Farmacotherapeutisch Kompas

U bevindt zich hier:

Farmacotherapeutisch Kompas Geneesmiddelen
Wis invoer

Uitbreiden…

Open/sluiten

Welke geneesmiddelen wilt u aan de vergelijking toevoegen?

atezolizumab

monoklonale antilichamen bij maligniteiten L01FF05

Sluiten

serplulimab

monoklonale antilichamen bij maligniteiten L01FF12

Sluiten

Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Tecentriq Roche Nederland bv

Toedieningsvorm
Concentraat voor infusievloeistof
Sterkte
60 mg/ml
Verpakkingsvorm
flacon 20 ml (= 1200 mg)
Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
125 mg/ml
Verpakkingsvorm
flacon 15 ml (= 1875 mg)

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Samenstelling

Raadpleeg voor hulpstoffen een apotheker.

Hetronifly Aanvullende monitoring Accord Healthcare bv

Toedieningsvorm
Concentraat voor Infusievloeistof
Sterkte
10 mg/ml
Verpakkingsvorm
flacon 10 ml

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

Zie voor de adviezen van de commissie BOM nvmo.org (onder atezolizumab).

Zie voor de geldende behandelrichtlijnen per indicatie richtlijnendatabase.nl.

  • ZIN-rapport 2018 atezolizumab Tecentriq® gemetastaseerde niet-kleincellige longkanker na eerdere behandeling

Advies

Voor dit geneesmiddel is geen advies vastgesteld.

Indicaties

Lokaal gevorderd of gemetastaseerd urotheelcarcinoom (UC) als monotherapie bij volwassenen

  • na eerdere behandeling met platina-bevattende chemotherapie, of
  • voor wie cisplatine ongeschikt is én bij wie de tumoren een PD-L1-expressie hebben van ≥ 5%.

Niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) in een vroeg stadium bij volwassenen

  • als monotherapie voor de adjuvante behandeling van NSCLC na volledige resectie en platina-bevattende chemotherapie, bij wie de tumoren een PD-L1-expressie hebben op ≥ 50% van de tumorcellen zónder dat er sprake is van EGFR-mutatie of ALK-positieve NSCLC.

Gevorderd niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) bij volwassenen

  • in combinatie met bevacizumab, paclitaxel en carboplatine als eerstelijnsbehandeling van gemetastaseerd niet-plaveiselcel NSCLC. Bij EGFR-activerende mutaties of ALK-positieve mutaties deze combinatie alléén starten na falen van geschikte doelgerichte therapie.
  • in combinatie met NAB-paclitaxel (Abraxane) en carboplatine als eerstelijnsbehandeling van niet-plaveiselcel NSCLC, zónder dat sprake is van EGFR-activerende mutaties of ALK-positieve mutaties.
  • als monotherapie voor de eerstelijnsbehandeling van gemetastaseerd NSCLC, bij wie de tumoren een PD-L1-expressie hebben op ≥ 50% van de tumorcellen of ≥ 10% van de tumorinfiltrerende immuuncellen, zónder dat er sprake is van EGFR-activerende mutaties of ALK-positieve mutaties.
  • als monotherapie voor de eerstelijnsbehandeling van gevorderd NSCLC bij volwassenen die niet in aanmerking komen voor platina-bevattende chemotherapie.
  • als monotherapie bij lokaal gevorderd of gemetastaseerd NSCLC na eerdere behandeling met chemotherapie. Bij EGFR-activerende mutaties of ALK-positieve mutaties eerst doelgerichte therapieën geven vóórdat een behandeling met atezolizumab wordt gestart.

Extensive-stage kleincellig longcarcinoom (ES-SCLC) bij volwassenen

  • in combinatie met carboplatine en etoposide als eerstelijnsbehandeling.

Triple-negatieve borstkanker (TNBC) bij volwassenen

  • in combinatie met nab-paclitaxel (Abraxane) bij inoperabele, lokaal gevorderde of gemetastaseerde ziekte, bij wie de tumoren een PD-L1-expressie hebben van ≥ 1% en die niet eerder zijn behandeld met chemotherapie voor gemetastaseerde ziekte.

Hepatocellulair carcinoom (HCC) bij volwassenen

  • in combinatie met bevacizumab bij gevorderd of inoperabel hepatocellulair carcinoom (HCC) die niet eerder zijn behandeld met systemische therapie.

Indicaties

Uitgebreide ziekte van kleincellig longcarcinoom (ED-SCLC) bij volwassenen, als eerstelijnsbehandeling in combinatie met carboplatine en etoposide.

Doseringen

Dosisverlaging van atezolizumab wordt niet aanbevolen.

Overweeg premedicatie met antipyretica en antihistaminica tegen infusiegerelateerde bijwerkingen.

Indien voor de indicatie gespecificeerd, voorafgaand aan de behandeling testen op de aanwezigheid van PD-L1-tumorexpressie met een gevalideerde test.

Klap alles open Klap alles dicht

Eerstelijns urotheelcarcinoom, eerstelijns gemetastaseerd NSCLC, eerstelijns NSCLC die niet in aanmerking komt voor platinabevattende therapie

Volwassenen (incl. ouderen)

Monotherapie: i.v.-infusie: 840 mg elke 2 weken óf 1200 mg elke 3 weken óf 1680 mg elke 4 weken. Subcutaan: 1875 mg elke 3 weken. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.

NSCLC adjuvant in een vroeg stadium

Volwassenen (incl. ouderen)

Monotherapie: i.v.-infusie: 840 mg elke 2 weken óf 1200 mg elke 3 weken óf 1680 mg elke 4 weken. Subcutaan: 1875 mg elke 3 weken. De behandeling voortzetten gedurende 1 jaar, tenzij de ziekte terugkeert of onaanvaardbare toxiciteit optreedt.

Tweedelijns urotheelcarcinoom of NSCLC

Volwassenen (incl. ouderen)

Monotherapie: i.v.-infusie: 840 mg elke 2 weken óf 1200 mg elke 3 weken óf 1680 mg elke 4 weken. Subcutaan: 1875 mg elke 3 weken. De behandeling voortzetten tot verlies van klinisch voordeel of onaanvaardbare toxiciteit.

Eerstelijns niet-plaveiselcel NSCLC i.c.m. bevacizumab, carboplatine en paclitaxel (ABCP-kuur)

Volwassenen (incl. ouderen)

Inductiefase: i.v.-infusie: 840 mg elke 2 weken óf 1200 mg elke 3 weken óf 1680 mg elke 4 weken óf subcutaan: 1875 mg elke 3 weken. Gevolgd door bevacizumab, paclitaxel en daarna carboplatine elke 3 weken. Geef gedurende 4 of 6 cycli.

Onderhoudsfase: na de inductiefase volgt de onderhoudsfase zónder chemotherapie: i.v. infusie: 840 mg elke 2 weken óf 1200 mg elke 3 weken óf 1680 mg elke 4 weken óf subcutaan: 1875 mg elke 3 weken. Gevolgd door bevacizumab elke 3 weken. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit. Voortzetten van de behandeling ná ziekteprogressie kan worden overwogen; atypische responsen (d.w.z. initiële ziekteprogressie gevolgd door kleiner worden van de tumor) zijn waargenomen bij voortzetting van de behandeling na ziekteprogressie.

Zie voor overige doseringen bevacizumab, paclitaxel en carboplatine.

Eerstelijns niet-plaveiselcel NSCLC i.c.m. NAB-paclitaxel en carboplatine

Volwassenen (incl. ouderen)

Inductiefase: i.v.-infusie: 840 mg elke 2 weken óf 1200 mg elke 3 weken óf 1680 mg elke 4 weken óf subcutaan: 1875 mg elke 3 weken. Gevolgd door NAB-paclitaxel en carboplatine op dag 1 elke 3 weken en NAB-paclitaxel óók op dag 8 en 15 van elke cyclus. Geef gedurende 4 of 6 cycli.

Onderhoudsfase: na de inductiefase volgt de onderhoudsfase zónder chemotherapie: i.v.-infusie: 840 mg elke 2 weken óf 1200 mg elke 3 weken óf 1680 mg elke 4 weken óf subcutaan: 1875 mg elke 3 weken. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit. Voortzetten van de behandeling ná ziekteprogressie kan worden overwogen; atypische responsen (d.w.z. initiële ziekteprogressie gevolgd door kleiner worden van de tumor) zijn waargenomen bij voortzetting van de behandeling na ziekteprogressie.

'Extensive-stage' kleincellig longcarcinoom

Volwassenen (incl. ouderen)

Inductiefase: i.v.-infusie: 840 mg elke 2 weken óf 1200 mg elke 3 weken óf 1680 mg elke 4 weken óf subcutaan: 1875 mg elke 3 weken. Gevolgd door carboplatine en daarna etoposide op dag 1, en etoposide óók op dag 2 en 3 van elke cyclus, elke 3 weken. Geef gedurende 4 cycli.

Onderhoudsfase: na de inductiefase volgt de onderhoudsfase zónder chemotherapie: i.v.infusie: 840 mg elke 2 weken óf 1200 mg elke 3 weken óf 1680 mg elke 4 weken óf subcutaan: 1875 mg elke 3 weken. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit. Voortzetten van de behandeling ná ziekteprogressie kan worden overwogen; atypische responsen (d.w.z. initiële ziekteprogressie gevolgd door kleiner worden van de tumor) zijn waargenomen bij voortzetting van de behandeling na ziekteprogressie.

Triple-negatieve borstkanker

Volwassenen (incl. ouderen)

i.v.-infusie: 840 mg elke 2 weken óf 1200 mg elke 3 weken óf 1680 mg elke 4 weken óf subcutaan: 1875 mg elke 3 weken. Gevolgd door NAB-paclitaxel 100 mg/m² lichaamsoppervlakte op dag 1, 8 en 15 van elke 28-daagse cyclus toe. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.

Hepatocellulair carcinoom

Volwassenen (incl. ouderen)

i.v.-infusie: 840 mg elke 2 weken óf 1200 mg elke 3 weken óf 1680 mg elke 4 weken óf subcutaan: 1875 mg elke 3 weken Gevolgd door bevacizumab 15 mg/kg elke 3 weken. De behandeling voortzetten tot verlies van klinisch voordeel of onaanvaardbare toxiciteit.

Verminderde nierfunctie: bij licht tot matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 30 ml/min) is geen dosisaanpassing nodig. Er kan geen doseeradvies worden gegeven over het gebruik bij ernstig verminderde nierfunctie vanwege onvoldoende gegevens.

Verminderde leverfunctie: bij een licht (bilirubine ≤ ULN en ASAT > ULN óf bilirubine > 1,0–1,5 × ULN en elke ASAT) of matig (bilirubine > 1,5–3 × ULN en elke ASAT) verminderde leverfunctie is geen dosisaanpassing nodig. Er kan geen doseeradvies worden gegeven over het gebruik bij een ernstig verminderde leverfunctie (bilirubine > 3× ULN en elke ASAT) vanwege onvoldoende gegevens.

Ernstige bijwerkingen: zie voor de richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (o.a. pneumonitis, myocarditis, nefritis, hepatitis, colitis, pancreatitis, myositis, pericardaandoeningen, hemofagocytaire lymfohistiocystose, endocrinopathieën, infusiegerelateerde bijwerkingen, huiduitslag, neurologische bijwerkingen) en voor de behandeling van deze bijwerkingen de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, o.a. tabel 2, en rubriek 4.4). Dosisverlaging van atezolizumab wordt niet aanbevolen.

Gemiste dosis: een gemiste dosis zo snel mogelijk alsnog toedienen. Het toedieningsschema dan zó aanpassen dat de tijd tussen de doses juist blijft.

Toediening

  • Intraveneus: het concentraat toevoegen aan 250 ml 0,9% NaCl-oplossing; 1 ml bevat dan ca. 4,4 mg atezolizumab. De infusievloeistof na bereiding onmiddellijk i.v. toedienen over een periode van 60 min. Als de eerste infusie goed wordt verdragen, dan kunnen de daarop volgende infusies worden toegediend in 30 min. Niet toedienen als intraveneuze injectie of bolus. Wanneer bij combinatietherapie atezolizumab op dezelfde dag moet worden toegediend als een ander geneesmiddel, atezolizumab altijd eerst toedienen.
  • Subcutaan: 15 ml oplossing voor injectie toedienen in de linker- of rechter dij gedurende ca. 7 minuten. Toepassing van een subcutane infusieset (bv. vleugelnaald) is aanbevolen. Het overgebleven restvolume niet toedienen aan de patiënt. Nieuwe injecties steeds toedienen op minimaal 2,5 cm van de eerdere toedieningsplaats en nooit op plaatsen waar de huid rood, beurs, gevoelig of hard is. Overige subcutane geneesmiddelen bij gelijktijdig gebruik op andere plaatsen toedienen.
  • Patiënten mogen overstappen van een intraveneuze naar een subcutane toediening en vice versa.

Doseringen

Klap alles open Klap alles dicht

Kleincellig longcarcinoom

Volwassenen (incl. ouderen)

I.v. 4,5 mg/kg lichaamsgewicht elke 3 weken. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt.

Dosisverhoging- of verlaging van serplulimuab wordt ontraden. Op basis van de individuele verdraagbaarheid en veiligheid kan het nodig zijn de behandeling te onderbreken of staken. Het onderbreken van de behandeling gedurende maximaal 12 weken is acceptabel. Zie voor richtlijnen voor onderbreken of staken van de behandeling bij immuungemedieerde bijwerkingen de officiële productinformatie CBG/EMA rubriek 4.2 tabel 1.

Verminderde nierfunctie: bij een licht of matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring 30-89 ml/min) is geen dosisaanpassing nodig. Over gebruik bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring <30 ml/min) zijn onvoldoende gegevens beschikbaar voor een dosisaanbeveling.

Verminderde leverfunctie: bij een licht verminderde leverfunctie ((bilirubine ≤ ULN en ASAT > ULN of bilirubine > 1 tot 1,5 × ULN en elke ASAT) is geen dosisaanpassing nodig. Over gebruik bij een matig tot ernstige verminderde leverfunctie (bilirubine > 1,5 × ULN en elke ASAT) zijn onvoldoende gegevens beschikbaar voor een dosisaanbeveling.

Toediening

  • Voor i.v. infusie. Niet toedienen als i.v. push- of bolusinjectie.
  • Vóór gebruik de totale benodigde dosis verdunnen met 0,9% NaCl.
  • De initiële infusiesnelheid is 100 ml per uur. Als de eerste infusie goed wordt verdragen, kunnen alle volgende infusies worden ingekort tot 30 minuten (± 10 minuten).
  • Dien serplulimab altijd als eerste toe, gevolgd door chemotherapie op dezelfde dag. Gebruik voor elke infusie aparte infuuszakken.

Bijwerkingen

Monotherapie

Zeer vaak (> 10%): dyspneu, hoest. Misselijkheid, braken, diarree (bij ca. 20%). Verminderde eetlust. Urineweginfecties. Vermoeidheid (bij ca. 336%), asthenie, koorts, hoofdpijn. Gewrichtspijn, rugpijn, spierpijn. Jeuk, huiduitslag (waaronder erytheem, maculeuze of maculopapuleuze uitslag, papulosquameuze uitslag, pustuleuze uitslag, dermatitis (allergisch, bulleus, acneïform, exfoliatief, seborroïsch), folliculitis, steenpuist, acne, eczeem, hand-voetsyndroom, erythema multiforme).

Vaak (1-10%): hypotensie. Pneumonitis, hypoxie, verstopte neus, nasofaryngitis. Dysfagie, keelpijn, colitis, buikpijn, droge mond. Hepatitis (incl. auto-immuunhepatitis). Infusiegerelateerde reactie (incl. cytokine release syndroom), griepachtige verschijnselen, rillingen. Overgevoeligheid. Perifere neuropathie. Droge huid. Hypothyroïdie (incl. thyroïditis), hyperthyroïdie. Trombocytopenie. Hypokaliëmie, hyponatriëmie, hyperglykemie. Stijging ALAT, ASAT. Stijging creatinine in het bloed. Reactie op de toedieningsplaats (bij subcutane toediening).

Soms (0,1-1%): pancreatitis. Meningo-encefalitis, syndroom van Guillain-Barré, demyeliniserende polyneuropathie. Myositis (incl. rabdomyolyse). Diabetes mellitus, bijnierinsufficiëntie. Psoriasis, ernstige huidgerelateerde bijwerking, waaronder Stevens-Johnsonsyndroom (SJS) en toxische epidermale necrolyse (TEN). Nefritis (incl. Henoch-Schönlein-purpura-nefritis). Stijging creatinefosfokinase in het bloed.

Zelden (0,01-0,1%): myocarditis. Myastheen syndroom, gelaatsparese, myelitis. Hypofysitis. Pemfigoïd. Stijging serumamylase. Coeliakie.

Combinatietherapie

Zeer vaak (> 10%): hypertensie. Dyspneu, hoesten, longinfectie (waaronder (tracheo-)bronchitis, pneumonie, infectieuze pleurale effusie, longabces, pyopneumothorax). Misselijkheid (bij ca. 36%), braken, diarree (bij ca. 29%), obstipatie (bij ca. 27%). Perifere neuropathie (bij ca. 28%; incl. polyneuropathie, herpes zoster), duizeligheid, hoofdpijn. Gewrichtspijn, rugpijn, spierpijn (bij ca. 21%). Jeuk, huiduitslag (bij ca. 28%; waaronder erytheem, maculeuze of maculopapuleuze uitslag, papulosquameuze uitslag, pustuleuze uitslag, dermatitis (allergisch, bulleus, acneïform, exfoliatief, seborroïsch), folliculitis, steenpuist, acne, eczeem, hand-voetsyndroom, erythema multiforme), alopecia (bij ca. 33%). Gewrichtspijn, spierpijn, rugpijn. Verminderde eetlust (bij ca. 25%). Vermoeidheid (bij ca. 35%), koorts, asthenie, perifeer oedeem. Hypothyroïdie. Anemie (bij ca. 36%), trombocytopenie (bij ca. 24%), neutropenie (bij ca. 35%; incl. febriele neutropenie, neutropene sepsis), leukopenie.

Vaak (1-10%): syncope, duizeligheid. Sepsis. Stomatitis, dysgeusie, colitis. Dysfonie. Infusiegerelateerde reactie (incl. cytokine release syndroom). Diabetes mellitus. Hypokaliëmie, hyponatriëmie, hypomagnesiëmie. Stijging ALAT, ASAT, alkalische fosfatase. Proteïnurie, stijging creatinine in het bloed.

Soms (0,1-1%): psoriasis, ernstige huidgerelateerde bijwerking, waaronder Stevens-Johnsonsyndroom (SJS) en toxische epidermale necrolyse (TEN).

Zelden (0,01-0,1%): pemfigoïd, lichen-aandoeningen. Gelaatsparese. Hemofagocytaire lymfohistiocytose. Coeliakie

Verder zijn gemeld: bloedneus, hemoptoë/longbloeding, CVA (met fataal verloop). Mucositis. Niet-infectieuze cystitis.

Verder zijn nog bijwerkingen mogelijk zoals vermeld bij atezolizumab monotherapie en bij bevacizumab, paclitaxel, carboplatine en etoposide.

  • Informatie van Lareb over dit middel
  • Meldformulier bijwerkingen

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): longontsteking. Neutropenie, leukopenie, anemie, trombocytopenie, lymfopenie. Hypothyreoïdie, hyperthyreoïdie, hyperglykemie, diabetes mellitus type 1. Hyperlipidemie, verminderde eetlust, hypoproteïnemie, hyperurikemie, verstoring van de elektrolytenbalans. Slapeloosheid. Aritmie. Hoesten. Misselijkheid, obstipatie, buikpijn, diarree, braken. Stijging ALAT, ASAT, AF en γ-GT in het bloed. Huiduitslag, alopecia. Spierpijn. Koorts, asthenie.

Vaak (1-10%): urineweginfectie, luchtweginfectie. Abnormale stollingsfunctietest, granulocytopenie. Infusiegerelateerde reactie. Abnormale schildklerfunctietest, thyroïditis. Gewichtsverlies, hypoglykemie. Paresthesie, hoofdpijn, duizeligheid, perifere neuropathie. Sinustachycardie, geleidingsdefecten, sinusbradycardie, hartfalen, verhoogd N-terminaal proBNP (breinnatriuretisch peptide). Hypertensie, vasculitis. Pneumonitis, dyspneu, borstpijn. Dysfagie, winderigheid, gastro-intestinale stoornis, stomatitis, dyspepsie. Hyperbilirubinemie, leverbeschadiging. Jeuk, dermatitis, hyperhidrose. Artralgie, pijn in ledematen, Verhoogd ureumgehalte in het bloed, eiwit of witte bloedcellen aanwezig in de urine, hematurie, nierbeschadiging, verhoogd creatinine in het bloed, glucosurie. Vermoeidheid, malaise, oedeem. Stijging myoglobine, creatinekinase en troponine in het bloed.

Soms (0,1-1%): septische shock, huidinfectie, infectieuze enteritis, lipinfectie, meningo-encefalitis, herpes. Lymfadenitis. Anafylactische reactie. Bijnierinsufficiëntie, overige schildkieraandoening, hyperadrenocorticisme, hypofysitis. Abnormale waarden van lipoproteïne. Immuungemedieerde encefalitis, duizeligheid, neurotoxiciteit, motorische disfunctie. Wazig zicht. Cardiomyopathie, myocardiale ischemie, pericardiale effusie, verhoogde myocardiale necrosemarker, myocarditis. Droge mond, enteritis, gastritis, immuungemedieerde pancreatitis, tandvleesbloeding. Pigmentatiestoornis, psoriasis, droge huid. Immuungemedieerde myositis, artritis. Rillingen.

  • Informatie van Lareb over dit middel
  • Meldformulier bijwerkingen

Interacties

Doorgaans hebben monoklonale antilichamen geen groot potentieel voor geneesmiddelinteracties, omdat zij geen direct effect hebben op CYP-enzymen en geen substraat zijn van renale of hepatische transporters.

Vóór het starten van atezolizumab het gebruik van systemische corticosteroïden en andere immunosuppressiva vermijden, in verband met mogelijke beïnvloeding van de farmacodynamiek en werkzaamheid. Ná het starten van atezolizumab kunnen systemische corticosteroïden en andere immunosuppressiva echter wél gebruikt worden om immuungerelateerde bijwerkingen te bestrijden.

Interacties

Er is geen onderzoek gedaan naar interacties. Omdat monoklonale antilichamen niet worden gemetaboliseerd door cytochroom P450 (CYP)-enzymen of andere geneesmiddelmetaboliserende enzymen, zal naar verwachting remming of inductie van deze enzymen door gelijktijdig toegediende geneesmiddelen de farmacokinetiek van serplulimab niet beïnvloeden.

Vermijd voorafgaand aan de behandeling met serplulimab gebruik van systemische corticosteroïdenof andere immunosuppresiva vanwege hun mogelijke interferentie met de farmacodynamische activiteit en werkzaamheid. Voor de behandeling van immuungemedieerde bijwerkingen na het starten met toediening van serplulimab mogen deze middelen wel worden gebruikt .

Zwangerschap

Monoklonale antilichamen passeren in geleidelijk toenemende mate tijdens het 2e en 3e trimester de placenta.

Teratogenese: Bij de mens onvoldoende gegevens. Bij dieren resulteert remming van de Pd-L1/PD-1 signaalroute in immuungerelateerde afstoting van de zich ontwikkelende foetus, met foetaal overlijden tot gevolg. Op grond van het werkingsmechanisme wordt daarom een toename in aantal abortussen of doodgeborenen verwacht.

Advies: Gebruik ontraden.

Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 5 maanden na de therapie.

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens geen gegevens. Bij dieren schadelijk gebleken.

Farmacologisch effect: Uit dieronderzoek is gebleken dat remming van de PD1-route embryofoetale toxiciteit veroorzaakt. Van menselijk IgG is bekend dat het de placentabarrière passeert.

Advies: Gebruik ontraden.

Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende en tot ten minste 6 maanden na de therapie.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend. Vanwege de molecuulgrootte wordt geen passieve overgang van atezolizumab in de moedermelk verwacht. Het is onbekend of een actieve overgang plaatsvindt.

Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel ontraden.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een risico voor de zuigeling in de eerste dagen na de geboorte kan niet worden uitgesloten.

Farmacologisch effect: Van menselijke IgG is bekend dat het de eerste paar dagen na de geboorte in de moedermelk wordt uitgescheiden. Daarna neemt dit snel af tot lage concentraties.

Advies: Het geven van borstvoeding ontraden tijdens de eerste dagen na de geboorte. Daarna kan wel borstvoeding worden gegeven.

Contra-indicaties

Er zijn van dit middel geen relevante contra-indicaties bekend.

Contra-indicaties

Van dit middel zijn geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.

Waarschuwingen en voorzorgen

Controleer voortdurend tijdens én ook regelmatig na de therapie op het optreden van immuungerelateerde bijwerkingen (bv. pneumonitis, myocarditis, pericardaandoeningen, colitis, hepatitis, pancreatitis, nefritis, endocrinopathie (o.a. hyper-/hypothyroïdie, bijnierinsufficiëntie, hypofysitis, diabetes mellitus type 1), ernstige huiduitslag, Guillain-Barré syndroom, gelaatsparese, myelitis, myastheen syndroom, meningo-encefalitis of niet-infectieuze cystitis). Met het oog hierop ook voorafgaand aan de behandeling de leverfunctie (ALAT, ASAT, bilirubine) en de schildklierfunctie controleren. De meeste immuungerelateerde bijwerkingen zijn reversibel na onderbreken van de behandeling en na starten met corticosteroïden en/of ondersteunende zorg. Na verbetering de behandeling met corticosteroïden langzaam afbouwen gedurende ten minste een maand. Overweeg andere immunosuppressiva indien geen verbetering optreedt. Atezolizumab niet hervatten zolang immunosuppressieve doses corticosteroïden of andere immunosuppressiva worden gegeven. De behandeling definitief staken bij elke terugkerende immuungerelateerde bijwerking van CTCAE-graad 3 en bij elke immuungerelateerde bijwerking van graad 4, behalve voor endocrinopathieën die onder controle kunnen worden gehouden met bijvoorbeeld hormoonvervangende therapie.

Patiënten met HCC voorafgaand aan de combinatiebehandeling controleren op oesofageale varices en deze zo nodig behandelen, vanwege de toegenomen kans op (ernstige) bloedingen bij het gebruik van bevacizumab. Gevallen van ernstige gastro-intestinale bloedingen zijn gemeld, waaronder met fatale afloop. Zie ook bevacizumab#waarschuwingen.

Controleer op symptomen van pericardaandoeningen. Bij een vermoeden van pericarditis atezolizumab onderbreken en cardiologisch onderzoek uitvoeren. Bij een vermoeden van pericarditis ≥ graad 2 onmiddellijk starten met corticosteroïden. Bij een bevestigde pericardaandoening graad ≥ 2 atezolizumab definitief staken,

Bij infusiereacties graad 1 of 2 de infusiesnelheid verlagen of de behandeling onderbreken; bij graad 3 of 4 de behandeling definitief staken. Bij graad 1 of 2 de toediening voortzetten/hervatten onder nauwlettende controle; overweeg premedicatie met antipyretica en antihistaminica.

Onderzoeksgegevens: er zijn geen gegevens over de werkzaamheid en veiligheid bij kinderen (< 18 j.) en bij NSCLC in een vroeg stadium over een behandelduur > 1 jaar. Er zijn weinig gegevens over het gebruik bij ouderen (combinatietherapie; ≥ 75 j.), matig tot ernstige leverfunctiestoornis (bilirubine > 1,5 × ULN en elke ASAT) en een ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min). De volgende patiënten werden uitgesloten van de klinische onderzoeken:

  • een voorgeschiedenis van auto-immuunziekte;
  • een voorgeschiedenis van pneumonitis;
  • actieve hersenmetastasen;
  • HIV-, hepatitis B- of hepatitis C-infectie;
  • significante cardiovasculaire aandoening;
  • inadequate hematologische functie en eindorgaanfunctie
  • patiënten die systemische immunosuppressiva binnen 2 weken, systemische immunostimulantia binnen 4 weken of een levend verzwakt vaccin binnen 28 dagen toegediend hadden gekregen voorafgaand aan deelname aan het onderzoek;
  • een ECOG-score ≥ 2 (bij NSCLC (behalve bij gevorderd NSCLC bij patiënten die niet in aanmerking kwamen voor platina-bevattende chemotherapie), TNBC en HCC en tweedelijns urotheelcarcinoom; monotherapie);
  • duidelijke tumorinfiltratie in de grote thoracale vaten of duidelijke holtevorming van pulmonale laesies (bij NSCLC; in combinatie met bevacizumab, paclitaxel en carboplatine);
  • EGFR-mutaties die progressief waren na gebruik van erlotinib + bevacizumab (NSCLC; in combinatie met bevacizumab, paclitaxel en carboplatine).

Waarschuwingen en voorzorgen

Immuungemedieerde bijwerkingen zijn gemeld, waaronder ernstige en fatale gevallen en uitgestelde gevallen die optraden 3-6 maanden na de laatste dosis. Deze bijwerkingen zijn doorgaans reversibel en kunnen meer dan één lichaamssysteem tegelijkertijd aantasten. Gemeld zijn o.a. immuungemedieerde pneumonitis, colitis, hepatitis, nefritis, endocrinopathieën (schildklier- of hypofyseaandoeningen, bijnierinsufficiëntie, hyperglykemie), huidreacties, pancreatitis, myocarditis ën uveïtis. Controleer gedurende de behandeling nauwgezet op tekenen en symptomen van immuungemedieerde bijwerkingen en verricht zo nodig aanvullende diagnostiek. Controleer elke maand de nier- en leverfunctie, en controleer daarnaast de schildklierfunctie, de lipiden- en glucosespiegel. Onderbreek de behandeling bij graad 2 of 3 immuungemedieerde bijwerkingen die voor de eerste keer optreden. Bij de meeste immuungemedieerde bijwerkingen van graad 2 en sommige specifieke van graad 3 of 4 is het advies om de behandeling te onderbreken totdat de bijwerking is hersteld of verbeterd tot graad 1. Staak serplulimab definitief bij elke terugkerende bijwerking van graad 3 en bij elke bijwerking van graad 4, met uitzondering van endocrinopathieën die onder controle worden gehouden met vervangende hormonen. Geef bij immuungemedieerde bijwerkingen van graad 3, 4 en enkele specifieke van graad 2 (bijv. immuungemedieerde pneumonitis, immuungemedieerde myocarditis) een corticosteroïde (1-2 mg/kg/dag prednison of equivalent) of een andere symptomatische behandeling op basis van de klinische symptomen totdat de bijwerking herstelt of verbetert tot graad 1. Zie voor details de officiële productinformatie CBG/EMA rubriek 4.2 tabel 1 en rubriek 4.4.

Controleer nauwgezet op infusiegerelateerde reacties. Bij milde reacties van graad 1 kan de behandeling onder nauwgezette controle worden voortgezet. Bij graad 2 reacties de infusiensnelheid verlagen of de behandeling onderbreken en pre-medicatie overwegen. Bij infusiegererelateerde reacties ≥ graad 3 de behandeling onmiddelijk en definitief staken.

Onderzoeksgegevens

  • Patienten met de volgende kenmerken of aandoeningen werden uitgesloten van klinische onderzoek: een voorgeschiedenis van actieve of eerder gedocumenteerde auto-immuunziekte, actieve tuberculose of hepatitis B of C of hiv-infectie toediening van levend verzwakt vaccin binnen 28 dagen voorafgaand aan serplulimab, een actieve infectie waarvoor systemische anti-infectieuze therapie nodig was binnen 14 dagen voorafgaand aan de eerste dosis, voorgeschiedenis van pneumonitis of interstitiële longziekte, actieve hersenmetastasen, een voorgeschiedenis van significante hart- en vaatziekten (bijv. myocardinfarct binnen een half jaar), een voorgeschiedenis van overgevoeligheid voor een ander monoklonaal antilichaam, systemische immunosuppressiva binnen 14 dagen voorafgaand aan serplulimab.
  • Er zijn geen gegevens over toepassing bij een ernstig verminderde nier- of leverfunctie. Er is geen toepassing bij kinderen < 18 jaar.

Overdosering

Neem voor informatie over een vergiftiging met atezolizumab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Overdosering

Neem voor informatie over een vergifitiging met serplulimab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum .

Eigenschappen

Atezolizumab is een Fc-gemodificeerd, gehumaniseerd IgG1 monoklonaal antilichaam, geproduceerd in ovariumcellen van de Chinese hamster door middel van recombinant-DNA-technologie. Bindt aan 'programmed death-ligand 1' (PD-L1), dat tot expressie kan komen op tumorcellen en/of tumorinfiltrerende cellen. Hierdoor worden zowel PD-1- als B7.1-receptoren geblokkeerd. Dit heft de PD-L1/PD-1-gemedieerde remming van de immuunrespons op en de antitumor-immuunrespons wordt op gang gebracht zonder inductie van antilichaam-afhankelijke cellulaire cytotoxiciteit. Atezolizumab heeft géén invloed op de Pd-L2/PD-1-interactie.

Kinetische gegevens

F 61% (s.c.)
T max ca, 4,5 dagen (s.c.)
Overig stabiele spiegels worden na 6–9 weken (2 tot 3 cycli) bereikt.
Metabolisering biodegradatie tot kleine peptiden of aminozuren.
T 1/2el ca. 27 dagen.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Eigenschappen

Serplulimab is een gehumaniseerd monoklonaal IgG4-antilichaam, dat zich bindt aan de geprogrammeerde celdood-1 (PD-1)-receptor, waardoor de interactie tussen PD-1 met de liganden PD-L1 en PD-L2 (checkpointremmers) blokkeert. PD-1 is een negatieve regulator van T-cel-activiteit, die betrokken is bij de controle van T-cel-immuunresponsen. PD-L1 en PD-L2 worden tot expressie gebracht in antigeenpresenterende cellen en door tumoren of andere cellen in de micro-omgeving van de tumor. De interactie tussen PD-1 en PD-L1 en PD-L2 resulteert normaal gesproken in remming van T-celproliferatie en cytokinesecretie. Doordat serplulimab deze interactie blokkeert, wordt de blokkade van T-celremming opgeheven. Dit leidt tot verhoging van de T-celactiviteit, waaronder de antitumorimmuunrespons.

Kinetische gegevens

V d ca. 5,73 l.
Metabolisering naar verwachting wordt het zoals andere antilichamen door algemene eiwitabraakprocessen gekataboliseerd tot kleine peptiden en aminozuren.
T 1/2el ca. 24,3 dagen.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Groepsinformatie

atezolizumab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.

  • amivantamab (L01FX18) Vergelijk
  • avelumab (L01FF04) Vergelijk
  • bevacizumab (intraveneus) (L01FG01) Vergelijk
  • blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
  • brentuximab vedotin (L01FX05) Vergelijk
  • cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
  • cetuximab (L01FE01) Vergelijk
  • daratumumab (L01FC01) Vergelijk
  • dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
  • dostarlimab (L01FF07) Vergelijk
  • durvalumab (L01FF03) Vergelijk
  • elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
  • enfortumab vedotin (L01FX13) Vergelijk
  • gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
  • inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
  • ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
  • isatuximab (L01FC02) Vergelijk
  • mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
  • nivolumab (L01FF01) Vergelijk
  • obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
  • panitumumab (L01FE02) Vergelijk
  • pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
  • pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
  • polatuzumab vedotin (L01FX14) Vergelijk
  • ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
  • rituximab (L01FA01) Vergelijk
  • sacituzumab govitecan (L01FX17) Vergelijk
  • serplulimab (L01FF12) Vergelijk
  • tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
  • talquetamab (L01FX29) Vergelijk
  • teclistamab (L01FX24) Vergelijk
  • trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
  • trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
  • trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk
  • zolbetuximab (L01FX31) Vergelijk

Groepsinformatie

serplulimab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.

  • amivantamab (L01FX18) Vergelijk
  • atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
  • avelumab (L01FF04) Vergelijk
  • bevacizumab (intraveneus) (L01FG01) Vergelijk
  • blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
  • brentuximab vedotin (L01FX05) Vergelijk
  • cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
  • cetuximab (L01FE01) Vergelijk
  • daratumumab (L01FC01) Vergelijk
  • dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
  • dostarlimab (L01FF07) Vergelijk
  • durvalumab (L01FF03) Vergelijk
  • elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
  • enfortumab vedotin (L01FX13) Vergelijk
  • gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
  • inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
  • ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
  • isatuximab (L01FC02) Vergelijk
  • mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
  • nivolumab (L01FF01) Vergelijk
  • obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
  • panitumumab (L01FE02) Vergelijk
  • pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
  • pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
  • polatuzumab vedotin (L01FX14) Vergelijk
  • ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
  • rituximab (L01FA01) Vergelijk
  • sacituzumab govitecan (L01FX17) Vergelijk
  • tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
  • talquetamab (L01FX29) Vergelijk
  • teclistamab (L01FX24) Vergelijk
  • trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
  • trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
  • trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk
  • zolbetuximab (L01FX31) Vergelijk

Kosten

Kosten laden…

Kosten

Kosten laden…

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • monoklonale antilichamen bij maligniteiten

Externe links

  • Officiële productinformatie CBG/EMA
  • Geneesmiddelinformatie voor patiënten

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • monoklonale antilichamen bij maligniteiten

Externe links

???naar.zoeken???
Zorginstituut Nederland
Onafhankelijke geneesmiddelinformatie
voor zorgprofessionals

Service

  • Contact
  • E-learning cursus FK
  • Mobiele apps
  • Help

Over

  • Over deze site
  • Verantwoording
  • Veelgestelde vragen
  • Proclaimer
  • Copyright
  • Cookies
  • Toegankelijkheid
Het Farmacotherapeutisch Kompas gebruikt analytische cookies om het gebruik van de website te analyseren en daarmee de website te kunnen verbeteren.
Lees meer over cookies en hoe u cookies kunt uitschakelen

Web-App

Installeer deze Web-App op je iPhone: Tap het deel-icoon en daarna "Zet op beginscherm".