Farmacotherapeutisch Kompas

U bevindt zich hier:

Farmacotherapeutisch Kompas Geneesmiddelen
Wis invoer

Uitbreiden…

Open/sluiten

Welke geneesmiddelen wilt u aan de vergelijking toevoegen?

natalizumab

MS-middelen L04AA23

Sluiten

ozanimod

MS-middelen L04AA38

Sluiten

Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Tysabri XGVS Biogen Netherlands

Toedieningsvorm
Concentraat voor infusievloeistof
Sterkte
20 mg/ml
Verpakkingsvorm
flacon 15 ml

Na verdunning bevat de infusievloeistof 2,6 mg/ml natalizumab; en 4,06 mg/ml natrium bij verdunning in 100 ml natriumchloride 0,9%.

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Samenstelling

Raadpleeg voor hulpstoffen een apotheker.

Zeposia Aanvullende monitoring Celgene Netherlands bv

Toedieningsvorm
Capsule
Sterkte
0,92 mg
Toedieningsvorm
Capsule
Verpakkingsvorm
startverpakking

Bevat per verpakking: 4 capsules van 0,23 mg en 3 capsules van 0,46 mg.

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

(Peg)interferon β, glatirameer, teriflunomide, dimethylfumaraat en ozanimod zijn eerstelijns ziekte-modificerende behandelingen (DMT's, disease modifying therapies) voor de onderhoudsbehandeling van ambulante patiënten (EDSS 0–5) met 'relapsing remitting' multipele sclerose (RRMS). Ze verminderen de frequentie van de exacerbaties, nieuwe laesies gezien bij beeldvormend onderzoek en hebben mogelijk een gunstig effect op de ziekteprogressie. Over de effecten op de lange termijn is onvoldoende bekend.

Alemtuzumab, cladribine, fingolimod en natalizumab zijn tweedelijns DMT’s bij RRMS. Ze zijn over het algemeen werkzamer dan de eerstelijnsmiddelen. De toepassing is echter risicovoller.

Fingolimod, cladribine en natalizumab moeten vanwege het risico op mogelijke (ernstige) bijwerkingen gereserveerd worden voor toepassing bij zeer actieve RRMS die niet heeft gereageerd op ten minste één DMT. Over de effecten op de lange termijn is onvoldoende bekend.

Advies

(Peg)interferon β, glatirameer, teriflunomide, dimethylfumaraat en ozanimod zijn eerstelijns ziekte-modificerende behandelingen (DMT's, disease modifying therapies) voor de onderhoudsbehandeling van ambulante patiënten (EDSS 0–5) met 'relapsing remitting' multipele sclerose (RRMS). Ze verminderen de frequentie van de exacerbaties, nieuwe laesies gezien bij beeldvormend onderzoek en hebben mogelijk een gunstig effect op de ziekteprogressie. Over de effecten op de lange termijn is onvoldoende bekend. Ozanimod kan vanuit de geregistreerde indicatie alleen worden toegepast bij patiënten met RRMS met actieve ziekte.

Alemtuzumab, cladribine, fingolimod en natalizumab zijn tweedelijnszorg DMT’s bij RRMS. Ze zijn over het algemeen werkzamer dan de eerstelijnszorgmiddelen. De toepassing is echter risicovoller.

  • Farmacotherapeutisch rapport 2020_ozanimod_zeposia__bij_rrms_met_actieve_ziekte

Indicaties

Als monotherapie bij volwassenen met zeer actieve 'relapsing remitting' multipele sclerose (RRMS):

  • een zeer actieve ziekte ondanks een volledige en geschikte behandeling met ten minste één ziektemodificerende therapie;
  • of bij snel ontwikkelende ernstige RRMS (in 1 jaar minimaal 2 invaliderende relapsen én minimaal één gadolinium-aangekleurde laesie op de hersen-MRI of – vergeleken met een eerdere hersen-MRI – een significante toename in T2-laesies).

Gerelateerde informatie

  • multipele sclerose

Indicaties

  • 'Relapsing remitting' multipele sclerose (RRMS) met actieve ziekte bij volwassenen, gedefinieerd door exacerbaties (relapsen, schubs, opstoten) of kenmerken van ontstekingsactiviteit aangetoond door beeldvormende technieken.

Gerelateerde informatie

  • multipele sclerose

Dosering

Vóór het starten met natalizumab: er moet een recente MRI (< 3 mnd.) beschikbaar zijn; test op anti-JCV-antilichamen en tel bij overschakelen van een andere DMT tevens het volledige aantal bloedcellen.

Bij overschakelen van een andere 'disease modifying therapy' (DMT) rekening houden met de halfwaardetijd en het werkingsmechanisme om een aanvullend immuuneffect te vermijden, terwijl ook de kans op ziekteactivering zo klein mogelijk moet blijven. Patiënten kunnen direct overschakelen van interferon β en glatirameer, zolang er geen behandelinggerelateerde afwijkingen zijn zoals neutropenie en lymfopenie. Zorg bij overschakelen van dimethylfumaraat of fingolimod voor een voldoende uitwasperiode om het lymfocytenaantal te herstellen. Na stoppen met fingolimod duurt het 1–2 maanden voordat het lymfocytenaantal naar het normale bereik is. De uitwasperiode na gebruik van teriflunomide is minimaal 3,5 maanden.

De patiënt tijdens en tot 1 uur na de infusie controleren op overgevoeligheidsreacties.

Klap alles open Klap alles dicht

Zeer actieve RRMS

Volwassenen

300 mg iedere 4 weken via i.v. infusie gedurende 1 uur. Indien er na 6 maanden geen aanwijzingen zijn voor therapeutisch voordeel, voortzetting van de behandeling heroverwegen. Na 2 jaar de patiënt opnieuw informeren over de toegenomen kans op PML en de risicofactoren hiervoor: zoals de behandelduur, eerder gebruik van immunosuppressiva en de aanwezigheid van anti-JVC-antilichamen.

De werkzaamheid van hernieuwde toediening is niet vastgesteld.

Ouderen > 65 jaar: vanwege een gebrek aan gegevens niet gebruiken.

Nier- of leverfunctiestoornis: op grond van kinetisch gegevens is een dosisaanpassing waarschijnlijk niet nodig.

Toedieningsinformatie: niet toedienen als bolusinjectie. Om de infusievloeistof te reconstitueren 15 ml concentraat injecteren in 100 ml natriumchloride 0,9%.

Dosering

Vóór begin van de behandeling: 1) maak een ECG ter controle op vooraf bestaande hartafwijkingen; 2) overweeg vaccinatie tegen VZV van VZV-antilichaamnegatieve patiënten (ten minste 1 maand vóór begin behandeling); 3) sluit zwangerschap uit; 4) zorg voor een compleet bloedbeeld, transaminase- en bilirubinewaarden. Zie voor toelichting de rubriek Waarschuwing en voorzorgen.

Klap alles open Klap alles dicht

'relapsing remitting' multipele sclerose (RRMS)

Volwassenen:

Begindosering: dag 1–4: 0,23 mg 1×/dag; dag 5–7: 0,46 mg 1×/dag. Na de 7 dagen durende dosistitratie is de onderhoudsdosis: 0,92 mg 1×/dag

Houd bij overschakelen van een andere ziektemodificerende therapie naar ozanimod rekening met de halfwaardetijd en het werkingsmechanisme van het andere middel, om additieve immunosuppressieve effecten te voorkomen en het risico van ziektereactivering te minimaliseren. Bepaal daarom vóór de start met ozanimod het aantal perifere lymfocyten (CBC), om te controleren of de immuunsysteemeffecten van de eerdere behandeling zijn verdwenen. Na staken van interferon-β of glatirameer kan men normaliter direct starten met ozanimod. Vanwege de diepgaande en langdurige immunosuppressieve effecten van alemtuzumab, niet starten met ozanimod na behandeling met alemtuzumab.

Bij vergeten van een dosis: herhaal de dosistitratie van dag 1–7 in de volgende gevallen: na onderbreking van de behandeling van 1 dag of meer tijdens de eerste 14 dagen van de behandeling, na onderbreking van de onderhoudsbehandeling gedurende zeven of meer opeenvolgende dagelijkse doses tussen dag 15 en 28 van de behandeling en na een onderbreking van > 14 opeenvolgende dagen na dag 28 van de behandeling. In alle andere kortere gevallen van onderbreking de behandeling voortzetten met de geplande volgende dosering.

Bij ouderen (> 55 jaar): wees voorzichtig vanwege onvoldoende gegevens en mogelijk meer bijwerkingen met name bij langdurige behandeling. Dosisaanpassing is niet nodig.

Bij nierfunctiestoornis: een aanpassing van de dosering is niet nodig.

Bij leverfunctiestoornis: wees bij lichte tot matige leverfunctiestoornis voorzichtig, hoewel een aanpassing van de dosering niet nodig is; zie verder ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen. Bij een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10–15) is ozanimod gecontra-indiceerd.

Toedieningsinformatie: de capsule kan met of zonder voedsel worden ingenomen.

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): urineweginfectie, nasofaryngitis, hoofdpijn, duizeligheid, misselijkheid, artralgie, vermoeidheid, infusiegerelateerde bijwerkingen (tijdens of < 1 uur na infusie) bij 23% (t.o.v. 19% bij placebo).

Vaak (1-10%): braken, rigor, koorts, overgevoeligheidsreacties (huiduitslag, urticaria). Bij 6% ontwikkelen zich persisterende antilichamen tegen natalizumab en bij nog eens 4% eenmalige antilichamen.

Soms (0,1-1%): anafylactische reacties, progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML) (fataal verloop is mogelijk).

Verder zijn gemeld:

  • cryptosporidium-diarree; andere opportunistische infecties, waarvan sommige fataal. Iets toegenomen kans op herpesinfectie (HSV). Ernstige, levensbedreigende en soms fatale gevallen van encefalitis en meningitis (door HSV of VZV). Acute retinale necrose (ARN) (bij patiënten met herpesinfecties in het centrale zenuwstelsel) aan een of beide ogen, soms leidend tot blindheid;

  • JCV-GCN;
  • eosinofilie, overige symptomen horend bij een overgevoeligheidsreactie zoals hypotensie, hypertensie, pijn op de borst, dyspneu, angio-oedeem;

  • leverbeschadiging, verhoogde leverfunctiewaarden, hyperbilirubinemie;

  • verhoogde waarden (binnen de normaalwaarden) voor lymfocyten, monocyten, eosinofielen, basofielen en kernhoudende rode bloedcellen, dalingen in Hb en hematocriet.

  • Informatie van Lareb over dit middel
  • Meldformulier bijwerkingen

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): Nasofaryngitis. Lymfopenie.

Vaak (1-10%): faryngitis, virale luchtweginfectie, urineweginfectie. Bradycardie, hypertensie, (orthostatische) hypotensie. ALAT verhoogd. Gamma-glutamyltransferase (γ-GT) verhoogd, bilirubine verhoogd, abnormale longfunctietest.

Soms (0,1-1%): Herpes zoster. Overgevoeligheid (zoals huiduitslag en urticaria). Macula-oedeem.

Bij langdurig gebruik met een S1P-receptormodulator: huidkanker, waaronder melanoom.

  • Informatie van Lareb over dit middel
  • Meldformulier bijwerkingen

Interacties

Gelijktijdig gebruik met andere ziektemodificerende behandelingen (DMT) is gecontra-indiceerd.

Interacties

Vermijd gelijktijdig gebruik met remmers van het borstkankerresistentie-eiwit (BCRP) zoals ciclosporine en eltrombopag, omdat dit blootstelling aan de meer actieve metabolieten van ozanimod mogelijk kan verdubbelen.

Wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik met sterke CYP2C8-remmers (gemfibrozil, clopidogrel), omdat dit blootstelling aan de belangrijkste actieve metabolieten van ozanimod met 47–69% kan verhogen.

Vermijd gelijktijdig gebruik met CYP2C8-inductoren (rifampicine), omdat dit blootstelling aan de belangrijkste actieve metabolieten met 60% kan verlagen en daarmee de respons van ozanimod.

Vermijd gelijktijdig gebruik met MAO-B remmers (selegiline, fenelzine) omdat dit blootstelling aan de belangrijkste actieve metabolieten kan verlagen en daarmee ook de respons van ozanimod.

Vermijd gelijktijdige niet-corticosteroïde immunosuppressieve, immunomodulerende en anti-neoplastische therapie vanwege additieve immuuneffecten. Na eerdere behandeling met alemtuzumab wordt starten met ozanimod niet aanbevolen.

Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik met een β-blokker of een calciumantagonist vanwege de kans op extra verlaging van de hartfrequentie en atrioventriculaire geleiding. Gelijktijdig gebruik van andere anti-aritmica is niet onderzocht.

Tijdens en tot 3 maanden na behandeling kan vaccinatie minder effectief zijn. Gebruik van een levend verzwakt vaccin tijdens en tot 3 maanden na behandeling vermijden vanwege kans op infecties; zie voor meer informatie over vaccinaties Waarschuwingen en voorzorgen.

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens, geen aanwijzingen voor aangeboren afwijkingen. Bij dieren is reproductietoxiciteit gebleken.

Farmacologisch effect: Na gebruik in het 3e trimester van de zwangerschap is bij zuigelingen voorbijgaande lichte tot matig ernstige trombocytopenie en anemie waargenomen.

Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken. Pasgeborenen van vrouwen die in het 3e trimester natalizumab hebben gebruikt, controleren op hematologische afwijkingen.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij zwangerschap

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens, geen tot beperkte gegevens van ozanimod; van een andere S1P-receptormodulator is een verdubbeld risico op aangeboren afwijkingen gemeld. Bij dieren is reproductietoxiciteit gebleken, inclusief foetale sterfte, misvormingen van skelet en organen (bloedvaten). De S1P-receptor is betrokken bij vaatvorming tijdens de embryogenese.

Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd tijdens de zwangerschap, en bij vrouwen die zwanger kunnen worden en geen effectieve anticonceptie gebruiken. Als de vrouw zwanger wordt tijdens gebruik, ozanimod staken, informatie geven over de schadelijke effecten voor de foetus en zorgen voor echografisch onderzoek.

Overig: Vóór aanvang van de behandeling zwangerschap uitsluiten. Een vrouw die zwanger kan worden dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 3 maanden na de therapie.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja.

Advies: Tijdens gebruik geen borstvoeding geven.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij lactatie

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja, bij dieren.

Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.

Contra-indicaties

  • progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML);
  • toegenomen kans op een opportunistische infectie, zoals bij immuungecompromitteerde patiënten;
  • combinatie met andere ziektemodificerende behandelingen (disease modifying therapy, DMT);
  • maligne aandoeningen anders dan basaalcelcarcinoom.

Contra-indicaties

  • immunodeficiëntie;
  • ernstige actieve infecties, actieve chronische infecties zoals hepatitis en tuberculose;
  • actieve maligniteiten;
  • ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10–15);
  • deze hart-gerelateerde aandoeningen in de voorgaande 6 maanden: een myocardinfarct, instabiele angina pectoris, beroerte, voorbijgaande ischemische aanval (TIA), gedecompenseerd hartfalen (dat ziekenhuisopname vereiste), of New York Heart Association (NYHA)-klasse III/IV hartfalen;
  • voorgeschiedenis zonder pacemaker van tweedegraads atrioventriculair (AV)-blok type Mobitz-II of derdegraads AV-blok of sicksinussyndroom;
  • gebruik bij vrouwen die zwanger kunnen worden en geen effectieve anticonceptie gebruiken.

Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Zwangerschap.

Waarschuwingen en voorzorgen

Behandeling (en continue begeleiding) alleen door specialisten met ervaring in diagnose en behandeling van MS in centra met snelle toegang tot MRI en middelen ter behandeling van overgevoeligheidsreacties. Na eerdere blootstelling aan immunosuppressiva moet een immuungecompromitteerde status worden uitgesloten. Vóór de behandeling moet een recente MRI (< 3 mnd.) beschikbaar zijn; deze MRI jaarlijks opnieuw uitvoeren. Frequentere MRI overwegen (om de 3–6 mnd.) bij meer kans op PML (dit is bij aanwezigheid van de hieronder genoemde 3 risicofactoren voor PML of bij > 2 jaar behandeling én een hoge anti-JCV-antilichaamindex). Een index ≤ 0,9 betekent minder kans op PML; een index > 1,5 bij patiënten die > 2 jaar gebruiken, meer kans.

PML: De kans op PML, met mogelijk ernstige invaliditeit of eerder overlijden, neemt toe met de behandelduur, met name na 2 jaar. Ook is er meer kans op PML na eerdere behandeling met immunosuppressiva en bij aanwezigheid van anti-JCV-antilichamen. Patiënten met alle bovengenoemde drie risicofactoren lopen significant meer kans op het ontwikkelen van PML. Bij anti-JCV-antilichaam-positieve patiënten die eerder wel natalizumab en geen immunosuppressiva hebben gebruikt, houdt de hoogte van de anti-JVC-antilichaamrespons (index) verband met de hoogte van de PML-kans. Bij vermeend veel kans, de behandeling alleen voortzetten als de voordelen opwegen tegen de nadelen. Test op anti-JCV-antilichamen vóór de start van de behandeling; test vervolgens elke 6 maanden gedurende de behandeling bij patiënten met een negatieve anti-JCV-antilichamentest (ELISA) en na 2 jaar behandeling met natalizumab bij patiënten met een lage index die niet eerder immunosuppressiva hebben gebruikt. De anti-JCV-antilichamentest (ELISA) geeft informatie voor risicostratificatie. De test niet gebruiken voor diagnose van PML. Plasmaferese (PLEX) of i.v. immunoglobuline (IVg) kan interpretatie van de test beïnvloeden; na PLEX niet binnen 2 weken op anti-JCV-antilichamen testen (vanwege verwijdering van antilichamen uit het serum) en niet binnen 6 maanden na IVg (= 5× halfwaardetijd Ig). In een retrospectieve analyse was er tussen patiënten die wel en geen PLEX hebben ontvangen, geen verschil in overleving 2 jaar na de PML-diagnose. Zie voor informatie over Risicominimalisatie materiaal voor voorschrijvers op db.cbg-meb.nl. Patiënten die eerder andere MS-middelen (DMT) met een immunosuppressief effect hebben gebruikt vaker controleren (als bij eerder gebruik van immunosuppressiva) omdat niet bekend is of na overschakeling een verhoogde kans op PML bestaat. Ook patiënten met een negatieve anti-JCV-antilichaamtest hebben kans op PML, bijvoorbeeld bij een nieuwe JCV-infectie, een foutnegatieve test en bij een fluctuerende status van antilichamen. De patiënt dient een speciale waarschuwingskaart te krijgen; informeer de patiënt over de risico's van het middel en opnieuw over de toename ervan na twee jaar behandeling. Regelmatige controle op aanwijzingen voor PML (incl. psychiatrische en cognitieve symptomen) is aangewezen tijdens en tot circa 6 maanden na behandeling. Bij verdenking op PML of JCV-GCN de behandeling onmiddellijk opschorten totdat PML of JCV-GCN is uitgesloten en vervolgens evalueren (incl. MRI en lumbaalpunctie). Na ontwikkelen van PML de toediening permanent staken. Vervolgens controleren op 'Immune Reconstitution Inflammatory Syndrome' (IRIS), dat bij bijna alle PML-patiënten binnen dagen tot weken na stoppen van natalizumab optreedt en wat tot ernstige complicaties kan leiden en fataal kan zijn.

Informatiemateriaal. Geef de patiënt een waarschuwingskaart voor patiënten mee. Instrueer de patiënt een infectie bij de arts te melden. Wijs de patiënt op het belang van een ononderbroken toediening, met name tijdens de eerste maanden vanwege de kans op overgevoeligheid.

Bij overgevoeligheidsreacties en bij optreden van opportunistische infecties de behandeling permanent staken. De meeste kans op overgevoeligheidsreacties is bij een eerste infusie en bij hernieuwde blootstelling na een intitiële korte blootstelling of na een langere periode zonder behandeling (≥ 3 mnd.).

Bij symptomen van acute retinale necrose (ARN) zoals verminderde gezichtsscherpte, roodheid en pijnlijk oog, de patiënt doorverwijzen voor netvlies-onderzoek.

Bij exacerbaties of infusiegerelateerde bijwerkingen controleren op de aanwezigheid van antilichamen; deze kunnen wijzen op de ontwikkeling van antilichamen tegen natalizumab. Met name bij hervatten van een behandeling na een initiële korte blootstelling en een lange periode zonder behandeling is vanwege de extra kans op het ontwikkelen van antilichamen en/of overgevoeligheidsreacties, onderzoek naar antilichamen aangewezen. Als in een test ter bevestiging van antilichamen na minstens zes weken de uitslag positief blijft, de behandeling staken.

Na staken van de behandeling blijft natalizumab nog 12 weken in het bloed.

Bij optreden van leverbeschadiging de behandeling staken.

Onderzoeksgegevens: De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 18 jaar is niet vastgesteld. Vanwege een gebrek aan gegevens wordt gebruik bij ouderen > 65 jaar niet aanbevolen. Bij anti-JCV-antilichaam-positieve patiënten is de suggestie (uit een register in de VS) dat door verlenging van het toedieningsinterval (gemiddeld ca. 6 weken) de kans op PML kleiner is dan bij het goedgekeurde interval; de werkzaamheid van de verlengde toedieningsintervallen is echter niet bekend en evenmin de risico-batenverhouding.

Zolang de patiënt duizeligheid ervaart, wordt afgeraden om voertuigen te besturen of machines te bedienen.

Waarschuwingen en voorzorgen

Cardiovasculaire effecten:

Voer vóór het begin van de behandeling bij alle patiënten een ECG uit ter controle op vooraf bestaande hartafwijkingen. Zorg bij vooraf bestaande hartafwijkingen voor eerste-dosis-monitoring.

Afname van de hartslagfrequentie: Ozanimod geeft binnen 4 uur na start van de behandeling een tijdelijke afname van de hartslag, bouw daarom de dosis de eerste zeven dagen via titratie op. De daling is op dag 1 na ca. 5 uur maximaal (met gem. 5 tot 6 slagen/min). Gedurende de volgende dagen, is geen klinisch relevante daling waargenomen. Indien nodig kan men verlaging van de hartfrequentie tegengaan met parenteraal atropine of isoprenaline.

Tijdelijke vertraging van de atrioventriculaire geleiding is waargenomen aan de start van de behandeling, volgens een vergelijkbaar tijdspatroon als de hartslagdaling; deze verdwijnt meestal binnen 24 uur. De vertraging manifesteert zich meestal als eerstegraads atrioventriculair (AV) blok (verlengd PR-interval) op ECG.

Controles: eerste-dosis-monitoring: Controleer patiënten met de hartaandoeningen: sinusbradycardie (hartslag < 55 slagen/min), voorgeschiedenis van tweedegraads AV-blok (type Mobitz-I, Wenckebach-blok), voorgeschiedenis van myocardinfarct, of voorgeschiedenis van hartfalen (NYHA-klasse I en II), na de eerste dosis gedurende een periode van zes uur elk uur op klachten en verschijnselen van bradycardie, met meting van pols en bloeddruk. Herhaal na 6 uur de ECG meting. Als dan de hartslag < 45 slagen/min is en er aanwijzingen zijn dat de maximale hartslagverlaging nog niet is bereikt, of als het ECG zes uur na toediening een nieuw tweedegraads of hoger AV-blok laat zien of een QTc ≥ 500 ms, start dan met een geschikte behandeling en zet de observatie voort totdat de klachten/bevindingen zijn verdwenen. Als een medische behandeling nodig is, vervolg de monitoring dan gedurende de nacht en hervat de controleperiode van zes uur na de tweede dosis.

Overleg met cardioloog: Vraag vóór het begin van de behandeling eerst advies van een cardioloog voor de meest geschikte controlestrategie: bij een voorgeschiedenis van symptomatische bradycardie, terugkerende syncope, hartstilstand, cerebrovasculaire ziekte, (risico op) significante QT-verlenging (> 500 ms) of ongecontroleerde hypertensie, bij ernstige onbehandelde slaapapneu, bij gebruik van andere geneesmiddelen die bradycardie kunnen geven (met uitzondering van β-blokkers of calciumantagonisten) of bij gebruik van anti-aritmica klasse Ia (zoals kinidine en disopyramide) en III (amiodaron, sotalol) die in verband zijn gebracht met 'torsade de pointes' bij bradycardie (het gebruik bij deze middelen is niet onderzocht).

Hypertensie: Controleer de bloeddruk tijdens behandeling regelmatig; ozanimod heeft een bloeddrukverhogend effect.

Vanwege het immunosuppressieve effect is er bij behandeling meer kans op infecties. Voorafgaand aan de behandeling moet een recent (van de laatste 6 maanden of na stopzetten van een eerdere behandeling) compleet bloedbeeld (CBC) beschikbaar zijn. Bepaal tijdens de behandeling periodiek het CBC. Bij een absoluut lymfocytenaantal < 0,2 × 109/l de behandeling onderbreken totdat herstel (> 0,5 × 109/l) is opgetreden.

Infecties: Bij een actieve infectie de behandeling uitstellen. Tot 3 maanden na staken van de behandeling is controle op infecties nodig. Patiënten dienen symptomen van infectie gelijk aan de arts te melden. Overweeg bij optreden van een ernstige infectie onderbreking van de behandeling.

Progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML) is gemeld na behandeling met een andere MS-therapieën (incl. een sfingosine-1-fosfaat (S1P)-receptormodulator). De symptomen van PML lijken op die van multipele sclerose (progressieve zwakte aan 1 kant van het lichaam, veranderingen in zicht en/of denken, soms karakterveranderingen). Bij vermoeden van PML een MRI-scan van de hersenen laten maken en de behandeling onderbreken totdat PML is uitgesloten.

Vaccinatie: Vaccinaties kunnen tijdens behandeling minder effectief zijn; indien vaccinatie met een levend verzwakt virus nodig is, dit ten minste 1 maand vóór behandeling met ozanimod toedienen. Test patiënten zonder bevestigde voorgeschiedenis van waterpokken of zonder gedocumenteerde vaccinatie tegen het varicella-zostervirus (VZV) vóór de start van een behandeling op VZV-antilichamen. Vaccineer antilichaamnegatieve patiënten vóór aanvang van de behandeling tegen VZV, en stel vervolgens de start van de behandeling met 1 maand uit voor een volledig effect van de vaccinatie. Vermijd tijdens behandeling en gedurende de 3 maanden na het stoppen met ozanimod gebruik van levend verzwakte virusvaccins.

Overige waarschuwingen:

Huidtumoren: Het immunosuppressieve effect kan het risico op maligniteit, waaronder huidtumoren verhogen. Huidkanker waaronder melanoom is gemeld tijdens behandeling met andere S1P-receptormodulatoren. In de fase 3 studies met ozanimod is alleen niet-melanome huidkanker gemeld en dit trad bij ozanimod niet vaker op dan in de controlegroep. Omdat er toch een risico bestaat dienen patiënten zich tijdens behandeling te beschermen tegen zonlicht en mogen ze geen fototherapie met UV-B straling of PUVA krijgen.

Posterieur reversibel encefalopathie-syndroom (PRES): Bij vermoeden van PRES (met symptomen als plotselinge ernstige hoofdpijn, verwardheid, insulten en verminderd gezichtsvermogen) de behandeling stopzetten.

Macula-oedeem: Vanwege de kans op macula-oedeem, bij optreden van visusstoornissen een oogheelkundig onderzoek uitvoeren (onderzoek van de oogfundus, inclusief macula). Bij patiënten met een voorgeschiedenis van diabetes mellitus, uveïtis of een retina-aandoening is er meer kans op macula-oedeem, en wordt oogheelkundig onderzoek vóór aanvang van en regelmatig tijdens de behandeling aanbevolen. Bij optreden van macula-oedeem de behandeling (tijdelijk) staken.

Wees voorzichtig bij ernstige respiratoire aandoeningen, longfibrose en COPD.

Leverfunctiestoornis: Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van een significante leverfunctiestoornis. Voorafgaand aan de behandeling moeten recente (van de laatste zes maanden) transaminase- en bilirubinewaarden beschikbaar zijn. Als geen klinische symptomen (onverklaarbare misselijkheid, braken, buikpijn, vermoeidheid, anorexie of geelzucht en/of donkere urine) optreden, transaminase- en bilirubinewaarden controleren in maand 1, 3, 6, 9 en 12 en vervolgens periodiek. Bij levertransaminasewaarden > 5× ULN frequenter controleren, en bij bevestiging van een waarde > 5× ULN de behandeling onderbreken en pas hervatten als de waarden zijn genormaliseerd. Als klinische symptomen optreden (onverklaarbare misselijkheid, braken, buikpijn, vermoeidheid, anorexie of geelzucht en/of donkere urine) de leverenzymwaarden controleren en bij bevestiging van een significante leverbeschadiging de behandeling staken.

Wees voorzichtig bij staken van de behandeling. Bij sommige patiënten zijn na staken van een andere S1P-receptormodulator ernstige exacerbaties van MS gemeld, waaronder rebound van de ziekte. Controleer daarom na staken van ozanimod op relevante klachten en symptomen van een mogelijk ernstige exacerbatie of terugkeer van ziekteactiviteit en stel indien nodig een geschikte behandeling in.

Vrouwen die zwanger kunnen worden: Zie de rubriek Zwangerschap.

Onderzoeksgegevens: Wees voorzichtig bij patiënten van 55 jaar en ouder vanwege een verhoogd risico op bijwerkingen; er zijn beperkte gegevens. De veiligheid en werkzaamheid zijn nog niet vastgesteld bij kinderen < 18 jaar; er zijn geen gegevens.

Overdosering

Neem voor informatie over een vergiftiging met natalizumab contact op met het Nationaal vergiftigingen Informatie Centrum.

Overdosering

Neem voor informatie over een vergiftiging met ozanimod contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Eigenschappen

Immunosuppressivum, selectieve adhesie molecuul (SAM)-remmer. Recombinant monoklonaal antilichaam tegen α4-integrine, die in hoge mate tot uitdrukking komt op het oppervlak van alle leukocyten, met uitzondering van neutrofielen. Binding aan met name α4β1-integrine voorkomt de transmigratie van mononucleaire leukocyten door het endotheel naar ontstoken parenchymweefsel en onderdrukt mogelijk ook ontstekingsreacties.

Kinetische gegevens

T 1/2el gemiddeld 26,8 dagen.
Overig de 'steady state'-plasmaconcentratie wordt na ca. 24 weken bereikt.
Overig persisterende antilichamen tegen natalizumab verhogen de klaring met een factor 2,5.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Eigenschappen

Immunosuppressivum, sfingosine-1-fosfaat (S1P)-receptormodulator. Ozanimod bindt selectief aan twee van de vijf G-eiwitgekoppelde receptoren (GPCR’s) van S1P, namelijk S1P1 en S1P5. Als een functionele antagonist op de S1P1-receptoren op lymfocyten, zorgt het ervoor dat lymfocyten niet meer uit de lymfeknopen kunnen treden. Dit vermindert de hercirculatie van T-cellen naar het centraal zenuwstelsel en beperkt de centrale ontsteking. Het precieze werkingsmechanisme is onbekend.

Kinetische gegevens

F 84%
T max 6–8 uur (ozanimod); 10 uur (actieve metaboliet CC112273)
V d 79,9 l/kg
Eiwitbinding 98,2% (ozanimod); 99,8% (actieve metaboliet CC112273); 99,3% (actieve metaboliet CC1084037)
Metabolisering door diverse metaboliseringsroutes (zonder overheersend enzymsysteem) tot o.a. de actieve metabolieten CC112273 en CC1084037; na herhaalde toediening zijn de AUC van deze actieve metabolieten resp. 13× en 2,5× die van ozanimod. MAO-B is verantwoordelijk voor de vorming van CC112273 en CYP2C8 en oxidoreductasen zijn betrokken bij het metabolisme van CC112273.
Eliminatie als inactieve metabolieten via de urine en feces.
T 1/2el effectief ca. 11 dagen (actieve metaboliet CC112273).

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Groepsinformatie

natalizumab hoort bij de groep MS-middelen.

  • alemtuzumab (L04AA34) Vergelijk
  • cladribine (bij multipele sclerose) (L04AA40) Vergelijk
  • fingolimod (L04AA27) Vergelijk
  • glatirameer (L03AX13) Vergelijk
  • interferon bèta-1a (L03AB07) Vergelijk
  • interferon bèta-1b (L03AB08) Vergelijk
  • ocrelizumab (L04AA36) Vergelijk
  • ozanimod (L04AA38) Vergelijk
  • peginterferon bèta-1a (L03AB13) Vergelijk
  • siponimod (L04AA42) Vergelijk
  • teriflunomide (L04AA31) Vergelijk

Groepsinformatie

ozanimod hoort bij de groep MS-middelen.

  • alemtuzumab (L04AA34) Vergelijk
  • cladribine (bij multipele sclerose) (L04AA40) Vergelijk
  • fingolimod (L04AA27) Vergelijk
  • glatirameer (L03AX13) Vergelijk
  • interferon bèta-1a (L03AB07) Vergelijk
  • interferon bèta-1b (L03AB08) Vergelijk
  • natalizumab (L04AA23) Vergelijk
  • ocrelizumab (L04AA36) Vergelijk
  • peginterferon bèta-1a (L03AB13) Vergelijk
  • siponimod (L04AA42) Vergelijk
  • teriflunomide (L04AA31) Vergelijk

Kosten

Kosten laden…

Kosten

Kosten laden…

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • MS-middelen

Indicaties

  • multipele sclerose

Externe links

  • Officiële productinformatie CBG/EMA
  • Medicijnkosten.nl
  • Geneesmiddelinformatie voor patiënten

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • MS-middelen

Indicaties

  • multipele sclerose

Externe links

  • Geneesmiddelinformatie voor patiënten
???naar.zoeken???
Zorginstituut Nederland
Onafhankelijke geneesmiddelinformatie
voor zorgprofessionals

Service

  • Contact
  • E-learning cursus FK
  • Mobiele apps
  • Help

Over

  • Over deze site
  • Verantwoording
  • Veelgestelde vragen
  • Proclaimer
  • Copyright
  • Cookies
Het Farmacotherapeutisch Kompas gebruikt analytische cookies om het gebruik van de website te analyseren en daarmee de website te kunnen verbeteren.
Lees meer over cookies en hoe u cookies kunt uitschakelen

Web-App

Installeer deze Web-App op je iPhone: Tap het deel-icoon en daarna "Zet op beginscherm".