Samenstelling
ReFacto AF XGVS Pfizer bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor oplossing voor injectie
- Sterkte
- 250 IE
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit + solvens 4 ml + toebehoren
- Toedieningsvorm
- Poeder voor oplossing voor injectie
- Sterkte
- 500 IE
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit + solvens 4 ml + toebehoren
- Toedieningsvorm
- Poeder voor oplossing voor injectie
- Sterkte
- 1000 IE
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit + solvens 4 ml + toebehoren
- Toedieningsvorm
- Poeder voor oplossing voor injectie
- Sterkte
- 2000 IE
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit + solvens 4 ml + toebehoren
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Novoseven XGVS Novo Nordisk bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 1 mg
- Verpakkingsvorm
- met solvens in wegwerpspuit
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 2 mg
- Verpakkingsvorm
- met solvens in wegwerpspuit
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 5 mg
- Verpakkingsvorm
- met solvens in wegwerpspuit
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 8 mg
- Verpakkingsvorm
- met solvens in wegwerpspuit
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Advate XGVS Takeda Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 250 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 2 ml + toedieningsysteem
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 500 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 2 ml + toedieningsysteem
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 1000 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 2 ml + toedieningsysteem, met solvens 5 ml + toedieningsysteem
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 1500 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 2 ml + toedieningsysteem, met solvens 5 ml + toedieningsysteem
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 2000 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 5 ml + toedieningsysteem
Kovaltry XGVS Bayer bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 1000 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 2,5 ml + toedieningssysteem
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Beriplex P/N XGVS CSL Behring bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 250 IE
- Verpakkingsvorm
- flacon + solvens 10 ml
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 500 IE
- Verpakkingsvorm
- flacon + solvens 20 ml
Bevat na oplossen per ml ten minste: 20 IE factor II, 10 IE factor VII, 20 IE factor IX, 22 IE factor X, 15 IE proteïne C en 12 IE proteïne S. Het totale proteïnegehalte is 6–14 mg/ml bereide oplossing. De specifieke factor IX-activiteit is 2,5 IE per mg totaal proteïne. Bevat tevens: sporen humaan albumine, heparine en humaan antitrombine III en tot 15 mmol natrium per 100 ml.
Cofact Prothya Biosolutions Netherlands B.V.
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 250 IE
- Verpakkingsvorm
- flacon + solvens 10 ml
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 500 IE
- Verpakkingsvorm
- flacon + solvens 20 ml
Bevat na oplossen per ml ten minste: 14 IE factor II, 7 IE factor VII, 25 IE factor IX, 14 IE factor X, 11 IE proteïne C en 1 IE proteïne S. Het totale proteïnegehalte/flacon is 13–35 mg/ml bereide oplossing. De specifieke factor IX-activiteit is 0,6 IE per mg totaal proteïne. Bevat tevens: sporen humaan antitrombine III en 12,5–19,5 mmol natrium per 100 ml.
Octaplex XGVS Octapharma GmbH
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 500 IE
- Verpakkingsvorm
- flacon + solvens 20 ml
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 1000 IE
- Verpakkingsvorm
- flacon + solvens 40 ml
Bevat na oplossen per ml ten minste: 14 IE factor II, 9 IE factor VII, 25 IE factor IX, 18 IE factor X, 13 IE proteïne C en 12 IE proteïne S. Het totale proteïnegehalte/flacon is 13–41 mg/ml bereide oplossing. De specifieke factor IX-activiteit is minimaal 0,6 IE per mg totaal proteïne. Bevat tevens: sporen heparine en 16,3–27,2 mmol natrium per 100 ml.
Prothromplex XGVS Takeda Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 600 IE
- Verpakkingsvorm
- flacon + solvens 20 ml
Bevat na oplossen per ml ten minste: 24-45 IE factor II, 25 IE factor VII, 30 IE factor IX, 30 IE factor X, 20 IE proteïne C. Het totale proteïnegehalte/flacon is 15-38 mg/ml bereide oplossing. De specifieke factor IX-activiteit is 0,6 IE per mg van de activiteit van factor IX. Bevat tevens: sporen heparine (max. 0,5 IE/IE factor IX), antitrombine III (0,75-1,5 IE/ml) en 17 mmol natrium per 100 ml.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Wilfactin XGVS LFB-Biomedicaments
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 1000 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 10 ml
De hoeveelheid humane factor VIII is ≤ 10 IE/100 IE von-Willebrand-factor: ristocetine-cofactor (vWF:RCo).
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor de behandeling van hemofilie A de richtlijn Diagnostiek en behandeling van hemofilie op hematologienederland.nl.
Advies
Zie voor de behandeling van hemofilie de richtlijn Diagnostiek en behandeling van hemofilie op hematologienederland.nl.
Advies
Octocog α is even effectief als het uit plasma bereide factor VIII. Zie voor de behandeling van hemofilie A de richtlijn Diagnostiek en behandeling van hemofilie op hematologienederland.nl.
Advies
Zie voor de behandeling van hemofilie en aanverwante hemostasestoornissen de richtlijn Diagnostiek en behandeling van Hemofilie op hematologienederland.nl.
Advies
Zie voor de behandeling van de ziekte van Von Willebrand (de zwarte tekstgedeeltes van) de richtlijn Diagnostiek en behandeling van hemofilie en aanverwante hemostasestoornissen p. 115 via 'Ziekte van Von Willebrand (overige modules)' op hematologienederland.nl.
Indicaties
Behandeling en preventie van bloedingen bij hemofilie A.
Indicaties
- Preventie en behandeling van bloedingen bij operaties of invasieve ingrepen bij:
- erfelijke hemofilie met remmers (> 5 BE) tegen stollingsfactor VIII of IX of bij een verwachte hoge anamnestische respons op factor VIII- of factor IX-toediening;
- verworven hemofilie;
- erfelijke factor VII-deficiëntie;
- de ziekte van Glanzmann (trombasthenie) met eerdere of huidige ongevoeligheid voor bloedplaatjestransfusie of wanneer bloedplaatjes niet direct beschikbaar zijn.
- Behandeling van ernstige postpartumbloedingen wanneer uterotonica onvoldoende zijn om hemostase te bereiken.
Indicaties
- Behandeling en preventie van bloedingen bij hemofilie A.
Indicaties
Behandeling van bloedingen of het voorkomen van bloedingen peri-operatief als gevolg van:
- verworven deficiëntie van de protrombinecomplex-stollingsfactoren. Bijvoorbeeld bij deficiëntie ontstaan door behandeling met vitamine K-antagonisten of door overdosering van vitamine K-antagonisten, wanneer snelle correctie van de deficiëntie nodig is.
- aangeboren deficiënties van een van de vitamine K-afhankelijke stollingsfactoren (Octaplex: factor II en X), wanneer de gezuiverde specifieke stollingsfactor niet beschikbaar is.
Indicaties
- Preventie en behandeling van hemorragie of chirurgische bloeding bij volwassenen en kinderen met de ziekte van Von Willebrand, als behandeling met alleen desmopressine niet effectief of gecontra-indiceerd is.
Doseringen
De dosering en duur van de therapie is afhankelijk van de ernst van de ziekte, de locatie en omvang van de bloeding en de klinische toestand.
1 IE factor VIII/kg lichaamsgewicht verhoogt de factor VIII-activiteit in plasma met 2 IE/dl.
Afhankelijk van de ernst van de bloedingen: vereiste dosering (IE) = lichaamsgewicht (kg) × gewenste stijging van factor VIII (%) × 0,5 IE/kg.
Lange termijn profylaxe van bloedingen:
20–40 IE/kg lichaamsgewicht i.v. om de 2–3 dagen.
Kleine bloedingen (beginnende hemartrose, spierbloeding of bloeding in de mondholte):
Vereiste factor VIII-activiteit: 20–40%. Interval tussen de doses 12–24 uur; behandelduur ten minste 1 dag, tot bloeding ophoudt of tot genezing van de wond.
Middelmatige bloedingen (meer uitgebreide hemartrose, spierbloeding of hematoom):
Vereiste factor VIII-activiteit: 30–60%. Interval tussen de doses 12–24 uur; behandelduur ten minste 3–4 dagen tot de pijn gestild en het acute functieverlies verdwenen is.
Levensbedreigende bloedingen:
Vereiste factor VIII-activiteit: 60–100%. Interval tussen de doses 8–24 uur, tot het levensgevaar geweken is.
Operatieve ingreep:
Kleine ingreep (incl. tandextracties): vereiste factor VIII-activiteit: 30–60%. Interval tussen de doses 24 uur; behandelduur ten minste 1 dag tot genezing van de wond. Zware ingreep: vereiste factor VIII-activiteit: 80–100% (pre- en postoperatief). Interval tussen de doses 8–24 uur; behandelduur tot genezing van de wond; vervolgens gedurende minstens 7 dagen behandelen om factor VIII-activiteit tussen 30–60% te houden.
Doseringsadviezen kunnen voor individuele patiënten te laag liggen, zelfs als geen antilichamen tegen moroctocog α zijn opgetreden, zodat individuele titratie van het geneesmiddel nodig is.
In sommige gevallen, vooral bij jongere patiënten, kunnen kortere intervallen tussen de doses of hogere doses noodzakelijk zijn.
Bij onder- of overgewicht kan het nodig zijn de dosering op basis van het lichaamsgewicht aan te passen.
Toediening: Langzaam intraveneus toedienen gedurende enkele minuten. Het preparaat binnen 3 uur na oplossen toedienen.
Doseringen
De huidige klinische ervaring rechtvaardigt geen verschil tussen de doses bij kinderen en volwassenen, hoewel kinderen een snellere klaring hebben dan volwassenen. Hierdoor kunnen bij pediatrische patiënten hogere doses eptacog α nodig zijn om een gelijke plasmaconcentratie te bereiken.
Lichte tot matige bloedingen bij hemofilie (zoals gewrichts-, spier- en mucocutane bloedingen)
Intraveneus: In de thuisbehandeling, direct 90 microg (4,5 KIE) per kg lichaamsgewicht. Om hemostase te bereiken 2–3 doses met 3 uur tussentijd geven en eventueel 1 additionele dosis om hemostase te handhaven. Doseringsalternatief: één enkele dosis van 270 microg/kg (er is geen ervaring met de eenmalige hogere dosis bij ouderen). Duur van de thuisbehandeling: max. 24 uur, zo nodig langer na overleg met het hemofiliebehandelcentrum.
Hevige bloedingen bij hemofilie
Intraveneus: Begindosering: 90 microg (4,5 KIE) per kg lichaamsgewicht, evt. toe te dienen tijdens het vervoer naar het ziekenhuis. Een volgende dosis varieert afhankelijk van de soort en ernst van de bloeding. De toediening van geactiveerd eptacog α iedere 2 uur te herhalen totdat klinische vooruitgang wordt vastgesteld. Indien continue therapie noodzakelijk is, kan het toedieningsinterval worden vergroot tot 3 uur gedurende 1–2 dagen. Hierna het toedieningsinterval vergroten tot elke 4, 6, 8 of 12 uur. Een hevige bloeding kan gedurende 2–3 weken worden behandeld, eventueel langer.
Operaties of invasieve ingrepen bij hemofilie
Intraveneus: Direct voor de ingreep 90 microg (4,5 KIE) per kg lichaamsgewicht. Deze dosering na 2 uur herhalen en daarna met tussenpozen van 2–3 uur gedurende de eerste 24–48 uur, afhankelijk van de verrichte operatie en de klinische toestand. Bij grote operaties de dosis iedere 2–4 uur herhalen gedurende 6–7 dagen. Daarna het toedieningsinterval verlengen tot 6–8 uur gedurende de volgende 2 weken. Bij grote operaties kan tot wel 2–3 weken behandeld worden, totdat genezing is opgetreden.
Verworven hemofilie
Intraveneus: Zo snel mogelijk na het begin van een bloeding 90 microg/kg lichaamsgewicht toedienen. Indien nodig kunnen vervolginjecties worden toegediend. De duur van de behandeling en het interval tussen de injecties zijn afhankelijk van de ernst van de bloeding, van de invasieve ingrepen of van de operatie die wordt uitgevoerd. Het initiële dosisinterval dient 2–3 uur te zijn. Zodra hemostase is bereikt, kan het dosisinterval verlengd worden tot achtereenvolgens elke 4, 6, 8 of 12 uur voor zo lang als dat de behandeling nodig wordt geacht.
(Profylaxe van) bloedingen bij operaties bij factor VII-deficiëntie
Intraveneus: 15–30 microg/kg lichaamsgewicht per keer, elke 4–6 uur totdat hemostase is bereikt. De doses en injectiefrequentie individueel aanpassen.
(Profylaxe van) bloedingen bij operaties bij de ziekte van Glanzmann
Intraveneus: Bolusinjectie van 90 microg (80–120 microg) per kg lichaamsgewicht, elke 2 uur (1½–2½ uur). Om effectieve hemostase te bereiken ten minste 3 doses toedienen. Een bolusinjectie wordt aanbevolen omdat continue infusie in dit geval een gebrek aan werkzaamheid kan vertonen.
Behandeling van een postpartumbloeding
Intraveneus: Bolusinjectie van 60-90 microg per kg lichaamsgewicht, de piek in stollingsactiviteit treedt meestal op na 10 min. Bij onvoldoende hemostatische respons een tweede dosis toedienen na 30 min.
Na oplossing met het benodigde volume oplosmiddel bevat elke flacon 1 mg/ml (50 KIE/ml) eptacog α. 1 Kallikreïne Inactivator Eenheid (KIE) komt overeen met 1000 IE.
Toediening: De gereconstitueerde oplossing toedienen als intraveneuze bolusinjectie gedurende 2–5 minuten.
Doseringen
De dosering en duur van de therapie zijn afhankelijk van de ernst van de ziekte, de locatie en omvang van de bloedingen en de klinische toestand. Advate: 1 IE factor VIII/kg lichaamsgewicht verhoogt de factor VIII-activiteit in plasma met 2 IE/dl (2% van de normale activiteit). Kovaltry: 1 IE factor VIII/kg lichaamsgewicht verhoogt de factor VIII-activiteit in plasma met 1,5–2,5IE/dl (1,5–2,5% van de normale activiteit). Formule voor berekening van de dosering: aantal benodigde factor VIII-eenheden (IE) = lichaamsgewicht (in kg) × gewenste toename van factor VIII (% van de normaalwaarde of IE/dl) × 0,5.
Kleine bloedingen (beginnende hemartrose, spierbloeding of bloeding in de mondholte)
Volwassenen en kinderen
Vereiste factor VIII-activiteit: 20–40%. Interval tussen de doses 12–24 uur (8–24 uur voor kinderen < 6 j.); behandelduur ten minste 1 dag, tot de pijn gestild is of tot genezing van de wond.
Middelmatige bloedingen (meer uitgebreide hemartrose, spierbloeding of hematoom)
Volwassenen en kinderen
Vereiste factor VIII-activiteit: 30–60%. Interval tussen de doses 12–24 uur (8–24 uur voor kinderen < 6 j.); behandelduur ten minste 3–4 dagen tot de pijn gestild en het acute functieverlies verdwenen is.
Levensbedreigende bloedingen
Volwassenen en kinderen
Vereiste factor VIII-activiteit: 60–100%. Interval tussen de doses 8–24 uur (6–12 uur voor kinderen < 6 j.), tot het levensgevaar geweken is.
Operatieve ingreep
Volwassenen en kinderen
Kleine ingreep (incl. tandextracties): vereiste factor VIII-activiteit: 30–60%. Interval tussen de doses 24 uur (12–24 uur voor kinderen < 6 j.); behandelduur ten minste 1 dag of tot genezing van de wond.
Zware ingreep: vereiste factor VIII-activiteit: 80–100% (pre- en postoperatief). Interval tussen de doses 8–24 uur (6–24 uur voor kinderen < 6 j.); behandelduur tot genezing van de wond; vervolgens gedurende minstens 7 dagen behandelen om factor VIII–activiteit tussen 30–60% te houden.
Langetermijnprofylaxe
Volwassenen
20–40 IE/kg lichaamsgewicht met intervallen van 2–3 dagen.
Bij kinderen 1 maand–18 jaar
Volgens het Kinderformularium van het NKFK zijn de doseergegevens: 25–40 IE/kg lichaamsgewicht 2–3× per week. De fabrikant geeft aan: kinderen van 0–12 jaar: 20–50 IE/kg 2–4× per week. De fabrikanten hanteren iets verschillende voorschriften; Advate bij kinderen < 6 jaar: 20–50 IE/kg 3–4×/week; Kovaltry bij kinderen < 12 jaar: 20–50 IE/kg 2–3×/week of om de dag en voor kinderen > 12 jaar hetzelfde als bij volwassenen.
Bij onder- of overgewicht eventueel de dosering aanpassen.
Toediening:
- Het geneesmiddel binnen drie uur na het oplossen toedienen.
- Langzaam intraveneus toedienen: Kovaltry: gedurende 2–5 min toedienen, max. toedieningssnelheid 2 ml/min; Advate: max. 10 ml/min onder controle van de polsfrequentie; bij een significante stijging de infusiesnelheid verlagen of tijdelijk stopzetten.
Doseringen
De dosering is afhankelijk van de ernst van de aandoening, de locatie en ernst van de bloeding en de klinische toestand en het gewicht van de patiënt. Tevens moet rekening worden gehouden met de halfwaardetijd van de stollingsfactor die men in hoofdzaak wil toedienen.
Behandeling van bloedingen of het voorkómen van bloedingen peri-operatief als gevolg van verworven deficiëntie van de protrombinecomplex-stollingsfactoren
Volwassenen
Algemeen: De dosis hangt af van de INR voor de behandeling (zo kort mogelijk voor toediening gemeten), de gewenste INR en het lichaamsgewicht.
Cofact: de dosis wordt berekend op basis van de factor IX-concentratie in Cofact wegens de relatief korte halfwaardetijd en de lage opbrengst ervan na infusie van factor IX in vergelijking met de andere stollingsfactoren in protrombinecomplex. Hierbij wordt aangenomen dat een gemiddelde plasmaconcentratie van factor IX ≥ 30% voldoende is om een INR ≤ 2,1 te bereiken, en ≥ 60% voldoende is voor een INR ≤ 1,5. De maximale dosis is 1500 IE (= 60 ml) voor een INR ≤ 2,1 en max. 2500 IE (= 100 ml) voor een INR ≤ 1,5. Zie voor een dosistabel met algemene doseringsadviezen voor Cofact rubriek 4.2 van de officiële productinformatie van CBG/EMA.
Beriplex: max. 5000 IE per keer bij een lichaamsgewicht > 100 kg en bij een INR > 6. Zie voor een doseringstabel met algemene doseringsadviezen voor Beriplex rubriek 4.2 van de officiële productinformatie van CBG/EMA.
Octaplex: max. enkelvoudige dosering: 3000 IE (= 120 ml). Zie voor een doseringstabel met algemene doseringsadviezen voor Octaplex rubriek 4.2 van de officiële productinformatie van CBG/EMA.
Prothromplex: max. 50 IE factor IX/kg bij een INR > 6. Bij ernstige bloedingen kan een hogere dosering overwogen worden. Zie voor een doseringstabel met algemene doseringsadviezen voor Prothromplex rubriek 4.2 van de officiële productinformatie CBG/EMA.
Bij hemofilie B (factor IX-tekort)
Volwassenen
Beriplex, Cofact, Prothromplex: 1 IE factor IX/kg lichaamsgewicht heeft in het algemeen een stijging van factor IX in het bloed van 0,013 IE/ml (Beriplex) of 0,01 IE/ml (Cofact) of 0,015 IE/ml (Prothromplex) tot gevolg.
Bij factor II-tekort
Volwassenen
Beriplex, Cofact, Octaplex, Prothromplex: bij dosering van 1 IE factor II per kg mag een stijging van 0,019 IE/ml (Beriplex) of 0,02 IE/ml (Cofact, Octaplex) of 0,021 IE/ml (Prothromplex) worden verwacht.
Bij factor VII-tekort
Volwassenen
Beriplex, Cofact, Prothromplex: bij toediening van 1 IE factor VII per kg mag stijging van factor VII in het bloed van ca. 0,017 IE/ml (Beriplex) of 0,01 IE/ml (Cofact) of 0,024 IE/ml (Prothromplex) worden verwacht.
Bij factor X-tekort
Volwassenen
Beriplex, Cofact, Octaplex, Prothromplex: bij dosering van 1 IE factor X per kg mag een stijging van 0,019 IE/ml (Beriplex) of 0,017 IE/ml (Cofact, Octaplex, Prothromplex) in het bloed worden verwacht.
Toediening: Het preparaat moet intraveneus worden toegediend, en vanuit microbiologisch oogpunt, moet dit direct na het oplossen gebeuren. De infusiesnelheid verschilt per preparaat, deze zijn:
- Beriplex: ≤ 8 ml/min;
- Cofact: ca. 2 ml/min;
- Octaplex: beginsnelheid 1 ml/min, vervolgens 2–3 ml/min;
- Prothromplex: max. 2 ml/min.
Doseringen
De dosering is afhankelijk van de ernst van de ziekte, de klinische toestand, de circulerende spiegel von-Willebrand-ristocetine-cofactor (vWF:RCo), de activiteit van factor VIII (FVIII:C) en het gewicht van de patiënt.
In het algemeen verhoogt 1 IE/kg vWF de circulerende spiegel vWF:RCo in plasma met 0,02 IE/ml (2%).
De streefwaarde van de activiteit van vWF:RCo is > 0,60 IE/ml (60%), en de streefwaarde van de activiteit van factor VIII (FVIII:C) is > 0,40 IE/ml (40%).
Ziekte van von Willebrand
Volwassenen en kinderen ≥ 6 jaar
Richtlijn: i.v. aanvangsdosering 40–80 IE vWF/kg lichaamsgewicht. Een aanvangsdosis van 80 IE/kg van vWF kan noodzakelijk zijn, vooral bij patiënten met ziekte van von Willebrand type 3. Bij electieve chirurgie 12–24 uur voorafgaand aan de ingreep beginnen, en 1 uur voorafgaand aan de ingreep herhalen ; daarna 40–80 IE/kg lichaamsgewicht per dag in 1–2 doses gedurende een of meerdere dagen. Langdurige profylaxe: 40–50 IE vWF/kg lichaamsgewicht 2–3×/week.
Kinderen < 6 jaar
i.v. aanvangsdosering kan afhankelijk zijn van het incrementele herstel (IH), of als er geen IH-gegevens zijn: 60–100 IE vWF/kg, om de activiteit van vWF:RCo te verhogen tot 1 IE/ml. Bij electieve chirurgie 12–24 uur voorafgaand aan de ingreep beginnen en herhalen 30 minuten voorafgaand aan de ingreep. Vervolgdosering afstemmen op de klinische toestand en vWF:RCo–waarden en aanpassen aan de klinische respons. Langdurige profylaxe: dosering is afhankelijk van het incrementele herstel (IH) en de activiteit van vWF:RCo en moet worden aangepast aan de klinische respons.
Bij een laag factor VIII–gehalte (FVIII:C< 0,4 IE/ml = 40%) én als een snelle verbetering van de hemostase nodig is, tevens gelijktijdig een factor VIII–product toedienen.
Toediening
- intraveneus toedienen, maximale toedieningssnelheid 4 ml/min;
- het preparaat direct na oplossen toedienen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn. Hoesten. Gewrichtspijn. Koorts. Antistoffen tegen factor VIII bij nog niet eerder behandelde patiënten.
Vaak (1-10%):misselijkheid, diarree, braken, buikpijn. Verminderde eetlust. Duizeligheid. Urticaria, jeuk, uitslag. Spierpijn. Rillingen. Hemorragie/hematoom.
Soms (0,1-1%): anafylactische reactie. Perifere neuropathie, slaperigheid, dysgeusie. Angina pectoris, tachycardie, palpitaties. Hypotensie, blozen, tromboflebitis. Dyspneu. Hyperhidrose. Reacties op de toedieningsplaats. Asthenie. Verhoging van ALAT, ASAT, serumbilirubine en serumcreatinekinase. Antistoffen tegen factor VIII bij eerder behandelde patiënten.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): vorming van antistoffen ('remmers') bij patiënten met factor VII-deficiëntie. Bij deze patiënten de factor VII-activiteit controleren.
Soms (0,1-1%): verminderde therapeutische respons. Veneuze trombo-embolische complicaties (zoals tromboflebitis, diep-veneuze trombose, longembolie, portale of renale venetrombose, intestinale ischemie). Huiduitslag (zoals erythemateuze uitslag, allergische dermatitis), urticaria, jeuk. Koorts.
Zelden (0,01-0,1%): gedissemineerde intravasculaire stolling, coagulopathie. Overgevoeligheid. Arteriële trombotische complicaties (zoals myocardinfarct, cerebrovasculaire aandoening en darminfarct), angina pectoris. Hoofdpijn. Misselijkheid. Reactie op de injectieplaats (o.a. pijn). Verhoogde waarden van ALAT, alkalische fosfatase, lactaatdehydrogenase en protrombine.
Verder zijn gemeld: anafylactische reacties, angio-oedeem, blozen, intracardiale trombus.
Bij verworven hemofilie komen vaker voor: arteriële en veneuze trombo-embolische complicaties, angina pectoris, nausea, koorts, erythemateuze uitslag en verhoogde waarden van fibrine-afbraakproducten.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): ontwikkeling van factor VIII-remmers bij nog niet eerder behandelde patiënten.
Vaak (1-10%): hoofdpijn, duizeligheid, koorts. Slapeloosheid. Buikpijn, dyspepsie. Jeuk, huiduitslag, urticaria. Reactie op de injectieplaats.
Soms (0,1-1%): griepachtige verschijnselen, lymfangitis, laryngitis. Lymfadenopathie. Geheugenstoornis. Tremor. Syncope. Sinustachycardie, hartkloppingen. Oogontsteking. Migraine, misselijkheid, braken, diarree. Pijn op de borst, dyspneu, perifeer oedeem, opvliegers, bleekheid, hematoom. Smaakstoornis. Hyperhidrose, allergische dermatitis. Verminderde hematocrietwaarde, verlaagd niveau van factor VIII stollingsactiviteit, verhoogd aantal monocyten. Ontwikkeling van factor VIII-remmers bij eerder behandelde patiënten.
Verder zijn gemeld: vermoeidheid, malaise, anafylactische of anafylactoïde reactie met als mogelijke symptomen paresthesie, urticaria, angio-oedeem, hypotensie (duizeligheid/syncope), shock en acute ademhalingsstoornissen.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): (fatale) trombo-embolische complicaties (zoals embolie, diepveneuze trombose). Hoofdpijn. Verhoogde lichaamstemperatuur.
Soms (0,1-1%): overgevoeligheid of allergische reacties.
Verder zijn gemeld: anafylactoïde of anafylactische reacties (incl. anafylactische shock, angio-oedeem). Paresthesie. Diffuse intravale stolling. Cerebrovasculair accident, duizeligheid. Hartfalen, acuut myocardinfarct, tachycardie. Hypotensie, overmatig blozen. Dyspneu, piepende ademhaling. Misselijkheid, braken. Huiduitslag, jeuk, hyperhidrose. Reacties op de infusieplaats. Lethargie. Rusteloosheid. Malaise. Ontwikkeling van neutraliserende remmers van de stollingsfactoren (remmers). Nefrotisch syndroom is gemeld bij hemofilie B–patiënten met factor IX–remmers en allergische reacties in de voorgeschiedenis. Heparine-geïnduceerde trombocytopenie type II (Beriplex, Octaplex). Voorbijgaande stijging transaminasewaarden.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): reacties op de toedieningsplaats.
Soms (0,1-1%): overgevoeligheidsreacties. Duizeligheid, paresthesie, hypo-esthesie. Opvliegers, jeuk. Rillingen, koud gevoel, gevoel van bedruktheid.
Verder zijn gemeld: ontwikkeling van remmers tegen von-Willebrand-factor. Anafylactische shock. Trombo-embolische voorvallen. Koorts.
Interacties
Er zijn geen interacties van moroctocog α bekend.
Interacties
Gelijktijdig gebruik met protrombinecomplexconcentraten, geactiveerd of niet, moet worden vermeden.
Combinatie met recombinant stollingsfactor XIII wordt op basis van een niet-klinische studie ontraden.
Er is beperkte informatie over de combinatie met antifibrinolytische therapie (bv. tranexaminezuur).
Interacties
Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd met octocog α.
Interacties
Humaan protrombinecomplex neutraliseert het effect van vitamine K-antagonisten.
Interacties
Er zijn geen interacties bekend.
Zwangerschap
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, onvoldoende gegevens.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, weinig gegevens (geen nadelige effecten). Bij dieren, geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Zwangerschap
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, onvoldoende gegevens.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Zwangerschap
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, onvoldoende gegevens.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overige: Eventuele overdracht van het parvovirus B19 kan een zeer ernstige infectie geven van de foetus.
Zwangerschap
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, onvoldoende gegevens.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overige: Eventuele overdracht van het parvovirus B19 kan zeer ernstige infectie geven van de foetus.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in moedermelk: Onbekend.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Contra-indicaties
Bekende allergische reactie op hamstereiwitten.
Contra-indicaties
- Overgevoeligheid voor muis-, hamster- of rundereiwit.
Contra-indicaties
- Overgevoeligheid voor muizen- of hamstereiwitten.
Contra-indicaties
- Beriplex: gedissemineerde intravasale stolling in de verbruikfase;
- Beriplex, Octaplex, Prothromplex: heparine-geïnduceerde trombocytopenie in de voorgeschiedenis.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen (klinisch relevante) contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Overgevoeligheid: Symptomen zoals netelroos, gegeneraliseerde urticaria, druk op de borst, piepende en hijgende ademhaling, hypotensie en anafylaxie kunnen een vroege waarschuwing zijn voor allergische of anafylactische reacties. Bij optreden van dergelijke reacties de toediening direct staken.
Neutraliserende antilichamen: Bij overschakelen op een ander product of indien de te verwachten spiegel van antihemofiliefactor niet wordt bereikt of indien de bloedingen ondanks een juiste dosering niet onder controle komen, op de aanwezigheid van neutraliserende antistoffen (remmers) tegen factor VIII controleren. Het risico van remmerontwikkeling is gecorreleerd aan de ernst van de aandoening en aan de blootstelling aan factor VIII. Antistofvorming vindt doorgaans binnen de eerste 50 dagen plaats, maar kan levenslang nog voorkomen (gering risico).
De chromogene test en de één-fase-stollingstest voor de bepaling van de factor VIII-activiteit geven niet dezelfde waarde. De chromogene test geeft de hemostatische werking van moroctocog α het meest accuraat weer en heeft de voorkeur. Als de één-fase-stollingstest wordt gebruikt, zijn de resultaten van de factor VIII-activiteit over het algemeen 20–50% lager dan bij de chromogene test.
Waarschuwingen en voorzorgen
Indicatie hemofilie: Bij hevige bloedingen uitsluitend toedienen in centra die gespecialiseerd zijn in de behandeling van patiënten met remmers van stollingsfactor VIII of IX óf in nauwe samenwerking met een arts, gespecialiseerd in de behandeling van hemofilie en/of bloedingsstoornissen. Bij lichte tot matige bloedingen kan het product thuis worden toegediend in nauwe samenwerking met een hemofiliecentrum; indien bloeding niet onder controle blijft, is behandeling in het ziekenhuis noodzakelijk.
Indicatie postpartumbloeding: Zorg voor een adequate fibrinogeenconcentratie en trombocytenaantal voor een optimaal effect van de behandeling met eptacog α. Raadpleeg bij een ernstige postpartumbloeding gepaste multidisciplinaire expertise.
Antifibrinolytische middelen kunnen bloedverlies tijdens operatief ingrijpen bij hemofiliepatiënten beperken, met name in lichaamsdelen met veel fibrinolytische activiteit zoals de mondholte; de ervaring met gelijktijdige toediening van antifibrinolytische therapie (bv. tranexaminezuur) en eptacog α is echter beperkt.
Indien weefselfactor in circulerend bloed kan worden verwacht, zoals bij gevorderde atherosclerose, crush-syndroom, sepsis of DIS en bij operaties met ernstige weefselbeschadiging is er meer kans op trombose of gedissemineerde intravasculaire stolling (DIS).
Vanwege het risico op trombo-embolische complicaties alert zijn:
- bij (een voorgeschiedenis van) coronaire hartziekten;
- bij leverziekten;
- tijdens de postoperatieve periode;
- bij zwangeren, vrouwen in de peripartumperiode;
- bij patiënten met een verhoogd risico op trombo-embolische verschijnselen of gedissemineerde intravasculaire stolling;
- bij pasgeborenen.
Bij factor VII-deficiëntie: controleer de protrombinetijd en factor VII-stollingsactiviteit vóór en na de toediening. Bij uitblijven van (voldoende) werkzaamheid een analyse naar de aanwezigheid van factor VII-antilichamen uitvoeren.
Waarschuwingen en voorzorgen
Overgevoeligheid: Symptomen zoals lokale reacties (urticaria, jeuk, angio-oedeem), beklemming op de borst, piepende ademhaling, hypotensie of misselijkheid kunnen een vroege waarschuwing zijn voor allergische of anafylactische reacties. Bij optreden van dergelijke reacties de toediening onmiddellijk staken. De behandeling dient te worden begonnen onder toezicht van een arts die ervaring heeft met de behandeling van hemofilie A, terwijl reanimatie-apparatuur onmiddellijk ter beschikking is vanwege het mogelijk optreden van anafylaxie.
Neutraliserende antilichamen: Controleer als de te verwachten spiegel van antihemofiliefactor niet wordt bereikt of als de bloedingen ondanks een juiste dosering niet onder controle komen op de aanwezigheid van neutraliserende antistoffen (remmers) tegen factor VIII. Het risico van remmerontwikkeling is gecorreleerd aan de ernst van de aandoening en aan de blootstelling aan factor VIII. Antistofvorming vindt doorgaans binnen de eerste 50 dagen plaats, maar kan levenslang nog voorkomen (geringe kans).
Bij reeds bestaande cardiovasculaire risicofactoren kan het cardiovasculair risico vergroot worden door toediening van octocog α.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vanwege de kans op trombo-embolische complicaties extra zorgvuldige controle uitvoeren bij coronaire hartziekten in de voorgeschiedenis, leverziekten, tijdens en na een operatie, en bij meer kans op trombose of gedissemineerde intravasale stolling.
Er is risico op trombose of diffuse intravasale stolling bij behandeling van patiënten met congenitale of verworven deficiëntie met protrombinecomplex, met name bij herhaalde dosering. De kans neemt toe bij een geïsoleerde factor VII-deficiëntie.
Een onderliggende hypercoagulabiliteit bij behandeling met vitamine K-antagonisten kan verergeren door een infuus met protrombinecomplex.
Overweeg de mogelijkheid van heparine-geïnduceerde trombocytopenie bij een daling van het aantal bloedplaatjes > 50% en/of het optreden van nieuwe of onverklaarbare trombo-embolische complicaties tijdens de behandeling; dit treedt meestal op binnen 4–14 dagen, maar bij recentelijk gebruik van heparine (in de afgelopen 100 dagen) kan het binnen 10 uur optreden.
Correctie van een stoornis in de hemostase veroorzaakt door vitamine K-antagonisten treedt meestal 30 minuten na injectie op; overweeg gelijktijdig vitamine K te geven, omdat het effect van vitamine K na 4–6 uur optreedt; monitoring van de INR is vereist, herhaalde toediening van protrombinecomplex wordt niet aanbevolen. Er zijn geen gegevens bekend over het gebruik bij een perinatale bloeding door vitamine K-tekort bij neonaten.
Overleg bij vorming van antistoffen die één of meerdere factoren van humaan protrombinecomplex remmen (herkenbaar aan een verminderde werkzaamheid), met een gespecialiseerd centrum.
Het risico van overdracht van met bloed overdraagbare agentia kan niet geheel worden uitgesloten. Voor niet-omhulde virussen (zoals parvovirus B19) is de chemische virusinactivering mogelijk beperkt effectief; daarom het plasma alleen op strikte indicatie toedienen bij immunodeficiëntie, toegenomen erytropoëse of tijdens de zwangerschap.
Bij kinderen zijn er volgens de fabrikant geen gegevens beschikbaar over het gebruik van dit middel.
Hulpstoffen: Wees voorzichtig met natrium, in de injectievloeistof, bij een natriumbeperkt dieet.
Waarschuwingen en voorzorgen
Overgevoeligheid: Symptomen zoals (gegeneraliseerde) urticaria, beklemd gevoel op de borst, benauwdheid, bloeddrukdaling en anafylactische reacties kunnen een vroege waarschuwing zijn voor overgevoeligheid. Bij het optreden van allergische of anafylactische reacties de toediening staken, de gebruikelijke behandeling instellen en de patiënt controleren op aanwezigheid van neutraliserende antilichamen.
Voornamelijk bij de ziekte van von Willebrand type 3 is er een risico van de ontwikkeling van neutraliserende antilichamen (remmers). Als de te verwachten vWF:RCo-activiteit niet wordt bereikt of indien de bloedingen ondanks een juiste dosering niet onder controle komen, extra controleren op de aanwezigheid van neutraliserende antistoffen (remmers) tegen vWF.
Trombotische complicaties: Bij de behandeling van de ziekte van Von Willebrand kan bij hogere dosering, langdurige behandeling of andere risicofactoren een excessieve stijging van factor VIII aanleiding geven tot trombotische complicaties. Controleer bij frequente toediening, vooral bij combinatie met een factor VIII-product, de plasmaspiegel van FVIII:C ; zo nodig anti-trombotische maatregelen overwegen.
Het risico van overdracht van infectieuze agentia via bloed kan niet geheel worden uitgesloten. Inactivering van virussen en prionen tijdens het productieproces is beperkt effectief tegen niet-omhulde virussen (hepatitis A, Parvovirus B19); daarom het plasma alleen op strikte indicatie toedienen bij immunodeficiëntie, toegenomen erytropoëse of zwangerschap.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met eptacog α contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met octocog α contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
Myocardinfarct, diffuse intravale stolling, veneuze trombose, longembolie.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met protrombinecomplex contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
Trombo-embolische voorvallen.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met von-Willebrand-factor contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Recombinant coagulatiefactor VIII heeft een moleculaire massa van circa 170.000 Dalton, bestaande uit 1438 aminozuren. Het heeft functionele eigenschappen die vergelijkbaar zijn met die van de endogene factor VIII. Stollingsfactor VIII corrigeert in oplossing de langere stollingstijd van het bloed bij hemofilie A, waarbij deze factor geheel of gedeeltelijk afwezig is.
Kinetische gegevens
T 1/2el | ca. 15 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Geactiveerde recombinante stollingsfactor VIIa (= eptacog α), geproduceerd in hamsterjong-niercellen met behulp van recombinant-DNA-technologie; de structuur komt overeen met uit humaan plasma bereide geactiveerde factor VII (fVIIa). Door interactie met weefselfactor (TF) activeert FVIIa normaliter factor X, dat daarna de conversie van protrombine in trombine start. Hierdoor wordt een hemostatische prop gevormd op de plaats van verwonding, door omzetting van fibrinogeen in fibrine. Tevens activeert factor VIIa de omzetting van factor IX in factor IXa. Gebruik van factor VIIa kan o.a. via het 'TF-afhankelijke mechanisme' de behoefte aan Factor VIIIa of Factor IXa (dus bij hemofilie A of B) omzeilen en zo de hemostase herstellen bij hun afwezigheid, of zelfs in de aanwezigheid van remmers.
Werking: piek in stollingsactiviteit na 10 min.
Kinetische gegevens
V d | hemofilie, ziekte van Glanzmann: 159 ml/kg bij volwassenen, 196 ml/kg bij kinderen. Factor VII-deficiëntie: 280-290 ml/kg. |
T 1/2el | hemofilie, ziekte van Glanzmann: 2,3 uur. Factor VII-deficiëntie: ca. 3 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Bloedstollingsfactor VIII, bereid via DNA-recombinanttechniek. Stollingsfactor VIII is een glycoproteïne en bindt zich aan de endogene Von Willebrandfactor in de bloedcirculatie. Het corrigeert in oplossing de verlengde stollingstijd van het bloed bij hemofilie A-patiënten, die deze factor geheel of gedeeltelijk missen.
Kinetische gegevens
T 1/2el | ca. 12–15 uur, ca. 20% korter bij kinderen < 6 jaar. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Bereid uit normaal humaan vers plasma. Protrombinecomplex kan de stollingsstoornissen die kunnen optreden bij afwezigheid of verlaagde concentratie van één of meer van de stollingsfactoren II, VII, IX en X behandelen of voorkomen. Dit zijn de stollingsfactoren die endogeen met behulp van vitamine K in de lever worden gesynthetiseerd. Proteïne C en S zijn vitamine K–afhankelijke stollingsremmers die ook in de lever worden gesynthetiseerd. De biologische activiteit van proteïne C wordt versterkt door de cofactor proteïne S. Werking: na ca. 30 min (correctie hemostase bij verworven deficiëntie). Werkingsduur: 6–8 uur (correctie hemostase bij verworven deficiëntie).
Kinetische gegevens
T 1/2el | Beriplex: ca. 60 uur (factor II), ca. 4 uur (factor VII), ca. 17 uur (factor IX), ca. 31 uur (factor X), ca. 47 uur (proteïne C), ca. 49 uur (proteïne S). Cofact: 40–60 uur (factor II), 4–6 uur (factor VII), 18–25 uur (factor IX), 30–60 uur (factor X). Octaplex: 48–60 uur (factor II), 1,5–6 uur (factor VII), 20–24 uur (factor IX), 24–48 uur (factor X). Prothromplex: 40–60 uur (factor II), 3–5 uur (factor VII), 16–30 uur (factor IX), 30–60 uur (factor X). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Bereid uit normaal humaan vers plasma. Von-Willebrand-factor (vWF) is betrokken bij de adhesie van bloedplaatjes aan het vaatendotheel, speelt een rol bij de trombocytenaggregatie, stabiliseert factor VIII in de circulatie en is essentieel voor substitutie bij de ziekte van von Willebrand. De concentratie van factor VIII keert geleidelijk terug naar de normale waarde, tussen 6-12 uur; dit effect houdt 2-3 dagen aan.
Kinetische gegevens
T max | 30–60 min. |
T 1/2el | 8–14 uur, gem. 12 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
moroctocog alfa hoort bij de groep bloedstollingsfactoren.
- albutrepenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- damoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- efmoroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- eftrenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- emicizumab (B02BX06) Vergelijk
- eptacog alfa, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- eptacog bèta, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- factor VIII (B02BD02) Vergelijk
- factor VIII/von Willebrand-factor (B02BD06) Vergelijk
- factor XIII (B02BD07) Vergelijk
- fibrinogeen (B02BB01) Vergelijk
- lonoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- nonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- nonacog bèta pegol (B02BD04) Vergelijk
- nonacog gamma (B02BD04) Vergelijk
- octocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- protrombinecomplex (B02BD01) Vergelijk
- protrombinecomplex (geactiveerd) (B02BD03) Vergelijk
- rurioctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- simoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- von Willebrand-factor (B02BD10) Vergelijk
- vonicog alfa (B02BD10) Vergelijk
Groepsinformatie
eptacog alfa, geactiveerd hoort bij de groep bloedstollingsfactoren.
- albutrepenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- damoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- efmoroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- eftrenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- emicizumab (B02BX06) Vergelijk
- eptacog bèta, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- factor VIII (B02BD02) Vergelijk
- factor VIII/von Willebrand-factor (B02BD06) Vergelijk
- factor XIII (B02BD07) Vergelijk
- fibrinogeen (B02BB01) Vergelijk
- lonoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- moroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- nonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- nonacog bèta pegol (B02BD04) Vergelijk
- nonacog gamma (B02BD04) Vergelijk
- octocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- protrombinecomplex (B02BD01) Vergelijk
- protrombinecomplex (geactiveerd) (B02BD03) Vergelijk
- rurioctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- simoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- von Willebrand-factor (B02BD10) Vergelijk
- vonicog alfa (B02BD10) Vergelijk
Groepsinformatie
octocog alfa hoort bij de groep bloedstollingsfactoren.
- albutrepenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- damoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- efmoroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- eftrenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- emicizumab (B02BX06) Vergelijk
- eptacog alfa, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- eptacog bèta, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- factor VIII (B02BD02) Vergelijk
- factor VIII/von Willebrand-factor (B02BD06) Vergelijk
- factor XIII (B02BD07) Vergelijk
- fibrinogeen (B02BB01) Vergelijk
- lonoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- moroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- nonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- nonacog bèta pegol (B02BD04) Vergelijk
- nonacog gamma (B02BD04) Vergelijk
- protrombinecomplex (B02BD01) Vergelijk
- protrombinecomplex (geactiveerd) (B02BD03) Vergelijk
- rurioctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- simoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- von Willebrand-factor (B02BD10) Vergelijk
- vonicog alfa (B02BD10) Vergelijk
Groepsinformatie
protrombinecomplex hoort bij de groep bloedstollingsfactoren.
- albutrepenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- damoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- efmoroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- eftrenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- emicizumab (B02BX06) Vergelijk
- eptacog alfa, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- eptacog bèta, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- factor VIII (B02BD02) Vergelijk
- factor VIII/von Willebrand-factor (B02BD06) Vergelijk
- factor XIII (B02BD07) Vergelijk
- fibrinogeen (B02BB01) Vergelijk
- lonoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- moroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- nonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- nonacog bèta pegol (B02BD04) Vergelijk
- nonacog gamma (B02BD04) Vergelijk
- octocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- protrombinecomplex (geactiveerd) (B02BD03) Vergelijk
- rurioctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- simoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- von Willebrand-factor (B02BD10) Vergelijk
- vonicog alfa (B02BD10) Vergelijk
Groepsinformatie
von Willebrand-factor hoort bij de groep bloedstollingsfactoren.
- albutrepenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- damoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- efmoroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- eftrenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- emicizumab (B02BX06) Vergelijk
- eptacog alfa, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- eptacog bèta, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- factor VIII (B02BD02) Vergelijk
- factor VIII/von Willebrand-factor (B02BD06) Vergelijk
- factor XIII (B02BD07) Vergelijk
- fibrinogeen (B02BB01) Vergelijk
- lonoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- moroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- nonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- nonacog bèta pegol (B02BD04) Vergelijk
- nonacog gamma (B02BD04) Vergelijk
- octocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- protrombinecomplex (B02BD01) Vergelijk
- protrombinecomplex (geactiveerd) (B02BD03) Vergelijk
- rurioctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- simoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- vonicog alfa (B02BD10) Vergelijk