Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Abacavir/lamivudine Bijlage 2 Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Tablet, filmomhuld

Bevat per tablet: abacavir (als sulfaat) 600 mg, lamivudine 300 mg.

Kivexa Bijlage 2 ViiV Healthcare bv.

Toedieningsvorm
Tablet, filmomhuld

Bevat per tablet: abacavir (als sulfaat) 600 mg, lamivudine 300 mg.

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

Eerste keus in de behandeling van therapie-naïeve volwassen patiënten met een HIV-1-infectie is meestal een tripeltherapie. Deze bestaat uit twee nucleoside reverse-transcriptaseremmers (NRTI’s) in combinatie met een derde actief antiretroviraal middel uit een van de volgende drie klassen: bij voorkeur een integraseremmer (INSTI) met een hoge barrière tot resistentie (bictegravir of dolutegravir), en in specifieke situaties met een non-nucleoside reverse-transcriptaseremmer (NNRTI), of een proteaseremmer (PI) met een farmacokinetische booster (cobicistat of ritonavir). Bij de meeste personen met HIV is ook een behandelregime bestaande uit twee middelen mogelijk, meestal dolutegravir/lamivudine (een INSTI met één NRTI), na uitsluiting van enkele exclusiecriteria. De keuze voor een combinatie van antiretrovirale middelen is afhankelijk van diverse factoren, en dient te worden gemaakt op geleide van het resistentieprofiel. Zie voor meer informatie de richtlijn HIV op nvhb.nl.

Abacavir/lamivudine plus dolutegravir is een eerste keus combinatiebehandeling voor therapie-naïeve volwassenen met HIV-1, zonder chronische HBV-co-infectie, en alléén bij HLA-B*5701-negatieve patiënten.

Aan de vergoeding van abacavir/lamivudine zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.

Indicaties

  • Behandeling van een HIV-infectie in combinatie met andere antiretrovirale middelen, vanaf een lichaamsgewicht van 25 kg.

Gerelateerde informatie

Doseringen

Bij alle patiënten voor aanvang van de behandeling screenen op het HLA-B*5701 allel, zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.

Bij dit geneesmiddel wordt (ook) gedoseerd op geleide van de bloedspiegel; zie voor meer informatie hiervoor op TDM-protocollen van antiretrovirale middelen van tdm-protocollen.nl.

Klap alles open Klap alles dicht

HIV-infectie

Volwassenen (incl. ouderen) en kinderen ≥ 25 kg

Eén tablet 1×/dag.

Verminderde leverfunctie: Bij een mild gestoorde leverfunctie (Child-Pughscore 5–6) wordt nauwgezette controle, incl. plasmaconcentratie-bepaling van abacavir aanbevolen. Gebruik bij een matig-ernstige of ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore ≥ 7) wordt niet aanbevolen vanwege het ontbreken van gegevens over de toepassing hierbij.

Verminderde nierfunctie: Bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) overstappen van de vaste naar een losse combinatie van beide middelen voor dosisverlaging; de plasmaspiegel van lamivudine stijgt door een verminderde klaring. Bij een mildere nierfunctiestoornis is initieel geen dosisaanpassing nodig. Bij een aanhoudende creatinineklaring van 30–49 ml/min kan de blootstelling aan lamivudine wel toenemen (met een factor 1,6–3,3× t.o.v. bij een creatinineklaring ≥ 50 ml/min); controleer op bijwerkingen van lamivudine, met name hematologische toxiciteit. Bij nieuwe of erger wordende anemie of neutropenie, verlaag de dosering van lamivudine door over te stappen van de vaste naar een losse combinatie van beide middelen, zie lamivudine#doseringen voor de voorschriften bij een verminderde nierfunctie, en abacavir.

Toediening: De tablet kan zowel met als zonder voedsel worden ingenomen.

Bijwerkingen

Overgevoeligheidsreacties bij gebruik van abacavir treden op bij circa 5% van de patiënten, vooral bij dragers van het HLA-B*5701-allel en vooral in de eerste 6 weken; sommige zijn levensbedreigend met fatale afloop. Bij bijna alle overgevoeligheidsreacties is sprake van koorts en/of (gewoonlijk maculopapuleuze of urticariële) huiduitslag; andere frequent waargenomen symptomen zijn dyspneu, hoesten, maag-darmstoornissen (misselijkheid, braken, diarree of buikpijn), hoofdpijn, spierpijn, koorts, lethargie of malaise. Andere symptomen die kunnen optreden bij overgevoeligheidsreacties zijn o.a. hypotensie, andere respiratoire symptomen (keelpijn, respiratoire insufficiëntie, abnormale radiologische bevindingen van de thorax, waaronder het 'Acute Respiratory Distress Syndrome' (ARDS)), gewrichtspijn, myolyse, paresthesieën, hepatitis, leverfalen, oedeem, lymfadenopathie, conjunctivitis, zweren in de mond. Ook kan overgevoeligheid voor abacavir leiden tot afwijkende laboratoriumwaarden zoals stijging van leverenzymwaarden, creatinekinase, creatinine of het optreden van lymfopenie. Overgevoeligheidsreacties treden met name op binnen 6 weken na begin van de therapie, maar kunnen op elk moment optreden. Zeer zelden zijn in dit kader nog gemeld: erythema multiforme, Stevens-Johnsonsyndroom (SJS) en toxische epidermale necrolyse (TEN).

Andere bijwerkingen zoals deze kunnen voorkomen bij gebruik van de losse geneesmiddelen;

Vaak (1-10%): anorexie. Slapeloosheid. Alopecia. Vermoeidheid.

Soms (0,1-1%): (soms ernstige) neutropenie en anemie, trombocytopenie. Voorbijgaande stijging van ALAT- en ASAT-waarden.

Zelden (0,01-0,1%): stijging van serumamylase, pancreatitis. Angio-oedeem. Rabdomyolyse.

Zeer zelden (< 0,01%): aplasie van rode bloedcellen. Perifere neuropathie, paresthesie.

Antiretrovirale combinatietherapie (cART) kan gepaard gaan met gewichtstoename en metabole stoornissen, zoals hypertriglyceridemie, hypercholesterolemie, insulineresistentie, hyperglykemie en ontstaan of verergering van bestaande diabetes mellitus.

Er zijn gevallen van osteonecrose gemeld, vooral bij algemeen erkende risicofactoren (gebruik van corticosteroïden, overmatig alcoholgebruik en ernstige immuunsuppressie, een hoge BMI), gevorderde HIV-infectie of langdurige blootstelling aan cART; wees hierop bedacht bij het optreden van pijnlijke en/of stijf worden van gewrichten of wanneer problemen worden ondervonden met bewegen.

Interacties

Abacavir en lamivudine zijn geen substraten of inductoren van CYP-enzymen (zoals CYP3A4, -2C9 of -2D6). Abacavir kan CYP3A4 (beperkt) remmen. Daarom is er geringe kans op interacties met HIV-proteaseremmers, niet-nucleosiden en andere geneesmiddelen die gemetaboliseerd worden via belangrijke CYP-enzymen.

In vitro remt abacavir CYP1A1. Abacavir verhoogt de blootstelling aan het CYP1A1-substraat riociguat (na een enkele dosis) met ca. een factor 3. Mogelijk moet de dosis riociguat worden verlaagd, raadpleeg hiervoor: riociguat#doseringen (dosering i.c.m. CYP-remmers).

Zie voor meer informatie over de interacties van abacavir en lamivudine de pagina HIV Drug Interactions van de University of Liverpool.

Zwangerschap

Abacavir en lamivudine passeren de placenta.

Teratogenese: Bij de mens op basis van > 1400 zwangerschapsuitkomsten in het Antiretroviral Pregnancy Registry (APR) met blootstelling aan abacavir in het 1e trimester en > 1000 uitkomsten bij blootstelling in het 2e en 3e trimester lijkt er niet meer kans op malformaties of foetale/neonatale toxiciteit te zijn. Gebruik van lamivudine bij een groot aantal zwangerschappen (> 5500 in het APR met blootstelling in het 1e trimester, > 1000 met blootstelling in het 2e en 3e trimester) heeft geen misvormend effect of foetale/neonatale toxiciteit laten zien.

Farmacologisch effect: Mitochondriale disfunctie is gemeld bij HIV-negatieve kinderen die in utero en/of postnataal zijn blootgesteld aan nucleoside-analoga, met als gevolg meestal voorbijgaande hematologische (anemie, neutropenie) en metabole (hyperlactatemie en hyperlipasemie) stoornissen en daarnaast in zeldzame gevallen laat intredende neurologische stoornissen (hypertonie, convulsies, abnormaal gedrag) waarvan nog niet is bekend of deze tijdelijk of blijvend van aard zijn.

Advies: Het gebruik afwegen, waarbij meegenomen kan worden dat volgens de Amerikaanse perinatale HIV-richtlijn beide stoffen (voor zover bekend zonder gevaar voor teratogene afwijkingen) kunnen worden gebruikt.

Overig: Controleer elk kind dat klinische symptomen vertoont, vooral als het neurologische bevindingen betreft, en dat in utero is blootgesteld aan nucleoside-analoga op mitochondriale disfunctie.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Abacavir: ja. Lamivudine: ja, bij de zuigeling leidend tot een zeer lage serumconcentratie in vergelijking met die bij de moeder (< 4% van de maternale serumconcentratie), bij een kind ouder dan 24 weken is de spiegel ondetecteerbaar.

Advies: Bij een maternale HIV-infectie borstvoeding ontraden omdat de kans bestaat op overdracht van HIV. Bovendien zijn er geen gegevens over de veiligheid van abacavir of lamivudine bij baby's jonger dan 3 maanden.

Contra-indicaties

  • (Mogelijke) overgevoeligheidsreacties na eerder gebruik van abacavir en/of dragerschap van het HLA-B*5701-allel, ongeacht het ras.

Waarschuwingen en voorzorgen

Ernstige overgevoeligheidsreacties: Niet gebruiken bij patiënten die drager zijn van het HLA-B*5701-allel omdat die meer kans (48–61%) lopen op ernstige overgevoeligheidsreacties. Screen daarom vóór het beginnen van de behandeling alle patiënten op dragerschap van het HLA-B*5701-allel. Dit ook doen vóór een hernieuwde behandeling met abacavir bij patiënten die abacavir eerder hebben verdragen, maar van wie de HLA-B*5701-status onbekend is. Echter ook bij patiënten die géén drager van het HLA-B*5701-allel zijn kan een overgevoeligheidsreactie optreden (0–4%). Laat de patiënt bij het optreden van een mogelijke overgevoeligheidsreactie (ongeacht HLA-B*5701-status) dit direct melden en staak de behandeling met abacavir permanent wanneer een overgevoeligheidsreactie niet uit te sluiten is. Na het staken nooit meer opnieuw behandelen met abacavir. In dat geval zullen de symptomen namelijk binnen enkele uren en gewoonlijk ernstiger (levensbedreigende hypotensie, overlijden) terugkeren. Controleer iedere 2 weken nauwkeurig op overgevoeligheidsverschijnselen, vooral gedurende de eerste 2 maanden van de behandeling.

Voor een beeld van de gevoeligheid bij specifieke aminozuursubstituties in het virus zie het kopje resistentie in rubriek 5.1 van de officiële productinformatie CBG/EMA via 'Zie ook'.

Verminderde lever- en/of nierfunctie: Bij een verminderde nierfunctie neemt de spiegel van lamivudine toe. In de oorspronkelijke registratie-onderzoeken naar lamivudine (in combinatie met zidovudine) ging een hogere blootstelling aan lamivudine gepaard met een toename van hematologische toxiciteit (anemie, neutropenie), hoewel van het staken van de therapie vanwege zowel neutropenie als anemie sprake was bij < 1% van de proefpersonen. Ook andere bijwerkingen in verband met lamivudine kunnen optreden (maag-darmstelsel- en leveraandoeningen). Bij een milde leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 5–6) nauwkeurig controleren, inclusief de abacavir-plasmaconcentratie, waar mogelijk. Dit combinatiepreparaat wordt niet aanbevolen bij een matige of ernstige leverfunctiestoornis wegens gebrek aan klinische gegevens over de toepassing daarbij, tenzij het gebruik noodzakelijk wordt geacht. Aanbevolen wordt om bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) of matig of ernstig verminderde leverfunctie de dosering aan te passen door over te stappen op een losse combinatie van beide middelen, zie rubriek Dosering.

Leverziekten: Wees voorzichtig met het voorschrijven bij elke patiënt (in het bijzonder bij obese vrouwen) met hepatomegalie, hepatitis of andere bekende risicofactoren voor leverziekte en hepatische steatose (incl. het gebruik van bepaalde geneesmiddelen en alcohol). Wees ook voorzichtig bij een co-infectie met hepatitis C, behandeld met ribavirine en interferon α. De behandeling met nucleoside-analoga onderbreken bij progressieve hepatomegalie, snel toenemende aminotransferasespiegels en bij symptomatische hyperlactatemie en/of metabole-/lactaatacidose van onbekende oorsprong. In het algemeen is er bij een reeds bestaande leverziekte, incl. chronische actieve hepatitis, een hogere frequentie van afwijkingen van de leverfunctie gedurende antiretrovirale combinatietherapie (cART); controleer zorgvuldig (waar mogelijk ook de plasmaconcentratie van abacavir) en overweeg tijdelijk of definitief staken van de behandeling bij een duidelijke verergering. Bij patiënten met een chronische hepatitis B of C is er sprake van meer kans op ernstige en mogelijk fatale leverbijwerkingen als gevolg van cART. Bij sommige patiënten met een chronische hepatitis B-virusziekte, kan zich na staken van lamivudine klinisch een terugkerende hepatitis openbaren. Dit kan ernstige gevolgen hebben voor patiënten met een gedecompenseerde leverfunctie. Als de behandeling met lamivudine wordt gestaakt bij patiënten met chronische hepatitis B zowel de leverfunctietesten als markers van HBV-replicatie volgen gedurende ten minste 4 maanden.

Bij verdenking op pancreatitis (aan de hand van symptomen of laboratoriumwaarden) de behandeling onmiddellijk staken.

Immuun reconstitutie inflammatoir syndroom (IRIS) is gemeld, doorgaans in de eerste 2–4 weken tot 6 maanden na de start van cART (antiretrovirale combinatietherapie). Vooral bij ernstige immuundeficiëntie (CD4-getal < 100 cellen/mm³) bij aanvang van de behandeling is er meer kans op ontstekingsreacties op latent aanwezige opportunistische infecties, met ernstige klinische ziektebeelden tot gevolg, zoals CMV-retinitis, focale en/of gegeneraliseerde mycobacteriële infecties of een Pneumocystis jiroveci-pneumonie. Ook gemeld zijn auto-immuunziekten, zoals de ziekte van Graves, auto-immuunhepatitis, polymyositis en het Guillain-Barré-syndroom. De tijd tot optreden van deze ziekten is variabel, echter vaak pas vele maanden na aanvang van de behandeling.

Verschillende studies met abacavir wijzen op een verhoogd cardiovasculair risico, in het bijzonder op een myocardinfarct, hoewel klinische en observationele onderzoeken inconsistente resultaten lieten zien. Onderneem actie om risicofactoren voor een myocardinfarct te minimaliseren (bv. roken, hypertensie, hyperlipidemie). Overweeg bij patiënten met een hoog cardiovasculair risico ook andere behandelingen dan die met abacavir.

Onvoldoende onderzocht: De veiligheid en werkzaamheid zijn niet vastgesteld bij:

  • een significante onderliggende leveraandoening;
  • matig of ernstig gestoorde leverfunctie (Child-Pughscore ≥ 7);
  • ouderen > 65 jaar.

Overdosering

Symptomen

Er zijn geen specifieke symptomen anders dan de bijwerkingen gevonden bij acute overdosering.

Therapie

Lamivudine is dialyseerbaar; continue hemodialyse zou gebruikt kunnen worden. Het is niet bekend of abacavir verwijderd kan worden door hemo- of peritoneale dialyse.

Neem voor meer informatie over de symptomen en behandeling van een vergiftiging met abacavir/lamivudine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Eigenschappen

Abacavir en lamivudine zijn nucleoside-analoga (NRTI’s) en krachtige selectieve remmers van HIV-1 en HIV-2. Zowel abacavir als lamivudine worden sequentieel gemetaboliseerd door intracellulaire kinasen naar het respectievelijke 5’-trifosfaat, de actieve stoffen.

Meer informatie, o.a. werkingsmechanisme en farmacokinetiek:

Kinetische gegevens

Eliminatie Abacavir voor 83% met de urine, ca. 2% als onveranderde stof, de rest met de feces. Lamivudine vnl. onveranderd met de urine via glomerulaire filtratie en actieve secretie (door het organisch kationtransportsysteem). Lamivudine kan geëlimineerd worden door (continue) hemodialyse. Het is onbekend of abacavir verwijderd kan worden door (hemo- of peritoneale) dialyse.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd