Samenstelling
Aktiprol Prolepha Research bv
- Toedieningsvorm
- tablet
- Sterkte
- 50 mg, 100 mg, 200 mg, 400 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Imap Eumedica nv
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie
- Sterkte
- 2 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 0,75 ml, 6 ml
Bevat tevens: benzylalcohol 12 mg/ml.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Fluanxol (als dihydrochloride) Lundbeck bv
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 0,5 mg, 1 mg, 5 mg
Fluanxol (decanoaat) Lundbeck bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof 'Depot'
- Sterkte
- 20 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 1 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof 'Depot'
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 1 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Geef bij een psychose zonder agitatie een antipsychoticum op basis van oorzaak van de psychose, effectiviteit, bijwerkingen en toedieningsvorm (voorkeur olanzapine bij schizofreniespectrum).
Geef een benzodiazepine als agitatie de overhand heeft. Indien dit niet mogelijk is, geef (als noodmedicatie) de combinatie haloperidol en promethazine.
Therapieresistente psychose kan, na gebruik van achtereenvolgens twee verschillende antipsychotica, met clozapine worden behandeld. Hierbij zijn intensieve controles geïndiceerd, zoals leukocytencontrole vanwege de kans op agranulocytose. Zie voor meer informatie het NHG-Standpunt Herhalen gespecialiseerde ggz-medicatie en de bijlage Voorzorgen bij patiënten die clozapine gebruiken.
Zie voor de toepassing van amisulpride bij schizofrenie de Multidisciplinaire richtlijn Schizofrenie (2012).
Advies
Geef bij een psychose zonder agitatie een antipsychoticum op basis van oorzaak van de psychose, effectiviteit, bijwerkingen en toedieningsvorm (voorkeur olanzapine bij schizofreniespectrum).
Geef een benzodiazepine als agitatie de overhand heeft. Indien dit niet mogelijk is, geef (als noodmedicatie) de combinatie haloperidol en promethazine.
Therapieresistente psychose kan, na gebruik van achtereenvolgens twee verschillende antipsychotica, met clozapine worden behandeld. Hierbij zijn intensieve controles geïndiceerd, zoals leukocytencontrole vanwege de kans op agranulocytose. Zie voor meer informatie het NHG-Standpunt Herhalen gespecialiseerde ggz-medicatie en de bijlage Voorzorgen bij patiënten die clozapine gebruiken.
Antipsychotica worden niet aanbevolen voor de behandeling van angststoornissen, vanwege de kans op ernstige bijwerkingen als extrapiramidale stoornissen en metabool syndroom. Voor de keuze van de juiste standaardbehandeling zie Angststoornissen.
Advies
Geef bij een psychose zonder agitatie een antipsychoticum op basis van oorzaak van de psychose, effectiviteit, bijwerkingen en toedieningsvorm (voorkeur olanzapine bij schizofreniespectrum).
Geef een benzodiazepine als agitatie de overhand heeft. Indien dit niet mogelijk is, geef (als noodmedicatie) de combinatie haloperidol en promethazine.
Therapieresistente psychose kan, na gebruik van achtereenvolgens twee verschillende antipsychotica, met clozapine worden behandeld. Hierbij zijn intensieve controles geïndiceerd, zoals leukocytencontrole vanwege de kans op agranulocytose. Zie voor meer informatie het NHG-Standpunt Herhalen gespecialiseerde ggz-medicatie en de bijlage Voorzorgen bij patiënten die clozapine gebruiken.
Een bipolaire stoornis wordt behandeld door of in overleg met een specialistisch team. Bij een ernstige manische episode zijn haloperidol, olanzapine, quetiapine of risperidon de middelen van eerste keus. Bij een ernstige depressieve episode zijn quetiapine óf de combinatie van olanzapine met fluoxetine (SSRI) de middelen van eerste keus. Overweeg lithium of valproïnezuur als monotherapie bij beide soorten episoden.
Als onderhoudsbehandeling van een bipolaire stoornis is lithium het middel van eerste keus, omdat lithium naast het verminderen van de recidieven van manie en depressie ook de kans op suïcide vermindert. Overweeg valproïnezuur, quetiapine of olanzapine als tweede keus voor de onderhoudsbehandeling, bij gebleken effectiviteit tijdens de acute behandelfase, of bij onvoldoende effect en/of onverdraaglijke bijwerkingen van lithium.
Voor de behandeling van angststoornissen worden antipsychotica niet aanbevolen, vanwege de kans op ernstige bijwerkingen als extrapiramidale stoornissen en metabool syndroom. Voor de keuze van de juiste standaardbehandeling zie Angststoornissen.
Indicaties
- Acute en chronische schizofrene stoornissen met positieve en/of negatieve symptomen.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Onderhoudsbehandeling van chronische of recidiverende psychosen.
Gerelateerde informatie
Indicaties
Tablet:
- psychosen;
- manie.
Injectievloeistof:
- onderhoudsbehandeling van chronische of recidiverende psychosen.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Acute en chronische schizofrene stoornissen
Volwassenen
Bij acute psychotische episoden: 400–800 mg/dag verdeeld in twee giften. Pas de dosis aan afhankelijk van de individuele respons. In individuele gevallen kan de dagdosis worden verhoogd tot max. 1200 mg/dag. Bij gemengde positieve en negatieve symptomen de doses aanpassen om een optimale controle te krijgen over de positieve symptomen.
Bij voornamelijk negatieve symptomen: 50–300 mg/dag in één gift. Pas de dosis aan afhankelijk van de individuele respons.
De onderhoudsbehandeling vaststellen op de minimale effectieve dosis. Een dagdosis tot 400 mg in één gift innemen; hogere dagdoses verdelen over twee innamen.
Bij nierfunctiestoornis moet de dosis worden verlaagd. Bij een creatinineklaring 30–60 ml/min: geef de helft van de normale dosis; bij een creatinineklaring 10–30 ml/min: geef één derde van de normale dosis. Er is geen ervaring bij een creatinineklaring < 10 ml/min.
Bij leverfunctiestoornis is geen dosisaanpassing nodig.
Doseringen
Psychosen
1–12 mg i.m. eenmaal per week, gebruikelijk 2–4 mg/week voor ambulante en 4–8 mg/week voor gehospitaliseerde patiënten.
Toediening: De injectie schudden voor gebruik. De injectie afwisselend in de rechter- en linkerbilspier geven.
Doseringen
Psychose en manie:
Volwassenen:
Oraal: Individueel instellen, starten met lage dosering en verhogen tot onderhoudsdosering van 5–20 mg/dag in 3 giften, indien nodig verhogen tot 40 mg/dag. In acute situaties: 16–32 mg 1–4×/dag; vervolgens na stabilisering verlagen tot onderhoudsdosering.
Depotinjectie: onderhoudsdosering: i.m. 20–40 mg/2–4 weken is meestal voldoende; zo nodig dosering verhogen of interval verkorten. Injectievolumes > 2 ml verdelen over 2 injecties.
Ouderen:
De startdosering halveren en langzaam ophogen.
Bij een verminderde leverfunctie: Voorzichtig doseren en indien mogelijk de serumspiegel bepalen.
Bij verminderde nierunctie: Er is geen dosisaanpassing noodzakelijk.
Overschakelen: Bij overgang van oraal naar depot geldt de volgende dosering: 4× het aantal mg flupentixol oraal/dag = aantal mg depot per 2 weken; 8× het aantal mg oraal/dag = aantal mg depot per 4 weken. De orale vorm in de eerste week na de injectie afbouwen.
Toedieningsinformatie: De tabletten innemen met water. I.m.-injecties in het bovenste en buitenste kwadrant van de bilspier.
Bijwerkingen
Zeer vaak (≥ 10%): extrapiramidale symptomen zoals: tremor, stijfheid, hypokinesie, hypersalivatie, acathisie, dyskinesie.
Vaak (1-10%): angst, agitatie, orgasmedisfunctie, slapeloosheid, slaperigheid. Acute dystonie zoals: torticollis spasmodica, oculogyre crisis, trismus. Wazig zicht. Hypotensie. Obstipatie, misselijkheid, braken, droge mond. Gewichtstoename. Hyperprolactinemie, galactorroe, amenorroe, gynaecomastie, mastodynie en/of erectiestoornis.
Soms (0,1-1%): leukopenie, neutropenie. Allergische reacties. Hyperglykemie, hypertriglyceridemie, hypercholesterolemie. Verwardheid. Late dyskinesie gekenmerkt door ritmische, onwillekeurige bewegingen, hoofdzakelijk van de tong en/of het gezicht, gewoonlijk na langdurige toediening. Convulsies. Bradycardie. Hypertensie. Neuscongestie, aspiratiepneumonie (vooral geassocieerd in combinatie met andere centraaldempende middelen). Osteopenie, osteoporose. Urineretentie. Hepatocellulaire schade. Stijging van leverenzymspiegels, voornamelijk transaminasen.
Zelden (0,01-0,1%): Agranulocytose. Benigne hypofysetumor zoals een prolactinoom. Hyponatriëmie, syndroom van inadequate secretie van antidiuretisch hormoon (SIADH ). Neuroleptisch maligne syndroom (mogelijk fataal). QT-verlenging, ventrikelaritmie, zoals 'torsade de pointes' en ventrikeltachycardie, die kunnen leiden tot ventrikelfibrillatie of hartstilstand, plotse dood. Veneuze trombo-embolie, waaronder longembolie, soms fataal, en gevallen van diep-veneuze trombose. Angio-oedeem, urticaria.
Verder zijn gemeld: Neonataal abstinentiesyndroom. Rustelozebenen-syndroom. Fotosensitiviteit.
Bijwerkingen
Inherent aan de werking: initiatiefverlies en emotionele afvlakking. Extrapiramidale verschijnselen zoals parkinsonisme, acute dystonie en acathisie.
Vaak (1-10%): vermoeidheid. Lokale irritatie (reversibele s.c. knobbels) op de injectieplaats. Misselijkheid. (Verergering van) depressie, slaapstoornis.
Soms (0,1-1%): gewichtstoename, hypotensie, hypersalivatie en transpiratie, seksuele disfunctie, obstipatie, hoofdpijn, vertigo, huiduitslag, rusteloosheid. Tardieve dyskinesie kan zowel tijdens als na staken van de behandeling ontstaan.
Zelden (0,01-0,1%): dysartrie, rollende ogen, droge mond.
Verder zijn gemeld: neuroleptisch maligne syndroom, zichtstoornis, angio-oedeem, erytheem, urticaria, allergische dermatitis, overgevoeligheid, veneuze trombo-embolie, waaronder longembolie en diepveneuze trombose. Veroorzaakt hyperprolactinemie, hetgeen kan leiden tot galactorroe en amenorroe bij vrouwen. Gynaecomastie kan optreden, in het bijzonder bij langdurig gebruik.
Gemeld bij antipsychotica: angst, EEG veranderingen, convulsie, QT–verlenging, ventriculaire aritmieën, plotselinge onverklaarbare dood, hartstilstand, 'torsade de pointes', erectie- en ejaculatiestoornissen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): slaperigheid, acathisie, hyperkinesie, hypokinesie, droge mond.
Vaak (1–10%): gewichtstoename, slapeloosheid, depressie, dysforie, nervositeit, agitatie, verminderd libido, tremor, dystonie, duizeligheid, hoofdpijn, accommodatiestoornis, afgenomen gezichtsvermogen, tachycardie, palpitaties, dyspneu, speekselvloed, obstipatie, braken, dyspepsie, diarree, dysfagie, hyperhidrose, jeuk, spierpijn, mictiestoornis, urineretentie, asthenie, vermoeidheid.
Soms (0,1–1%): afname eetlust, verwardheid, agressie, oculogyrische crisis, (orthostatische) hypotensie, opvliegers, buikpijn, misselijkheid, flatulentie, abnormale leverfunctietest, huiduitslag, fotosensibilisatie, spierstijfheid, artralgie, erectiestoornis, lokale irritatie op de injectieplaats. Tardieve dyskinesie (zowel tijdens, als na staken van de behandeling), dyskinesie, parkinsonisme, spraakstoornis, convulsie, aandachtstoornis, amnesie.
Zelden (0,01-0,1%): trombocytopenie, neutropenie, leukopenie, agranulocytose, hypersensitiviteit, anafylactische reactie, hyperprolactinemie (wat kan leiden tot galactorroe en amenorroe bij vrouwen en tot erectiestoornis bij mannen en bij langdurig gebruik gynaecomastie), hyperglykemie, abnormale glucosetolerantie, verlengd QT-interval.
Zeer zelden (< 0,01%): neuroleptisch maligne syndroom (gekenmerkt door hyperthermie, extreme spierrigiditeit en autonome instabiliteit), geelzucht.
Verder zijn gemeld: delirium, oculaire hypertensie, pigmentatie, menstruatiestoornis, priapisme, retrograde ejaculatie, veneuze trombo-embolie (waaronder longembolie en diepveneuze trombose). Alleen voor het depotpreparaat: soms reactie op de plaats van toediening.
Interacties
Gecontra-indiceerd: Gelijktijdig gebruik met levodopa en dopamine-agonisten (zoals ropinirol en bromocriptine) is gecontra-indiceerd, omdat deze middelen elkaars werking tegen kunnen gaan. Gelijktijdig gebruik met klasse IA-anti-aritmica (zoals kinidine, disopyramide) en klasse III-anti-aritmica (zoals amiodaron, sotalol) en methadon, erytromycine (i.v.) en pentamidine zijn gecontra-indiceerd.
Niet aanbevolen: Gelijktijdig gebruik met alcohol. Gelijktijdig gebruik met andere geneesmiddelen die het QT-interval verlengen of risico op 'torsade de pointes' de pointes verhogen, zoals geneesmiddelen die bradycardie kunnen veroorzaken (zoals β-blokkers, diltiazem, verapamil, clonidine, guanfacine, digoxine), geneesmiddelen die hypokaliëmie kunnen geven (zoals diuretica, contactlaxantia, amfotericine B (i.v.), glucocorticoïden, tetracosactide), antipsychotica, zoals pimozide, haloperidol, imipramine en lithium. Hypokaliëmie dient gecorrigeerd te worden.
Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik met centraal onderdrukkende middelen zoals narcotica, anesthetica, analgetica, sedatieve H1-antihistaminica, barbituraten, benzodiazepinen en andere anxiolytische geneesmiddelen, clonidine en derivaten. Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik met hypotensieve geneesmiddelen. Gelijktijdige toediening van clozapine kan de plasmaspiegel van amisulpride verhogen.
Interacties
Gelijktijdig gebruik met middelen die het QT-interval verlengen zoals klasse IA en III anti-aritmica, fenothiazine-antipsychotica, pimozide, antidepressiva, macroliden, fluorchinolonen, imidazool- en triazoolantimycotica, niet-sederende antihistaminica, methadon en disopyramide vermijden.
Wees voorzichtig bij geneesmiddelen met een effect op de elektrolytenbalans. Fluspirileen versterkt de sederende werking van alcohol, sedativa en slaapmiddelen.
Gelijktijdig gebruik van lithium, antiparkinsonmiddelen, parasympathicolytica, antidepressiva en andere antipsychotica vermeerdert de kans op het ontstaan van tardieve dyskinesie.
Interacties
Gelijktijdig gebruik met middelen die het QT-interval verlengen zoals NYHA-klasse Ia- en III-anti-aritmica, arseentrioxide, chloroquine, chloorpromazine, claritromycine, domperidon, droperidol, erytromycine, haloperidol, methadon, moxifloxacine, pentamidine, pimozide en sotalol vermijden.
Wees voorzichtig met middelen die de elektrolytenbalans kunnen verstoren (diuretica).
Wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik van andere middelen met een mogelijke myelosuppresieve werking.
Gelijktijdig gebruik van antihistaminica, antidepressiva, anxiolytica, barbituraten, slaapmiddelen, analgetica, opiaten of alcohol versterkt de sederende en/of anticholinerge werking.
De werking van bromocriptine en levodopa kan worden verminderd.
Gelijktijdig gebruik van lithium, antiparkinsonmiddelen, parasympathicolytica, antidepressiva en andere antipsychotica vergroot het risico van ontstaan van tardieve dyskinesie.
Zwangerschap
Amisulpride passeert de placenta.
Teratogenese: Bij dierenreproductietoxiciteit. Bij de mens, onvoldoende gegevens.
Farmacologisch effect: Antipsychotica kunnen bij toepassing in het 3e trimester extrapiramidale stoornissen en bij langdurig gebruik tot aan de partus onthoudingsverschijnselen bij de neonaat veroorzaken.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken. Bij gebruik in het 3e trimester de pasgeborene controleren op extrapiramidale symptomen en/of ontwenningsverschijnselen.
Overig: Het niet adequaat behandelen van een zwangere vrouw met een psychose of manie kan ernstige gevolgen hebben voor zowel moeder als kind. Plotseling staken of switchen van een antipsychoticum tijdens de zwangerschap vermeerdert de kans op een recidiefpsychose. Switch daarom indien mogelijk vóór de conceptie van antipsychoticum.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Antipsychotica kunnen bij toepassing in het 3e trimester extrapiramidale stoornissen en bij langdurig gebruik tot aan de partus onthoudingsverschijnselen bij de neonaat veroorzaken.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken. Bij gebruik in het 3e trimester de pasgeborene controleren op extrapiramidale symptomen en/of ontwenningsverschijnselen.
Overig: Het niet adequaat behandelen van een zwangere vrouw met een psychose of manie kan ernstige gevolgen hebben voor zowel moeder als kind. Plotseling staken of switchen van een antipsychoticum tijdens de zwangerschap vergroot de kans op een recidiefpsychose. Switch daarom indien mogelijk vóór de conceptie van antipsychoticum.
Zwangerschap
Flupentixol passeert de placenta in geringe mate.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect:Antipsychotica kunnen bij toepassing in het 3e trimester extrapiramidale stoornissen, en bij langdurig gebruik tot aan de partus onthoudingsverschijnselen bij de neonaat veroorzaken.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken. Bij gebruik in het 3e trimester de pasgeborene controleren op extrapiramidale symptomen en/of ontwenningsverschijnselen.
Overig: Het niet adequaat behandelen van een zwangere vrouw met een psychose of manie kan ernstige gevolgen hebben voor zowel moeder als kind. Plotseling staken of switchen van een antipsychoticum tijdens de zwangerschap vergroot de kans op een recidiefpsychose. Switch daarom indien mogelijk vóór de conceptie van antipsychoticum.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: mogelijk in relatief grote hoeveelheden.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Overig: Streef bij gebruik naar monotherapie in een zo laag mogelijke dosering. Controleer de zuigeling op sufheid of irritatie, apneu, droge mond, niet wakker worden voor de voeding, slecht drinken, gewichtstoename of extrapiramidale symptomen.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in kleine hoeveelheden. De relatieve kinddosis bedraagt ca. 0,5%. Effecten op de zuigeling zijn niet uit te sluiten.
Advies: Weeg het risico van het gebruik van dit geneesmiddel in combinatie met het geven van borstvoeding af. Streef naar monotherapie in een zo laag mogelijke dosering. Controleer de zuigeling op sufheid of irritatie, apneu, droge mond, niet wakker worden voor de voeding, slecht drinken, gewichtstoename of extrapiramidale symptomen.
Contra-indicaties
- feochromocytoom;
- prolactine-afhankelijke tumoren zoals hypofyseprolactinomen en borstkanker;
- lang QT-intervalsyndroom.
Zie voor meer contra-indicaties de rubrieken Lactatie, Interacties en Waarschuwingen en voorzorgen.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor difenylbutylpiperidine-derivaten;
- depressie van het centrale zenuwstelsel;
- coma;
- klinisch significante cardiovasculaire aandoeningen:
- recent myocardinfarct;
- niet–gecompenseerd hartfalen;
- met type 1A of III anti-aritmica behandelde aritmie.
- QTc-verlenging;
- geschiedenis van ventriculaire aritmieën of 'torsade de pointes';
- niet-gecorrigeerde hypokaliëmie.
Contra-indicaties
- circulatoire collaps;
- verlaagd bewustzijnsniveau;
- coma.
Waarschuwingen en voorzorgen
Prolactinespiegel en benigne hypofysetumor: Amisulpride veroorzaakt een stijging van de prolactinespiegel; wees daarom voorzichtig bij patiënten met een voorgeschiedenis of een familiaire geschiedenis van borstkanker en monitor deze patiënten nauwlettend tijdens de behandeling. Bij zeer hoge prolactinespiegels of klinische tekenen van een hypofysetumor (zoals een afwijking van het gezichtsveld en hoofdpijn), dient er beeldvormend onderzoek van de hypofyse plaats te vinden. Staak de behandeling als de diagnose van een hypofysetumor bevestigd wordt.
Neuroleptisch maligne syndroom: Net als met andere antipsychotica kan het neuroleptisch maligne syndroom (NMS) optreden; een mogelijk fatale complicatie, gekenmerkt door hyperthermie, toegenomen spierstijfheid, autonome instabiliteit, veranderd bewustzijn en stijging in creatinekinase. Bij vermoeden van NMS (vooral bij hyperthermie en hoge dagelijkse doses) de behandeling staken.
Bewegingsstoornissen en Parkinson: Extrapiramidale symptomen zijn in het algemeen gering bij een optimale dosering en gedeeltelijk omkeerbaar met toediening van antiparkinsonmedicatie, zonder dat de behandeling met amisulpride gestaakt hoeft te worden. Acute dystonie is omkeerbaar met toediening van antiparkinsonmedicatie, zonder dat de behandeling met amisulpride hoeft te worden gestaakt. Bij tardieve dyskinesie is antiparkinsonmedicatie ondoeltreffend of kan het de symptomen verergeren. Wees voorzichtig met gebruik van antipsychotica bij de ziekte van Parkinson, omdat deze de aandoening kunnen verergeren.
Ouderen: Wees voorzichtig bij ouderen, vanwege kans op hypotensie of sedatie. Antipsychotica vermeerderen bij dementie enigszins de kans op overlijden. Wees voorzichtig bij risicofactoren voor beroerte.
Hyperglykemie: Controleer bij (risicofactoren voor) diabetes mellitus bij de start van de behandeling de bloedsuikerspiegel nauwgezet.
Convulsies: Amisulpride kan de drempelwaarde voor convulsies verlagen; controleer patiënten met een voorgeschiedenis van convulsies nauwlettend tijdens de behandeling.
Hepatotoxiciteit is gemeld. Symptomen zoals asthenie, anorexie, misselijkheid, braken, buikpijn en icterus moeten direct gemeld worden. Voer direct klinisch onderzoek uit en beoordeel de leverfunctie.
QT-verlenging: Amisulpride veroorzaakt een verlenging van het QT-interval. Wees voorzichtig bij een familiaire voorgeschiedenis van verlenging van het QT-interval, significante bradycardie (< 55 slagen/min), elektrolytenstoornissen en in het bijzonder hypokaliëmie en gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die het QT-interval verlengen, hypokaliëmie, bradycardie of minder intra-cardiale geleiding geven (zie ook rubriek Interacties).
Veneuze trombo-embolie (VTE): Aangezien met antipsychotica behandelde patiënten vaak verworven risicofactoren vertonen voor VTE, moeten alle mogelijke risicofactoren hiervoor opgespoord worden vóór en tijdens de behandeling met amisulpride en er moeten preventieve maatregelen getroffen worden.
Bloeddyscrasie: Bij onverklaarde infecties of koorts is hematologisch onderzoek aangewezen, vanwege de kans op leukopenie, neutropenie en agranulocytose.
Dosis geleidelijk afbouwen om onthoudingssymptomen, recidief van psychotische symptomen en het ontstaan van onwillekeurige bewegingsstoornissen (zoals acathisie, dystonie en dyskinesie) te voorkomen.
Onderzoeksgegevens: De werkzaamheid en veiligheid bij kinderen vanaf de puberteit zijn niet vastgesteld. Bij kinderen die de puberteit nog niet hebben bereikt, is gebruik gecontra-indiceerd, omdat de veiligheid hiervan nog niet is vastgesteld.
Rijvaardigheid: Het gebruik kan leiden tot verminderd reactie- en concentratievermogen; vele dagelijkse bezigheden (bv. autorijden) kunnen daarvan hinder ondervinden.
Waarschuwingen en voorzorgen
Cardiovasculaire effecten: Vóór de start van de behandeling een ECG maken en daarna op individuele basis. Periodiek de elektrolyten controleren. Verlaag de dosering bij een verlengd QT; staak de behandeling bij QTc > 500 ms.
Neuroleptisch maligne syndroom (NMS): Staak direct de behandeling bij optreden van het NMS en hyperthermie die niet samenhangt met een infectie. Start een adequate behandeling.
Extrapiramidale symptomen: Bij langdurig gebruik kan tardieve dyskinesie ontstaan; de symptomen kunnen tijdelijk verergeren of zelfs nog ontstaan na staken van het gebruik. Controleer periodiek op het ontstaan van tardieve dyskinesie. Ouderen zijn gevoeliger voor extrapiramidale bijwerkingen. Het risico van irreversibiliteit neemt toe bij ouderen en bij organische hersenbeschadiging. Staak de behandeling bij de eerste symptomen van tardieve dyskinesie.
Dementie: Antipsychotica vergroten bij ouderen met dementie licht het risico op overlijden. Fluspirileen is niet goedgekeurd voor gedragsstoornissen bij dementie.
Comorbiditeit: Wees voorzichtig bij risicofactoren voor een CVA, veneuze trombo-embolie , gestoorde leverfunctie of een familiaire voorgeschiedenis van QT-verlenging. Wees terughoudend bij ziekte van Parkinson, spastische verlammingen, ernstige organisch cerebrale stoornissen en bij epilepsie.
Cumulatie: De lange werkingsduur kan leiden tot cumulatie; instellen van een rustpauze of verlagen van de dosering is dan noodzakelijk.
Hulpstoffen: Benzylalcohol kan allergische reacties veroorzaken. Grote hoeveelheden moeten voorzichtig en alleen indien nodig worden gebruikt, vooral bij personen met een verminderde lever- of nierfunctie, vanwege het risico op accumulatie en toxiciteit (metabole acidose).
Onderzoeksgegevens: Niet gebruiken bij kinderen < 12 jaar omdat de veiligheid niet is aangetoond.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Waarschuwingen en voorzorgen
Veneuze trombo-embolie (VTE): Bij risicofactoren voor VTE preventieve maatregelen treffen.
Glaucoom: Periodiek oogheelkundig onderzoek verdient aanbeveling. Dit middel kan via pupilverwijding de oogdruk verhogen en een aanval van acuut glaucoom veroorzaken.
Comorbiditeit:Wees voorzichtig bij risicofactoren voor beroerte, risicofactoren voor of voorgeschiedenis van cardiovasculaire aandoeningen. Wees terughoudend bij een beenmergdepressie, cardiovasculaire aandoening, ernstige organisch cerebrale stoornis, epilepsie, ziekte van Parkinson, spastische verlamming, mictiestoornis en bij prostaathyperplasie.
Extrapiramidale symptomen: Bij langdurig gebruik kan tardieve dyskinesie ontstaan; de symptomen kunnen tijdelijk verergeren of zelfs nog ontstaan na staken van het gebruik; vanaf een gebruiksduur van 3–6 maanden hierop controleren. De kans op irreversibiliteit neemt toe bij ouderen en bij organische hersenbeschadiging.
Dementie: Antipsychotica geven bij ouderen met dementie een licht vergrote kans op overlijden.
Neuroleptisch maligne syndroom (NMS): De kans op fatale gevallen bij NMS is toegenomen bij organische hersenbeschadiging, mentale retardatie, opiaat- of alcoholverslaving.
Onderzoeksgegevens: Niet gebruiken bij kinderen vanwege het ontbreken van klinische ervaring.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Overdosering
Symptomen
sufheid en sedatie, coma, hypotensie en extrapiramidale symptomen.
Therapie
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met amisulpride contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Zie voor symptomen en behandeling vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Benzamidederivaat, dat wordt gerekend tot de groep atypische antipsychotica. Bindt met een hoge affiniteit aan dopamine-D2 en D3-receptoren, en heeft geen affiniteit voor D1-, D4- en D5-receptorsubtypen. Heeft geen affiniteit voor serotonine-, α-adrenerge, H1-histamine en cholinerge receptoren.
Kinetische gegevens
Resorptie | snel. |
F | 48% |
V d | 5,8 l/kg. |
Metabolisering | wordt in geringe mate gemetaboliseerd. |
Eliminatie | met de urine, vnl. onveranderd. |
T 1/2el | ca. 12 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Difenylbutylpiperidinederivaat met een sterk antipsychotische, een relatief zwakke antiserotonerge en een te verwaarlozen alfa1-blokkerende, antihistaminerge en anticholinerge werking. Werkingsduur: 5–15 dagen.
Kinetische gegevens
Resorptie | i.m. traag. |
T max | 24 uur. |
Eiwitbinding | 97%. |
Metabolisering | door conjugatie en N-dealkylering. |
Eliminatie | ca. 70% in 27 dagen; < 3% onveranderd met de urine. |
T 1/2el | enkele weken. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Thioxantheenderivaat met antipsychotische en gering sederende werking. Werking: na 2–3 weken (antipsychotisch effect).
Kinetische gegevens
F | oraal 40%. Voor onderhoudsbehandeling wordt een minimale serumconcentratie van 1–3 ng/ml (2–8 nmol/l) aanbevolen. |
T max | oraal 1–8 uur, i.m. 3–7 dagen. |
V d | ca. 14 l/kg. |
Eiwitbinding | 99%. |
Metabolisering | in de lever via 3 routes: sulfoxidatie, zijketen N-dealkylering en glucuronidezuurconjugatie tot inactieve metabolieten. |
Eliminatie | vnl. met de feces (> 60%). |
T 1/2el | oraal 35 uur, i.m. 3 weken. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
amisulpride hoort bij de groep antipsychotica, atypische.
- aripiprazol (N05AX12) Vergelijk
- brexpiprazol (N05AX16) Vergelijk
- cariprazine (N05AX15) Vergelijk
- clozapine (N05AH02) Vergelijk
- lurasidon (N05AE05) Vergelijk
- olanzapine (N05AH03) Vergelijk
- paliperidon (N05AX13) Vergelijk
- quetiapine (N05AH04) Vergelijk
- risperidon (N05AX08) Vergelijk
- sertindol (N05AE03) Vergelijk
- sulpiride (N05AL01) Vergelijk
Groepsinformatie
fluspirileen hoort bij de groep antipsychotica, klassieke.
Groepsinformatie
flupentixol hoort bij de groep antipsychotica, klassieke.