Samenstelling
Aclasta (als 1-water) Novartis Pharma bv
- Toedieningsvorm
- Infusievloeistof
- Sterkte
- 0,05 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 100 ml
Zoledroninezuur (als 1-water) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 0,8 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 5 ml
- Toedieningsvorm
- Infusievloeistof
- Sterkte
- 0,04 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 100 ml
Zometa (als 1-water) Novartis Europharm ltd.
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 0,8 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 5 ml
- Toedieningsvorm
- Infusievloeistof
- Sterkte
- 0,04 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 100 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Alendroninezuur (als Na-zout, als K-zout) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 10 mg, 70 mg
Bonasol (als Na-zout–3–water) Curaphar bv
- Toedieningsvorm
- Drank
- Sterkte
- 0,7 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 100 ml
Conserveermiddel: methyl- en propylparahydroxybenzoaat. Bevat tevens: ethanol 0,15 vol.-% en butylhydroxyanisol.
Fosamax (als Na-zout–3–water) Merck Sharp & Dohme bv
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 70 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Als het resultaat van alleen rehydratie onvoldoende is, worden bij een ernstige of levensbedreigende hypercalciëmie parenteraal toegediende bisfosfonaten gebruikt. Gezien de kosten gaat hierbij de voorkeur uit naar pamidroninezuur.
Bij de preventie van door botmetastasering veroorzaakte problemen zijn bisfosfonaten het meest effectief bij patiënten met borstkanker en multipel myeloom. Bij de meeste andere skeletmetastaserende vormen van kanker zijn deze middelen veel minder effectief gebleken. Voor een ondersteunende behandeling met bisfosfonaten komen als eerste de oraal te gebruiken geneesmiddelen in aanmerking. De verschillen tussen de parenteraal te gebruiken bisfosfonaten hebben voornamelijk betrekking op het gebruiksgemak. Gezien de kosten van de behandeling gaat de voorkeur uit naar pamidroninezuur.
Bisfosfonaten zijn de middelen van keuze bij de ziekte van Paget. Het is onzeker of door behandeling met bisfosfonaten de progressie van de aandoening en de complicaties op langere termijn worden tegengegaan. Zoledroninezuur als eenmalige i.v.-infusie is werkzamer dan oraal risedroninezuur ten aanzien van de mate en duur van verlaging van de markers van het botmetabolisme. Dit vertaalt zich echter niet in meer effectiviteit ten aanzien van een vermindering van de pijnklachten. Nadeel is dat gegevens over herbehandeling met zoledroninezuur ontbreken.
Kies voor de behandeling van osteoporose in eerste instantie uit de bisfosfonaten alendroninezuur en risedroninezuur in combinatie met vitamine D3 en, afhankelijk van de dagelijkse inname van de patiënt, calcium. Bij het bestaan van een contra-indicatie of intolerantie zijn zoledroninezuur of denosumab alternatieven, en ibandroninezuur of raloxifeen wanneer hiermee niet wordt uitgekomen. Kies voor teriparatide bij het bestaan van een contra-indicatie of intolerantie voor bovengenoemde middelen, of bij het optreden van een derde fractuur tijdens de behandeling. Strontium geldt als laatste mogelijkheid, wanneer overige therapieën geen optie zijn en als het risico van cardiovasculaire aandoeningen niet vergroot is.
Advies
Kies voor de behandeling van osteoporose in eerste instantie uit de bisfosfonaten alendroninezuur en risedroninezuur in combinatie met vitamine D3 en, afhankelijk van de dagelijkse inname van de patiënt, calcium. Bij het bestaan van een contra-indicatie of intolerantie zijn zoledroninezuur of denosumab alternatieven, en ibandroninezuur of raloxifeen wanneer hiermee niet wordt uitgekomen. Kies voor teriparatide bij het bestaan van een contra-indicatie of intolerantie voor bovengenoemde middelen, of bij het optreden van een derde fractuur tijdens de behandeling. Strontium geldt als laatste mogelijkheid, wanneer overige therapieën geen optie zijn en als het risico van cardiovasculaire aandoeningen niet vergroot is.
Indicaties
Zometa en Zoledroninezuur:
- Tumorgeïnduceerde hypercalciëmie (TIH);
- Preventie van botcomplicaties (pathologische botfracturen, compressie van het ruggenmerg, behandeling van bot bij radiotherapie of operatieve behandeling, tumor-geïnduceerde hypercalciëmie) bij gevorderde, maligne tumoren met aantasting van het bot.
Aclasta:
- Ziekte van Paget;
- Postmenopauzale osteoporose en osteoporose bij mannen met meer kans op fracturen (incl. een laagenergetische heupfractuur recent in de voorgeschiedenis);
- Behandeling van osteoporose samenhangend met langdurig gebruik van systemische glucocorticoïden bij postmenopauzale vrouwen en bij mannen met meer kans op fracturen.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Behandeling van postmenopauzale osteoporose;
- Behandeling van osteoporose bij mannen ter vermindering van de kans op vertebrale fracturen;
- Behandeling en preventie van door glucocorticoïden veroorzaakte osteoporose.
Gerelateerde informatie
Dosering
Vóór aanvang van en tijdens de behandeling zorgen voor een goede hydratie van de patiënt.
Verminder de kans op het optreden van symptomen van een acutefasereactie door vlak na het infuus paracetamol of ibuprofen toe te dienen.
Het concentraat voor infusievloeistof eerst verdunnen met 100 ml calciumvrije infusievloeistof (NaCl 0,9% of glucose 5%).
Tumorgeïnduceerde hypercalciëmie (albumine-gecorrigeerde serumcalciumspiegel ≥ 12 mg/dl of 3 mmol/l):
Volwassenen (incl. ouderen):
Zometa en Zoledroninezuur: eenmalige i.v.-infusie in > 15 min: 4 mg zoledroninezuur als oplossing voor infusie.
Verminderde nierfunctie: bij een creatinineklaring > 30 ml/min is geen dosisaanpassing nodig. Bij creatinineklaring < 30 ml/min wordt gebruik niet aanbevolen, wegens onvoldoende gegevens.
Preventie botcomplicaties:
Volwassenen (incl. ouderen):
Zometa en Zoledroninezuur: elke 3–4 weken als i.v.-infusie in > 15 min: 4 mg zoledroninezuur als oplossing voor infusie. Tevens dagelijks: oraal calcium (500 mg) en vitamine D (400 IE).
Verminderde nierfunctie: bij een creatinineklaring > 60 ml/min: geen dosisaanpassing nodig; bij 50–60 ml/min: 3,5 mg (= 4,4 ml van de bereide oplossing 4 mg/5 ml óf 88 ml van de kant-en-klare infusievloeistof 4 mg/100 ml, aangevuld met 12 ml 0,9% NaCl- of 5% glucose-oplossing) als i.v.-infuus elke 3–4 weken; bij 40–49 ml/min: 3,3 mg (= 4,1 ml van de bereide oplossing 4 mg/5 ml óf 82 ml van de kant-en-klare infusievloeistof 4 mg/100 ml, aangevuld met 18 ml 0,9% NaCl- of 5% glucose-oplossing); bij 30–39 ml/min: 3 mg (= 3,8 ml van de bereide oplossing 4 mg/5 ml óf 75 ml van de kant-en-klare infusievloeistof 4 mg/100 ml, aangevuld met 25 ml 0,9% NaCl- of 5% glucose-oplossing); bij < 30 ml/min: gebruik niet aanbevolen, wegens onvoldoende gegevens.
Ziekte van Paget:
Volwassenen (incl. ouderen):
Aclasta: eenmalige i.v.-infusie in > 15 min: 5 mg in 100 ml waterige oplossing. Tevens dagelijks: elementair calcium (> 500 mg 2×/dag gedurende > 10 dagen) en vitamine D. Herbehandeling na een periode van remissie: na een interval van één jaar of langer een aanvullende i.v.-infusie in > 15 min van 5 mg in 100 ml waterige oplossing. Hierover zijn weinig gegevens beschikbaar.
Verminderde nierfunctie: bij een creatinineklaring ≥ 35 ml/min is geen dosisaanpassing nodig. Gebruik bij creatinineklaring < 35 ml/min is gecontra-indiceerd.
Verminderde leverfunctie: geen dosisaanpassing nodig.
Behandeling osteoporose:
Volwassenen (incl. ouderen):
Aclasta: eenmaal per jaar 5 mg via i.v.-infusie in > 15 min. Bij een recente, laagenergetische heupfractuur de infusie ≥ 2 weken na de operatie van de heupfractuur geven en vóór de eerste infusie een oplaaddosis van 50.000–125.000 IE vitamine D oraal of i.m. geven. De optimale duur van de behandeling van osteoporose is niet vastgesteld; de noodzaak van voortgezette behandeling periodiek heroverwegen, vooral na 5 jaar gebruik of langer.
Verminderde nierfunctie: bij een creatinineklaring ≥ 35 ml/min is geen dosisaanpassing nodig. Gebruik bij creatinineklaring < 35 ml/min is gecontra-indiceerd.
Verminderde leverfunctie: geen dosisaanpassing nodig.
Dosering
Behandeling postmenopauzale osteoporose:
Volwassenen:
10 mg 1×/dag (tablet) óf 70 mg 1×/week (tablet of drank). Bij het vergeten in te nemen van de wekelijkse tablet of drank, deze de volgende ochtend innemen en vervolgens op de gekozen dag het oorspronkelijke behandelschema van 1 dosiseenheid per week hervatten.
Behandeling osteoporose bij mannen:
Volwassenen:
10 mg 1×/dag.
Behandeling en preventie van glucocorticoïd-geïnduceerde osteoporose:
Volwassenen:
10 mg 1×/dag.
Nierfunctiestoornis: bij een creatinineklaring > 35 ml/min is een dosisaanpassing niet nodig. Gebruik bij een creatinineklaring < 35 ml/min wordt ontraden, wegens onvoldoende ervaring.
Bij ouderen is een dosisaanpassing niet nodig.
Toediening:
Om de biologische beschikbaarheid te verbeteren: innemen bij het opstaan 's ochtends, ten minste een half uur voor het eerste eten of drinken of de eerste geneesmiddelen van die dag.
Om de kans op oesofageale irritatie of bijwerkingen te verminderen: niet gaan liggen < 30 min na inname en daarna alleen nadat er iets gegeten is. De tabletten in hun geheel uitsluitend met een vol glas leidingwater innemen. De drank in één keer opdrinken, gevolgd door minimaal 30 ml leidingwater.
Bijwerkingen
Binnen de eerste 3 dagen na toediening kan een griepachtig syndroom (acutefasereactie) optreden met botpijn, koorts, vermoeidheid, hoofdpijn, gewrichtspijn, spierpijn, stijfheid, artritis en gewrichtszwelling. Deze symptomen verdwijnen gewoonlijk binnen enkele dagen.
Hypercalciëmie en botcomplicaties
Zeer vaak (> 10%): hypofosfatemie.
Vaak (1-10%): anemie. Hoofdpijn. Conjunctivitis. Misselijkheid, braken, anorexie. Botpijn, spierpijn, artralgie. Koorts, griepachtige symptomen. Nierinsufficiëntie, verhoogde waarden creatinine en ureum in bloed. Hypocalciëmie.
Soms (0,1-1%): trombocytopenie, leukopenie. Overgevoeligheidsreacties. Duizeligheid, smaakstoornis, para-, hypo- en hyperesthesie, beven, angst, slaapstoornissen, slaperigheid. Onscherp zicht, scleritis, orbitale ontsteking. Diarree, obstipatie, buikpijn, dyspepsie, stomatitis, droge mond. Dyspneu, hoest, bronchoconstrictie. Jeuk, huiduitslag (incl. erythemateuze en maculeuze huiduitslag), toegenomen transpiratie. Spierkrampen, osteonecrose van de kaak. Hypertensie, hypotensie leidend tot syncope of circulatoire collaps, atriumfibrilleren. Hematurie, proteïnurie, acuut nierfalen. Asthenie, perifeer oedeem, pijn in de borststreek, reacties op de injectieplaats, gewichtstoename, anafylactische reactie/shock, netelroos. Hypomagnesiëmie, hypokaliëmie.
Zelden (0,01-0,1%): pancytopenie. Angio-oedeem. Verwardheid. Uveïtis. Bradycardie, hartritmestoornissen (secundair aan hypocalciëmie). Interstitiële longaandoening. Verworven Fanconi-syndroom. Artritis en gewrichtszwelling als symptoom van een acutefasereactie. Hypernatriëmie, hyperkaliëmie.
Zeer zelden (< 0,01%): convulsies, gevoelloosheid en tetanie (secundair aan hypocalciëmie). Episcleritis. Osteonecrose van de uitwendige gehoorgang en van andere botstructuren zoals de femur en de heup.
Tevens zijn gemeld: Atypische subtrochantaire en femurschachtfracturen.
Osteoporose en ziekte van Paget
Zeer vaak (> 10%): koorts.
Vaak (1-10%): atriumfibrilleren. (Draai)duizeligheid, hoofdpijn. Diarree, misselijkheid, braken (soms leidend tot dehydratie). Botpijn, rugpijn, spierpijn, artralgie. Oculaire hyperemie. Griepachtige symptomen, reactie op de injectieplaats. Verhoogd C-reactief eiwit. Hypocalciëmie (vooral bij de ziekte van Paget).
Soms (0,1-1%): lethargie, slaperigheid, slapeloosheid, paresthesie, smaakstoornis, tremor, syncope. Palpitaties. Hypertensie, opvliegers, anemie. Conjunctivitis, oogpijn. Verminderde eetlust, droge mond, tandpijn, oesofagitis, gastritis (bij gelijktijdig gebruik van glucocorticoïden), gastro-oesofageale refluxziekte, dyspepsie, buikpijn, obstipatie. Nasofaryngitis, influenza. Pollakisurie, proteïnurie, verhoogde serumcreatininewaarde. Hyperhidrose, jeuk, erytheem, huiduitslag. Perifeer oedeem, dorst, niet-cardiale pijn op de borst. Spierspasmen en -zwakte, stijfheid en pijn van de skeletspieren, zwelling en stijfheid van gewrichten, musculoskeletale pijn op de borst, artritis. Hoesten, dyspneu.
Zelden (0,01-0,1%): hypofosfatemie. Uveïtis, episcleritis, iritis. Atypische subtrochantaire en femurschachtfracturen.
Zeer zelden (< 0,01%): osteonecrose van de uitwendige gehoorgang.
Tevens zijn gemeld: scleritis, panoftalmie. Overgevoeligheidsreacties waaronder bronchoconstrictie, urticaria, angio-oedeem en anafylactische reactie/shock. Hypotensie. Nierinsufficiëntie (m.n. bij bestaande nierstoornis of bijkomende risicofactoren), zelden is progressie tot acuut nierfalen en dialyse gerapporteerd na de initiële of enkelvoudige dosis. Osteonecrose van de kaak.
Bij de ziekte van Paget kan zich voorbijgaande, soms symptomatische, hypocalciëmie ontwikkelen, die gewoonlijk maximaal is binnen de eerste 10 dagen na infusie.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): musculoskeletale (bot, spier of gewricht) pijn, zelden ernstig en/of invaliderend, optredend tot enkele maanden na begin van de behandeling; meestal reversibel, soms terugkerend bij herhaalde blootstelling of bij gebruik van een ander bisfosfonaat.
Vaak (1-10%): gewrichtszwelling. Buikpijn, dyspepsie, obstipatie, diarree, winderigheid, oesophagusulcus, dysfagie, opgezette buik, zure reflux. Asthenie, perifeer oedeem. Hoofdpijn, (draai)duizeligheid. Alopecia, jeuk.
Soms (0,1-1%): misselijkheid, braken, gastritis, oesofagitis, oesofageale erosies, melena. Huiduitslag, erytheem. Smaakverandering. Oogontsteking (uveïtis, (epi)scleritis). Voorbijgaande symptomen als bij een acutefasereactie (myalgie, malaise en zelden, koorts), vaak bij instelling van de behandeling.
Zelden (0,01-0,1%): osteonecrose van de kaak; atypische subtrochantaire en femurschachtfracturen en stressfracturen van de proximale femorale schacht. Overgevoeligheidsreacties waaronder urticaria en angio-oedeem, uitslag door fotosensibilisatie alsmede ernstige huidreacties, waaronder Stevens-Johnsonsyndroom en toxische epidermale necrolyse. Oesophagusstrictuur. Perforatie, ulcus of bloeding in het bovenste gedeelte van het maag-darmkanaal. Ulcera ventriculi en duodeni, soms ernstig en met complicaties, zijn gemeld. Lichte verlaging van het serumcalcium en-fosfaat, met name bij gebruik van glucocorticoïden. Incidenteel is melding gemaakt van ernstige hypocalciëmie, vooral bij predisponerende aandoeningen zoals hypoparathyreoïdie, vitamine D-deficiëntie en calciummalabsorptie.
Zeer zelden (< 0,01%): osteonecrose van de uitwendige gehoorgang.
Interacties
Wees voorzichtig bij combinatie met nefrotoxische middelen en met middelen die dehydratie kunnen geven zoals diuretica.
Combinatie met aminoglycosiden, calcitonine of lisdiuretica, kan resulteren in een lagere serumcalciumconcentratie voor langere perioden.
In combinatie met thalidomide kan bij multipel myeloom de kans op renale disfunctie toenemen.
Combinatie met anti-angiogene middelen geeft meer kans op osteonecrose van het kaakbeen.
Interacties
Met de inname van calciumhoudende preparaten, antacida en andere orale geneesmiddelen ten minste een half uur wachten, omdat ze de resorptie van alendroninezuur kunnen verminderen.
Wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik van andere geneesmiddelen die irritatie van het maag-darmkanaal geven zoals NSAID's.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren in hogere dosering schadelijk gebleken (uiterlijke, viscerale en skeletmalformaties).
Farmacologisch effect: op grond van het werkingsmechanisme zijn nadelige effecten op de foetus mogelijk. Tevens dystokie.
Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd.
Zwangerschap
Bisfosfonaten passeren de placenta (bij dieren).
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens.
Farmacologisch effect: Bij dieren stapelen bisfosfonaten in het foetale skelet en verminderen de botgroei en het foetale gewicht. Dystokie is waargenomen die samenhing met hypocalciëmie. Bij gebruik voorafgaand aan een zwangerschap kunnen bisfosfonaten tijdens de zwangerschap alsnog bij de foetus terechtkomen, omdat ze na opname in de botmatrix gedurende een periode van jaren geleidelijk worden vrijgegeven in de systemische circulatie; de hoeveelheid is afhankelijk van de dosering en de duur van het bisfosfonaatgebruik.
Advies: Gebruik vóór en tijdens de zwangerschap ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor bisfosfonaten;
- Bij de ziekte van Paget en osteoporose tevens: hypocalciëmie en ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 35 ml/min).
Zie voor meer contra-indicaties de rubrieken Zwangerschap en Lactatie.
Contra-indicaties
- hypocalciëmie;
- afwijkingen aan de oesofagus die de lediging van de oesofagus kunnen vertragen, zoals strictuur of achalasie;
- onvermogen minstens 30 minuten rechtop te kunnen zitten of staan;
- toegenomen risico van aspiratie (drank).
Waarschuwingen en voorzorgen
Calcium en andere metabole parameters: Bij tumorgeïnduceerde hypercalciëmie na aanvang van de therapie de standaard aan hypercalciëmie gerelateerde metabole parameters zoals serumspiegels van calcium, fosfaat en magnesium controleren. Bij optreden van hypocalciëmie, hypofosfatemie of hypomagnesiëmie kan een kortdurende aanvullende behandeling nodig zijn. Bij osteoporose en ziekte van Paget, vóór begin van de behandeling een reeds bestaande hypocalciëmie en andere mineraal metabole stoornissen behandelen. Tijdens de behandeling wordt een toereikende inname van calcium en vitamine D aanbevolen. Informeer patiënten over de symptomen van hypocalciëmie en observeer klinisch tijdens de risicoperiode.
Zowel vóór als na toediening is een goede vochttoestand aangewezen (vooral van belang bij ouderen en bij een diuretische behandeling); bij kans op hartfalen het toedienen van teveel vocht vermijden.
Nierfunctie: Vóór elke dosering de creatinineklaring, gebaseerd op het huidige lichaamsgewicht met behulp van de Cockcroft-Gault-formule, bepalen. Er is meer kans op nierinsufficiëntie bij een reeds bestaande nierfunctiestoornis en nierfunctiestoornis bij risicofactoren zoals dehydratie, gevorderde leeftijd, combinatie met nefrotoxische middelen, meervoudige cycli van zoledroninezuur of andere bisfosfonaten en een kortere infusietijd dan de aanbevolen infusietijd. Bij achteruitgang van de nierfunctie de behandeling stoppen en alleen hervatten als de serumcreatinine is teruggekeerd tot < 10% boven de basislijn.
Osteonecrose van het kaakbeen (ONJ) is gemeld bij gebruik van zoledroninezuur, voornamelijk bij patiënten met kanker. Mogelijk is er meer kans op ONJ bij bepaalde typen tumoren (gevorderde borstkanker, multipel myeloom). Overweeg de volgende risicofactoren ter beoordeling van de kans op ONJ bij een patiënt:
- potentie van het middel, toedieningsweg (meer kans bij parenterale toediening), cumulatieve dosis van botresorptietherapie;
- kanker, comorbiditeiten (bv. anemie, stollingsstoornis, infectie), roken;
- gelijktijdige behandelingen: corticosteroïden, chemotherapie, angiogeneseremmers, radiotherapie van hoofd en hals;
- voorgeschiedenis van tandaandoeningen, slechte mondhygiëne, periodontale aandoening, slecht passend kunstgebit, invasieve tandheelkundige ingrepen (bv. tandextractie).
Voorafgaand aan de behandeling wordt een tandheelkundig onderzoek met preventieve tandheelkundige behandeling aanbevolen bij patiënten met risicofactoren. Stel behandeling uit bij niet-genezen open beschadigingen van zachte weefsels in de mond, met uitzondering van medische noodsituaties. Tijdens behandeling zijn optimale mondhygiëne en regelmatige tandartscontrole aangewezen. Invasieve tandheelkundige procedures alleen na zorgvuldige overweging uitvoeren en niet kort voor of na het toedienen van zoledroninezuur. Laat de patiënt direct contact opnemen indien problemen met mond of gebit optreden, zoals loszittende tanden, pijn of zwelling, niet-genezende zweren of pusafscheiding. Bij optreden van ONJ met deskundigen een behandelplan opstellen; overweeg hierbij een tijdelijke onderbreking van de behandeling met zoledroninezuur.
Osteonecrose van de uitwendige gehoorgang is zeer zelden gemeld bij gebruik van bisfosfonaten, vooral bij langdurige behandeling. Mogelijke risicofactoren zijn o.a. gebruik van corticosteroïden, chemotherapie en/of lokale infectie of trauma. Overweeg de mogelijkheid van osteonecrose van de uitwendige gehoorgang bij oorklachten zoals chronische oorinfecties.
Fracturen: Bij langdurig gebruik van bisfosfonaten kan pijn in de dij, lies of heup samen met kenmerken van stressfractuur bij beeldvormend onderzoek soms weken tot maanden vóór een volledige femorale fractuur aanwezig zijn. Bij optreden van een proximale femurfractuur de contralaterale femur onderzoeken, omdat de fracturen in veel gevallen bilateraal optreden. Slechte genezing van dergelijke fracturen is gemeld.
Ernstige en soms invaliderende bot-, gewrichts- en/of spierpijn is gemeld; deze kan voor het eerst optreden van de eerste dag tot enkele maanden na de start van de behandeling. Bij de meeste patiënten geeft staken van de behandeling verlichting van de symptomen.
Met betrekking tot herbehandeling zijn bij TIH en preventie van botcomplicaties relatief weinig gegevens beschikbaar. Hoewel er weinig gegevens over herbehandeling bij de ziekte van Paget zijn, kan herbehandeling worden overwogen bij een relaps, gebaseerd op een stijging van het serum alkalische fosfatase, of bij niet normaliseren van het serum alkalische fosfatase of bij symptomatische patiënten.
Gebruik bij kinderen (< 18 j.) wordt ontraden, omdat de veiligheid en werkzaamheid niet zijn vastgesteld.
Over de toepassing bij ernstige leverinsufficiëntie zijn weinig gegevens beschikbaar.
Waarschuwingen en voorzorgen
Wees vanwege de mogelijk irriterende werking op de mucosa van het bovenste deel van het maag-darmkanaal voorzichtig bij Barrett-slokdarm en actieve stoornissen zoals dysfagie, oesofageale aandoeningen, gastritis, duodenitis of ulcera óf bij een recente voorgeschiedenis (in het afgelopen jaar) van gastro-intestinale ziekten zoals ulcus pepticum of operatieve ingreep aan het bovenste deel van het maag-darmkanaal anders dan pyloroplastiek. De patiënt instrueren om bij klachten van slokdarmirritatie zoals dysfagie, pijn bij slikken, retrosternale pijn of zuurbranden (nieuw of verergerd), tijdig medische hulp te zoeken.
Vóór toepassing eventuele hypocalciëmie of andere verstoringen van het mineraalmetabolisme (zoals vitamine D-deficiëntie) behandelen. Tijdens behandeling wordt inname van voldoende calcium geadviseerd (800–1000 mg/dag).
Osteonecrose van het kaakbeen is gemeld, vooral bij intraveneuze toediening, maar ook bij orale bisfosfonaten, meestal in samenhang met tandheelkundige ingrepen en/of plaatselijke infectie bij kankerpatiënten die ook corticosteroïden en oncolytica gebruiken. Overweeg de volgende risicofactoren ter beoordeling van de kans op osteonecrose van de kaak bij een patiënt:
- potentie van het middel, toedieningsweg (meer kans bij i.v.-toediening), cumulatieve dosis van botresorptietherapie;
- kanker, chemotherapie, radiotherapie, corticosteroïden, angiogeneseremmers, roken;
- voorgeschiedenis van gebitsaandoening, slechte mondhygiëne, periodontale aandoening, slecht passend kunstgebit, invasieve tandheelkundige ingrepen.
Bij patiënten met een slecht gebit wordt voorafgaand aan de behandeling een tandheelkundig onderzoek met passende preventieve tandheelkundige behandeling aanbevolen; tijdens de behandeling invasieve tandheelkundige procedures zo mogelijk vermijden. Voor alle patiënten wordt aangeraden te zorgen voor een goede mondhygiëne, regelmatige tandartscontrole en mondproblemen (loszittende tanden, pijn of zwelling) te melden.
Osteonecrose van de uitwendige gehoorgang is gemeld bij gebruik van bisfosfonaten, vooral bij langdurige behandeling. Mogelijke risicofactoren zijn o.a. gebruik van corticosteroïden, chemotherapie en/of lokale infectie of trauma. Overweeg de mogelijkheid van osteonecrose van de uitwendige gehoorgang bij oorklachten zoals chronische oorinfecties.
Bij langdurig gebruik van bisfosfonaten zijn atypische subtrochantaire en femurschachtfracturen gemeld na minimaal of geen trauma. Pijn in de dij, lies of heup kan optreden samen met kenmerken van stressfractuur bij beeldvormend onderzoek, soms weken tot maanden vóór het optreden van een volledige femorale fractuur. Bij optreden van een proximale femurfractuur de contralaterale femur onderzoeken, omdat de fracturen in veel gevallen bilateraal optreden. Slechte genezing van dergelijke fracturen is gemeld.
De optimale duur van de behandeling van osteoporose is niet vastgesteld; met name na 5 jaar gebruik of langer de behandeling heroverwegen.
Gebruik bij kinderen < 18 jaar wordt niet aangeraden wegens onvoldoende gegevens. De tablet 70 mg is niet onderzocht voor de behandeling van door glucocorticoïden veroorzaakte osteoporose en voor gebruik bij mannen.
De drank bevat max. 115 mg ethanol per dosis; wees voorzichtig bij o.a. alcoholisme, leverziekte, epilepsie en zwangerschap.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met zoledroninezuur contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Zie voor symptomen en behandeling vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Bisfosfonaat met hoge affiniteit voor gemineraliseerd bot. Remt de botresorptie zonder de vorming, mineralisatie of mechanistische eigenschappen van het bot negatief te beïnvloeden. Bezit tevens antitumoractiviteit, zoals remming van de osteoclastische botresorptie en de osteoblastische proliferatie, waardoor de progressie van botafwijkingen wordt vertraagd en de kans op het ontstaan van breuken en botpijn afneemt. Bij tumor-geïnduceerde hypercalciëmie treedt een daling in de serumcalciumspiegel op, met een mediane tijd tot normocalciëmie van 4 dagen. Bij de preventie van botcomplicaties is het resultaat pas na twee- tot drie maanden waarneembaar.
Kinetische gegevens
Metabolisering | niet. |
Eliminatie | 39% (± 16%) wordt binnen 24 uur onveranderd met de urine uitgescheiden. De rest bindt voornamelijk aan botweefsel, van waaruit het zeer langzaam terugdiffundeert in de systemische circulatie en dan eveneens onveranderd wordt geëlimineerd met de urine. |
T 1/2el | 146 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Bisfosfonaat met remmend effect op de botresorptie door chemische adsorptie aan hydroxyapatietkristallen en/of rechtstreeks effect op de osteoclasten.
Kinetische gegevens
F | 0,6–0,7% bij inname 2 uur voor een standaardontbijt; circa 0,4% bij inname ½–1 uur voor een standaardontbijt; en circa 0,3% bij gelijktijdige inname van koffie en sinaasappelsap. |
V d | 0,4 l/kg. |
Metabolisering | geen. |
Eliminatie | ca. 50% van de geabsorbeerde dosis wordt binnen 72 uur met de urine uitgescheiden. De andere 50% wordt opgenomen door het botweefsel en wordt uitgescheiden met een eliminatiehalfwaardetijd van minstens 10 jaar. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
zoledroninezuur hoort bij de groep bisfosfonaten.
Groepsinformatie
alendroninezuur hoort bij de groep bisfosfonaten.