Samenstelling
Cayston (als lysine) Gilead Sciences bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor vernevelvloeistof
- Sterkte
- 75 mg
- Verpakkingsvorm
- met oplosmiddel 1 ml en Altera-vernevelaar
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Fucidin Leo Pharma bv
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 250 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Patiënten met cystische fibrose (CF), ook wel taaislijmziekte of mucoviscidose genoemd, worden primair behandeld in een CF-centrum. Onderdelen van de behandeling zijn: fysiotherapie met aandacht voor speciale ademhalingstechnieken en conditietraining. Verder: calorierijke voeding met suppletie van vitaminen en zo nodig pancreatine. Behandel luchtweginfecties snel met antibiotica, geef mucolytische therapie en ‘cystic fibrosis transmembrane conductance regulator’ (CFTR)-modulatoren bij bepaalde genmutaties.
Bij luchtweginfecties bij CF is de keuze van antibiotica afhankelijk van de verwekker, mate van kolonisatie, eerdere effecten van antibiotica bij de patiënt en het resistentiepatroon.
De meeste CF-patiënten met een chronische P. aeruginosa-infectie worden behandeld met een onderhoudsbehandeling van een inhalatie antibioticum, eventueel aangevuld met azitromycine per os. Beschikbare antibiotica per inhalatie voor deze indicatie zijn: aztreonam, colistine, levofloxacine en tobramycine. De keuze voor een inhalatie antibioticum wordt in de praktijk door factoren als verdraagzaamheid, gevaar van bijwerkingen (bijvoorbeeld tobramycine en kans op oto- en nefrotoxiciteit, eerdere tendinitis bij fluorochinolonen), therapietrouw (frequentie en duur vernevelen) en de gevoeligheid in een antibiogram bepaald. Zie voor meer informatie over de behandeling van CF-patiënten met een chronische infectie met Pseudomonas aeruginosa de pagina Behandeling van chronische P. aeruginosa, onderdeel van de kwaliteitsstandaard Cystic Fibrosis (2019) op richtlijnendatabase.nl.
Advies
De Commissie wijst op het zeer beperkte indicatiegebied van systemisch fusidinezuur. De toepassing zal hierdoor meestal tot de kliniek beperkt blijven.
De systemische toediening van fusidinezuur komt pas voor behandeling van een community-acquired pneumonie (CAP) in aanmerking op basis van onderzoek naar de aard en de gevoeligheid van de verwekker; dit onderzoek is noodzakelijk bij onvoldoende effect van de middelen die geadviseerd worden voor de initiële empirische behandeling. Zie hiervoor Pneumonie.
Probeer met hygiënische maatregelen uitbreiding van bacteriële huidinfecties of besmetting van anderen tegen te gaan. Behandel oppervlakkige bacteriële huidinfecties met een lokaal antimicrobieel middel. Bij impetigo en impetiginisatie heeft de lokale toepassing van fusidinezuur de voorkeur. Bij diepe huidinfecties zijn meestal orale antibiotica geïndiceerd of is operatief ingrijpen noodzakelijk. Bij orale antimicrobiële behandeling heeft een smalspectrum-penicilline de voorkeur. Macroliden zijn een alternatief wanneer bijvoorbeeld penicillinen niet worden verdragen. Bij bijtwonden heeft een breedspectrum-penicilline de voorkeur. Zie voor meer informatie over (andere) bacteriële huidinfecties ook de link in deze alinea.
Indicaties
- Suppressieve behandeling van chronische longinfecties veroorzaakt door Pseudomonas aeruginosa bij patiënten van 6 jaar en ouder met cystische fibrose (CF).
Indicaties
- Stafylokokkeninfecties zoals pneumonie, sepsis, osteomyelitis en huidinfecties, met name wanneer er resistentie tegen en/of overgevoeligheid voor andere antibacteriële middelen bestaat.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Vóór elke dosis aztreonam eerst een bronchodilatator gebruiken (kortwerkende bronchodilatatoren 15 minuten tot 4 uur en langwerkende tussen 30 minuten en 12 uur voorafgaand aan aztreonam). Voor patiënten die meerdere inhalatiebehandelingen ontvangen is de aanbevolen volgorde:
- bronchodilatator;
- mucolytica;
- en ten slotte aztreonam.
Als suppressie van chronische longinfecties veroorzaakt door Pseudomonas aeruginosa bij CF-patiënten
Volwassenen en kinderen ≥ 6 jaar
Richtlijn: inhalatie 75 mg 3×/24 uur gedurende 28 dagen. Tussen de afzonderlijke doses een periode van ten minste 4 uur in acht nemen. Indien meerdere kuren noodzakelijk geacht worden, tussen twee kuren een periode van ten minste 28 dagen aanhouden.
Toediening
- Aztreonam alleen gebruiken met de Altera-vernevelaar en de -aerosolproductie–eenheid, aangesloten op een eBase-Controller of een eFlow-rapid-besturingseenheid.
- Aztreonam onmiddellijk na reconstitutie met het meegeleverde oplosmiddel toedienen.
Doseringen
Stafylokokkeninfecties
Volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar
500 mg 3×/dag, bij acute infecties gedurende minstens 6 dagen. Bij chronische infecties, zoals bv. osteomyelitis, de behandelduur afstemmen op het klinische en bacteriologische resultaat.
Kinderen < 12 jaar
Afhankelijk van de ernst van de infectie 25–50 mg/kg lichaamsgewicht per dag verdeeld over 3 doses, bij acute infecties gedurende minstens 6 dagen. Bij chronische infecties, zoals bv. osteomyelitis, de behandelduur afstemmen op het klinische en bacteriologische resultaat.
Verminderde leverfunctie: er kunnen uitzonderlijk hoge plasmaspiegels van fusidinezuur ontstaan; pas de dosering aan op geleide van de leverfunctiewaarden en eventueel creatinekinase en het bloedbeeld.
Toediening: De tabletten heel innemen met een glas water.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hoesten (bij ca. 58%), piepend ademhalen, dyspneu, faryngolaryngeale pijn, neusverstopping. Koorts (vaker bij kinderen van 6–12 jaar).
Vaak (1-10%): bronchospasme, hemoptoë, verminderde longfunctiewaarden (echter geen aanhoudende daling van FEV1). Klachten op de borst. Rinorroe. Huiduitslag. Gewrichtspijn.
Soms (0,1-1%): gezwollen gewrichten.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): dyspepsie, misselijkheid, braken, buikpijn, diarree, andere buikklachten. Slaperigheid, duizeligheid. Lethargie, vermoeidheid, asthenie.
Soms (0,1-1%): anafylactische reactie/shock. Cholestase, (cholestatische of cytolytische) hepatitis, icterus, leverfalen. Rabdomyolyse (soms fataal). (Acuut) nierfalen (vooral bij geelzucht en in combinatie met andere risicofactoren). Hoofdpijn. Huiduitslag (erythemateus, maculopapuleus, pustuleus, geneesmiddeleruptie, acute gegeneraliseerde exanthemateuze pustulose (AGEP), urticaria), jeuk. Leukopenie (incl. neutropenie, granulocytopenie en agranulocytose), trombocytopenie, anemie; pancytopenie (vooral na behandeling van > 15 dagen). Hyperbilirubinemie, stijging van leverenzymwaarden (ALAT, ASAT, AF, γGT).
Zelden (0,01-0,1%): angio-oedeem, (andere) overgevoeligheidsreactie. Andere leverfunctieafwijkingen. Anorexie.
Zeer zelden (< 0,01%): hepatorenaal syndroom.
Verder is gemeld: 'Drug Reaction with Eosinophilia and Systemic Symptoms' (DRESS)-syndroom.
Interacties
Het is mogelijk dat fusidinezuur wordt gemetaboliseerd door CYP3A4 en dat het zelf CYP3A4 remt.
Combinatie met statinen is gecontra–indiceerd, vanwege meldingen van rabdomyolyse, soms met fatale afloop. De aard van het interactiemechanisme is niet precies bekend (farmacokinetisch via CYP3A4 en/of de transporteiwitten OATP/BCRP of een farmacodynamische interactie). Statinetherapie kan 7 dagen na de laatste dosis fusidinezuur hervat worden. In uitzonderlijke gevallen kan bij langdurige systemische behandeling met fusidinezuur bij ernstige infecties de statinetherapie worden voortgezet onder strikt medisch toezicht; wees alert op spierzwakte en pijn.
Wees voorzichtig bij geneesmiddelen die voornamelijk door CYP3A4 worden gemetaboliseerd en een relatief smalle therapeutische breedte hebben zoals ciclosporine, tacrolimus en sommige HIV-proteaseremmers zoals ritonavir en saquinavir.
Sterke CYP3A4–remmers zoals itraconazol, ketoconazol, claritromycine, cobicistat en sommige HIV-proteaseremmers (lopinavir, ritonavir, saquinavir) kunnen mogelijk de plasmaspiegel van fusidinezuur verhogen.
Gelijktijdig gebruik van de HIV-proteaseremmers ritonavir en saquinavir wordt afgeraden (kans op hepatotoxiciteit door hun verhoogde plasmaspiegels). Wees voorzichtig en controleer de leverfuncties bij gebruik van hepatotoxische geneesmiddelen of bij combinatie met andere geneesmiddelen die eenzelfde eliminatieroute volgen (bv. rifampicine).
Het anticoagulerende effect van vitamine K–antagonisten kan veranderen; een aanpassing van de dosering van deze orale anticoagulantia of soortgelijke middelen kan nodig zijn. Dit hoeft niet te berusten op een direct effect op het VKA door een farmacokinetische (of farmacodynamische) interactie, het kan ook het gevolg zijn van de (koortsende) infectie - wellicht door een verhoogde afbraak van stollingsfactoren - waardoor de VKA-behoefte tijdelijk verminderd kan zijn.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onbekend. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid. De systemische concentratie van aztreonam na inhalatie is laag.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Zwangerschap
Fusidinezuur passeert de placenta.
Teratogenese: Bij de mens onbekend, bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Fusidinezuur verdringt competitief bilirubine van zijn bindingsplaats aan albumine. Op theoretische gronden zou dit bij systemisch gebruik in de laatste weken vóór de partus kunnen leiden tot een hemolytische anemie, hyperbilirubinemie en kernicterus bij de neonaat. Vooral voor een prematuur geboren kind, of een neonaat die icterisch, acidotisch en/of ernstig ziek is, kan dit een risico zijn.
Advies: Gebruik ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in zeer geringe mate. Na inhalatie bedraagt de systemische concentratie van aztreonam ca. 1% ten opzichte van een injectie. Na toediening van een injectie worden zeer lage concentraties teruggevonden in de moedermelk. De orale absorptie van aztreonam bij de zuigeling is bovendien gering.
Advies: Kan worden gebruikt.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja. Een risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
Zie voor contra-indicaties de rubriek Interacties.
Waarschuwingen en voorzorgen
Volg patiënten met een voorgeschiedenis van allergie voor β-lactamantibiotica nauwkeurig, ondanks dat aztreonam slechts zwak immunogeen is. Het risico op kruisovergevoeligheid met β-lactamantibiotica is laag, en het grootst met ceftazidim of cefiderocol (identieke R1-zijketen), Het optreden van huiduitslag of bronchospasme kan een aanwijzing zijn voor een allergische reactie.
Bronchospasme is vaak ook een complicatie van een behandeling met geneesmiddelen in aërosolvorm; vóór toediening van aztreonam eerst behandelen met een bronchodilatator.
Hemoptoë kan verergeren door inhalatie van de vernevelvloeistof, door opwekking van de hoestreflex. Bij actieve hemoptoë daarom alleen op strikte indicatie toepassen.
Resistentievorming en superinfectie: tijdens de behandeling met aztreonam kan afname van de gevoeligheid van Pseudomonas aeruginosa optreden. Na meerdere kuren kan na verloop van tijd een verhoogde prevalentie van Staphylococcus aureus (zowel MRSA als MSSA), Aspergillus- en Candida-species optreden.
Onderzoeksgegevens: de werkzaamheid en veiligheid is niet vastgesteld bij:
- een voorspelde FEV1–waarde van > 75%;
- verminderde lever- of nierfunctie;
- een leeftijd van < 6 jaar of ≥ 65 jaar.
Waarschuwingen en voorzorgen
Bij langdurige behandeling combineren met een ander antibioticum in verband met mogelijke resistentie-ontwikkeling.
Levensbedreigende huidreacties zoals DRESS-syndroom zijn gemeld bij systemische toepassing van fusidinezuur, meestal in de eerste weken van de behandeling. Staak bij vermoeden van een dergelijke reactie de behandeling en hervat niet.
De leverfuncties regelmatig controleren bij toepassing bij bestaande gestoorde leverfunctie, bij galwegziekten of -obstructie, bij noodzakelijk langdurig gebruik en/of hoge doses, en indien de patiënt hepatotoxische geneesmiddelen ontvangt of middelen gebruikt die langs dezelfde eliminatieroute worden uitgescheiden (zie rubriek Interacties). De behandeling staken bij hyperbilirubinemie (met of zonder icterus) en verhoogde leverenzymwaarden; deze waarden (en de icterus) herstellen zich in de meeste gevallen snel na het staken. In vitro verdringt fusidinezuur bilirubine van zijn bindingsplaats aan albumine; vooral bij prematuren en bij neonaten die icterisch, acidotisch of ernstig ziek zijn hiermee rekening houden.
Laat de patiënt zich direct melden bij eerste tekenen van rabdomyolyse (spierzwakte, spierpijn, donkere urine, myoglobinurie, verhoogd serum creatinekinase) en staak de therapie om acuut nierfalen en hartritmestoornissen te voorkomen.
Overdosering
Symptomen
Acute symptomen van overdosering zijn maag-darmstoornissen.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met systemisch toegepast fusidinezuur contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
β–lactam antibioticum (een monobactam) met een smal spectrum. Aztreonam heeft een bactericide werking tegen Gram-negatieve aerobe pathogenen, waaronder Pseudomonas aeruginosa. Het heeft weinig tot geen werking tegen Gram-positieve en anaerobe bacteriën. Het bindt zich aan penicilline-bindende eiwitten (PBP's) in de celwand van bacteriën, waardoor de synthese van peptidoglycaan en daarmee van de bacteriële celwand wordt geremd. Dit resulteert in celdood.
Bekende mechanismen van resistentie tegen aztreonam zijn onder andere hyperexpressie van een β-lactamase en up-regulatie van een efflux-pomp. Daarnaast kunnen door acquisitie van genen 'extended-spectrum β-lactamasen' (ESBL's) worden verkregen, deze enzymen kunnen de stikstofbevattende ring van aztreonam hydrolyseren. ESBL's uit de klasse A, B en D β–lactamasen kunnen activiteit hebben tegen aztreonam. Zie voor meer informatie over resistentiemechanismen en de geografische incidentie van resistentie van Pseudomonas aeruginosa de productinformatie van de fabrikant (CBG/EMA), rubriek 5.1, op p 7.
Kinetische gegevens
Resorptie | in geringe mate (vanuit het longweefsel en vanuit het maag-darmkanaal). |
F | ca. 1%. |
T max | ca. 10 min (sputum), 1 uur (plasma). |
Overig | na inhalatie van 75 mg (gedurende een kuur van 28 dagen) bedraagt de gemiddelde pieksputumconcentratie ca. 715 microg/g (na 10 min) en de gemiddelde piekplasmaconcentratie ca. 0,60 microg/ml (na 1 uur); in beide zit een grote intra-individuele variatie. |
Metabolisering | gedeeltelijk, de voornaamst gevormde metaboliet is inactief en wordt gevormd door het openen van de β-lactamring door hydrolyse. |
Eliminatie | met de urine (door glomerulaire filtratie en actieve tubulaire secretie in een vrijwel gelijke mate), waarvan ca. 10% ongewijzigd en ca. 10% als de voornaamst gevormde metaboliet. |
T 1/2el | ca. 2 uur (in serum). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Fusidinezuur remt de synthese van de bacteriële celwand door inhibitie van de verlengingsfactor G. Deze factor kan vervolgens niet meer binden aan de ribosomen en GTP, waardoor geen energie meer geleverd kan worden die noodzakelijk is voor de synthese van de bacteriële celwand.
Fusidinezuur is vooral werkzaam tegen Gram-positieve bacteriën, zoals stafylokokken, inclusief meticilline-resistente en β-lactamase producerende stammen.
Doorgaans gevoelig zijn:
- Gram-positief: Staphylococcus aureus (resistentie 1–10%) (incl. meticilline-resistente en β-lactamase producerende stammen); Clostridium spp., Corynebacterium minutissimum, Peptococcus spp. en Peptostreptococcus spp.
- Gram-negatief: Bacteroides fragilis en Neisseria spp.
Resistentie kan een probleem zijn bij:
- Gram-positief: Staphylococcus epidermidis (resistentie 10–20%) (incl. meticilline-resistente en β-lactamase producerende stammen); Streptococcus pneumoniae en Streptococcus pyogenes (resistentie bij beide 10–20%).
- Gram-negatief: Haemophilus influenza (resistentie 10–20%).
Ongevoelig zijn:
- Gram-positief: Streptococcus viridans.
- Gram-negatief: de meeste Gram-negatieve bacillen inclusief Enterobacteriaceae, Escherichia coli, Klebsiella pneumoniae en Pseudomonas spp.
Kruisresistentie tussen fusidinezuur en andere antibiotica is tot op heden niet beschreven.
Kinetische gegevens
Resorptie | gelijktijdige inname van voedsel vertraagt de absorptie van fusidinezuur, de geabsorbeerde hoeveelheid verandert niet. |
F | ca. 90%. |
T max | na ca. 2–3 uur. |
V d | ca. 0,3 l/kg. |
Overig | fusidinezuur diffundeert goed in diverse weefsels, incl. botten en gewrichten, maar niet in het cerebrospinale vocht. |
Eiwitbinding | ca. 95%. |
Metabolisering | bijna volledig, in de lever, waarschijnlijk via CYP3A4, tot diverse metabolieten. |
Eliminatie | vnl. via de gal met de feces als onwerkzame metabolieten en ca. 2% van de dosis als onveranderd fusidinezuur; slechts kleine hoeveelheden worden met de urine uitgescheiden. Wordt niet geëlimineerd uit de circulatie via dialyse. |
T 1/2el | ca. 9 uur, langer met hogere dosis. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
aztreonam hoort bij de groep antibacteriële middelen, overige.
- clindamycine (systemisch) (J01FF01) Vergelijk
- colistine (inhalatie) (J01XB01) Vergelijk
- colistine (parenteraal) (J01XB01) Vergelijk
- daptomycine (J01XX09) Vergelijk
- fidaxomicine (A07AA12) Vergelijk
- fosfomycine (intraveneus) (J01XX01) Vergelijk
- fosfomycine (oraal) (J01XX01) Vergelijk
- fusidinezuur (systemisch) (J01XC01) Vergelijk
- methenamine (J01XX05) Vergelijk
- metronidazol (intraveneus) (J01XD01) Vergelijk
- mupirocine (eliminatie stafylokokken in de neus) (R01AX06) Vergelijk
- nitrofurantoïne (J01XE01) Vergelijk
Groepsinformatie
fusidinezuur (systemisch) hoort bij de groep antibacteriële middelen, overige.
- aztreonam (J01DF01) Vergelijk
- clindamycine (systemisch) (J01FF01) Vergelijk
- colistine (inhalatie) (J01XB01) Vergelijk
- colistine (parenteraal) (J01XB01) Vergelijk
- daptomycine (J01XX09) Vergelijk
- fidaxomicine (A07AA12) Vergelijk
- fosfomycine (intraveneus) (J01XX01) Vergelijk
- fosfomycine (oraal) (J01XX01) Vergelijk
- methenamine (J01XX05) Vergelijk
- metronidazol (intraveneus) (J01XD01) Vergelijk
- mupirocine (eliminatie stafylokokken in de neus) (R01AX06) Vergelijk
- nitrofurantoïne (J01XE01) Vergelijk