 1 uur 10 mg/kg. Bij aanhoudende aanvallen: 10/mg/kg/dosis, zo nodig nog éénmaal herhalen. Indien aanvallen blijven aanhouden midazolam geven. Vanwege het risico van accumulatie de plasmaconcentratie bepalen op dag 3 na starten. Dosis titreren op geleide van kliniek en plasmaconcentratiebepaling.

Kinderen > 1 maand

Volgens het Kinderformularium van het NKFK: I.v. (langzaam in 15 min): 20 mg/kg/dosis, zonodig herhalen.

Bijwerkingen

Sufheid en lusteloosheid, vooral in het begin van de behandeling. Verder: hoofdpijn, duizeligheid, misselijkheid en braken, ataxie, visuele stoornis, nystagmus, diplopie, acute psychotische reacties; megaloblastaire anemie, bloeddyscrasie; osteomalacie.

(Zeer) zelden: Stevens-Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse, systemisch lupus erythematodes, exfoliatieve dermatitis en megaloblastaire anemie.

Bij langdurige behandeling zijn gemeld: verminderde minerale botdichtheid, osteopenie, osteoporose, botbreuken. Bij chronisch gebruik: osteomalacie.

Bij kinderen kunnen gedragsstoornissen in de vorm van irritatie, agressie, slaapstoornis en hyperactiviteit optreden; bij ouderen agitatie en verwardheid.

Na i.v. injectie ook: hypotensie, shock, laryngospasme, apneu.

Behandeling van status epilepticus met fenobarbital en diazepam, beide i.v. toegediend, kan leiden tot ernstige ademhalingsdepressie, laryngospasme en apneu.

Interacties

Fenobarbital veroorzaakt inductie van CYP3A en CYP2C en uridinedifosfaat-glucuronosyltransferase (UGT). Het kan 1–3 weken duren voordat de inductie maximaal is én voordat het effect na staken is verdwenen. De werking van o.a. orale anticoagulantia, anticonceptiva, ulipristal (ook als noodanticonceptie), tricyclische antidepressiva, antipsychotica, corticosteroïden, andere anti-epileptica (als fenytoïne, topiramaat, lamotrigine, perampanel, zonisamide), theofylline, verapamil, ivabradine, propafenon, disopyramide, HCV-middelen, HIV-middelen, immunosuppressiva, caspofungine, itraconazol, ketoconazol, posaconazol, voriconazol, tyrosinekinaseremmers, irinotecan, alprazolam, midazolam, zolpidem, ticagrelor, atorvastatine, simvastatine, doxycycline, methadon, kinidine kan door inductie verminderen.

Het gebruik van fenobarbital (in de afgelopen 4 weken) vermindert ook de werkzaamheid van de morning-afterpil met levonorgestrel; een verdubbeling van het aantal tabletten van de morning-afterpil met levonorgestrel kan dit effect tegen gaan; plaatsen van een koperspiraaltje door een arts heeft echter de voorkeur.

Gebruik van fytotherapeutica die sint-janskruid bevatten, vermijden omdat door enzyminductie de werkzaamheid van fenobarbital kan verminderen tot ten minste 2 weken na staken van het gebruik. Indien al sint-janskruid wordt gebruikt, dit gebruik staken en de concentratie van het anti-epilepticum bepalen.

De absorptie van griseofulvine is verminderd.

Valproïnezuur en stiripentol kunnen de werking versterken.

De depressieve werking op het centrale zenuwstelsel van alcohol, centraal aangrijpende analgetica, antihistaminica, antidepressiva, hypnotica, anxiolytica, MAO-remmers en antipsychotica wordt versterkt.

Zwangerschap

Fenobarbital passeert de placenta.

Teratogenese: Barbituraten zijn teratogeen. Gebruik van fenobarbital verdubbelt tot verdrievoudigt tijdens het 1e trimester van de zwangerschap de kans op aangeboren afwijkingen. Het risico op het ontstaan van afwijkingen is dosisafhankelijk en neemt toe in combinatie met andere anti-epileptica. Gemeld zijn: afwijkingen van aangezicht (dysmorfe kenmerken en schisis), hart, ledematen en urinewegen gemeld.

Farmacologische effecten: Bij hogere doseringen ontwenningsverschijnselen, respiratoire insufficiëntie. Fenobarbtal kan vitamine K-deficiëntie veroorzaken, waardoor stollingsstoornissen en bloedingen bij de pasgeborene kunnen optreden. Er is meer kans op groeivertraging. Langetermijngevolgen, zoals verminderd cognitief functioneren, zijn gemeld. Fenobarbital is een foliumzuurantagonist.

Advies: Bij epilepsie alleen op strikte indicatie gebruiken, bij voorkeur als monotherapie en in de laagst effectieve dosis; controleer de foliumzuurspiegel. Gebruik dit middel alleen in uitzonderingsgevallen (met extra controles). Bij zwangerschapswens de medicatie heroverwegen; kies zo mogelijk voor een veiliger middel of staak – tijdelijk – de behandeling. Tijdens zwangerschap fenobarbital niet staken vanwege risico voor de moeder. Overweeg, om bloedingen bij de pasgeboren te voorkomen, tijdens de laatste maand van de zwangerschap vitamine K toe te dienen of 10 mg vitamine K tijdens de bevalling en 1 mg aan de neonaat.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja (concentratie: ca. 50% van plasmaspiegel van de moeder).

Farmacologisch effect: Sedatie, voedingsproblemen, ontwenningsverschijnselen.

Advies: Tijdens borstvoeding de zuigeling controleren op ongewenste sedatie en slecht drinken.

Contra-indicaties

  • acute intermitterende porfyrie;
  • ernstige respiratoire insufficiëntie;
  • hyperkinesie bij kinderen;
  • overgevoeligheid voor barbituraten.

Waarschuwingen en voorzorgen

Controleer op symptomen van levensbedreigende huidreacties (progressieve huiduitslag vaak met blaren of slijmvliesletsel), met name in de eerste weken van de behandeling. Staak bij dergelijke symptomen van Stevens-Johnsonsyndroom of toxische epidermale necrolyse de behandeling onmiddellijk en zet bij deze patiënt fenobarbital nooit meer in.

Wees voorzichtig bij ernstige lever- en/of nierfunctiestoornissen en bij depressieve en suïcidale patiënten.

Controleer op verschijnselen van zelfmoordgedachten en -gedrag.

Er bestaat gevaar voor gewenning en afhankelijkheid bij langdurige behandeling. Om onthoudingsverschijnselen, zoals langdurige slapeloosheid, gegeneraliseerde insulten en delirium te voorkomen, de behandeling niet plotseling staken en zeer langzaam afbouwen.

Bij optreden van een megaloblastaire anemie de behandeling staken en behandelen met foliumzuur en/of vitamine B12.

Overweeg bij vrouwen die zwanger kunnen worden vóór de start van de behandeling een zwangerschapstest uit te voeren. Informeer de vrouw over de risico's van fenobarbital voor de foetus tijdens zwangerschap, en de noodzaak van effectieve anticonceptie (orale anticonceptiva zijn onbetrouwbaar, zie ook de rubriek Interacties) tijdens de behandeling. Zie ook de rubriek Zwangerschap.

De drank is onverenigbaar met (sondes van) PVC. De doseerspuit van de drank niet met water spoelen, maar met warm sop.

Hulpstoffen

  • Propyleenglycol, in injectievloeistof, bij een nier- of leverfunctiestoornis alleen gebruiken met extra controle op achteruitgang. Wees voorzichtig met propyleenglycol bij kinderen < 5 jaar, zeker in combinatie met andere middelen die een substraat van alcoholdehydrogenase, zoals propyleenglycol of ethanol, bevatten.
  • Wees voorzichtig met ethanol, in injectievloeistof, bij alcoholisme, leverziekte, epilepsie, zwangerschap, lactatie en jonge kinderen. Ethanol kan een effect op andere medicatie hebben. Wees bij risicogroepen voorzichtig met gelijktijdig gebruik van andere middelen die die een substraat van alcoholdehydrogenase, zoals ethanol of propyleenglycol bevatten.

Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.

Overdosering

Symptomen

Depressie van het CZS en het cardiovasculaire systeem, zich uitend in ataxie tot coma. Verder: Cheyne-Stokesademhaling, hypothermie gevolgd door koorts, hypo- of areflexie, tachycardie, hypotensie, verlaagde urineproductie, collaps en ademhalingsstilstand. Kristalurie is kenmerkend voor een ernstige intoxicatie. Late gevolgen: pneumonie, hartfalen, urinewegontsteking.

Therapie

Symptomatisch. Hemodialyse is mogelijk.

Zie voor meer symptomen en behandeling de monografie op toxicologie.org/barbituraten en vergiftigingen.info.

Eigenschappen

Barbituraat, veroorzaakt depressie van het centrale zenuwstelsel.

Kinetische gegevens

Resorptie oraal goed (70–90%) doch langzaam, i.m. volledig en relatief snel.
T max oraal 8–12 uur, in de hersenen 10–15 uur, i.m. 1–2 uur.
Overig Therapeutische bloedspiegel bij epilepsie: 15–40 mg/l na 3–4 weken. Sedatie treedt op bij ≥ 10 mg/ml; coma bij > 50 mg/ml en > 80 mg/ml is letaal.
Metabolisering in de lever tot de inactieve metaboliet p-hydroxyfenobarbital.
Eliminatie met de urine, waarvan 25% onveranderd.
T 1/2el 2–6 dagen, bij nierfunctiestoornis langer. Kan bij neonaten verlengd zijn.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd