Samenstelling
Trecondi XGVS Pharmanovia Benelux BV
- Toedieningsvorm
- Poeder voor infusievloeistof
- Sterkte
- 1000 mg, 5000 mg
Bevat na reconstitutie 50 mg/ml.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Carmustine XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 100 mg
- Verpakkingsvorm
- met solvens 3 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Cyclofosfamide XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 500 mg, 1000 mg, 2000 mg
Endoxan XGVS Baxter bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 50 mg
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 750 mg, 2000 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Tepadina XGVS Adienne Pharma & Biotech
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 15 mg, 100 mg
Thiotepa XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 15 mg, 100 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Natulan (als hydrochloride) Leadiant Biosciences Ltd.
- Toedieningsvorm
- Capsule
- Sterkte
- 50 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor informatie over allogene stamceltransplantatie: vademecum hematologie.
Advies
Voor de behandeling van gliomen staat op richtlijnendatabase.nl de geldende behandelrichtlijn.
Voor de behandeling van Hodgkin-lymfoom staat op hovon.nl de geldende behandelrichtlijn.
Voor de behandeling van non-Hodgkinlymfoom staat op vademecumhematologie.nl de geldende behandelrichtlijn met de plaats van carmustine daarbij.
Advies
Voor de behandeling van solide tumoren staat op Richtlijnendatabase.nl de geldende behandelrichtlijn.
Zie voor de behandeling van hematologische tumoren de behandelrichtlijnen op hovon.nl.
Advies
Zie voor de verschillende regimes voor autologe en allogene beenmergtransplantaties bij de diverse aandoeningen het handboek van de European Society for Blood and Marrow Transplantation (2019) op ebmt.org (hoofdstuk 13 en 15).
Advies
Voor de behandeling van Hodgkin-lymfoom staat op hovon.nl de geldende behandelrichtlijn (2019) met de plaats van procarbazine (BEACOPP-kuur) daarbij.
Voor de behandeling van Non-Hodgkin-lymfoom staat op vademecumhematologie.nl de geldende behandelrichtlijn.
Indicaties
Als onderdeel van een conditioneringsbehandeling voorafgaand aan allogene hematopoëtische stamceltransplantatie (alloHSCT) bij volwassenen en kinderen ≥ 1 maand met maligne of niet-maligne aandoeningen. Geef in combinatie met fludarabine, met of zonder thiotepa.
Indicaties
Maligniteiten in het CZS
- glioblastoom
- hersenstamglioom
- medulloblastoom
- astrocytoom
- ependymoom
- hersenmetastasen
Maligniteiten van het maag-darmstelsel
Maligne melanoom
- indien gebruikt in combinatie met andere anti-neoplastische middelen
Hematologische maligniteiten (secundaire behandeling)
- Hodgkin-lymfoom
- non-Hodgkinlymfoom
Hematopoëtische stamceltransplantatie (HPCT)
- Conditionerende behandeling voorafgaand aan een autologe HPCT bij de behandeling van maligne hematologische aandoeningen (Hodgkin- en non-Hodgkinlymfoom).
Indicaties
Solide tumoren:
- gemetastaseerd ovariumcarcinoom, mammacarcinoom, kleincellig bronchuscarcinoom en Ewingsarcoom;
- als adjuvante behandeling bij mammacarcinoom en kleincellig bronchuscarcinoom;
- als inductie- en consolidatiebehandeling bij gevorderd of gemetastaseerd neuroblastoom.
Hematologische tumoren:
- bij chronische lymfatische leukemie;
- als consolidatiebehandeling bij acute lymfatische leukemie, bij subtypen rijpe B-cel en T-cel ook als remissie-inductiebehandeling;
- maligne lymfoom, multipel myeloom;
- als voorbereiding op beenmergtransplantatie bij acute lymfoblastische leukemie, acute myeloïde leukemie en chronische myeloïde leukemie (in combinatie met totale lichaamsbestraling of busulfan).
Bij levensbedreigende auto-immuunziekten:
- zoals systemische lupus erythematodes, auto-immuun hemolytische anemie, syndroom van Goodpasture en granulomatose van Wegener.
Indicaties
In combinatie met andere chemotherapeutica bij volwassenen en kinderen:
- als voorbereidende behandeling van een allogene of autologe hematopoëtische stamceltransplantatie (HPCT) bij hematologische ziekten;
- bij behandeling van vaste tumoren, wanneer een hoge dosis chemotherapie ondersteund met HPCT voldoende is.
Indicaties
Volwassenen
- in combinatiechemotherapie bij maligne lymfoom (Hodgkin en non-Hodgkin);
- in combinatiechemotherapie bij hersentumoren.
Kinderen ≥ 2 jaar
- in combinatiechemotherapie bij Hodgkin-lymfoom.
Doseringen
AlloHSCT bij volwassen met een maligne aandoening
Treosulfan wordt gegeven in combinatie met fludarabine.
Treosulfan: 10 g/m² lichaamsoppervlak per dag via i.v. -infusie gedurende 2 uur, op dag –4 tot en met –2 voorafgaand aan HSCT (dag 0); totale cumulatieve dosis is 30 g/m².
Fludarabine: 30 mg/m² lichaamsoppervlak per dag via i.v.-infusie gedurende 0,5 uur, op dag –6 tot en met –2 voorafgaand aan HSCT (dag 0); totale cumulatieve dosis is 150 mg/m². Op dag –4 tot en met –2 treosulfan vóór fludarabine toedienen. Zie voor meer informatie fludarabine.
Bij ouderen is geen dosisaanpassing nodig.
AlloHSCT bij volwassenen met een niet-maligne aandoening
Treosulfan wordt gegeven in combinatie met fludarabine met of zonder thiotepa.
Treosulfan: 14 g/m² lichaamsoppervlak per dag via i.v.-infusie gedurende 2 uur, op dag –6 tot en met –4 voorafgaand aan HSCT (dag 0); totale cumulatieve dosis is 42 g/m². Treosulfan wordt gegeven in combinatie met fludarabine met óf zonder thiotepa.
Fludarabine: 30 mg/m² lichaamsoppervlak per dag via i.v.-infusie gedurende 0,5 uur, op dag –7 tot en met –3 voorafgaand aan HSCT (dag 0); totale cumulatieve dosis is 150 mg/m². Op dag –6 tot en met –4 treosulfan vóór fludarabine toedienen. Zie voor meer informatie fludarabine.
Thiotepa: 5 mg/kg 2×/dag als i.v.-infusie gedurende 2–4 uur op dag –2 voorafgaand aan HSCT (dag 0). Zie voor meer informatie thiotepa.
AlloHSCT bij kinderen ≥ 1 maand met maligne of niet-maligne aandoening
Treosulfan wordt gegeven in combinatie met fludarabine met of zonder thiotepa
Treosulfan: 10 g/m² per dag (bij lichaamsoppervlak < 0,4 m²), 12 g/m² per dag (bij lichaamsoppervlak ≥ 0,4 - < 0,9 m²) of 14,0 g/m² per dag (bij lichaamsoppervlak >0,9 m²) als i.v.-infusie gedurende 2 uur, op dag –6 tot en met –4 voorafgaand aan HSCT (dag 0); totale cumulatieve dosis is 30–42 g/m². Treosulfan wordt gegeven in combinatie met fludarabine met óf zonder thiotepa.
Fludarabine: 30 mg/m² lichaamsoppervlak per dag via i.v.-infusie gedurende 0,5 uur, op dag –7 tot en met –3 voorafgaand aan HSCT (dag 0); totale cumulatieve dosis is 150 mg/m². Op dag –6 tot en met –4 treosulfan vóór fludarabine toedienen. Zie voor meer informatie fludarabine.
Thiotepa: 5 mg/kg 2×/dag als i.v.-infusie gedurende 2–4 uur op dag –2 voorafgaand aan HSCT (dag 0). Zie voor meer informatie thiotepa.
Bij een licht tot matig verminderde nier- of leverfunctie is geen dosisaanpassing nodig. Bij een ernstig verminderde nier- of leverfunctie is treosulfan gecontra-indiceerd.
Toediening: als intraveneuze infusie gedurende twee uur.
Doseringen
Maligniteiten in het CZS, hematologische maligniteiten
Volwassenen
Algemene richtlijn monotherapie: bij nog niet eerder behandelde patiënten: i.v. 150–200 mg/m² lichaamsoppervlak elke 6 weken óf 75–100 mg/m² op twee opeenvolgende dagen, elke 6 weken. De behandeling staken indien de werkzaamheid onvoldoende is of de therapie niet wordt verdragen.
In combinatietherapie gelden andere doseringen afhankelijk van de soort kuur.
Conditionerende behandeling voorafgaand aan HPCT
Volwassenen
In combinatie met andere chemotherapie: i.v. 300-600 mg/m² lichaamsoppervlak.
Ouderen (> 65 j): start in verband met mogelijke comorbiditeit met een dosis aan de lage kant van het dosisbereik.
Verminderde nierfunctie: pas zo nodig de dosis aan op basis van toxiciteit. Gebruik bij een ernstige (terminale) nierfunctiestoornis is gecontra-indiceerd.
Ernstige bijwerkingen: bij zowel monotherapie als combinatietherapie: bij een aantal leukocyten 2–3 × 109/l en/of aantal trombocyten 25–75 × 109/l na de voorafgaande dosis, de dosis carmustine verlagen tot 70% van de voorafgaande dosis; bij een aantal leukocyten < 2 × 109/l en/of aantal trombocyten < 25 × 109/l na de voorafgaande dosis, de dosis carmustine verlagen tot 50% van de voorafgaande dosis.
Toediening: na reconstitutie onmiddellijk verdunnen met 500 ml van een NaCl-oplossing 0,9% of een glucose-oplossing 5% en daarna gedurende 1–2 uur i.v. toedienen via een pvc-vrije infusieset van polytheen (PE). De infusie mag niet korter dan 1–2 uur duren, omdat anders kans bestaat op brandwonden en pijn op de infusieplaats. Wees alert op extravasatie.
Doseringen
Dien mesna toe indien:
- de dosis cyclofosfamide ≥ 10 mg/kg lichaamsgewicht is;
- eerder cystitis is opgetreden na gebruik van alkylerende middelen;
- eerdere radiotherapie van het kleine bekken heeft plaatsgevonden en mictie- of urinewegklachten bestaan.
Hematologische maligniteiten en solide tumoren:
Volwassenen en kinderen
Dagelijkse behandeling: i.v. 3–6 mg/kg lichaamsgewicht.
Intervalbehandeling: i.v. 10–15 mg/kg lichaamsgewicht/dag, iedere 2–5 dagen.
Intervalbehandeling met hoge dosis: i.v. 20–40 mg/kg lichaamsgewicht/dag, iedere 21–28 dagen.
Voorbereiding op beenmergtransplantatie:
Volwassenen en kinderen
i.v. 60 mg/kg lichaamsgewicht gedurende 2 dagen óf 50 mg/kg lichaamsgewicht gedurende 4 dagen. Toediening van cyclofosfamide niet eerder beginnen dan 24 uur na de laatste dosis busulfan.
Auto-immuunziekten:
oraal of i.v.: 500–1000 mg/m² lichaamsoppervlak per maand.
Bij myelosuppressie: Verlaag de dosis met 50% bij een leukocytenaantal van 2,5–4,0× 109/l en/of een trombocytenaantal van 50–100× 109/l. Staak de behandeling tijdelijk tot normalisatie bij een leukocytenaantal van < 2,5× 109/l en/of een trombocytenaantal van < 50× 109/l.
Bij nierfunctiestoornis (m.n. ernstige), overwegen de dosis te verlagen. Verlaag de dosis met 50% bij een GFR < 10 ml/min.
Bij ernstige leverfunctiestoornis de dosis verlagen. Verlaag de dosis met 25% bij een serumbilirubinegehalte van 53–86 micromol/l.
Toedieningsinformatie: Oraal en i.v.: cyclofosfamide ’s ochtends toedienen met voldoende vocht (≥ 3 liter per 24 uur) om de urineproductie te bevorderen. De tablet zonder kauwen (in zijn geheel) met water innemen. Intraveneuze toediening bij voorkeur via een infuus gedurende 30 min tot 2 uur; eventueel via zeer langzame injectie.
Doseringen
De hoogte van de dosering is mede afhankelijk van de combinatie met andere chemotherapeutica.
Autologe HPCT bij hematologische ziekten:
Volwassenen (incl. ouderen):
Als intraveneuze infusie: Lymfoom: 125–300 mg/m² lichaamsoppervlak 1×/dag gedurende 2–4 opeenvolgende dagen voorafgaand aan autologe HPCT; totale cumulatieve dosis is max. 900 mg/m².
CZS–lymfoom: 185 mg/m² lichaamsoppervlak 1×/dag gedurende 2 opeenvolgende dagen voorafgaand aan autologe HPCT; totale cumulatieve dosis is max. 370 mg/m².
Multipel myeloom: 150–250 mg/m² lichaamsoppervlak 1×/dag gedurende 3 opeenvolgende dagen voorafgaand aan autologe HPCT; totale cumulatieve dosis is max. 750 mg/m².
Andere hematologische ziekten: 125–300 mg/m² 1×/dag gedurende 2–4 opeenvolgende dagen voorafgaand aan autologe HPCT; totale cumulatieve dosis is max. 900 mg/m².
Autologe HPCT bij vaste tumoren:
Volwassenen (incl. ouderen):
Als intraveneuze infusie: Mammacarcinoom: 120–250 mg/m² lichaamsoppervlak 1×/dag gedurende 3–5 opeenvolgende dagen voorafgaand aan autologe HPCT; totale cumulatieve dosis is max. 800 mg/m².
CZS–tumoren: 125–250 mg/m² lichaamsoppervlak per dag verdeeld over 1–2 giften, gedurende 3–4 opeenvolgende dagen voorafgaand aan autologe HPCT; totale cumulatieve dosis is max. 750 mg/m².
Ovariumcarcinoom: 250 mg/m² lichaamsoppervlak 1×/dag gedurende 2 opeenvolgende dagen voorafgaand aan autologe HPCT; totale cumulatieve dosis is max. 500 mg/m².
Kiemceltumoren: 150–250 mg/m² lichaamsoppervlak 1×/dag gedurende 3 opeenvolgende dagen voorafgaand aan autologe HPCT; totale cumulatieve dosis is max. 750 mg/m².
Andere vaste tumoren: 120–250 mg/m² lichaamsoppervlak per dag verdeeld over 1–2 giften, gedurende 2–5 opeenvolgende dagen voorafgaand aan autologe HPCT; totale cumulatieve dosis is max. 800 mg/m².
Autologe HPCT bij vaste tumoren:
Kinderen:
Als intraveneuze infusie: CZS–tumoren: 250–350 mg/m² lichaamsoppervlak 1×/dag gedurende 3 opeenvolgende dagen voorafgaand aan autologe HPCT; totale cumulatieve dosis is max. 1050 mg/m².
Andere vaste tumoren: 150–350 mg/m² lichaamsoppervlak 1×/dag gedurende 2–3 opeenvolgende dagen voorafgaand aan autologe HPCT; totale cumulatieve dosis is max. 1050 mg/m².
Allogene HPCT bij hematologische ziekten:
Volwassenen (incl. ouderen):
Als intraveneuze infusie: Lymfoom: 370 mg/m² lichaamsoppervlak per dag verdeeld over 2 giften, gedurende 1 dag voorafgaand aan allogene HPCT; totale cumulatieve dosis is max. 370 mg/m².
Multipel myeloom: 185 mg/m² lichaamsoppervlak in één gift gedurende 1 dag voorafgaand aan allogene HPCT; totale cumulatieve dosis is max. 185 mg/m².
Leukemie: 185–481 mg/m² lichaamsoppervlak per dag verdeeld over 1–2 giften, gedurende 1–2 opeenvolgende dagen voorafgaand aan allogene HPCT; totale cumulatieve dosis is max. 555 mg/m².
Thalassemie: 370 mg/m² lichaamsoppervlak per dag verdeeld over 2 giften, gedurende 1 dag voorafgaand aan allogene HPCT; totale cumulatieve dosis is max. 370 mg/m².
Andere hematologische ziekten: 185–481 mg/m² lichaamsoppervlak per dag verdeeld over 1–2 giften, gedurende 1–3 opeenvolgende dagen voorafgaand aan allogene HPCT; totale cumulatieve dosis is max. 555 mg/m².
Allogene HPCT bij hematologische ziekten:
Kinderen:
Als intraveneuze infusie: Leukemie: 250 mg/m² lichaamsoppervlak verdeeld over 2 giften, gedurende 1 dag voorafgaand aan allogene HPCT; totale cumulatieve dosis is max. 250 mg/m².
Thalassemie: 200–250 mg/m² lichaamsoppervlak verdeeld over 2 giften, gedurende 1 dag voorafgaand aan allogene HPCT; totale cumulatieve dosis is max. 250 mg/m².
Refractaire cytopenie: 125 mg/m² lichaamsoppervlak 1×/dag gedurende 3 opeenvolgende dagen voorafgaand aan allogene HPCT; totale cumulatieve dosis is max. 375 mg/m².
Genetische ziekten: 125 mg/m² lichaamsoppervlak 1×/dag gedurende 2 opeenvolgende dagen voorafgaand aan allogene HPCT; totale cumulatieve dosis is max. 250 mg/m².
Sikkelcelanemie: 250 mg/m² lichaamsoppervlak verdeeld over 2 giften gedurende 1 dag voorafgaand aan allogene HPCT; totale cumulatieve dosis is max. 250 mg/m².
Andere hematologische ziekten: 125–250 mg/m² lichaamsoppervlak per dag verdeeld over 1–2 giften, gedurende 1–3 opeenvolgende dagen voorafgaand aan allogene HPCT; totale cumulatieve dosis is max. 375 mg/m².
Verminderde nierfunctie: bij een licht tot matig verminderde nierfunctie is een dosisaanpassing niet nodig. Er kan geen doseeradvies worden gegeven bij een ernstig verminderde nierfunctie vanwege het ontbreken van gegevens.
Verminderde leverfunctie: een dosisaanpassing wordt niet aanbevolen bij kortstondige veranderingen van de leverparameters. Er kan geen doseeradvies worden gegeven bij overige aanwijzingen van een verminderde leverfunctie vanwege het ontbreken van gegevens. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Toediening: na reconstitutie en verdere verdunning (met 0,9% NaCl) tot een eindconcentratie 0,5–1 mg/ml toedienen als intraveneuze infusie gedurende 2–4 uur via een centrale veneuze katheter.
Doseringen
Oncologische aandoeningen
Volwassenen en kinderen vanaf 2 jaar
de dosering is afhankelijk van het gekozen combinatieschema en de beenmergfunctie, de richtdosering is: oraal: 100 mg/m² lichaamsoppervlak/dag. Bij kinderen gedurende maximaal 14 dagen.
Bij nier- of leverfunctiestoornis: controleer de hematologische status minimaal elke 3–4 dagen, en de nier- en leverfunctie minimaal elke week. Gecontra-indiceerd bij ernstige nier- of leverfunctiestoornis.
Ernstige bijwerkingen: Bij ernstige beenmergsuppressie (leukopenie en/of trombocytopenie) of misselijkheid/braken de dagelijkse dosis reduceren met een derde of de helft.
Toediening: de capsules in zijn geheel innemen in staande of zittende houding met een glas water.
Bijwerkingen
Voorbereiding op hematopoëtische stamceltransplantatie, in combinatie met fludarabine:
Zeer vaak (> 10%): misselijkheid, braken, buikpijn, mucositis, stomatitis, diarree. Vermoeidheid, asthenie, lethargie. Verhoogd bilirubine, beenmergdepressie incl. pancytopenie, febriele neutropenie.
Vaak (1-10%): hartaritmieën (bv. artriumfibrillatie, sinusaritmie). Hypertensie, hypotensie, bloedneus, overmatig blozen. Infecties (bacterieel, viraal, fungaal), sepsis. Hoofdpijn. Dyspneu. Gastritis, dyspepsie, obstipatie, dysfagie, orale pijn, oesofageale of gastro-intestinale pijn,. Maculopapuleuze huiduitslag, purpura, erytheem, palmair-plantair erytrodysesthesiesyndroom, jeuk, alopecia. Acute nierschade, hematurie. Slapeloosheid. Koorts, koude rillingen, oedeem. Hoofdpijn, duizeligheid. Pijn in de ledematen, rugpijn, botpijn, artralgie. Verminderde eetlust, gewichtsverandering. Allergische reactie. Verhoogde waarden van ALAT, ASAT, γ-GT, C-reactieve proteïne. Bij kinderen tevens exfoliatieve dermatitis.
Soms (0,1-1%): hematoom. Pneumonitis, pleurale effusie, farynxontsteking, strottenhoofdontsteking, pijn in het strottenhoofd, hik. Mondbloeding, abdominale distensie, droge mond. Erythema multiforme, acneïforme dermatitis, huiduitslag, droge huid, vertigo. Verwardheid. Myalgie. Perifere neuropathie. Veno-occlusieve leverziekte, hepatotoxiciteit. Niet-cardiale pijn op de borst. Hyperglykemie, hypoglykemie, gestoorde glucosetolerantie. Verhoogde waarden van alkalische fosfatase (AF)
Verder zijn gemeld: hartstilstand, hartfalen, myocardinfarct, pericardeffusie. Embolie, bloeding. Septische shock. Encefalopathie, intracraniële bloeding, extrapiramidale symptomen, syncope, paresthesie. Agitatie. Hypoxie, dysfonie, keelpijn, hoesten. Gastro-intestinale bloeding, neutropene colitis, oesofagitis, anale ontsteking. Nierfalen, cystitis, dysurie. Leverfalen, vergrote lever, leverpijn. Spierzwakte. Dermatitis, huidulcus, huidnecrose, geelbruine verkleuring van de huid. Droge ogen. Reactie op de injectieplaats. Secundaire maligniteiten. Acidose, elektrolytenevenwichtsstoornis. Verhoogde waarden in het bloed van creatinine, lactaatdehydrogenase (LDH). Bij kinderen tevens capillairleksyndroom, convulsies, gingivale pijn, bulleuze dermatitis, luierdermatitis, conjunctivale bloeding, scrotaal erytheem, gezichtsoedeem, alkalose, hypomagnesiëmie.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hypotensie (bij hoge doses, door oplosmiddel ethanol). Pneumonitis, interstitiële fibrose (vooral bij langdurige behandeling en cumulatieve dosis). Ernstige misselijkheid en braken. Hoofdpijn, duizeligheid, ataxie. Rode conjunctiva, wazig zien door retinale bloeding. Dermatitis, hyperpigmentatie (bij huidcontact). Flebitis. Beenmergsuppressie.
Vaak (1–10%): stomatitis, diarree, obstipatie. Anorexie. Blozen, alopecia, reactie op de infusieplaats. Encefalopathie (bij hoge doses). (Secundaire) acute leukemie. Stijging ASAT, AF en serumbilirubine. Anemie, beenmergdysplasie (na langdurige behandeling).
Zelden (0,01–0,1%): veneuze occlusie (hoge doses). Niertoxiciteit. Gynaecomastie. Neuroretinitis. Gastro-intestinale bloeding.
Zeer zelden (< 0,01%): tromboflebitis.
Verder zijn gemeld: myalgie, insulten, status epilepticus. Tachycardie, pijn op de borst. Neutropene enterocolitis. Onvruchtbaarheid. Allergische reactie. Azotemie, daling in niervolume. Hypokaliëmie, hypomagnesiëmie, hypofosfatemie. Secundaire maligniteiten.
Bij toediening in de halsslagader (experimenteel): oculaire toxiciteit.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): myelosuppressie, leukopenie, (febriele) neutropenie. Alopecia. (Hemorragische) cystitis, hematurie. Koorts.
Vaak (1-10%): infecties. Mucositis. Gestoorde spermatogenese. Rillingen, asthenie, malaise.
Soms (0,1-1%): pneumonie, sepsis. Allergische of anafylactische/anafylactoïde reactie (zeer zelden incl. shock). Trombocytopenie, anemie. Anorexie. Perifere neuropathie, polyneuropathie, neuralgie. Doofheid. Cardiomyopathie, myocarditis, hartfalen, tachycardie. Ovulatiestoornis (zelden irreversibel), verlaagde vrouwelijke geslachtshormonen. Verhoogde LDH in bloed, verhoogde CRP, ECG-verandering, verminderde LVEF.
Zelden (0,01-0,1%): myelodysplastisch syndroom, secundaire maligniteiten (zoals acute leukemie, blaascarcinoom, uretercarcinoom). Dehydratie. Convulsies. Visusstoornis. (Supra)ventriculaire aritmie. Bloedingen. Leverfunctiestoornis, hepatitis. Huiduitslag, dermatitis. Amenorroe, azoöspermie, oligospermie, aspermie. Borstpijn.
Zeer zelden (< 0,01%): tumorlysissyndroom. Gedissemineerde intravasale stolling. Hemolytisch uremisch syndroom. SIADH (zelden fataal). Hyponatriëmie. Smaakstoornis, duizeligheid, paresthesie. Conjunctivitis, oogoedeem. Ventrikelfibrilleren, atriumfibrilleren, angina pectoris, myocardinfarct, pericarditis. Trombo-embolie, hypertensie, hypotensie. ARDS, interstitiële pulmonaire fibrose, longoedeem, bronchospasmen, dyspneu, hypoxie, hoest. Stomatitis, misselijkheid, braken, acute pancreatitis, enterocolitis, diarree. Ascites. Veno-occlusieve leverziekte (zelden fataal), hepatomegalie, geelzucht. Stevens-Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse. Verkleuring van nagels of huid, jeuk. Rabdomyolyse, spierkramp. Blaaswandoedeem, blaasfibrose, nierinsufficiëntie, niertubulusnecrose, verhoogde creatinine in bloed. Hoofdpijn, multi-orgaanfalen. Reactie op de injectieplaats (incl. necrose, trombose). Gewichtstoename.
Verder zijn gemeld: andere secundaire maligniteiten (non-Hodgkinlymfoom, sarcoom, niercelcarcinoom, pyelumcarcinoom, schildklierkanker). Agranulocytose, lymfopenie, verlaagd Hb. Verhoogde of verlaagde bloedglucose. Encefalopathie, reversibele posterieure leuko-encefalopathie syndroom (RPLS), myelopathie, hypo-esthesie, tremor, parosmie. Verhoogde traanproductie. Tinnitus. Cardiogene shock, pericardiale effusie, bradycardie, hartkloppingen, verlengd QT-interval. Vasculitis, perifere ischemie, blozen. Verstopte neus, loopneus, keelpijn, veno-occlusieve longziekte, bronchiolitis obliterans, pneumonitis, pleurale effusie. Parotitis, caecitis, stijging van leverenzymwaarden. Erythema multiforme, hand-voetsyndroom, urticaria, gezichtsoedeem, erytheem, overmatig zweten. Sclerodermie, spierpijn, gewrichtspijn, spierspasme. Toxische nefropathie, ureteritis, blaasconstrictie, nefrogene diabetes insipidus, atypische blaasurotheelcellen, verhoogde waarden bloedureum. Vroeggeboorte, onvruchtbaarheid, oligomenorroe, testisatrofie, verlaagde waarden oestrogeen in bloed, verhoogde waarden gonadotropine in het bloed.
Bijwerkingen
Behandeling met thiotepa veroorzaakt bij alle patiënten ernstige beenmergremming. De ernstige toxiciteit voor het hematologische stelsel, het leverstelsel en het ademhalingsstelsel worden beschouwd als te verwachten gevolgen van de voorbereidende behandeling en het transplantatieproces. Hieronder vallen infecties en de graft-versus-hostreactie die, hoewel niet rechtstreeks, de voornaamste oorzaken van morbiditeit en mortaliteit zijn, vooral bij allogene stamceltransplantatie.
Zeer vaak (> 10%): aritmie, hypertensie. Acute en chronische graft-versus-hostreactie (bij allogene HPCT). Idiopathisch pneumoniesyndroom, epistaxis. Infectie, sepsis. Stomatitis, oesofagitis, misselijkheid, braken, dyspepsie, buikpijn, diarree, enteritis, colitis. Veno-occlusieve leveraandoening, hepatomegalie, geelzucht. Duizeligheid, hoofdpijn, paresthesie, encefalopathie, convulsie, verwardheid, veranderde geestestoestand. Conjunctivitis, wazig zien. Ototoxiciteit, tinnitus. Mucositis, exantheem, jeuk, alopecia. Rugpijn, spierpijn, artralgie. Hemorragische cystitis. Azoöspermie, amenorroe, vaginale bloeding. Lymfoedeem. Asthenie, rillingen, koorts, gegeneraliseerd oedeem, pijn of ontsteking op de injectieplaats. Anorexie, verminderde eetlust, gewichtstoename. Leukopenie, trombocytopenie, anemie, granulocytopenie, pancytopenie, febriele neutropenie. Hyperglykemie. Toename van transaminasen, amylase en bilirubine.
Vaak (1-10%): tachycardie, hartfalen. Bloeding (o.a. hersenbloeding), embolie. Pulmonaal oedeem, hoest, pneumonitis. 'Multiple organ dysfunction syndrome'. Maag-darmperforatie, obstipatie, ileus. Intracranieel aneurysma, extrapiramidale stoornis, cognitieve stoornis, angst. Dysurie, oligurie, nierfalen, cystitis, hematurie. Cataract. Erytheem. Secundaire maligniteit. Menopauzale symptomen, hypopituïtarisme, onvruchtbaarheid (bij zowel man als vrouw). Toename van creatinine, ureum, ASAT, γ-GT.
Soms (0,1-1%): toxische shocksyndroom (TSS). Cardiomyopathie, myocarditis. Hypoxie. Delier, nervositeit, hallucinatie, agitatie. Maag-darmzweer. Pigmentstoornis, erytrodermische psoriasis.
Verder zijn gemeld: ernstige toxische huidreacties zoals Stevens-Johnsonsyndroom en toxische epidermale necrolyse. Leuko-encefalopathie.
Bij kinderen zijn hiernaast ook gemeld:
Zeer vaak (> 10%): hartstilstand, bloeding. Hypogonadisme, groeistoornis, hypothyroïdie. Geheugenstoornis, parese. Desquamatie. Blaasaandoeningen. Toename van ALAT.
Vaak (1-10%): cardiovasculaire insufficiëntie. Pulmonale bloeding, ademstilstand. Intestinale obstructie. Leverfalen. Elektrolytenstoornissen. Trombocytopenische purpura. Verlenging van de protrombinetijd.
Gemeld: pulmonale arteriële hypertensie.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): infectie. Leukocytopenie, trombocytopenie, anemie. Anorexia. Misselijkheid, braken. Alopecia.
Soms (0,1-1%): overgevoeligheid (waaronder anafylaxie, angio-oedeem).
Verder zijn gemeld: sepsis, herpes zoster. Tweede primaire maligniteit (waaronder longcarcinoom, acute myeloïde leukemie, myelodysplastisch syndroom. Beenmergdepressie, pancytopenie, eosinofilie, hemolytische anemie. Hallucinaties, depressies, verwardheid, psychose. Insult, perifere neuropathie, paresthesie, hoofdpijn. Visusstoornis (waaronder wazig zien, verminderd gezichtsvermogen). Bloeding. Interstitiële longziekte, dyspneu, hoesten. Stomatitis, obstipatie, diarree, buikpijn. Hepatotoxiciteit, hepatitis, geelzucht. Stevens-Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse, huiduitslag, urticaria. Osteonecrose, myalgie. Irreversibele azoöspermie. Pijn, koorts, vermoeidheid, malaise, asthenie.
Interacties
Vaccinatie met levende vaccins is gecontra-indiceerd vanwege de kans op ernstige, mogelijk fatale infectie bij alloHSCT. De respons op geïnactiveerde vaccins kan verminderd zijn.
Vermijd gelijktijdig gebruik met substraten van CYP3A4 of CYP2C19 met een smalle therapeutische breedte (bv. digoxine). Op basis van in vitro onderzoek is treosulfan een zwakke tot matige remmer van CYP3A4 en een zwakke remmer van CYP2C19.
Om de kans op interacties in het algemeen zo klein mogelijk te houden, adviseert de fabrikant om alle gelijktijdig gebruikte middelen 2 uur vóór of 8 uur na de infusie van treosulfan toe te dienen.
Interacties
Anti-epileptica zoals fenytoïne kunnen minder werkzaam worden.
Combinatie met cimetidine vergroot de toxiciteit van carmustine.
Wees voorzichtig met de immunisatie met levende vaccins, vanwege de toegenomen kans op infectie bij verlaagde immuuncompetentie.
Een dosis bevat maximaal 7,62 g alcohol, overeenkomend met 11,2 ml bier of 4,65 ml wijn. Vanwege toxische reacties op de alcohol niet combineren met disulfiram of metronidazol.
De digoxinespiegel kan mogelijk verlagen.
Combinatie met melfalan vergroot de kans op pulmonale toxiciteit.
Interacties
Gelijktijdig gebruik van de volgende middelen kan de activering van cyclofosfamide verminderen en daarmee de effectiviteit wijzigen: aprepitant, bupropion, chlooramfenicol, fluconazol, itraconazol, ondansetron, prasugrel, sulfonamiden, thiotepa, grapefruit(sap) of pompelmoes(sap).
Gelijktijdig gebruik van de volgende middelen kan de toxiciteit van cyclofosfamide verhogen: allopurinol (toename myelosuppressie), azathioprine (toename hepatotoxiciteit), cimetidine, disulfiram, proteaseremmers (mucositis) of geneesmiddelen die een klinisch belangrijke inductie van leverenzymen veroorzaken (zoals corticosteroïden, carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne, rifampicine, sint-janskruid). Gelijktijdig gebruik met ACE-remmers, natalizumab, paclitaxel, thiazide-diuretica of zidovudine kan de hematotoxiciteit van cyclofosfamide verhogen.
Gelijktijdig gebruik met antracyclinen, cytarabine, suxamethonium, trastuzumab, of gelijktijdige bestraling van de hartstreek of totale lichaamsbestraling kan de cardiotoxiciteit van cyclofosfamide verhogen.
Gelijktijdig gebruik met amiodaron of G(M)-CSF kan de longtoxiciteit van cyclofosfamide verhogen. Gelijktijdig gebruik met amfotericine B of indometacine kan de nefrotoxiciteit van cyclofosfamide verhogen.
Bij gelijktijdig gebruik met busulfan de toediening van cyclofosfamide niet eerder beginnen dan 24 uur na de laatste dosis busulfan in verband met veno–occlusieve levertoxiciteit.
Cyclofosfamide kan de werkzaamheid verminderen van de volgende middelen: ciclosporine, digoxine, verapamil.
Cyclofosfamide versterkt de werking van sulfonylureumderivaten (versterkte bloedglucosedaling) en depolariserende spierrelaxantia (o.a. suxamethonium; geeft verlengde apneu door een verminderde pseudocholinesterase-concentratie).
Gelijktijdig gebruik met tamoxifen kan leiden tot een toename van trombo-embolieën. Alcohol kan door cyclofosfamide geïnduceerd braken en misselijkheid versterken. Gelijktijdig gebruik met metronidazol kan mogelijk leiden tot een toename van toxiciteit (o.a. acute encefalopathie).
Gelijktijdig gebruik met etanercept bij Wegener-granulomatose is geassocieerd met een toename van niet–cutane solide tumoren.
Het gebruik van levende vaccins tijdens behandeling met cyclofosfamide vermeerdert de infectiekans en een verminderde werking van het vaccin door immunosuppressie.
Interacties
Gebruik van levende vaccins (o.a. gelekoortsvaccin) is gecontra–indiceerd gedurende en tot ten minste 3 maanden na de behandeling, in verband met de kans op (dodelijke) gegeneraliseerde vaccinatieziekte.
Gelijktijdige toediening van CYP2B6-remmers (bv. clopidogrel en ticlopidine) of CYP3A4-remmers (bv. azoolantimycotica, macroliden, zoals erytromycine, claritromycine en sommige proteaseremmers) kan leiden tot verhoogde plasmaconcentraties van thiotepa en mogelijk tot verlaging van de concentraties van de actieve metaboliet. Combinatie met inductoren van het cytochroom P450 (bv. rifampicine, carbamazepine, fenobarbital) versterkt het metabolisme van thiotepa met als gevolg verhoogde plasmaconcentraties van de actieve metaboliet.
Thiotepa is een zwakke CYP2B6-remmer. Gelijktijdige toediening van stoffen die door CYP2B6 worden gemetaboliseerd, zoals ifosfamide, tamoxifen, bupropion en efavirenz, kan mogelijk leiden tot verhoogde plasmaconcentraties van deze stoffen. Via dit mechanisme kan gelijktijdige toediening van thiotepa met cyclofosfamide leiden tot verlaagde concentraties van de actieve metaboliet van cyclofosfamide (4-OHCP). Thiotepa daarom niet gelijktijdig met cyclofosfamide toedienen wanneer beide geneesmiddelen tijdens dezelfde voorbereidende behandeling worden gebruikt; thiotepa pas toedienen na afloop van de cyclofosfamide-infusie.
Wees voorzichtig met de combinatie met andere geneesmiddelen die eveneens hepatotoxisch of nefrotoxisch zijn, of pulmonale toxiciteit kuinnen geven.
Cytostatica, zoals thiotepa, kunnen de plasmaspiegel van fenytoïne belangrijk verlagen met als gevolg het optreden van convulsies.
Door remming van het plasma-pseudocholinesterase kan thiotepa het effect van suxamethonium versterken.
Interacties
Wees in verband met de kans op een ernstige, mogelijk fatale, infectieziekte uiterst voorzichtig met de vaccinatie met levende vaccins; vermijd dit bij voorkeur. De respons op vaccinatie met dode of geïnactiveerde vaccins kan verminderd zijn.
Procarbazine kan als (relatief zwakke) monoamineoxidase (MAO–) remmer de werking van sympathicomimetica, decongestiva, barbituraten, antidepressiva, antipsychotica, anesthetica, narcotische analgetica en antihypertensiva versterken; verlaag de dosering van deze stoffen bij gelijktijdig gebruik.
Op grond van mogelijke alcoholintolerantie ('alcohol-antabuse syndrome') combinatie met (geneesmiddelen met) alcohol vermijden.
Het sedatieve effect van centraal-dempende middelen kan worden versterkt.
Gelijktijdig gebruik met CYP3A-inducerende anti-epileptica is geassocieerd met een meer kans op overgevoeligheidsreacties.
Zwangerschap
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, onvoldoende gegevens.
Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd bij de toepassing voorbereiding alloHSCT, bij de toepassing ovariumcarcinoom de voordelen en risico's van de therapie afwegen .
Vruchtbaarheid: Raad een man voorafgaand aan de behandeling aan om advies in te winnen over cryopreservatie van sperma, omdat treosulfan tot irreversibele verminderde fertiliteit kan leiden. Bij premenopauzale vrouwen kan treosulfan leiden tot ovariële suppressie en amenorroe met menopauzale symptomen.
Overig: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 6 maanden na de therapie.
Zwangerschap
Teratogenese: Onbekend. Bij dieren in therapeutische doseringen schadelijk gebleken. Op grond van het werkingsmechanisme kan schadelijkheid worden verwacht.
Advies: Gebruik ontraden.
Vruchtbaarheid: Carmustine kan de mannelijke vruchtbaarheid verminderen. Raad een man voorafgaand aan de behandeling aan om advies in te winnen over cryopreservatie van sperma. Genetisch advies wordt aanbevolen voor patiënten die een kinderwens hebben.
Overig: Een vruchtbare vrouw of man dient anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens en gedurende ten minste 6 maanden na de therapie.
Zwangerschap
Cyclofosfamide en metabolieten passeren de placenta.
Teratogenese: Bij de mens, relatief weinig gegevens; gebruik van cyclofosfamide is schadelijk gebleken in het eerste trimester (ernstige meervoudige congenitale afwijkingen). Bij dieren schadelijk gebleken.
Farmacologisch effect: Vroeggeboorte is gemeld.
Advies: Gebruik ontraden tijdens het eerste trimester; tijdens het tweede en derde trimester alleen op strikte indicatie gebruiken.
Vruchtbaarheid: Cyclofosfamide kan bij zowel mannen als vrouwen tot verminderde fertiliteit leiden; bij jongens die zijn behandeld in de prepuberteit is later azoöspermie en oligospermie gemeld. Raad een man voorafgaand aan de behandeling aan om advies in te winnen over cryopreservatie van sperma.
Overige: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 6–12 maanden na de therapie.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren carcinogeen, mutageen en teratogeen gebleken.
Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd.
Vruchtbaarheid: Gebruik van thiotepa kan leiden tot een verminderde vruchtbaarheid bij man en vrouw. Raad een man voorafgaand aan de behandeling aan om advies in te winnen over cryopreservatie van sperma.
Overig: Vlak vóór aanvang van de behandeling zwangerschap uitsluiten. Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én de man tevens tot ten minste 1 jaar na de therapie.
Zwangerschap
Waarschijnlijk passeren procarbazine en toxische metabolieten de placenta.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Na toediening van procarbazine tijdens de zwangerschap, meestal in combinatie met andere cytostatica, zijn er zowel meldingen van kinderen met afwijkingen als meldingen van gezonde kinderen, ook na toediening in het eerste trimester.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken, met name in het eerste trimester.
Vruchtbaarheid: Kan zowel bij een man als vrouw de vruchtbaarheid schaden (bv. permanente onvruchtbaarheid); raad een vruchtbare man of vrouw voorafgaand aan de behandeling aan om advies in te winnen over cryopreservatie van sperma of eicellen.
Overig: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste negen maanden (vrouw) of zes maanden (man) na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Gebruik ontraden bij de toepassing voorbereiding alloHSCT, gebruik is gecontra-indiceerd bij de toepassing ovariumcarcinoom.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Gezien het lipofiele karakter van carmustine en het werkingsmechanisme is een nadelig effect bij de zuigeling niet uit te sluiten.
Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja.
Farmacologisch effect: neutropenie, trombocytopenie, verlaagd Hb, diarree.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Thiotepa kan oraal worden geresorbeerd en heeft ernstige bijwerkingen. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Waarschijnlijk.
Advies: Het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd.
Contra-indicaties
- actieve infectieziekte die niet onder controle is;
- ernstige verminderde nier- of leverfunctie;
- ernstige hart- of longfunctiestoornis;
- Fanconi-anemie en andere stoornissen in het DNA-herstel.
Zie voor meer contra-indicaties de rubrieken Zwangerschap en Interacties.
Contra-indicaties
- ernstige beenmergsuppressie (aantal leukocyten ≤ 4 × 10⁹/l en/of aantal trombocyten ≤ 100 × 10⁹/l);
- ernstige (terminale) nierfunctiestoornis;
- kinderen (< 18 jaar) in verband met longtoxiciteit (zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen).
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Lactatie.
Contra-indicaties
- beenmergdepressie;
- acute urotheeltoxiciteit door chemo- of radiotherapie;
- acute infecties;
- lagere urinewegobstructies;
- urineweginfecties.
Voor meer contra-indicaties, zie de rubriek Lactatie.
Contra-indicaties
- ernstige leukocytopenie of trombocytopenie, bv. veroorzaakt door chemotherapie of bestraling;
- ernstige nier- of leverfunctiestoornis.
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Lactatie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Ernstige beenmergsuppressie met pancytopenie is bij toepassing als conditioneringsbehandeling voor alloHSCT het gewenste therapeutische effect. Controleer regelmatig het bloedbeeld totdat het hematopoëtische systeem is hersteld. Overweeg bij ernstige neutropenie profylactische behandeling van (bacteriële, virale of fungale) infectie. De mediane duur van de neutropene periode bedraagt 14–18 dagen bij volwassenen en 20–22 dagen bij kinderen.
Orale mucositis, waaronder zeer ernstige gevallen, komt zeer vaak voor. Neem maatregelen om de ernst en duur van mucositis te beperken (bv. gebruik van topische antimicrobiële middelen, mucosaprotectiva, ijs en een goede mondhygiëne).
Vanwege een toegenomen kans op convulsies, zuigelingen ≤ 4 maanden met primaire immunodeficiëntie op tekenen van neurologische bijwerkingen controleren.
Luierdermatitis kan optreden bij jonge kinderen, als gevolg van uitscheiding van treosulfan in de urine. Verschoon de luier regelmatig tijdens de eerste 6–8 uur na elke toediening.
Voorzichtig injecteren om extravasatie met plaatselijk pijn en weefselbeschadiging te voorkomen. Bij optreden van extravasatie algemene veiligheidsmaatregelen treffen.
Voor de behandeling van vruchtbare mannen , zie de rubriek Zwangerschap.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vanwege kans op beenmergtoxiciteit voorafgaand aan en regelmatig gedurende ten minste 6 weken na een dosis het volledig bloedbeeld controleren. De daling van de bloedcellen begint doorgaans 7–14 dagen na toediening, het herstel 42–56 dagen na toediening. Bij een verlaagd aantal bloedcellen (meetpunt de nadir) zo nodig de dosis uitstellen en/of aanpassen, zie ook de rubriek Doseringen. De beenmergtoxiciteit is cumulatief. Herhaaldoses mogen niet vaker dan om de 6 weken worden gegeven.
Voorafgaand aan en regelmatig tijdens de behandeling de lever- en nierfunctie controleren. Renale toxiciteit is zeldzaam, maar kan optreden bij cumulatieve doses < 1000 mg/m² lichaamsoppervlak.
Vanwege kans op longtoxiciteit voorafgaand aan en regelmatig tijdens de behandeling longfunctieonderzoek verrichten en röntgenonderzoek van de borstkas uitvoeren. De toxiciteit bestaat o.a. uit longinfiltraten en/of longfibrose (incidentie tot 30%) en kan binnen 3 jaar ná behandeling optreden. Risicofactoren voor het optreden van longtoxiciteit zijn cumulatieve doses van 1200–1500 mg/m² lichaamsoppervlak, roken, reeds bestaande radiologische afwijkingen/luchtwegaandoeningen, sequentiële of gelijktijdige bestraling van de borstkas en contact met andere agentia die een longbeschadiging kunnen veroorzaken. Voorbeelden zijn een aanvangswaarde < 70% van de voorspelde geforceerde vitale capaciteit (FVC) of koolmonoxide-diffusiecapaciteit (DLCO). Bij patiënten die carmustine in de kinderjaren/adolescentie hebben gekregen, kan zeer vertraagd longtoxiciteit optreden, tot 17 jaar na toediening met een groot risico van overlijden. Gebruik bij kinderen (< 18 j.) is daarom gecontra-indiceerd. Andere manifestaties van longtoxiciteit zijn pneumonitis (cumulatieve dosis > 450 mg/m² lichaamsoppervlak) en interstitiële longziekte (cumulatieve dosis > 1400 mg/m²). Bij een conditionerende behandeling voorafgaand aan HPCT bestaat er bij vrouwen een verhoogd risico op longtoxiciteit, vooral bij een dosis van 600 mg/m². Het is niet bekend of dit verhoogde risico kan worden toegeschreven aan carmustine. Weeg bij patiënten met risicofactoren voor longtoxiciteit het gebruik af tegen de risico's.
Misselijkheid en braken zijn ernstig en de kans hierop is groot bij doses > 250 mg/m² lichaamsoppervlak en matig bij ≤ 250 mg/m². Misselijkheid en braken beginnen doorgaans binnen 2–4 uur na toediening en duren ongeveer 4–6 uur. Anti-emetische profylaxe wordt aanbevolen.
Carmustine is een zeer irritatieve stof: bij extravasatie treedt lokaal een stekend of branderig gevoel op en is er kans op tromboflebitis en ernstige progressieve weefselnecrose. Meerdere maatregelen zijn noodzakelijk, zie de NVZA Crashkaart oncolytica versie 7.
Een dosis bevat maximaal 7,62 g alcohol, overeenkomend met 11,2 ml bier of 4,65 ml wijn. Dit kan schadelijk zijn bij o.a. alcoholisme. Langzaam toedienen, bv. gedurende een periode van 6 uur, kan de bijwerkingen van alcohol verminderen.
Waarschuwingen en voorzorgen
Beenmergsuppressie: Controleer vóór iedere toediening en regelmatig tijdens de behandeling het volledige bloedbeeld; controleer vaker indien het aantal leukocyten < 3,0 × 109/l is. Wees voorzichtig bij een bestaande ernstige aantasting van de beenmergfunctie of bij ernstige immunosuppressie; in het bijzonder bij eerdere of gelijktijdige chemo- en/of radiotherapie.
Uro- en nefrotoxiciteit: Het optreden van urotoxiciteit kan onderbreken van de behandeling nodig maken. Sluit voor de behandeling urinewegobstructies uit en controleer tijdens de behandeling regelmatig het urinesediment op tekenen van uro- of nefrotoxiciteit. Staak de behandeling indien ernstige hemorragische cystitis optreedt; eerdere radiotherapie of behandeling met busulfan vergroot het risico van hemorragische cystitis. Wees voorzichtig bij actieve urineweginfecties. Geforceerde diurese door sterke hydratie en/of toedienen van mesna, verkleint het risico van blaastoxiciteit.
Cardiotoxiciteit: Wees voorzichtig bij al bestaande hartafwijkingen, ouderen, hoge doses cyclofosfamide, eerdere bestraling van de hartstreek en/of behandeling met andere cardiotoxische middelen, omdat deze factoren de kans op cardiotoxiciteit vergroten.
Longtoxiciteit: Zelfs jaren na behandeling met cyclofosfamide, kan pneumonitis optreden waardoor een hoge mortaliteit ontstaat.
Secundaire maligniteiten: Tot jaren na de behandeling kunnen zich ook secundaire maligniteiten ontwikkelen; voorkom hemorragische cystitis om de kans op blaascarcinoom te verminderen.
Veno-occlusieve leverziekte: Wees voorzichtig bij bestaande leverfunctiestoornissen, eerdere radiotherapie van het abdomen of een lage performance status van ECOG (Eastern Cooperative Oncology Group), vanwege een toenemende kans op veno-occlusieve leverziekte.
Bij diabetici kan interactie optreden met insuline en orale bloedglucoseverlagende middelen.
Wondgenezing kan verstoord worden. Aanbevolen wordt om 10-14 dagen na een operatieve ingreep niet te behandelen met cytostatica.
Kruisovergevoeligheid met andere alkylerende middelen is gemeld.
Voor behandeling van vruchtbare mannen, zie rubriek Zwangerschap.
Waarschuwingen en voorzorgen
Myelotoxiciteit: in verband met de ernstige beenmergremming regelmatig het bloedbeeld controleren (incl. een differentiële telling van leuko- en trombocyten) tijdens behandeling en gedurende ten minste 30 dagen ná de hematopoëtische stamceltransplantatie. Zo nodig een ondersteunende behandeling van trombocyten, erytrocyten en groeifactoren zoals G-CSF geven. Overweeg profylactisch of empirisch gebruik van geneesmiddelen tegen bacteriële, schimmel- of virusinfecties tijdens de neutropenische periode.
Leverfunctie: het gebruik van thiotepa bij een verminderde leverfunctie is niet onderzocht. Thiotepa wordt voornamelijk in de lever gemetaboliseerd; wees daarom voorzichtig bij een verminderde leverfunctie, in het bijzonder een ernstig verminderde leverfunctie. Controleer regelmatig tijdens en ná de behandeling de leverfunctie (levertransaminasewaarden en de serumbilirubinewaarde) om eventuele hepatotoxiciteit in een vroeg stadium vast te stellen. Wees voorzichtig met de combinatie met geneesmiddelen die eveneens hepatotoxisch zijn. Bij eerdere radiotherapie of bij een eerdere stamceltransplantatie is er mogelijk een toegenomen kans op veno-occlusieve aandoening van de lever.
Hart-, nier- en longtoxiciteit: wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van hartaandoeningen en nieraandoeningen; regelmatige controle van hart– en nierfunctie is noodzakelijk. Wees voorzichtig met de combinatie met geneesmiddelen die eveneens nefrotoxisch zijn. Het gebruik van thiotepa bij een verminderde nierfunctie is niet onderzocht. Longtoxiciteit uit zich o.a. in pneumoniesyndroom of pneumonitis; bij verergering van bestaande longklachten of het ontstaan van nieuwe pulmonale symptomen deze aandoeningen uitsluiten. Wees voorzichtig met de combinatie met geneesmiddelen die eveneens longtoxiciteit kunnen veroorzaken.
Eerdere bestraling van de hersenen of craniospinale bestraling kan bijdragen tot ernstige toxische reacties zoals encefalopathie.
Er is meer kans op het ontstaan van een secundaire maligniteit bij gebruik van thiotepa.
Voor behandeling van vruchtbare mannen, zie Zwangerschap.
Waarschuwingen en voorzorgen
Myelotoxiciteit: vóór starten van en ten minste 2× per week tijdens een cyclus het volledige bloedbeeld controleren in verband met beenmergremming, die ook na staken van de therapie nog kan optreden. Op grond hiervan kan onderbreking van de behandeling, dosisaanpassing of verlenging van het therapie-vrije interval nodig zijn.
Vóór starten van en ten minste 1× per week tijdens een cyclus de lever- en nierfunctie controleren.
Overweeg de behandeling te staken bij het optreden van: leukopenie, trombocytopenie. centrale symptomen (zoals paresthesie, neuropathie of verwardheid), stomatitis, hevig braken, ernstige diarree, overgevoeligheidsreacties.
Bij misselijkheid en braken eventueel de dosis reduceren, zie de rubriek Dosering
Comorbiditeit: wees voorzichtig bij feochromocytoom, epilepsie, cardiovasculaire of cerebrovasculaire aandoening.
Controleer ouderen nauwlettend op tekenen van vroegtijdig falen of intolerantie van de behandeling.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met treosulfan contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
Beenmergsuppressie, levernecrose, encefalomyelitis, interstitiële pneumonie.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met carmustine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
Dosisafhankelijke bijwerkingen zoals myelosuppressie, urotoxiciteit, cardiotoxiciteit en veno-occlusieve leverziekte.
Therapie
Ter preventie van cystitis en urotoxische effecten, mesna geven. Snelle hemodialyse is aangewezen.
Overdosering
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met thiotepa contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
misselijkheid, braken, enteritis, duizeligheid, hallucinaties, depressie, convulsies en coma. Hypotensie en tachycardie zijn gemeld.
Voor meer informatie over symptomen en behandeling, neem contact op met het Nationale Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Bifunctioneel alkylerend middel. Treosulfan is een prodrug, die in het lichaam spontaan wordt omgezet in o.a. een werkzaam mono-epoxide. Hecht zich met instabiele, reactieve alkylgroepen aan de basen in het DNA, waardoor kruisverbindingen worden gevormd binnen en tussen de DNA-ketens. Deze kruisverbindingen zijn verantwoordelijk voor de stamceldepletie en anti-neoplastische effecten.
Kinetische gegevens
V d | ca. 0,3–0,4 l/kg. |
Overig | de penetratie in de bloed-hersenbarrière is beperkt. |
Metabolisering | wordt in het lichaam spontaan (niet-enzymatisch) omgezet in een farmacologisch actieve mono-epoxide (S,S-EBDM) en een di-epoxide (S,S-DEB). |
Eliminatie | 25–40% onveranderd met de urine binnen 24 uur, waarvan 90% binnen de eerste 6 uur. |
T 1/2el | ca. 2 uur; bij kinderen 1,3–1,6 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Alkylerend middel. Carmustine is een nitroso-ureumverbinding die DNA en RNA alkyleert en zo verstorend werkt op de DNA- en RNA-synthese en op het DNA-herstel. Het werkt onafhankelijk van de celcyclusfase. Daarnaast reageert carmustine met lysineresten van enzymen (carbamoylering) zoals glutathionreductase; dit werkt mogelijk eveneens verstorend op het DNA-herstel. Carmustine is evenals andere nitroso-ureumverbindingen niet stabiel in waterige oplossingen en valt spontaan uiteen in reactieve tussenproducten die eveneens alkylerende en carbamoylerende eigenschappen bezitten. Het is waarschijnlijk dat deze tussenproducten bijdragen aan het antitumoreffect.
Kinetische gegevens
Overig | bij fysiologische pH is carmustine zeer lipofiel. Passeert gemakkelijk de bloed-hersenbarrière. |
Metabolisering | in waterige oplossingen (ook bij fysiologische pH) valt carmustine spontaan snel uiteen in reactieve tussenproducten. |
Eliminatie | vnl. met de urine als metabolieten: na toediening 60–70% in 96 uur. Ca. 10% als CO2 via de ademhaling. |
T 1/2el | ca. 18–69 min. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Prodrug van 4-hydroxy-cyclofosfamide en aldofosfamide. De oncolytische werkingvan cyclofosfamide berust op alkylering van het DNA met waarschijnlijk een effect op de G2– of S–fase van de celcyclus. De immunosuppressieve werking berust op een remmend effect op B-cellen, CD4+ T-cellen en in mindere mate op CD8+ T-cellen. Daarnaast wordt verondersteld dat het een remmende werking heeft op suppressorcellen, die de IgG2-klasse van antilichamen reguleren.
Kinetische gegevens
Overig | cyclofosfamide is zelf onwerkzaam. |
Resorptie | oraal bijna volledig (cyclofosfamide). |
T max | i.v. en oraal 2–4 uur (actieve metabolieten). |
Overig | passeert de bloed-hersenbarrière (cyclofosfamide). |
Metabolisering | in de lever door diverse CYP-enzymsystemen in de actieve metabolieten 4-hydroxy-cyclofosfamide (4-OHCP) en aldofosfamide (cyclofosfamide). In de lever door glutathion-S-transferasen en alcoholdehydrogenase tot inactieve metabolieten (actieve metabolieten). |
Eliminatie | vnl. met de urine (cyclofosfamide en metabolieten). |
T 1/2el | 4–8 uur (cyclofosfamide), ca. 3 en 9 uur (actieve metabolieten). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Thiotepa is een alkylerend oncolyticum, verwant aan stikstofmosterd. Door vrijkomen van ethyleenimine-radicalen vindt alkylering van DNA plaats, met verstoring van de DNA-synthese.
Kinetische gegevens
V d | 41–75 l/m². Thiotepa is zeer lipofiel en passeert de bloed-hersenbarrière. Ook de actieve belangrijke metaboliet TEPA (tri-ethyleenfosforamide) passeert de bloed-hersenbarrière goed. |
Metabolisering | Snel en uitvoerig levermetabolisme: thiotepa ondergaat oxidatieve ontzwaveling via CYP450 van de CYP2B- en CYP3A-iso-enzymfamilies naar actieve alkylerende metabolieten (o.a. TEPA). |
Eliminatie | Thiotepa, TEPA en enkele andere metabolieten worden met de urine uitgescheiden. |
T 1/2el | 1,5–4 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Oncolyticum met alkylerende werking. Procarbazine intervenieert in de celdeling; dit heeft waarschijnlijk zowel effect op het reeds gevormde DNA als op de DNA-synthese (methylering van purinen, DNA–fragmentatie). De effectiviteit op het reeds gevormde DNA berust ten dele op het waterstofperoxide en de hydroxyradicalen, die tijdens de oxidatieve afbraak worden gevormd.
Kinetische gegevens
Resorptie | snel en volledig. |
T max | na 30–60 min. |
Overig | passeert snel de bloed–hersenbarrière. Is verder vooral aanwezig in lever, nieren, het darmkanaal en de huid. |
Metabolisering | snel in lever en nieren. Auto–oxidatie tot een azo–verbinding en waterstofperoxide. Daarna verder gemetaboliseerd. |
Eliminatie | ca. 70% binnen 24 uur met de urine waarvan 5% onveranderd. |
T 1/2el | ca. 10 min. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
treosulfan hoort bij de groep alkylerende middelen.
- bendamustine (L01AA09) Vergelijk
- busulfan (L01AB01) Vergelijk
- carmustine (L01AD01) Vergelijk
- chloorambucil (L01AA02) Vergelijk
- chloormethine (L01AA05) Vergelijk
- cyclofosfamide (L01AA01) Vergelijk
- dacarbazine (L01AX04) Vergelijk
- ifosfamide (L01AA06) Vergelijk
- melfalan (L01AA03) Vergelijk
- procarbazine (L01XB01) Vergelijk
- temozolomide (L01AX03) Vergelijk
- thiotepa (L01AC01) Vergelijk
Groepsinformatie
carmustine hoort bij de groep alkylerende middelen.
- bendamustine (L01AA09) Vergelijk
- busulfan (L01AB01) Vergelijk
- chloorambucil (L01AA02) Vergelijk
- chloormethine (L01AA05) Vergelijk
- cyclofosfamide (L01AA01) Vergelijk
- dacarbazine (L01AX04) Vergelijk
- ifosfamide (L01AA06) Vergelijk
- melfalan (L01AA03) Vergelijk
- procarbazine (L01XB01) Vergelijk
- temozolomide (L01AX03) Vergelijk
- thiotepa (L01AC01) Vergelijk
- treosulfan (L01AB02) Vergelijk
Groepsinformatie
cyclofosfamide hoort bij de groep alkylerende middelen.
- bendamustine (L01AA09) Vergelijk
- busulfan (L01AB01) Vergelijk
- carmustine (L01AD01) Vergelijk
- chloorambucil (L01AA02) Vergelijk
- chloormethine (L01AA05) Vergelijk
- dacarbazine (L01AX04) Vergelijk
- ifosfamide (L01AA06) Vergelijk
- melfalan (L01AA03) Vergelijk
- procarbazine (L01XB01) Vergelijk
- temozolomide (L01AX03) Vergelijk
- thiotepa (L01AC01) Vergelijk
- treosulfan (L01AB02) Vergelijk
Groepsinformatie
thiotepa hoort bij de groep alkylerende middelen.
- bendamustine (L01AA09) Vergelijk
- busulfan (L01AB01) Vergelijk
- carmustine (L01AD01) Vergelijk
- chloorambucil (L01AA02) Vergelijk
- chloormethine (L01AA05) Vergelijk
- cyclofosfamide (L01AA01) Vergelijk
- dacarbazine (L01AX04) Vergelijk
- ifosfamide (L01AA06) Vergelijk
- melfalan (L01AA03) Vergelijk
- procarbazine (L01XB01) Vergelijk
- temozolomide (L01AX03) Vergelijk
- treosulfan (L01AB02) Vergelijk
Groepsinformatie
procarbazine hoort bij de groep alkylerende middelen.
- bendamustine (L01AA09) Vergelijk
- busulfan (L01AB01) Vergelijk
- carmustine (L01AD01) Vergelijk
- chloorambucil (L01AA02) Vergelijk
- chloormethine (L01AA05) Vergelijk
- cyclofosfamide (L01AA01) Vergelijk
- dacarbazine (L01AX04) Vergelijk
- ifosfamide (L01AA06) Vergelijk
- melfalan (L01AA03) Vergelijk
- temozolomide (L01AX03) Vergelijk
- thiotepa (L01AC01) Vergelijk
- treosulfan (L01AB02) Vergelijk