daptomycine

Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Daptomycine XGVS Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Poeder voor injectie-/infusievloeistof
Sterkte
350 mg, 500 mg

Bevat na reconstitutie met 7 ml resp. 10 ml 0,9% natriumchloride-oplossing: 50 mg/ml daptomycine.

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

daptomycine vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

Voor daptomycine is geen advies vastgesteld over de plaats in de medicamenteuze behandeling van gecompliceerde huid- en wekedeleninfecties. Zie SWABID voor de aanbevelingen volgens SWAB bij diverse huid- en weke-deleninfecties.

De behandeling van een infectieuze endocarditis (IE) bestaat uit langdurige behandeling met i.v.-antibiotica. De ervaring met daptomycine bij IE is zeer beperkt. Bij IE die veroorzaakt is door meticilline-resistente S. aureus (MRSA) of coagulase-negatieve stafylokokken (CNS) kan daptomycine worden overwogen als alternatief voor vancomycine. Zie voor uitgebreide (keuze-)informatie de SWAB-richtlijn Infectieuze endocarditis. Zie voor de adviezen van de ESC ESC Guidelines for the management of endocarditis.

Indicaties

  • Behandeling van patiënten ≥ 1 jaar met gecompliceerde infecties van huid en weke delen (cSSTI), eventueel gepaard gaand met een Staphylococcus aureus-bacteriëmie;
  • Volwassenen met een rechtszijdige infectieuze endocarditis (RIE), veroorzaakt door Staphylococcus aureus, eventueel gepaard gaand met een Staphylococcus aureus-bacteriëmie.

Gerelateerde informatie

Doseringen

Klap alles open Klap alles dicht

cSSTI

Volwassenen zonder S. aureus-bacteriëmie

I.v.: 4 mg/kg lichaamsgewicht 1×/24 uur. Behandelduur: 7–14 dagen of totdat de infectie is verdwenen.

Verminderde nierfunctie: Bij een creatinineklaring < 30 ml/min, hemodialyse of CAPD: 4 mg/kg lichaamsgewicht 1×/48 uur. Indien mogelijk op dialysedagen daptomycine toedienen ná de dialyse. Bij een creatinineklaring ≥ 30 ml/min is geen dosisaanpassing nodig.

Volwassenen met S. aureus-bacteriëmie

I.v.: 6 mg/kg lichaamsgewicht 1×/24 uur. Behandelduur: kan bij cSSTI mét bacteriëmie langer zijn dan 14 dagen, afhankelijk van het risico op complicaties bij de individuele patiënt.

Verminderde nierfunctie: Creatinineklaring < 30 ml/min, hemodialyse of CAPD: 6 mg/kg lichaamsgewicht 1×/48 uur. Indien mogelijk op dialysedagen daptomycine toedienen ná de dialyse. Bij een creatinineklaring ≥ 30 ml/min is geen dosisaanpassing nodig.

Kinderen van 1 jaar zonder S. aureus-bacteriëmie

I.v.: 10 mg/kg 1×/24 uur, als i.v.-infusie van 60 min. Behandelduur: Maximaal 14 dagen.

Kinderen 2 t/m 6 jaar zonder S. aureus-bacteriëmie

I.v.: 9 mg/kg 1×/24 uur, als i.v.-infusie van 60 min. Behandelduur: Maximaal 14 dagen.

Kinderen 7 t/m 11 jaar zonder S. aureus-bacteriëmie

I.v.: 7 mg/kg 1×/24 uur, als i.v.-infusie van 30 min. Behandelduur: Maximaal 14 dagen.

Kinderen 12 t/m 17 jaar zonder S. aureus-bacteriëmie

I.v.: 5 mg/kg 1×/24 uur, als i.v.-infusie van 30 min. Behandelduur: Maximaal 14 dagen.

Kinderen 1 t/m 6 jaar met S. aureus-bacteriëmie

I.v.: 12 mg/kg 1×/24 uur, als i.v.-infusie van 60 min. Behandelduur: kan bij cSSTI mét bacteriëmie langer zijn dan 14 dagen, afhankelijk van het risico op complicaties bij de individuele patiënt. In klinisch onderzoek bij kinderen met een S. aureus-bacteriëmie gemiddeld 12 dagen (range 1–44 dagen).

Kinderen 7 t/m 11 jaar met S. aureus-bacteriëmie

I.v.: 9 mg/kg 1×/24 uur, als i.v.-infusie van 30 min. Behandelduur: kan bij cSSTI mét bacteriëmie langer zijn dan 14 dagen, afhankelijk van het risico op complicaties bij de individuele patiënt. In klinisch onderzoek bij kinderen met een S. aureus-bacteriëmie gemiddeld 12 dagen (range 1–44 dagen).

Kinderen 12 t/m 17 jaar met S. aureus-bacteriëmie

I.v.: 7 mg/kg 1×/24 uur, als i.v.-infusie van 30 min. Behandelduur: kan bij cSSTI mét bacteriëmie langer zijn dan 14 dagen, afhankelijk van het risico op complicaties bij de individuele patiënt. In klinisch onderzoek bij kinderen met een S. aureus-bacteriëmie gemiddeld 12 dagen (range 1–44 dagen).

Kinderen met een verminderde nierfunctie

Voor een leeftijd < 18 jaar is door de fabrikant geen doseeradvies bij een verminderde nierfunctie vastgesteld. Zie voor doseeradvies bij gebruik van daptomycine bij dergelijke patiënten de pagina daptomycine op het Kinderformularium van het NKFK.

Rechtszijdige infectieuze endocarditis (RIE)

Volwassenen

I.v.: Volgens de fabrikant: 6 mg/kg lichaamsgewicht 1×/24 uur. Zie voor de behandelduur van RIE de officiële aanbevelingen in relevante richtlijnen (zie ook rubriek Advies).

Verminderde nierfunctie: Bij een creatinineklaring < 30 ml/min, toepassing van hemodialyse of CAPD: 6 mg/kg lichaamsgewicht 1×/48 uur. Indien mogelijk op dialysedagen daptomycine toedienen ná de dialyse. Bij een creatinineklaring ≥ 30 ml/min is geen dosisaanpassing nodig.

Bij ouderen is geen dosisaanpassing nodig, tenzij er sprake is van een verminderde nierfunctie.

Verminderde leverfunctie

  • Bij een milde of matig-ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 5–9) is geen dosisaanpassing nodig;
  • Er zijn geen gegevens beschikbaar over toepassing bij een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10–15); voorzichtig toepassen in dergelijke gevallen.

Toediening

  • Volwassenen: In het algemeen wordt daptomycine bij volwassenen toegediend als i.v.-infusie gedurende 30 min. Ook is i.v.-injectie gedurende 2 min mogelijk;
  • Kinderen: Toedienen als i.v.-infusie. Zie voor de duur van de infusie het voorschrift binnen de indicatie en bij de betreffende leeftijdscategorie;
  • Het poeder oplossen in 0,9% natriumchloride-oplossing;
  • Daptomycine mag niet vaker dan 1×/24 uur worden toegediend.

Bijwerkingen

Vaak (1-10%): hypertensie, hypotensie. Schimmelinfecties (incl. Candida-infectie), urineweginfectie. Duizeligheid, hoofdpijn. Angst, slapeloosheid. Misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, flatulentie, buikpijn, opgeblazen en opgezet gevoel. Koorts, asthenie. Huiduitslag, jeuk. Pijn aan de ledematen. Anemie. Stijging van leverenzymwaarden (ASAT, ALAT, AF) en CK. Lokale reacties op de plaats van de infusie.

Soms (0,1-1%): supraventriculaire tachycardie, extrasystolen. Opvliegers. Verminderde eetlust, dyspepsie, glossitis. Paresthesie, smaakstoornis, tremor, oogirritatie, vertigo. Fungaemie. Vaginitis. Urticaria. Vermoeidheid, pijn. Spierzwakte, spierpijn, spierkrampen, myositis, gewrichtspijn, verhoogde waarden serumlactaatdehydrogenase (LDH) en myoglobine. Verminderde nierfunctie inclusief nierfalen, verhoogde serumcreatininewaarde. Verstoorde elektrolytenbalans, hyperglykemie. Leukocytose, eosinofilie, trombocytemie, verhoogde INR-waarde.

Zelden (0,01-0,1%): geelzucht. Verlengde protrombinetijd (PT).

Verder zijn gemeld: hoesten. Clostridioides difficile-geassocieerde diarree, pseudomembraneuze colitis. Overgevoeligheid met onder meer eosinofiele pneumonie (soms voorkomend als organiserende pneumonie), gevoel van orofaryngeale zwelling, angio-oedeem, anafylaxie, vesiculobulleuze huiduitslag met betrokkenheid van slijmvliezen (SJS of TEN), acuut gegeneraliseerd pustuleus exantheem (AGEP), geneesmiddelreactie met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS-syndroom). Perifere neuropathie. Rabdomyolyse. Tubulo-interstitiële nefritis. Trombocytopenie. Infusiereactie met de volgende symptomen: tachycardie, dyspneu, koorts, rillingen, opvliegers, vertigo, syncope en een metaalsmaak.

Interacties

Combinatie met geneesmiddelen die toxisch kunnen zijn voor spierweefsel zoals de statinen, fibraten en ciclosporine vergroot het risico op myopathie en rabdomyolyse. Staak deze geneesmiddelen, wanneer mogelijk, tijdelijk tijdens het gebruik van daptomycine.

Combinatie met geneesmiddelen die de nierfiltratie verminderen (zoals NSAID's en COX-2-remmers) verhoogt de plasmaspiegel van daptomycine (en daarmee van het risico op myopathie) en kan ook leiden tot vermindering van de nierfunctie. Verder voorzichtig zijn met nefrotoxische comedicatie.

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.

Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja, in geringe mate.

Farmacologisch effect: Daptomycine wordt nauwelijks opgenomen vanuit het maag-darmkanaal van de zuigeling, waardoor nadelige effecten niet waarschijnlijk zijn.

Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.

Waarschuwingen en voorzorgen

Staphylococcus aureus-infecties: Er zijn relatief weinig klinische gegevens over het gebruik bij de behandeling van rechtszijdige infectieuze endocarditis (RIE), veroorzaakt door Staphylococcus aureus. De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen (< 18 jaar) met RIE door S. aureus zijn niet vastgesteld. Ook de werkzaamheid bij een klepprothese-infectie veroorzaakt door S. aureus is niet aangetoond, volgens de fabrikant.

Controleer de nierfunctie voorafgaand aan en regelmatig tijdens de therapie. Controleer de nierfunctie vaker bij gebruik van nefrotoxische comedicatie. Bij een creatinineklaring < 30 ml/min zijn de dosisaanbevelingen gebaseerd op farmacokinetische studies en modelresultaten (zie rubriek Doseringen). Bij een creatinineklaring < 80 ml/min dit middel alleen starten als het verwachte klinisch voordeel belangrijker is dan het mogelijke risico.

Spiertoxiciteit: Controleer vóór aanvang en tijdens de behandeling de creatinekinasewaarde (CK) in plasma regelmatig, ten minste 1×/week, en controleer op tekenen van myopathie. Frequentere controle (bv. iedere 2–3 dagen gedurende ten minste de eerste 2 weken) is noodzakelijk bij een beginwaarde van het CK hoger dan 5× de 'upper limit of normal' (ULN) en bij een verhoogd risico op het optreden van myopathie, zoals bij een verminderde nierfunctie of bij de mogelijkheid van een geneesmiddelinteractie (zie rubriek Interacties). Controleer daarnaast iedere 2 dagen de CK-waarde bij iedere patiënt die onverklaarde spierpijn, -gevoeligheid, -zwakte of -krampen krijgt; staak het gebruik wanneer de CK-waarde > 5× de ULN bedraagt.

Overweeg om bij symptomen van perifere neuropathie het gebruik van daptomycine te staken.

Eosinofiele pneumonie ontstaat meestal na meer dan 2 weken behandeling. Bij optreden van pulmonale verschijnselen de behandeling onmiddellijk staken en de oorzaak nagaan. Opnieuw optreden van eosinofiele pneumonie na nieuwe blootstelling aan daptomycine is gemeld.

Overweeg bij ernstige, aanhoudende diarree de diagnose pseudomembraneuze colitis.

Niet toedienen aan kinderen < 1 jaar in verband met mogelijke effecten op het spier- en/of zenuwstelsel, zoals waargenomen bij dieren.

Beïnvloeding van stollingstesten: Interferentie van daptomycine met sommige laboratoriumtesten voor de bepaling van de protrombinetijd of INR-waarde is gezien tijdens postmarketing onderzoek.

Er zijn te weinig gegevens over de werkzaamheid en de veiligheid bij een BMI > 40 kg/m². Er zijn geen gegevens over de werkzaamheid en veiligheid bij een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10–15) of bij een leeftijd > 65 jaar.

Eigenschappen

Daptomycine is een cyclisch lipopeptide, alleen werkzaam tegen Gram-positieve bacteriën. De bactericide werking berust op binding (in de aanwezigheid van calciumionen) aan de celmembraan van de bacterie, die zich zowel in de groei- als stationaire fase kan bevinden, leidend tot snelle depolarisatie van de celmembraan. Het verlies van de membraanpotentiaal leidt tot snelle remming van de eiwit-, DNA- en RNA-synthese, resulterend in celdood.

Gewoonlijk gevoelig zijn:

  • Gram-positief: Staphylococcus aureus, Staphylococcus haemolyticus, coagulase-negatieve stafylokokken, Streptococcus agalactiae, Streptococcus dysgalactiae equisimilis, Streptococcus pyogenes, streptokokkengroep G, Clostridium perfringens en Peptostreptococcus spp.

Inherent resistent zijn: Gram-negatieve organismen.

Voor de werkzaamheid van daptomycine tegen infecties door enterokokken, waaronder Enterococcus faecalis en Enterococcus faecium is onvoldoende bewijs (volgens de fabrikant); falen van de behandeling met daptomycine bij enterokokkeninfecties (meestal met bacteriëmie) is gemeld.

Kinetische gegevens

V d 0,1 l/kg.
Eiwitbinding ca. 90%.
Metabolisering gedeeltelijk. De plaats van metabolisering is onduidelijk. De metabolisering vindt niet plaats via het CYP-enzymsysteem.
Eliminatie voornamelijk met de nieren door middel van filtratie (50% onveranderd). Daptomycine wordt langzaam verwijderd door hemodialyse (ca. 15% van de toegediende dosis gedurende hemodialysesessie van 4 uur) of door peritoneale dialyse (ca. 11% gedurende 48 uur).
T 1/2el ca. 8 uur, verlengd bij nierfunctiestoornis; bij kinderen is de klaring toegenomen, hoe jonger het kind hoe korter de halfwaardetijd; ca. 3,8–5,3 uur (bij toepassing voor de indicatie cSSTI) en ca. 5,1–7,5 uur (bij toepassing voor de indicatie SAB).

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Groepsinformatie

daptomycine hoort bij de groep antibacteriële middelen, overige.

Kosten

Kosten laden…

Zie ook

Geneesmiddelgroep

Indicaties

Externe links