Samenstelling
Noradrenaline (als waterstoftartraat) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 1 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 1 ml, 5 ml
Noradrenaline (als waterstoftartraat) XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Oplossing voor infusie
- Sterkte
- 0,5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 50 ml
Sinora (als waterstoftartraat) XGVS Sintetica GmbH
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 1 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 1 ml, 4 ml, 10 ml
- Toedieningsvorm
- Oplossing voor infusie
- Sterkte
- 0,1 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 50 ml
- Toedieningsvorm
- Oplossing voor infusie
- Sterkte
- 0,2 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 50 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Isoprenaline (hydrochloride) XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 0,2 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 5 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Dopamine (hydrochloride) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 40 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 5 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Dobutamine (als hydrochloride) XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Infusievloeistof
- Sterkte
- 5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 50 ml
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 12,5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 20 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
De toepassing van noradrenaline per infusie komt in aanmerking bij hypotensie ten gevolge van shock en als noodmaatregel bij acute hypotensie en is beperkt tot de kliniek.
Advies
Bij bradycardie kan, volgens de pagina Bradycardie op hetacuteboekje.nl, dopamine of isoprenaline worden voorgeschreven, indien atropine niet gebruikt kan worden (of onvoldoende effect heeft).
Advies
Voor dit geneesmiddel is geen advies vastgesteld over de plaats in de medicamenteuze behandeling.
Advies
Acuut harfalen: Start zo snel mogelijk met toediening van zuurstof via een ‘non-rebreathing’-masker of neusbril. Geef bij een systolische bloeddruk > 90 mmHg, in afwachting van i.v.-behandeling, nitroglycerine sublinguaal elke 5 minuten tot de klachten voldoende verbeteren. In de tweedelijnszorg worden nitraten veelal i.v. toegepast. Geef in geval van dyspneu door vochtretentie i.v.-furosemide of bumetanide. Overweeg morfine i.v. uitsluitend bij persisterende ernstige onrust, dyspneu, angst of pijn in de vroege fase. Aanvullend onderzoek in de tweedelijnszorg bepaalt de verdere behandeling.
Volgens Het Acute Boekje komen positief inotrope middelen, zoals dobutamine, milrinon en enoximon alleen in aanmerking bij patiënten op de hartbewakingsafdeling; bij onvoldoende effect van vaatverwijders en diuretica of indien sprake is van hypotensief hartfalen (SBD < 85–90 mmHg).
Indicaties
- Als noodmaatregel bij volwassenen met acute hypotensie voor het herstellen van de bloeddruk (bv. ten gevolge van shock).
Indicaties
- Kortdurende behandeling van aanhoudende bradycardie door een AV-blok in afwachting van een pacemaker, of als een pacemaker gecontra-indiceerd is.
- Kortdurende behandeling van Adams-Stokes-syndroom.
Indicaties
- Shock ten gevolge van pompfunctiestoornissen van het hart, zoals bij myocardinfarct, hartfalen of tijdens of na openhartchirurgie.
- Shock ten gevolge van trauma of sepsis, indien deze niet berust op ondervulling.
Indicaties
Volwassenen en kinderen
- Hartfalen door een verminderde contractiliteit indien positief-inotrope ondersteuning nodig is bij de behandeling van een laag hartminuutvolume na een myocardinfarct, openhartoperatie, of bij een cardiomyopathie, septische of cardiogene shock.
Volwassenen
- Als diagnostisch hulpmiddel bij stress-echocardiografie bij patiënten die niet in staat zijn tot lichamelijke inspanning of bij wie deze inspanning geen waardevolle informatie oplevert.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Let op! Controleer voor gebruik of het product verdund moet worden of dat een kant-en-klaarproduct gebruikt wordt.
Acute hypotensie
Volwassenen
Noradrenaline Added Pharma: I.v. als infusie: 3–9 microg/kg/uur (= 0,05–0,15 microg/kg/min), vervolgens verhogen op geleide van effect met stappen van 3–6 microg/kg/uur (= 0,05–0,1 microg/kg/minuut).
Volwassenen
Noradrenaline CF: I.v. als infusie: begindosering 480–720 microg/uur (= 8–12 microg/min), toedienen als een verdunde oplossing van 4 mg/l (oplosmiddel glucose 5%). Onderhoudsdosering 120–240 microg/uur (= 2–4 microg/min). De concentratie van de oplossing zo nodig aanpassen op geleide van de vochtbalans.
Volwassenen (incl. ouderen)
Sinora, Noradrenaline Kabi, Noradrenaline Kalceks: I.v. als infusie: begindosering bij een lichaamsgewicht van 70 kg 0,2–0,8 mg/uur (omgerekend naar per kg lichaamsgewicht: ca. 2,9–11,4 microg/kg/uur), vervolgens verhogen op geleide van het effect met stappen van 3–6 microg/kg/uur (=0,05–0,1 microg/kg/minuut).
Samengevat, liggen de hierboven beschreven begindoseringen tussen 2,9 en 11,4 microg/kg/uur. Een aantal fabrikanten beschrijven het titreren van de dosering omhoog met stappen van 3–6 microg/kg/uur. De officiële productinformatie van Sinora en een aantal generieken bevat een tabel waarin voor bepaalde lichaamsgewichten het volgende vermeld staat: een dosering in microg/kg/minuut, de corresponderende hoeveelheid in mg/uur en de daarbij behorende infusiesnelheid (in ml/uur). Zie voor deze tabel rubriek 4.2 van de officiële productinformatie via 'Zie ook'. In deze tabel staan doseringen van 0,05 microg/kg/min (= 3 microg/kg/uur) tot 1 microg/kg/min (= 60 microg/kg/uur) beschreven. Er is een grote individuele variatie in de dosis die nodig is om normotensie te bereiken, bovendien kan deze in de tijd variëren. Het beoogde doel moet zijn om een laag-normale systolische bloeddruk (100–120 mmHg) of een adequate gemiddelde arteriële bloeddruk (ook wel MAP) van hoger dan 65–80 mmHg, afhankelijk van de toestand van de patiënt, te bereiken.
Bij optreden van hartritmestoornissen overwegen de dosering te verlagen.
Bij staken de infusie geleidelijk verminderen om een plotselinge sterke bloeddrukdaling te voorkomen.
Toediening
- Noradrenaline toedienen via een canule in een voldoende grote ader of via een centraal veneuze toegang.
- Het concentraat voor infusie vóór toediening eerst verdunnen met glucose-oplossing 5%, natriumchloride-oplossing 0,9% of natriumchloride 0,9% met glucose-oplossing 5% tot een uiteindelijke concentratie van 40 mg/l noradrenalinebase (= 2 mg noradrenalinebase in een spuit van 50 ml). Andere concentraties mogen ook gebruikt worden. Zie voor meer gegevens over de verdunning van noradrenaline de officiële productinformatie CBG/EMA (rubrieken 4.2 en 6.6); zie hiervoor de link onder 'Zie ook'.
- De oplossingen voor infusie van 0,1, 0,2 en 0,5 mg/ml niet verdunnen voor gebruik; dit zijn kant-en-klare producten.
- Noradrenaline niet i.m. of s.c. toedienen.
Doseringen
Behandeling van bradycardie bij een AV-blok of Adams-Stokes-syndroom
Volwassenen
I.v.-infusie: Volgens de fabrikant: begindosering 0,01 microg/kg/min (= 0,6 microg/kg/uur). Zo nodig de dosering verhogen in stappen van 0,01 microg/kg/min tot max. 0,15 microg/kg/min (= 9 microg/kg/uur), op geleide van het ECG. Geef de laagst mogelijke dosis waarmee een hartslag van 50-60 slagen/min wordt bereikt.
Toediening: Het concentraat voor infusievloeistof verdunnen met natriumchloride 0,9% of glucose-oplossing 5% tot een concentratie van 4 microg/ml. Isoprenaline niet mengen met andere geneesmiddelen.
Doseringen
Uitsluitend klinisch toepassen via continue i.v. infusie in een grote vene (bij voorkeur centraal veneuze toediening) onder continue controle van bloeddruk, ECG, diurese en eventueel centraal veneuze druk en de pulmonale capillaire druk (wiggedruk). Bij een voorafbestaande arteriële afwijking of toegenomen kans op trombo-embolie tevens de extremiteiten voortdurend controleren.
Shock
Volwassenen
Geadviseerd wordt bij shock ten gevolge van hartfalen de dosis zo laag mogelijk te houden. Er worden 4 doseringsniveau's met bijbehorende effecten onderscheiden:
i.v.-infuus: 1-2 microg/kg/min aanhoudend tot ongeveer 20 microg/kg/min: verbetering van de renale doorbloeding en glomerulaire filtratie.
i.v.-infuus: 2-10 microg/kg/min: vergroting van het hartminuutvolume, zonder sterke verhoging van pols en bloeddruk.
i.v.-infuus: 10-20 microg/kg/min: verhoging van de bloeddruk door vaatvernauwing.
i.v.-infuus: > 20 microg/kg/min: gegeneraliseerde vaatvernauwing waardoor de renale doorbloeding weer kan verminderen. Het gewenste therapeutisch effect treedt gewoonlijk in bij een infuussnelheid van minder dan 20 microg/kg per min.; in sommige gevallen van ernstige circulatoire insufficiëntie zijn echter doses van meer dan 50 microg/kg per min toegepast.
Bij gebruik van een MAO-remmer (ook als deze recentelijk gestopt is) een lagere dosis geven, bijvoorbeeld 1/10e van de normale dosis of zelfs 1/20e. Ook bij combinatie met een tricyclisch antidepressivum de dosering van dopamine verlagen.
De oplossing bij voorkeur verdunnen met 0,9% NaCl-oplossing of 5% glucose-oplossing, niet verdunnen met alkalische oplossingen, omdat dopamine dan geïnactiveerd wordt.
De oplossing onmiddellijk vóór toepassing bereiden en minder dan 24 uur bewaren.
Doseringen
De dosis, de toedieningssnelheid en de duur van behandeling vaststellen op geleide van de hartfrequentie, bloeddruk, urineproductie en zo mogelijk meting van het hartminuutvolume. De dosis geleidelijk verlagen in plaats van de toediening abrupt te staken.
Hartfalen met een laag hartminuutvolume, bv. na een myocardinfarct, openhartoperatie, of bij een cardiomyopathie, septische of cardiogene shock
Volwassenen
Richtlijn: i.v. als infusie: 2,5–10 microg/kg lichaamsgewicht per min. Soms wordt reeds effect verkregen met 0,5 microg/kg per min; zelden 40 microg/kg per min.
Kinderen
i.v. als infusie: aanvangsdosis 5 microg/kg lichaamsgewicht per min; dosering aanpassen op basis van klinische respons naar 2–20 microg/kg lichaamsgewicht per min, soms 0,5–1 microg/kg per min, zelden tot 40 microg/kg per min. De meeste bijwerkingen (o.a. tachycardie) treden op bij doseringen ≥ 7,5 microg/kg lichaamsgewicht/min. De dosering zorgvuldig titreren vanwege een mogelijk kleinere therapeutische breedte dan bij volwassenen.
Als diagnostisch hulpmiddel bij stress-echocardiografie
Volwassenen
Uitsluitend onder monitoring en in aanwezigheid van de benodigdheden voor reanimatie: I.v. als infusie: volwassenen aanvankelijk 5 microg/kg lichaamsgewicht per min, elke 3 min verhogen tot 10, 20, 30, 40 microg/kg per minuut tot een diagnostisch eindpunt wordt bereikt of bij het optreden van ernstige complicaties. Als geen diagnostisch eindpunt wordt bereikt kan 0,5–2 mg atropine worden toegediend in doseringen van 0,25–0,5 mg, telkens met een interval van 1 min. Als alternatief kan de infusiesnelheid van dobutamine worden verhoogd tot 50 microg/kg/min.
Tijdens langdurige infusie (> 72 uur) kan tolerantie optreden, waardoor dosisverhoging nodig kan zijn.
Toediening
- Het concentraat voor infusievloeistof voor gebruik bij volwassenen verdunnen met fysiologisch zout- of 5% glucoseoplossing, een Ringer-oplossing of een natriumlactaatoplossing; in het algemeen wordt als uiteindelijke concentratie voor infusie 250, 500 of 1000 microg/ml toegepast; de verdunning mag niet geconcentreerder zijn dan 5000 microg/ml.
- Bij continue intraveneuze infusie bij kinderen verdunnen met fysiologisch zout- of 5% glucoseoplossing tot een concentratie van 0,5-1 mg/ml, max. 5 mg/ml bij vloeistofbeperking. Oplossingen met een hogere concentratie uitsluitend toedienen via een centraalveneuze katheter. Bij neonaten op de intensivecare-afdeling 30 mg/kg lichaamsgewicht verdunnen tot een eindvolume van 50 ml infusievloeistof.
Bijwerkingen
Hoofdpijn, duizeligheid, tremor. Ademhalingsmoeilijkheden, dyspneu, apneu. Rusteloosheid, verwarring, psychotische toestand, angst, slapeloosheid, zwakheid. Anafylactische shock, bronchospasmen, vooral bij astmapatiënten of bij overgevoeligheid voor sulfiet. Precordiale pijn, palpitaties, bradycardie, tachycardie, (fatale) hartritmestoornissen, stresscardiomyopathie, kransslagaderspasme, myocardinfarct, acuut hartfalen. Misselijkheid, braken. Urineretentie. Acuut glaucoom (zeer vaak bij patiënten met anatomische predispositie voor sluiting van de iridocorneale hoek). Zwelling van de schildklier. Arteriële hypertensie en weefselhypoxie, ischemische beschadiging kan leiden tot koudheid en bleekheid van ledematen en gezicht. Bij langdurig gebruik bij ernstige shock: fatale myocarditis, bloedingen, oedeem, necrose van het maag-darmstelsel, nieren of lever. Weefselnecrose of irritatie op de injectieplaats.
Bijwerkingen
Gemeld zijn (frequentie onbekend): Hoofdpijn, nervositeit, tremor, duizeligheid.
Hypertensie, hypotensie.
Aritmie, tachycardie, precordiale pijn.
Misselijkheid, asthenie.
Bijwerkingen
Hypotensie, hypertensie, vasoconstrictie. (Supra)ventriculaire ritmestoornissen, bradycardie, palpitaties, (sinus)tachycardie, angineuze pijn. Dyspneu, bronchospasmen. Overgevoeligheidsreactie. Hoofdpijn. Misselijkheid, braken. Perifere weefselnecrose, kippenvel. Gangreen. Uremie. Mydriase.
Bijwerkingen
Bij hartfalen
Zeer vaak (> 10%): stijging hartfrequentie (met ≥ 30 slagen/min).
Vaak (1–10%): eosinofilie, remming van de trombocytenaggregatie (bij continue infusie gedurende enkele dagen). Hoofdpijn. Verhoogde bloeddruk vnl. bij arteriële hypertensie (stijging ≥ 50 mmHg), bloeddrukverlaging, ventriculaire ritmestoornis, dosisafhankelijke ventriculaire extrasystolen. Stijging van de ventrikelfrequentie m.n. bij atriumfibrillatie. Vasoconstrictie (m.n. bij combinatie met β-blokkers). Hartkloppingen, pijn op de borst.
Soms (0,1–1%): ventriculaire tachycardie en ventrikelfibrilleren. Zeer zelden (< 0,01%): hypokaliëmie, bradycardie, myocardischemie, myocardinfarct, hartstilstand.
Verder is gemeld: vermindering van de pulmonale, capillaire druk.
Bij kinderen zijn o.a. de volgende bijwerkingen gemeld: verhoging van de systolische bloeddruk, systemische hypertensie of hypotensie, tachycardie, hoofdpijn, verhoging van de pulmonale capillaire wigdruk (m.n. bij leeftijd < 1 j.) leidend tot pulmonale congestie, oedeem en symptomatische klachten.
Bij gebruik als diagnostisch hulpmiddel
Zeer vaak (> 10%): angina pectoris, ventriculaire extrasystolen.
Vaak (1–10%): supraventriculaire extrasystolen, ventriculaire tachycardie, pijn op de borst. Bronchospasmen, dyspneu. Verhoogde urineaandrang (bij hoge doseringen). Koorts, flebitis op de toedieningsplaats, lokale ontstekingen (bij onbedoelde paraveneuze infiltratie), huiduitslag. Misselijkheid.
Soms (0,1–1%): ventrikelfibrilleren, myocardinfarct.
Zeer zelden (< 0,01%): tweedegraads atrioventriculair blok, coronaire vaatspasmen, hypertensieve en hypotensieve bloeddrukdecompensatie, intracavitaire drukgradiënten, hartkloppingen. Petechiale bloedingen, huidnecrose.
Verder zijn gemeld: stressgeïnduceerde cardiomyopathie (Takotsubocardiomyopathie), cardiale ruptuur (binnen 4-12 dagen na myocardinfarct). Rusteloosheid, hoofdpijn, paresthesieën, tremor, hitte–en angstgevoel, spierkrampen.
Interacties
Combinatie met gehalogeneerde koolwaterstoffen (bv. sevofluraan) bij algemene anesthesie is gecontra-indiceerd vanwege de kans op ernstige aritmieën (o.a. ventriculaire aritmie).
Combinatie met tricyclische antidepressiva wordt vanwege het risico op hypertensie met aritmieën afgeraden.
MAO-remmers en linezolid versterken het bloeddrukverhogend effect van noradrenaline; uitsluitend toepassen onder nauwgezet medisch toezicht.
Voorzichtig toepassen in combinatie met β-blokkers vanwege de kans op ernstige hypertensie.
Het vasopressor-effect van noradrenaline wordt door α-sympathicolytica verminderd, maar niet opgeheven.
Wees terughoudend bij combinatie met digoxine, omdat deze combinatie verlengde AV-geleidingstijd en bradycardie kan veroorzaken.
Wees voorzichtig bij combinatie met schildklierhormonen of antiaritmica vanwege de verhoogde effecten op het hart,
Ergot-alkaloïden of oxytocine kunnen de vasopressieve en vasoconstrictieve effecten van noradrenaline versterken.
Interacties
Combinatie met adrenaline is gecontra-indiceerd, vanwege meer kans op ernstige ritmestoornissen. Als beide middelen toch noodzakelijk zijn, een toedieningsinterval van 4 uur aanhouden tussen deze middelen.
Wees terughoudend met gelijktijdig gebruik van inhalatie-anesthetica, vanwege een verhoogde kans op ventriculaire aritmieën.
Isoprenaline kan de cardiovasculaire bijwerkingen van tricyclische antidepressiva zoals imipramine verergeren.
Combinatie met MAO-remmers vermijden, vanwege mogelijke toename van het hypertensieve effect, vooral bij patiënten met een hypotensieve reactie op de MAO-remmer. Bij combinatie met moclobemide trad deze interactie niet op.
Combinatie met doxapram vergroot eveneens de kans op hypertensie.
β–blokkers antagoneren de werking van isoprenaline. Dit geldt vooral voor niet-selectieve β-blokkers, hoewel in hogere dosering ook selectieve β-blokkers de werking van isoprenaline kunnen verminderen.
De toxiciteit van isoprenaline neemt toe bij combinatie met andere cardiotonica of middelen die het centraal zenuwstelsel stimuleren (zoals sympathicomimetica (zoals oxytocine), theofylline of thyromimetica).
Combinatie met sulfaathoudende middelen kan mogelijk de farmacologische werking van isoprenaline vergroten.
Bij combinatie met ergotamine is er meer kans op ergotisme.
Interacties
De werking van dopamine wordt door MAO-remmers versterkt; in combinatie met MAO-remmers de dosering van dopamine verlagen (zie rubriek Doseringen).
Bij combinatie met een tricyclisch antidepressivum wordt de werking van dopamine versterkt en verlengd; de dosering van dopamine aanpassen.
Wees voorzichtig bij combinatie met diuretica of een COMT-remmer vanwege een verlenging en versterking van het effect van dopamine.
Bij combinatie met oxytocica (o.a. oxytocine) of ergotalkaloïden kan een ernstige, persisterende bloeddrukverhoging optreden.
Bij combinatie met fenytoïne een ander anti-epilepticum overwegen vanwege meldingen van hypotensie en bradycardie bij deze combinatie.
Er is meer kans op aritmie bij combinatie met schildklierhormonen, digoxine, anti-aritmica omdat deze middelen effect hebben op de hartgeleiding.
Bij anesthesie met gehalogeneerde anesthetica kan de prikkelbaarheid van het myocard verhoogd zijn.
Remmend effect door α-, β- en dopamineblokkerende middelen (zoals haloperidol, pipamperon, fenothiazinen).
Interacties
Combinatie met de contrastvloeistof zwavelhexafluoride (bv. Sonovue®) is gecontra-indiceerd bij aandoeningen die kunnen wijzen op cardiovasculaire instabiliteit vanwege het optreden van zeldzame, maar ernstige (soms fatale) aritmieën.
In combinatie met dopamine treedt een duidelijkere stijging van de bloeddruk op, en dit voorkomt een daling van de ventriculaire vullingsdruk zoals aangetoond bij dopamine alleen.
Combinatie met perifere vasoconstrictieve middelen zoals noradrenaline verhoogt de arteriële bloeddruk sterker dan ieder middel afzonderlijk.
De werking van dobutamine wordt door MAO-remmers versterkt; dit kan leiden tot levensbedreigende situaties zoals een hypertensieve crisis, cardiovasculaire collaps, intracraniële hemorragie of aritmieën.
Cardioselectieve β-blokkers antagoneren competitief het positief-inotrope effect van dobutamine; bovendien kunnen de α–agonistische effecten perifere vasoconstrictie veroorzaken met daaruit volgend bloeddrukverhoging. Bij gelijktijdige α-receptorblokkade kunnen de overheersende β–mimetische effecten tachycardie en perifere vasodilatatie veroorzaken.
Gelijktijdig gebruik met perifere vasodilatatoren, zoals nitroprusside en nitraten, vergroot het hartminuutvolume en vermindert de perifere weerstand en de ventriculaire vullingsdruk, meer dan elk middel afzonderlijk.
Bij combinatie met ACE–remmers kunnen door een verhoogd hartminuutvolume en myocardiaal zuurstofverbruik pijn op de borst en hartritmestoornissen optreden.
Antipsychotica kunnen de hypertensieve effecten van dobutamine mogelijk verminderen.
Bij combinatie met oxytocine of doxapram is er meer kans op hypertensie.
Bij combinatie met ergotamine is er meer kans op ergotisme.
Bij combinatie met atropine is de door dobutamine geïnduceerde toename van de hartslag verhoogd en kan de hartslagafname geantagoneerd worden.
Mogelijk moet de dosering insuline aangepast worden, omdat dobutamine de plasmaspiegels van insuline en glucose kan wijzigen.
Bij stress-echocardiografie kan de ischemische reactie op stress minder uitgesproken zijn of geheel ontbreken bij gelijktijdige behandeling met hartslagvertragende middelen (zoals β–blokkers); deze behandeling indien mogelijk 12 uur voor de stress-echocardiografie staken.
Dobutamine niet toevoegen aan een ander geneesmiddel waarmee de verenigbaarheid niet is aangetoond; raadpleeg bij twijfel de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 6.2) zie hiervoor de link onder ‘Zie ook’.
Zwangerschap
Noradrenaline passeert de placenta.
Teratogenese: Onvoldoende gegevens.
Farmacologisch effect: Door een verminderde doorbloeding van de placenta kunnen foetale hypoxie en sterke uteruscontractie optreden. Foetale bradycardie kan optreden. Ernstige hypotensie kan echter ook een verminderde doorbloeding van de placenta veroorzaken.
Advies: Volgens Lareb kan noradrenaline in geval van een vitale indicatie ertoe, gebruikt worden.
Zwangerschap
Teratogenese: Volgens Lareb beperkte gegevens. Volgens de fabrikant is er ruime klinische ervaring met de toediening van isoprenaline tijdens de zwangerschap, daarbij zijn er geen aanwijzingen voor teratogene effecten.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren aanwijzingen voor schadelijkheid. Bij kippenembryo's werden hartafwijkingen gezien mogelijk veroorzaakt door een verhoogde intracardiale bloeddruk. Bij ratten embryotoxiciteit zonder teratogeniteit.
Farmacologisch effect: Er is zowel een verhoging als verlaging van de placentaire bloedstroom gezien.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Farmacologisch effect: Onwaarschijnlijk vanwege korte halfwaardetijd én omdat noradrenaline niet oraal opgenomen wordt.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt na de neonatale periode bij een gezonde zuigeling.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Farmacologisch effect: Niet waarschijnlijk vanwege de lage orale biologische beschikbaarheid en korte halfwaardetijd van dopamine.
Advies: Indien mogelijk kan de borstvoeding na dopamine-behandeling hervat worden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Farmacologisch effect: Dobutamine wordt oraal niet opgenomen; eventueel in de moedermelk uitgescheiden dobutamine heeft daarom en ook vanwege de zeer korte halfwaardetijd naar verwachting geen effect op de zuigeling.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt na de neonatale periode bij borstvoeding aan een gezonde zuigeling.
Contra-indicaties
- hypotensie veroorzaakt door hypovolemie; het kan echter wel kortdurend als noodmaatregel worden gebruikt ter ondersteuning van de bloedtoevoer naar de coronaire en cerebrale arteriën;
- overgevoeligheid voor sulfiet (noradrenaline CF).
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Interacties.
Contra-indicaties
- bestaande ventrikel-aritmie, tachyaritmieën;
- myocardinfarct, vanwege de door isoprenaline veroorzaakte verhoogde zuurstofbehoefte van het myocard, waardoor de ischemie kan verergeren;
- angina pectoris;
- digoxine–intoxicatie.
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Interacties.
Contra-indicaties
- feochromocytoom;
- tachyaritmie, atriumfibrilleren.
Contra-indicaties
- onbehandelde ernstige ventriculaire hartritmestoornissen;
- obstructie van de ventriculaire vulling of ejectie, of beiden, zoals bij harttamponade, hypertrofische obstructieve cardiomyopathie, aortaklepstenose, pericarditis constrictiva en idiopathische hypertrofische subaorta stenose;
- feochromocytoom;
- ongecorrigeerde hypovolemie;
- bekende of vermoedelijke overgevoeligheid voor (natriummetabi)sulfiet of andere sulfaten.
-
Bij stress-echocardiografie tevens
- recent myocardinfarct (< 30 dagen);
- instabiele angina pectoris;
- onbehandelde hypertensie;
- aortadissectie;
- aorta–aneurysma;
- onbehandelde hartritmestoornissen (incl. atriumfibrilleren);
- verstoring van de elektrolytenbalans;
- ernstige anemie.
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Interacties.
Waarschuwingen en voorzorgen
De bloeddruk en hartfrequentie continu controleren; de bloeddruk niet verder verhogen dan normotensie.
Noradrenaline uitsluitend toedienen bij hypovolemie in combinatie met gepaste bloedvolumevervanging.
Langdurige toediening van een krachtige vasopressor kan leiden tot plasmavolumedepletie die voortdurend aangepast moet worden door geschikte vocht- en elektrolytenvervangingstherapie. Als het plasmavolume niet aangepast wordt kan de hypotensie terugkeren na het staken van de infusie.
Vasoconstrictie: Wees bedacht op het optreden van ernstige perifere en viscerale vasoconstrictie, met afname van de bloeddoorstroming en weefselperfusie tot gevolg (bv. in de nieren, lever, huid en glad spierweefsel); hierdoor kan weefselhypoxie en lactaatacidose en mogelijk ischemische beschadiging optreden.
Controle infusieplaats: De infusieplaats regelmatig controleren op vrije doorstroming omdat extravasatie kan leiden tot necrose van het weefsel rond de ader waarin geïnfundeerd wordt. Toediening via de beenvenen vermijden, in het bijzonder bij ouderen, bij aandoeningen van het perifere vaatstelsel van de onderste extremiteiten, diabetes mellitus en bij de ziekte van Buerger vanwege de kans op extravasatie. Na extravasatie zo snel mogelijk 5–10 mg fentolamine in 10–15 ml van een 0,9% NaCl-oplossing in het gebied infiltreren. Vanwege de vasoconstrictie van de aderwand en een toegenomen permeabiliteit kan er noradrenaline weglekken in de weefsels rond de ader waarin het infuus wordt gegeven, wat verbleking van het weefsel kan veroorzaken die niet het gevolg is van uitgesproken extravasatie. Overweeg indien verbleking optreedt van infusieplaats te veranderen om de effecten van de lokale vasoconstrictie te verminderen. Bij toediening via de venen van de fossa antecubitalis bestaat er kans op flebitis.
Voorzichtig toepassen bij hyperthyroïdie, feochromocytoom, nauwe-kamerhoekglaucoom, prostaataandoeningen, diabetes mellitus, hypertensie, hart- en vaatziekten (zoals acute hypotensie door ernstige linkerventrikeldisfunctie, hypotensie na een myocardinfarct of Prinzmetal-angina-pectoris en bij coronaire, mesenterische of perifere vasculaire trombose). Bij trombotische aandoeningen kan noradrenaline de ischemie doen toenemen en kan het infarctgebied uitbreiden.
Wees voorzichtig bij ouderen omdat zij extra gevoelig kunnen zijn voor de effecten van noradrenaline.
Onderzoeksgegevens: Er zijn geen gegevens betreffende werkzaamheid en veiligheid bij een verminderde nier- of leverfunctie of bij kinderen.
Hulpstoffen:
- Wees voorzichtig met natrium, in de infusievloeistof, bij een natriumbeperkt dieet.
- Natriummetabisulfiet, in sommige preparaten, kan in zeldzame gevallen bronchospasmen geven.
Waarschuwingen en voorzorgen
Isoprenaline toedienen onder ECG-controle; verlaag de dosering bij overmatige prikkelbaarheid van het ventrikelmyocard (blijkend uit de waarneming van bv. polymorfe extrasystolen, repetitieve 'burst'-stimulatie of ventrikeltachycardie).
Controleer zorgvuldig de bloedsomloop en ademhalingsfunctie tijdens de toediening.
Isoprenaline voorzichtig toepassen bij cardiovasculaire aandoeningen (m.n. coronaire insufficiëntie, hartritmestoornissen, hypertensie). Door een excessieve tachycardie kan cardiale ischemie optreden vanwege een verhoogd myocardiaal zuurstofverbruik.
Wees voorzichtig bij diabetes mellitus, hypovolemie en bij convulsieve stoornissen.
Wees tevens voorzichtig bij hyperthyroïdie. Isoprenaline niet toedienen bij onvoldoende gecontroleerde hyperthyroïdie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Indien de shock door hypovolemie is veroorzaakt (vooral hemorragische shock), eerst met bloed of plasma of andere fysiologische oplossingen het circulerend volume herstellen.
Wees extra voorzichtig vanwege een grotere cardiovasculaire gevoeligheid voor dopamine bij: aritmie, tachycardie, coronaire hartziekte, hypertensie, hyperthyroïdie, diabetes en bij ouderen. Verder ook voorzichtig toepassen bij occlusieve aandoeningen (zoals atherosclerose, ziekte van Raynaud etc.). Bij pulmonale hypertensie is er meer kans op pulmonale vasoconstrictie.
Om de minimale therapeutische dosis te vinden, de infuussnelheid doorlopend aan de hemodynamische parameters aanpassen.
Bij abusievelijke subcutane infiltratie of bij sterke overdosering kan weefselnecrose optreden of bestaande weefselnecrose verergeren. Infiltratie van de plaats van weefselnecrose met fentolamine kan verdere necrotisering voorkomen.
Hulpstof: Kaliummetabisulfiet, in de infusievloeistof, kan in zeldzame gevallen bronchospasmen geven.
Waarschuwingen en voorzorgen
Corrigeer een eventuele hypovolemie voor de behandeling met een gepaste plasmavervanger.
Controleer tijdens de behandeling de kaliumspiegel vanwege de kans op hypokaliëmie.
Monitor tevens bij de start het ECG, totdat een stabiele respons is bereikt en controleer tijdens de behandeling hartslag en -ritme, de arteriële bloeddruk en infusiesnelheid. Bij een ongewenste toename van de hartfrequentie, verhoging van de systolische bloeddruk of aritmie de dosis verminderen of de behandeling tijdelijk onderbreken.
Bij reeds bestaande hypertonie kan de bloeddruk toenemen.
Bij ernstige hypotensie met cardiogene shock (arteriële bloeddruk < 70 mmHg) extra voorzichtig zijn. Verlaag bij een snelle bloeddrukdaling de dosis of onderbreek tijdelijk de behandeling. Zelden is een andere interventie noodzakelijk. Bij een progressief dalende of een stabiel lage arteriële bloeddruk ondanks adequate ventriculaire druk en hartminuutvolume is soms toediening van een perifere vasoconstrictor zoals noradrenaline of dopamine nodig.
Wees extra voorzichtig bij hyperthyroïdie vanwege een grotere cardiovasculaire gevoeligheid voor dobutamine.
Bij ischemische hartziekten kan dobutamine het begin van een aanval van angina induceren.
Wees alert op de mogelijkheid van een myocardinfarct. Door de toename van de hartslag of bloeddruk kan myocardiale ischemie verergeren en zo pijn op de borst en een verhoging van het ST-segment op het ECG veroorzaken.
Bij een duidelijk verminderde ventriculaire werking, zoals bij harttamponade, aortaklepstenose of idiopathische hypertrofische subaorta stenose kan de inotrope respons ontoereikend zijn.
Na beëindiging van een langdurige behandeling (> 7 dagen) met dobutamine kunnen het hartminuutvolume en de pulmonale wiggedruk toegenomen zijn.
Controleer bij diabetici extra de glucosespiegel, omdat dobutamine invloed hierop heeft, en pas zo nodig de dosering van insuline aan.
Wees extra voorzichtig bij kinderen, met name bij een leeftijd ≤ 1 jaar, vanwege mogelijke verschillen in de hemodynamische effecten (kwantitatief en kwalitatief) in vergelijking met volwassenen.
Er zijn geen onderzoeksgegevens over werkzaamheid en veiligheid bij een verminderde nier- of leverfunctie.
Verricht vóór het uitvoeren van de stress-echocardiografie bij patiënten met meer kans op cardiale ruptuur zorgvuldig onderzoek, vanwege meldingen van cardiale ruptuur tijdens de stresstest met dobutamine. Deze trad in klinisch onderzoek op bij patiënten na een recent myocardinfarct (na 4-12 dagen). Stressgeïnduceerde cardiomyopathie (Takotsubocardiomyopathie) is tevens een mogelijke bijwerking; staak indien deze ernstige bijwerking optreedt direct de behandeling. Staak de toediening van dobutamine eveneens bij: ernstige complicaties, het bereiken van de maximale (bij de leeftijd behorende) hartslag, bloeddrukverhoging > 220/120 mmHg, progressieve symptomen als angina pectoris, dyspneu, duizeligheid, ataxie, progressieve aritmie of geleidingsstoornissen, recent ontwikkelde wandbewegingsstoornissen in meer dan één wandsegment, toename van het eindsystolisch volume, afwijkingen in de repolarisatie en het bereiken van de maximale dosering. Controleer de patiënt na het beëindigen van de infusie tot de toestand gestabiliseerd is.
Hulpstoffen
- Wees voorzichtig met natrium, in de infusievloeistof, bij een natriumarm dieet.
- Natriummetabisulfiet, in de infusievloeistof, kan in zeldzame gevallen bronchospasmen veroorzaken.
Overdosering
Symptomen
Fotofobie, bleekheid, hyperhidrose, braken, retrosternale of faryngeale pijn, ernstige hypertensie (met als gevolg hevige hoofdpijn), cerebrale bloeding, convulsies.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met noradrenaline contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
Misselijkheid, hoofdpijn, sinustachycardie, ventrikeltachycardie, polymorfe extrasystolen.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met isoprenaline contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
gerelateerd aan de vasoconstrictie: o.a. flushing, koude extremiteiten.
Therapie
de toediening verminderen of staken. Tegenmaatregelen zijn meestal niet nodig, vanwege de zeer korte halfwaardetijd van dopamine.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met dopamine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
Misselijkheid, braken, anorexie, tremor, angst, hartkloppingen, hoofdpijn, benauwdheid, vermoeidheid, anginale of atypische pijn op de borst. Door positief chronotrope en inotrope werking: hypertensie, (supra)ventriculaire aritmieën, ventriculaire fibrillatie en myocardiale ischemie. Hypotensie door perifere vasodilatatie.
Therapie
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met dobutamine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Overwegend α-sympathicomimetisch effect met tevens werking op β1-receptoren en nauwelijks effect op β2-receptoren. Noradrenaline is een krachtige vasoconstrictor, waardoor zowel de diastolische als de systolische bloeddruk stijgt. De hartfrequentie wordt relatief weinig beïnvloed: de positief-inotrope en positief-chronotrope effecten worden gecompenseerd door de reflexbradycardie die optreedt als gevolg van de sterke bloeddrukstijging.
Bloeddrukverhogende werking: i.v. snel. Werkingsduur: tot 1–2 min na einde infuus.
Kinetische gegevens
Metabolisering | door catechol-O-methyltransferase (COMT) en mono-amine-oxidase (MAO) tot inactieve metabolieten, waaronder in 4-hydroxy-3-methoxy-amandelzuur. |
Overig | door cellulaire heropname en metabolisme wordt noradrenaline snel verwijderd uit het plasma. |
Eliminatie | met de urine, vnl. als metabolieten. |
T 1/2el | 1–2 min. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Stimuleert vooral de β-receptoren van het sympathische zenuwstelsel. Aangrijpen van isoprenaline op de β1-receptor veroorzaakt een toename van de hartfrequentie (positief chronotroop effect) en het slagvolume (positief inotroop effect), waardoor het hartminuutvolume toeneemt, en een toename van de geleidingssnelheid (positief dromotroop effect) waardoor de refractaire periode van het hart afneemt. Stimulatie van de β2-receptor veroorzaakt perifere vasodilatatie, waardoor de perifere weerstand afneemt, het bloedvolume toeneemt en de centraalveneuze druk gereguleerd wordt. De systolische bloeddruk blijft gelijk of neemt toe terwijl de diastolische bloeddruk afneemt; de gemiddelde bloeddruk ('mean arterial pressure'; MAP) neemt af.
Werkingsduur: i.v. enkele minuten.
Kinetische gegevens
Metabolisering | snel door COMT, voornamelijk in de lever, ook in longen en andere weefsels, vnl. in 3-O-methylisoprenaline en conjugaten daarvan. 3-O-methylisoprenaline heeft een zwakke β-receptorblokkerende werking. |
Eliminatie | 40–50% onveranderd met de urine, het restant binnen 24 uur als 3-O-methylisoprenaline. |
T 1/2el | één tot enkele minuten. |
Overig | Isoprenaline passeert nauwelijks de bloed-hersenbarrière. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Dopamine stimuleert direct dopamine1-, dopamine2-, α- en β-receptoren. De werking op de α2- en β2-receptoren is echter gering. Dopamine is de directe precursor van noradrenaline (een catecholamine) met positief-inotrope werking op het myocard; het verhoogt daardoor het hartminuutvolume. Het verwijdt de vaten van de nieren en het mesenterium; door de verhoogde renale doorbloeding nemen de nierfiltratie, diurese en natriumuitscheiding toe. In lage of gemiddelde dosering (2–10 microg/kg per min.) stimuleert dopamine de β-receptoren in het myocard; dit heeft toename van het minuutvolume, gewoonlijk zonder frequentietoename of bloeddrukstijging, tot gevolg. Dopamine onderscheidt zich hiermee van de andere catecholaminen. In hoge doses (10–20 microg/kg per min.) stimuleert het de α-receptoren; mede door de toename van het hartminuutvolume stijgt de bloeddruk. Bij doseringen boven 20 microg/kg per min. overweegt het α-adrenerge effect, waardoor de doorbloeding van de nier en het mesenterium weer afneemt. Werkingsaanvang: snel. Werkingsduur: minder dan 10 minuten.
Kinetische gegevens
V d | groot, dringt echter niet tot in de hersenen door. |
Metabolisering | in < 2 minuten: in lever, nieren en plasma door MAO en COMT tot inactieve metabolieten, ca. 25% tot noradrenaline. |
Eliminatie | ca. 80% binnen 24 uur met de urine, vnl. als metabolieten. |
T 1/2el | 2 min. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Synthetisch catecholamine. De primaire werking is verhoging van de contractiekracht van de hartspier door stimulering van de β1-receptoren van het hart. Dobutamine verbetert het hartminuutvolume, vnl. door vergroting van het slagvolume (positief inotroop effect). Verder verlaagt het een verhoogde ventriculaire vullingsdruk (de 'preload' ) en bevordert het de AV-geleiding (positief dromotroop effect). Het heeft slechts een lichte β2- en α1-receptorstimulerende werking waardoor er een minimaal direct effect op de systemische vasculatuur is. Dobutamine veroorzaakt geen endogene afgifte van noradrenaline.
Werking: na 2 min, max. na ca. 10 min.
Toepassing als diagnostisch hulpmiddel
Bij dobutamine stress-echocardiografie: Dankzij de positief inotrope, en vooral positief chronotrope effecten tijdens de belasting met dobutamine, stijgen de zuurstof- en energiebehoefte van het myocard. Bij een bestaande coronaire stenose leidt onvoldoende toename van de coronaire bloedstroom tot hypoperfusie. Dit is middels echocardiografie te visualiseren in de vorm van wandbewegingsstoornissen van het myocard in het respectievelijke segment.
Bij vitaliteitsdiagnostiek: Een vitaal myocard, dat hypokinetisch of akinetisch is (bv. vanwege 'stunning', hibernatie) heeft een functionele reserve voor wat betreft de contractiliteit. Deze reserve wordt vooral gestimuleerd door de positief inotrope effecten van dobutamine bij belasting van het myocard door stimulatie met lagere doses (5-20 microg/kg/min). Een verbetering van de systolische contractie, dat wil zeggen toename van de wandbewegingen van het betreffende segment van het hart, kan middels echocardiografie aangetoond worden.
Kinetische gegevens
T max | 10 min. |
V d | 0,2 l/kg. |
Metabolisering | in de lever en ander weefsel via catechol–O–methyltransferase (COMT) tot 3-O-methyldobutamine en in geconjugeerde glucuroniden. |
Eliminatie | vnl. via de urine en in geringe mate via de feces. |
T 1/2el | ca. 2 min. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
noradrenaline hoort bij de groep adrenerge en dopaminerge middelen.
Groepsinformatie
isoprenaline hoort bij de groep adrenerge en dopaminerge middelen.
Groepsinformatie
dopamine hoort bij de groep adrenerge en dopaminerge middelen.
Groepsinformatie
dobutamine hoort bij de groep adrenerge en dopaminerge middelen.