Samenstelling
Lysodren XGVS Laboratoire HRA Pharma
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 500 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Kymriah Aanvullende monitoring Novartis Europharm ltd.
- Toedieningsvorm
- Dispersie voor infusie
Bevat: 1,2 × 10 6 tot 6 × 10 8 cellen in één of meerdere infusiezakken.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
De voorkeursbehandeling bij bijnierschorscarcinoom is een operatie. De medicamenteuze behandeling met mitotaan komt in aanmerking wanneer een operatie geen of onvoldoende effect heeft, niet mogelijk is of wanneer de aandoening recidiveert. Overlevingswinst is niet aangetoond, de tumorrespons is beperkt. De therapeutische breedte is smal en de toxiciteit aanzienlijk.
Advies
Zie voor de behandeling van B-cel acute lymfoblastische leukemie (ALL-richtlijn), diffuus grootcellig B-cellymfoom (DLBCL-richtlijn), folliculair lymfoom-richtlijn de geldende behandelrichtlijnen op hovon.nl.
- ZIN-rapport 2018 tisagenlecleucel Kymriah® bij pediatrische en jongvolwassen patienten tot 25 jaar met refractaire B-cel ALL, of met een recidief na transplantatie of met een tweede of later recidief van B-cel ALL
- ZIN-rapport 2022 tisagenlecleucel_Kymriah® bij recidiverend of refractair diffuus grootcellig B-cel lymfoom (DLBCL)
Indicaties
- Symptomatische behandeling van gevorderd (niet resectabel, metastatisch of recidief) bijnierschorscarcinoom.
De invloed op een niet-functioneel carcinoom is niet vastgesteld.
Indicaties
- Refractaire B-cel acute lymfoblastische leukemie (ALL) bij kinderen en volwassenen tot en met 25 jaar, met een recidief na beenmergtransplantatie of in geval van een tweede of latere recidief van B-cel ALL;
- recidiverend of refractair diffuus grootcellig B-cellymfoom (DLBCL) bij volwassenen, als derdelijnsbehandeling.
- recidief of refractair folliculair lymfoom (FL) bij volwassenen, na ≥ 2 lijnen systemische therapie.
Doseringen
Gevorderd (niet resectabel, metastatisch of recidief) bijnierschorscarcinoom
Volwassenen
Begindosering: 2–3 g mitotaan per dag verdeeld in 2–3 doses en met intervallen (bv. veertiendaags) de dosering verhogen tot de plasmaconcentratie het therapeutisch venster van 14–20 mg/l heeft bereikt. De drempelwaarde van 20 mg/l niet overschrijden, vanwege de kans op ernstige bijwerkingen (waaronder neurologische toxiciteit) en omdat dit geen verder voordeel biedt voor de werkzaamheid. Bij veel symptomen van Cushing kan worden gestart met een aanvangsdosis tussen 4–6 g per dag en kan de dosis sneller verhoogd worden (bv. wekelijks). Tijdens de instelfase regelmatig de plasmaconcentratie controleren (bv. elke 2 weken, of elke week als er een hogere startdosis is gebruikt). De doelplasmaconcentratie wordt meestal binnen 3 tot 5 maanden bereikt. Ook na de instelfase, vanwege accumulatie in het weefsel, het plasmaniveau van mitotaan regelmatig tijdens (bv. maandelijks) en na behandeling (bv. tweemaandelijks) en na iedere dosisaanpassing controleren. Hierbij is van belang te weten dat een dosisaanpassing niet onmiddellijk leidt tot een verandering van de plasmaconcentratie. Bij lichte toxiciteit de dosering verlagen, bij ernstige toxiciteit de therapie tijdelijk onderbreken. Regelmatige controle van het plasmaniveau is eveneens aangewezen bij onderbreking van de behandeling. De behandeling kan worden hervat indien het plasmaniveau tussen 14–20 mg/ml ligt. Indien na drie maanden geen klinische voordelen worden waargenomen bij een optimale dosis, de behandeling permanent staken.
Kinderen
De ervaring bij kinderen is beperkt. De dosering lijkt gelijk te zijn aan die van volwassenen na correctie voor lichaamsoppervlak. De opstartdosis is 1,5–3,5 g/m²/dag verdeeld in 2–3 doses, met als doel 4 g/m²/dag te bereiken. Het plasmaniveau van mitotaan controleren als bij volwassenen (zie hierboven). Hierbij is van belang te weten dat een dosisaanpassing niet onmiddellijk leidt tot een verandering van de plasmaconcentratie. Voorzichtig bij een plasmaniveau vanaf 10 mg/l en als een snelle stijging van het plasmaniveau wordt waargenomen. Na 2–3 maanden kan de dosering verlaagd worden naargelang de plasmaniveaus van mitotaan of bij ernstige toxiciteit.
Toediening: de tabletten tijdens een vetrijke maaltijd innemen met water.
Doseringen
De productie van tisagenlecleucel duurt 3–4 weken. Voorafgaand aan de infusie (2–14 dagen) van tisagenlecleucel moet een conditioneringsbehandeling, d.w.z. chemotherapie voor lymfocytendepletie worden gegeven. Dit hoeft niet als er sprake is van aanzienlijke cytopenie, bv. als de concentratie witte bloedcellen binnen één week voor de infusie ≤ 1.000 cellen/microl is. Als er meer dan 4 weken tussen de chemotherapie en de toediening van tisagenlecleucel zit, de patiënt opnieuw behandelen met chemotherapie voordat tisagenlecleucel wordt gegeven (en indien concentratie witte bloedcellen > 1.000 cellen/microliter is).
Voorafgaand aan infusie moet tocilizumab en noodapparatuur aanwezig zijn vanwege het mogelijk optreden van het cytokineafgiftesyndroom.
Geef premedicatie bestaande uit paracetamol en een H1-antihistaminicum 30 tot 60 minuten voorafgaand aan de infusie, om potentiële acute infusiereacties te beperken. Corticosteroïden mogen niet worden gebruikt, behalve als er sprake is van een levensbedreigende noodsituatie.
In verband met het mogelijk optreden van het tumorlysissyndroom, bij hoge tumorlast vóór en tijdens de behandeling maatregelen nemen ter preventie van uraatnefropathie, zoals een adequate hydratie, alkaliseren van de urine en zo nodig toedienen van allopurinol of rasburicase.
Zie de begeleidende batchspecifieke documentatie voor aanvullende informatie over de dosering.
B-cel ALL
Kinderen en volwassenen ≤ 25 jaar
Lichaamsgewicht ≤ 50 kg: Enkelvoudige dosis: 0,2–5 × 10 6 cellen/kg lichaamsgewicht via i.v.-infusie. Geef 2–14 dagen na afloop van de chemotherapie voor lymfocytendepletie, zie hieronder. .
Lichaamsgewicht > 50 kg: Enkelvoudige dosis: 0,1–2,5 × 10 8 cellen (totaal aantal) via i.v.-infusie. Geef 2–14 dagen na afloop van de chemotherapie voor lymfocytendepletie, zie hieronder.
Conditioneringsbehandeling : fludarabine i.v. 30 mg/m² lichaamsoppervlak/dag gedurende 4 dagen en cyclofosfamide i.v. 500 mg/m²/dag gedurende 2 dagen; tegelijk starten.
Bij eerdere hemorragische cystitis graad 4 of chemorefractaire status voor cyclofosfamide: cytarabine i.v. 500 mg/m²/dag gedurende 2 dagen en etoposide i.v. 150 mg/m²/dag gedurende 3 dagen; tegelijk starten.
DLBCL en FL
Volwassenen (incl. ouderen)
0,6 tot 6 × 10 8 cellen (totaal aantal) via i.v.-infusie. Geef bij DLBCL 2–14 dagen na afloop van de chemotherapie voor lymfocytendepletie. Geef bij FL 2–6 dagen na afloop van de chemotherapie voor lymfocytendepletie, zie hieronder.
Conditioneringsbehandeling: : fludarabine i.v. 25 mg/m² lichaamsoppervlak/dag gedurende 3 dagen en cyclofosfamide i.v. 250 mg/m²/dag gedurende 3 dagen; tegelijk starten.
Bij eerdere hemorragische cystitis graad 4 of chemorefractaire status voor cyclofosfamide: bendamustine i.v. 90 mg/m²/dag gedurende 2 dagen.
Toediening: tisagenlecleucel is uitsluitend voor autoloog gebruik. Na ontdooien tisagenlecleucel binnen 30 minuten, inclusief eventuele onderbrekingen tijdens infusie, toedienen als intraveneuze infusie met een snelheid van 10–20 ml/min. Als het toe te dienen volume tisagenlecleucel ≤ 20 ml is, kan als alternatieve toedieningsmethode een intraveneuze bolus worden gebruikt.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): gastro-intestinale aandoeningen (10-100% en reversibel bij dosisverlaging) zoals anorexie, misselijkheid, braken, bovenbuikklachten, diarree en mucositis. Verlengde bloedingstijd (90%) en aandoeningen van het zenuwstelsel (ca. 40%), zoals geheugenstoornissen, agressiviteit, centraal vestibulairsyndroom, dysartrie en syndroom van Parkinson. Ernstige neurotoxische bijwerkingen lijken verband te houden met cumulatieve blootstelling en treden vaker op bij plasmaspiegels mitotaan ≥ 20 mg/l. Verder: asthenie, myasthenie, paresthesie, verwardheid, duizeligheid, slaperigheid, nierinsufficiëntie, huiduitslag, gynaecomastie, leukopenie (waaronder neutropenie), hypercholesterolemie en -triglyceridemie, stijging van leverenzymwaarden.
Vaak (1-10%): vertigo, geestelijke achteruitgang, hoofdpijn, polyneuropathie. Autoimmuun hepatitis. Trombocytopenie, anemie.
Verder zijn gemeld: achteruitgang gezichtsvermogen, maculopathie, diplopie, lens-troebeling, retinatoxiciteit. Schildklierbeschadiging, hypogonadisme bij mannen (met symptomen als gynaecomastie, verminderd libido, erectiestoornis, vruchtbaarheidsstoornis). Gegeneraliseerde pijn. Hypertensie, orthostatische hypotensie, opvliegers. Benigne ovarium-macrocysten bij premenopauzale vrouwen. Evenwichtsstoornissen. Zeer hoge koorts. Overmatige speekselproductie, smaakstoornis, dyspepsie. Leverbeschadiging (hepatocellulair, cholestatisch en gemengd). Hypo-urikemie, daling van de androsteendionconcentratie en de testosteronconcentratie bij vrouwen, stijging van de concentratie geslachtshormoonbindend globuline, daling van het vrij testosteron bij mannen, proteïnurie, hematurie, hemorragische cystitis. Overgevoeligheidsreactie. Bij kinderen tevens: neuropsychologische retardatie (mogelijk verband houdend met schildklierbeschadiging), hypothyroïdie, groeiachterstand en (reversibele) encefalopathie (bij een supratherapeutische mitotaanspiegel).
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): infecties (viraal, bacterieel, niet-gespecificeerd). Bloeding. Tachycardie. Hypotensie. Hoofdpijn, encefalopathie. Misselijkheid, braken, buikpijn, obstipatie, diarree. Hoesten, dyspneu, hypoxie. Huiduitslag. Verminderde eetlust. Artralgie, spierpijn. Acute nierschade. Koorts, vermoeidheid, oedeem, pijn. Cytokineafgiftesyndroom ('cytokine release syndrome'). Hypogammaglobulinemie. Hypokaliëmie, hypofosfatemie. Anemie, (febriele) neutropenie, trombocytopenie. Stijging ALAT, ASAT, alkalische fosfatase in het bloed. Daling hemoglobine in het bloed.
Vaak (1-10%): schimmelinfecties. Hartfalen, hartstilstand, atriumfibrilleren. Trombose, capillairleksyndroom, hypertensie. Orofaryngeale pijn, pulmonaal oedeem, neusverstopping, pleurale effusie, tachypneu. Stomatitis, opgezette buik, droge mond, ascites. Duizeligheid, perifere neuropathie, tremor, motorische disfunctie, insult, spraakstoornis, neuralgie. Angst, delier, slaapstoornis. Infusiegerelateerde reactie. Graft-versus-host-ziekte. Hemofagocytaire lymfohistiocytose. Tumorlysissyndroom. Jeuk, erytheem, hyperhidrose, nachtzweten. Verminder gezichtsvermogen. Myalgie. Griepachtige klachten, asthenie, multiorgaanfalen, koude rillingen. Gewichtsverlies. Hypoalbuminemie, hyperglykemie, hyponatriëmie, hyperurikemie, hypercalciëmie, hyperkaliëmie, hyperfosfatemie, hypernatriëmie, hypomagnesiëmie, hypocalciëmie, overvulling. Leukopenie, pancytopenie, lymfopenie. Coagulopathie. Hyperbilirubinemie.. Stijging serumferritine, fibrine-D-dimeer. Stijging INR, verlengde geactiveerde partiële tromboplastinetijd, verlengde protrombinetijd. Daling bloedfibrinogeen.
Soms (0,1-1%): B-cel-aplasie. Ischemisch cerebraal infarct, ataxie. Ventriculaire extrasystole. Longinfiltratie. Overmatig blozen. Hypermagnesiëmie. 'Acute respiratory distress syndrome' (ARDS).
Zelden: secundaire T-celmaligniteiten.
Verder is gemeld: anafylactische reactie. Neurotoxiciteit.
Interacties
Let op: houd rekening met de lange eliminatiehalfwaardetijd van mitotaan (zie Kinetische gegevens).
Gelijktijdig gebruik met spironolacton is gecontra–indiceerd omdat dit de werking van mitotaan kan blokkeren; mogelijk geldt dit ook voor eplerenon.
Mitotaan versnelt het metabolisme van orale vitamine K-antagonist-achtige anticoagulantia.
Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen met een dempende werking op het centraal zenuwstelsel.
Mitotaan induceert CYP450-enzymen (vooral ook CYP3A4); wees daarom vanwege een verminderde werkzaamheid voorzichtig bij gebruik van geneesmiddelen die in de lever door CYP450 worden gemetaboliseerd (zoals anti-epileptica, midazolam, rifabutine, rifampicine, sunitinib en griseofulvine) en overweeg een dosiverlaging.
Interacties
Er is geen onderzoek naar farmacokinetische of farmacodynamische interacties met tisagenlecleucel uitgevoerd.
Vaccinatie met levende vaccins wordt ontraden gedurende ten minste 6 weken voor het starten van chemotherapie voor lymfocytendepletie, gedurende de behandeling met tisagenlecleucel en tot immuunherstel na de behandeling met tisagenlecleucel.
Reactivatie van hepatitis B-virus (HBV) kan voorkomen bij patiënten gelijktijdig behandeld met geneesmiddelen die gericht zijn tegen B-cellen.
Zwangerschap
Teratogenese: Gegevens uit een beperkt aantal onderzochte zwangerschappen laten afwijkingen aan de bijnieren zien bij de foetus. Bij dieren, onvoldoende gegevens. Studies met soortgelijke substanties bij dieren toonden een teratogeen effect.
Advies: Gebruik ontraden.
Overige: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én na de therapie, zolang mitotaan in het plasma kan worden aangetoond. Houd rekening met de lange eliminatiehalfwaardetijd van mitotaan.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij zowel mens als dier onbekend.
Farmacologisch effect: Hypogammaglobulinemie kan optreden bij de moeder.
Advies: Gebruik ontraden. Indien toch toegepast tijdens de zwangerschap, ná de bevalling de immunoglobulinespiegels controleren bij de pasgeborene.
Vruchtbaarheid: Het effect op de vruchtbaarheid is niet onderzocht.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Vanwege de lipofiele aard wordt mitotaan waarschijnlijk in de moedermelk uitgescheiden.
Advies: Het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd tijdens en na de therapie, zolang mitotaan in het plasma kan worden aangetoond. Houd rekening met de lange eliminiatiehalfwaardetijd van mitotaan.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend, een risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Weeg de voordelen van het gebruik van dit middel in combinatie met het geven van borstvoeding af.
Contra-indicaties
Van dit zijn geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vóór aanvang van de behandeling, grote tumormassa's zoveel mogelijk operatief verwijderen om de kans op infarct en bloeding in de tumor te beperken.
Regelmatige controle van het plasmaniveau van mitotaan tijdens en elke twee maanden na de behandeling is belangrijk vanwege het smalle therapeutische venster en het optreden van dosisafhankelijke bijwerkingen. Voorzichtig bij ouderen, bij mensen met licht tot matig gestoorde lever- of nierfunctie (extra controle van plasmaspiegels van mitotaan wordt aangeraden), bij overgewicht en bij recent sterk gewichtsverlies, omdat door opslag in het vetweefsel een langdurige afgifte van mitotaan kan optreden. Met name bij gewichtsreductie kan een hoge mitotaanspiegel optreden. Toepassen bij ernstig gestoorde lever- of nierfunctie is af te raden, vanwege onvoldoende gegevens. Bij ernstige bijwerkingen de behandeling tijdelijk staken.
Vanwege de kans op hepatotoxiciteit vooral tijdens de eerste maanden van de behandeling regelmatig ALAT-, ASAT- en bilirubinespiegels bepalen; dit tevens doen bij dosisverhogingen. Controleer ook regelmatig het bloedbeeld. Bij stijging ALAT en/of ASAT > 5 × ULN, of bilirubine of AF > 2× ULN de behandeling onderbreken vanwege de kans op leverfalen.
Controleer regelmatig de triglyceridenwaarden in het bloed, vooral bij patiënten met, of risico op dyslipidemie (bv. bij metabolisch syndroom, alcoholisme, dieet met hoog vetgehalte). Ernstige hyperglyceridemie kan een teken zijn van acute pancreatitis; overweeg in dat geval mitotaan te onderbreken of een triglyceride-verlagende behandeling te starten.
Gedrags- en neurologische controle regelmatig uitvoeren vanwege mogelijke (reversibele) neurotoxiciteit, met name bij een plasmaniveau > 20 mg/l. Anorexia kan een kenmerk zijn van een beginnende beschadiging van het centrale zenuwstelsel.
Mitotaan induceert functionele bijnierschorsinsufficiëntie, waardoor hormonale suppletie noodzakelijk kan zijn. Voor optimale dosering hiervan het vrije cortisol en ACTH in het plasma bepalen, omdat mitotaan de plasmaspiegel van steroïdbindende eiwitten verhoogt. Laat vanwege het risico van acute bijnierinsufficiëntie de patiënt direct contact opnemen in geval van ernstig letsel, infectie of ziekte. In dergelijke situaties en bij shock de behandeling tijdelijk staken en corticosteroïden toedienen. Om deze reden dienen de patiënten een Lysodren-patiëntenkaart bij zich te dragen.
Vanwege de kans op ovarium-macrocysten, premenopauzale vrouwen adviseren direct contact op te nemen bij gynaecologische symptomen, zoals een vaginale bloeding en/of bekkenpijn. Periodieke echografische controle van de eierstokken wordt aanbevolen.
Mitotaan verhoogt de hoeveelheid plasmahormoonbindende eiwitten; bij interpretatie van hormonale testen hiermee rekening houden.
Het gebruik kan leiden tot significant verminderd reactie- en concentratievermogen.
Voor behandeling van vruchtbare mannen, zie Zwangerschap.
Waarschuwingen en voorzorgen
Redenen tot uitstellen: stel de infusie met tisagenlecleucel uit indien er sprake is van: onopgeloste ernstige bijwerkingen (met name van de longen, van het hart of hypotensie) van eerdere chemotherapieën, actieve infectie die niet onder controle is, actieve graft-versus-host-ziekte (GVHD), significante toename van leukemie of snelle progressie van lymfoom na chemotherapie voor lymfocytendepletie.
Donatie: patiënten behandeld met tisagenlecleucel mogen geen bloed, organen, weefsel of cellen doneren.
Monitoring na infusie: controleer gedurende de eerste 10 dagen na infusie dagelijks op tekenen en symptomen van het cytokineafgiftesyndroom, neurologische voorvallen en andere toxiciteiten. Overweeg ziekenhuisopname gedurende de eerste 10 dagen na de infusie of wanneer de eerste tekenen zich hiervan voordoen. Na de eerste 10 dagen volgend op de infusie moeten patiënten gecontroleerd worden naar inzicht van de arts. Instrueer de patiënt om in de nabijheid (< 2 uur reisafstand) van een gekwalificeerd behandelingscentrum te blijven gedurende ten minste 4 weken na de infusie.
Cytokineafgiftesyndroom het cytokineafgiftesyndroom, waaronder fatale of levensbedreigende gevallen, is frequent gemeld. Ontwikkeling van het syndroom trad op tussen 1 en 14 dagen na de infusie. De mediane tijd tot herstel was 4-8 dagen. Symptomen zijn o.a. hoge koorts, rigor, myalgie, artralgie, misselijkheid, braken, diarree, diaforese, huiduitslag, anorexie, vermoeidheid, hoofdpijn, hypotensie, dyspneu, tachypneu en hypoxie. Orgaandisfunctie, met inbegrip van hartinsufficiëntie en aritmie, nierinsufficiëntie en leverletsel kunnen ook worden waargenomen. Soms kunnen diffuse intravasale stolling (DIS) met lage fibrinogeenspiegels, capillairleksyndroom (CLS) en hemofagocytaire lymfohistiocytose (HLH) voorkomen. Controleer nauwlettend op tekenen of symptomen van het cytokineafgiftesyndroom. Risicofactoren voor een ernstig beloop van het cytokineafgiftesyndroom bij pediatrische en jongvolwassen patiënten met B-cel ALL zijn een hoge tumorlast voorafgaand aan infusie, ongecontroleerde of versnelde tumorgroei na chemotherapie voor lymfocytendepletie, actieve infectie en vroegtijdig optreden van koorts of het cytokineafgiftesyndroom na behandeling met tisagenlecleucel. Bij volwassen met DLBCL is een hoge tumorlast voorafgaand aan de toediening een risicofactor voor ernstig beloop. Probeer voorafgaand aan de behandeling van pediatrische en jongvolwassenen met B-cel ALL de tumorlast te verminderen en onder controle te houden. Bij alle indicaties moet geschikte profylactische en therapeutische behandeling voor infecties worden gegeven en een volledig herstel van enige bestaande infectie vastgesteld zijn. Infecties kunnen ook optreden gedurende cytokineafgiftesyndroom en kunnen het risico op overlijden vergroten.
Neurologische bijwerkingen neurologische bijwerkingen, in het bijzonder encefalopathie, verwarde toestand of delier, treden frequent op en kunnen ernstig of levensbedreigend zijn. Andere symptomen zijn een verminderd bewustzijn, epileptische insulten, afasie en spraakstoornissen. De meeste neurologische bijwerkingen traden op binnen 8 weken na de behandeling en waren tijdelijk van aard. De mediane duur tot het optreden van de eerste neurologische bijwerkingen was 8 dagen bij B-cel ALL, 6 dagen bij DLBCL en 9 dagen bij FL. De mediane duur tot het verdwijnen ervan was 7 dagen voor B-cel ALL en 13 dagen voor DLBCL. Controleer de patiënt op neurologische bijwerkingen. Indien deze optreden moet verdere diagnostiek en behandeling plaatsvinden afhankelijk van de onderliggende pathofysiologie en in overeenstemming met lokale standaardzorg.
Infecties en febriele neutropenie: patiënten met een actieve infectie die niet onder controle is, mogen pas starten met de behandeling als de infectie is verdwenen. Voorafgaand aan de infusie voor infectieprofylaxe de standaardrichtlijnen volgen, op basis van de mate van de voorafgaande immunosuppressie. Ernstige infecties, waaronder levensbedreigende of fatale infecties, zijn frequent gemeld en kunnen ook nog op een later moment optreden. Controleer nauwlettend op tekenen of symptomen van infectie en behandel indien nodig. Indien noodzakelijk profylactische antibiotica toedienen en regelmatig controleren voorafgaand aan en tijdens de behandeling. Infecties kunnen het verloop en de behandeling van gelijktijdig optredend cytokineafgiftesyndroom bemoeilijken. Houd bij patiënten met neurologische bijwerkingen rekening met de mogelijkheid van opportunistische infecties van het centrale zenuwstelsel en voer hiervoor passende diagnostiek uit. Febriele neutropenie werd frequent waargenomen en kan gelijktijdig optreden met het cytokineafgiftesyndroom. Bij patiënten die een complete remissie bereiken kan het infectierisico stijgen, dankzij de ontstane lage immunoglobulinespiegels.
Langdurige cytopenieën: weken na chemotherapie voor lymfocytendepletie en behandeling met tisagenlecleucel kunnen nog cytopenieën optreden; behandel deze volgens de standaardrichtlijnen. Bij de meeste patiënten die een cytopenie hadden op dag 28 na de behandeling, keerde deze terug naar graad 2 of lager binnen drie maanden na behandeling bij pediatrische ALL- en DLBCL-patiënten en binnen zes maanden bij FL-patiënten. Langdurige neutropenie is in verband gebracht met een verhoogd infectierisico. Myeloïde groeifactoren, in het bijzonder granulocyt-macrofaagkoloniestimulerende factor (GM-CSF), kunnen symptomen van het cytokineafgiftesyndroom verergeren en worden niet aanbevolen tijdens de eerste 3 weken na infusie met tisagenlecleucel of tot het cytokineafgiftesyndroom is verdwenen.
Hypogammaglobulinemie: hypogammaglobulinemie en agammaglobulinemie kunnen optreden. Controleer daarom de immunoglobulinespiegels. Bij lage immunoglobulinewaarden, preventieve maatregelen nemen op basis van standaard richtlijnen.
Tumorlysissyndroom (TLS), dat ernstig kan zijn, is gemeld. Ter preventie van TLS voorafgaand aan de behandeling maatregelen treffen, zie ook de rubriek Dosering. Controleer op tekenen en symptomen van TLS, en behandel indien nodig volgens standaard richtlijnen.
Eerdere stamceltransplantatie: behandeling met tisagenlecleucel binnen 4 maanden na een allogene stamceltransplantatie (SCT) ontraden, vanwege het de kans dat tisagenlecleucel graft-versus-host-ziekte verergert. Leukaferese voor de productie van tisagenlecleucel moet ten minste 12 weken na allogene SCT worden uitgevoerd.
Secundaire maligniteiten: vanwege de kans op secundaire maligniteiten, waaronder T-celmaligniteiten, de patiënt hier levenslang op controleren.
Comorbiditeit: patiënten met een actieve aandoening van het centraal zenuwstelsel of een verminderde nier-, lever-, long- of hartfunctie zijn waarschijnlijk kwetsbaarder voor de gevolgen van bijwerkingen van tisagenlecleucel en behoeven extra aandacht.
Interferentie met serologische testen: sommige testen voor HIV kunnen een valspositieve uitslag geven, vanwege de lentivirale vector die wordt gebruikt bij de productie van tisagenlecleucel.
Onderzoeksgegevens: de werkzaamheid en veiligheid bij DLBCL en FL bij kinderen < 18 jaar zijn niet vastgesteld. Bij B-cel ALL is er relatief weinig ervaring bij kinderen < 3 jaar en zijn de veiligheid en werkzaamheid niet vastgesteld bij ouderen ≥ 65 jaar. Er is relatief weinig ervaring met het gebruik bij patiënten met actieve leukemie van het centraal zenuw stelsel (CZS) en actief CZS-lymfoom. Er is tevens relatief weinig ervaring bij eerdere behandeling gericht tegen CD19. Patiënten met een voorgeschiedenis van actieve CZS-aandoeningen of ontoereikende renale, hepatische, pulmonale of cardiale functie, werden uitgesloten van studies. Er is geen ervaring met de productie van tisagenlecleucel bij patiënten die positief testen op HBV, HCV of HIV.
Overdosering
Therapie
Vanwege de lange halfwaardetijd en lipofiliteit van mitotaan kan het weken duren voor e.a. genormaliseerd is. Vanwege de lipofiliteit is mitotaan waarschijnlijk niet dialyseerbaar.
Voor meer informatie over een vergiftiging met mitotaan neem contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Polychloorbifenyl-analoog. Werkt cytotoxisch en/of inhiberend op de bijnierschors en wijzigt het perifere metabolisme van steroïden. Veroorzaakt bijnierschorsinsufficiëntie wat leidt tot de verdwijning van het syndroom van Cushing door bijniercarcinoomsecretie. Tijdens de therapie is hormonale substitutie noodzakelijk.
Kinetische gegevens
Resorptie | Vetrijk voedsel verhoogt de absorptie van mitotaan. |
Overig | Therapeutische plasmaspiegel: 14–20 mg/l. |
Overig | Wordt opgeslagen in alle weefsels en met name in vetweefsel. |
Metabolisering | Voornamelijk door de lever. |
Eliminatie | in de vorm van metabolieten. |
T 1/2el | 18 tot 159 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Tisagenlecleucel is een autologe, immunocellulaire kankertherapie waarbij de eigen T-cellen van een patiënt worden geherprogrammeerd. De autologe T-cellen worden ex vivo genetisch gemodificeerd door gebruik te maken van een lentivirale vector die voor een anti-CD19 chimere antigeenreceptor codeert (CAR). De CAR bestaat uit een murien antilichaamfragment met één keten die CD19 herkent en gefuseerd is met intracellulaire signaleringsdomeinen van CD137 en CD3-ζ (CD3-zèta). CD3-ζ is belangrijk voor het initiëren van T-celactivatie en antitumoractiviteit, CD137 versterkt de expansie en persistentie van tisagenlecleucel. Na binding aan cellen die CD19 tot expressie brengen geeft de CAR een signaal af dat de expansie van T-cellen en de persistentie van tisagenlecleucel bevordert.
Kinetische gegevens
Overig | Bij kinderen en jongvolwassenen met B-cel ALL is aanwezigheid van tisagenlecleucel in het bloed en het beenmerg na 2 jaar aangetoond. Tisagenlecleucel verplaatst zich ook naar cerebrospinaal vocht, waar het bij patiënten met B-cel ALL tot 1 jaar aanwezig blijft. Bij volwassenen met DLBCL is tisagenlecleucel tot 3 jaar teruggevonden in perifeer bloed en tot 9 maanden in beenmerg bij patiënten met een complete respons. Bij volwassenen met FL is tisagenlecleucel tot 18 maanden teruggevonden in perifeer bloed en tot 3 maanden in beenmerg bij patiënten met een complete respons. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
mitotaan hoort bij de groep oncolytica, overige.
- aflibercept (intraveneus) (L01XX44) Vergelijk
- alpelisib (L01EM03) Vergelijk
- amsacrine (L01XX01) Vergelijk
- anagrelide (L01XX35) Vergelijk
- arseentrioxide (L01XX27) Vergelijk
- asparaginase (L01XX02) Vergelijk
- bortezomib (L01XG01) Vergelijk
- carfilzomib (L01XG02) Vergelijk
- eribuline (L01XX41) Vergelijk
- hydroxycarbamide (bij maligne aandoening) (L01XX05) Vergelijk
- hydroxycarbamide (sikkelcelziekte) (L01XX05) Vergelijk
- ivosidenib (L01XM02) Vergelijk
- ixazomib (L01XG03) Vergelijk
- methotrexaat (bij tumoren) (L01BA01) Vergelijk
- niraparib (L01XK02) Vergelijk
- olaparib (L01XK01) Vergelijk
- panobinostat (L01XH03) Vergelijk
- pegaspargase (L01XX24) Vergelijk
- pemetrexed (L01BA04) Vergelijk
- rucaparib (L01XK03) Vergelijk
- sonidegib (L01XJ02) Vergelijk
- sotorasib (L01XX73) Vergelijk
- talazoparib (L01XK04) Vergelijk
- tebentafusp (L01XX75) Vergelijk
- temoporfine (L01XD05) Vergelijk
- trabectedine (L01CX01) Vergelijk
- venetoclax (L01XX52) Vergelijk
- vismodegib (L01XJ01) Vergelijk
Groepsinformatie
tisagenlecleucel hoort bij de groep antineoplastische cel- en gentherapie.