Samenstelling
Tecentriq Roche Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 60 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 20 ml (= 1200 mg)
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 125 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 15 ml (= 1875 mg)
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Perjeta XGVS Roche Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 30 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 14 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Vectibix XGVS Amgen bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 20 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 5 ml, 20 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor de adviezen van de commissie BOM nvmo.org (onder atezolizumab).
Zie voor de behandeling van NSCLC, kleincellig longcarcinoom, mammacarcinoom of hepatocellulair carcinoom de geldende behandelrichtijnen op richtlijnendatabase.nl.
Advies
Zie voor de behandeling van borstkanker de geldende behandelrichtlijn op de richtlijnendatabase.nl met de plaats van pertuzumab daarbij.
Advies
Zie voor de behandeling van colorectaal carcinoom de geldende richtlijn via de richtlijnendatabase.nl.
Indicaties
Lokaal gevorderd of gemetastaseerd urotheelcarcinoom (UC) als monotherapie bij volwassenen
- na eerdere behandeling met platina-bevattende chemotherapie, of
- voor wie cisplatine ongeschikt is én bij wie de tumoren een PD-L1-expressie hebben van ≥ 5%.
Niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) in een vroeg stadium bij volwassenen
- als monotherapie voor de adjuvante behandeling van NSCLC na volledige resectie en platina-bevattende chemotherapie, bij wie de tumoren een PD-L1-expressie hebben op ≥ 50% van de tumorcellen zónder dat er sprake is van EGFR-mutatie of ALK-positieve NSCLC.
Gevorderd niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) bij volwassenen
- in combinatie met bevacizumab, paclitaxel en carboplatine als eerstelijnsbehandeling van gemetastaseerd niet-plaveiselcel NSCLC. Bij EGFR-activerende mutaties of ALK-positieve mutaties deze combinatie alléén starten na falen van geschikte doelgerichte therapie.
- in combinatie met NAB-paclitaxel (Abraxane) en carboplatine als eerstelijnsbehandeling van niet-plaveiselcel NSCLC, zónder dat sprake is van EGFR-activerende mutaties of ALK-positieve mutaties.
- als monotherapie voor de eerstelijnsbehandeling van gemetastaseerd NSCLC, bij wie de tumoren een PD-L1-expressie hebben op ≥ 50% van de tumorcellen of ≥ 10% van de tumorinfiltrerende immuuncellen, zónder dat er sprake is van EGFR-activerende mutaties of ALK-positieve mutaties.
- als monotherapie voor de eerstelijnsbehandeling van gevorderd NSCLC bij volwassenen die niet in aanmerking komen voor platina-bevattende chemotherapie.
- als monotherapie bij lokaal gevorderd of gemetastaseerd NSCLC na eerdere behandeling met chemotherapie. Bij EGFR-activerende mutaties of ALK-positieve mutaties eerst doelgerichte therapieën geven vóórdat een behandeling met atezolizumab wordt gestart.
Extensive-stage kleincellig longcarcinoom (ES-SCLC) bij volwassenen
- in combinatie met carboplatine en etoposide als eerstelijnsbehandeling.
Triple-negatieve borstkanker (TNBC) bij volwassenen
- in combinatie met nab-paclitaxel (Abraxane) bij inoperabele, lokaal gevorderde of gemetastaseerde ziekte, bij wie de tumoren een PD-L1-expressie hebben van ≥ 1% en die niet eerder zijn behandeld met chemotherapie voor gemetastaseerde ziekte.
Hepatocellulair carcinoom (HCC) bij volwassenen
- in combinatie met bevacizumab bij gevorderd of inoperabel hepatocellulair carcinoom (HCC) die niet eerder zijn behandeld met systemische therapie.
Indicaties
Gemetastaseerd mammacarcinoom
- In combinatietherapie met trastuzumab en docetaxel bij volwassenen met HER2–positief gemetastaseerd of lokaal teruggekeerd, niet–reseceerbaar mammacarcinoom, die niet eerder een anti–HER2–therapie of chemotherapie voor hun gemetastaseerde ziekte hebben gehad.
Neoadjuvante behandeling van mammacarcinoom
- In combinatietherapie met trastuzumab en chemotherapie voor de neoadjuvante behandeling van volwassenen met HER2–positief, lokaal gevorderd inflammatoir, of vroeg-stadium mammacarcinoom met veel kans op een recidief.
Adjuvante behandeling van mammacarcinoom
- In combinatietherapie met trastuzumab en chemotherapie voor de adjuvante behandeling van volwassenen met HER2–positief vroeg-stadium mammacarcinoom met veel kans op een recidief.
Indicaties
Gemetastaseerd colorectaal carcinoom met wild-type RAS-status (exon 2, 3 en 4 van KRAS en NRAS) bij patiënten met EGFR-expressie:
- als eerstelijnsbehandeling in combinatie met 5-fluoro-uracil, folinezuur (calciumzout, systemisch) en oxaliplatine (FOLFOX) of 5-fluoro-uracil, folinezuur (calciumzout, systemisch) en irinotecan (FOLFIRI);
- als tweedelijnsbehandeling in combinatie met 5-fluoro-uracil, folinezuur (calciumzout, systemisch) en irinotecan (FOLFIRI) na falen van fluoropyrimidinebevattende chemotherapie (zonder irinotecan);
- als monotherapie na falen van chemotherapieregimes met 5-fluoro-uracil, oxaliplatine en irinotecan.
Doseringen
Dosisverlaging van atezolizumab wordt niet aanbevolen.
Overweeg premedicatie met antipyretica en antihistaminica tegen infusiegerelateerde bijwerkingen.
Indien voor de indicatie gespecificeerd, voorafgaand aan de behandeling testen op de aanwezigheid van PD-L1-tumorexpressie met een gevalideerde test.
Eerstelijns urotheelcarcinoom, eerstelijns gemetastaseerd NSCLC, eerstelijns NSCLC die niet in aanmerking komt voor platinabevattende therapie
Volwassenen (incl. ouderen)
Monotherapie: i.v.-infusie: 840 mg elke 2 weken óf 1200 mg elke 3 weken óf 1680 mg elke 4 weken. Subcutaan: 1875 mg elke 3 weken. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
NSCLC adjuvant in een vroeg stadium
Volwassenen (incl. ouderen)
Monotherapie: i.v.-infusie: 840 mg elke 2 weken óf 1200 mg elke 3 weken óf 1680 mg elke 4 weken. Subcutaan: 1875 mg elke 3 weken. De behandeling voortzetten gedurende 1 jaar, tenzij de ziekte terugkeert of onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
Tweedelijns urotheelcarcinoom of NSCLC
Volwassenen (incl. ouderen)
Monotherapie: i.v.-infusie: 840 mg elke 2 weken óf 1200 mg elke 3 weken óf 1680 mg elke 4 weken. Subcutaan: 1875 mg elke 3 weken. De behandeling voortzetten tot verlies van klinisch voordeel of onaanvaardbare toxiciteit.
Eerstelijns niet-plaveiselcel NSCLC i.c.m. bevacizumab, carboplatine en paclitaxel (ABCP-kuur)
Volwassenen (incl. ouderen)
Inductiefase: i.v.-infusie: 840 mg elke 2 weken óf 1200 mg elke 3 weken óf 1680 mg elke 4 weken óf subcutaan: 1875 mg elke 3 weken. Gevolgd door bevacizumab, paclitaxel en daarna carboplatine elke 3 weken. Geef gedurende 4 of 6 cycli.
Onderhoudsfase: na de inductiefase volgt de onderhoudsfase zónder chemotherapie: i.v. infusie: 840 mg elke 2 weken óf 1200 mg elke 3 weken óf 1680 mg elke 4 weken óf subcutaan: 1875 mg elke 3 weken. Gevolgd door bevacizumab elke 3 weken. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit. Voortzetten van de behandeling ná ziekteprogressie kan worden overwogen; atypische responsen (d.w.z. initiële ziekteprogressie gevolgd door kleiner worden van de tumor) zijn waargenomen bij voortzetting van de behandeling na ziekteprogressie.
Zie voor overige doseringen bevacizumab, paclitaxel en carboplatine.
Eerstelijns niet-plaveiselcel NSCLC i.c.m. NAB-paclitaxel en carboplatine
Volwassenen (incl. ouderen)
Inductiefase: i.v.-infusie: 840 mg elke 2 weken óf 1200 mg elke 3 weken óf 1680 mg elke 4 weken óf subcutaan: 1875 mg elke 3 weken. Gevolgd door NAB-paclitaxel en carboplatine op dag 1 elke 3 weken en NAB-paclitaxel óók op dag 8 en 15 van elke cyclus. Geef gedurende 4 of 6 cycli.
Onderhoudsfase: na de inductiefase volgt de onderhoudsfase zónder chemotherapie: i.v.-infusie: 840 mg elke 2 weken óf 1200 mg elke 3 weken óf 1680 mg elke 4 weken óf subcutaan: 1875 mg elke 3 weken. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit. Voortzetten van de behandeling ná ziekteprogressie kan worden overwogen; atypische responsen (d.w.z. initiële ziekteprogressie gevolgd door kleiner worden van de tumor) zijn waargenomen bij voortzetting van de behandeling na ziekteprogressie. .
'Extensive-stage' kleincellig longcarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen)
Inductiefase: i.v.-infusie: 840 mg elke 2 weken óf 1200 mg elke 3 weken óf 1680 mg elke 4 weken óf subcutaan: 1875 mg elke 3 weken. Gevolgd door carboplatine en daarna etoposide op dag 1, en etoposide óók op dag 2 en 3 van elke cyclus, elke 3 weken. Geef gedurende 4 cycli.
Onderhoudsfase: na de inductiefase volgt de onderhoudsfase zónder chemotherapie: i.v.infusie: 840 mg elke 2 weken óf 1200 mg elke 3 weken óf 1680 mg elke 4 weken óf subcutaan: 1875 mg elke 3 weken. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit. Voortzetten van de behandeling ná ziekteprogressie kan worden overwogen; atypische responsen (d.w.z. initiële ziekteprogressie gevolgd door kleiner worden van de tumor) zijn waargenomen bij voortzetting van de behandeling na ziekteprogressie.
Triple-negatieve borstkanker
Volwassenen (incl. ouderen)
i.v.-infusie: 840 mg elke 2 weken óf 1200 mg elke 3 weken óf 1680 mg elke 4 weken óf subcutaan: 1875 mg elke 3 weken. Gevolgd door NAB-paclitaxel 100 mg/m² lichaamsoppervlakte op dag 1, 8 en 15 van elke 28-daagse cyclus toe. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Hepatocellulair carcinoom
Volwassenen (incl. ouderen)
i.v.-infusie: 840 mg elke 2 weken óf 1200 mg elke 3 weken óf 1680 mg elke 4 weken óf subcutaan: 1875 mg elke 3 weken Gevolgd door bevacizumab 15 mg/kg elke 3 weken. De behandeling voortzetten tot verlies van klinisch voordeel of onaanvaardbare toxiciteit.
Verminderde nierfunctie: bij licht tot matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 30 ml/min) is geen dosisaanpassing nodig. Er kan geen doseeradvies worden gegeven over het gebruik bij ernstig verminderde nierfunctie vanwege onvoldoende gegevens.
Verminderde leverfunctie: bij een licht (bilirubine ≤ ULN en ASAT > ULN óf bilirubine > 1,0–1,5 × ULN en elke ASAT) of matig (bilirubine > 1,5–3 × ULN en elke ASAT) verminderde leverfunctie is geen dosisaanpassing nodig. Er kan geen doseeradvies worden gegeven over het gebruik bij een ernstig verminderde leverfunctie (bilirubine > 3× ULN en elke ASAT) vanwege onvoldoende gegevens.
Ernstige bijwerkingen: zie voor de richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (o.a. pneumonitis, myocarditis, nefritis, hepatitis, colitis, pancreatitis, myositis, pericardaandoeningen, hemofagocytaire lymfohistiocystose, endocrinopathieën, infusiegerelateerde bijwerkingen, huiduitslag, neurologische bijwerkingen) en voor de behandeling van deze bijwerkingen de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, o.a. tabel 2, en rubriek 4.4). Dosisverlaging van atezolizumab wordt niet aanbevolen.
Gemiste dosis: een gemiste dosis zo snel mogelijk alsnog toedienen. Het toedieningsschema dan zó aanpassen dat de tijd tussen de doses juist blijft.
Toediening
- Intraveneus: het concentraat toevoegen aan 250 ml 0,9% NaCl-oplossing; 1 ml bevat dan ca. 4,4 mg atezolizumab. De infusievloeistof na bereiding onmiddellijk i.v. toedienen over een periode van 60 min. Als de eerste infusie goed wordt verdragen, dan kunnen de daarop volgende infusies worden toegediend in 30 min. Wanneer bij combinatietherapie atezolizumab op dezelfde dag moet worden toegediend als een ander geneesmiddel, atezolizumab altijd eerst toedienen.
- Subcutaan: 15 ml oplossing voor injectie toedienen in de linker- of rechter dij gedurende ca. 7 minuten. Toepassing van een subcutane infusieset (bv. vleugelnaald) is aanbevolen. Het overgebleven restvolume niet toedienen aan de patiënt. Nieuwe injecties steeds toedienen op minimaal 2,5 cm van de eerdere toedieningsplaats en nooit op plaatsen waar de huid rood, beurs, gevoelig of hard is. Overige subcutane geneesmiddelen bij gelijktijdig gebruik op andere plaatsen toedienen.
Doseringen
Bij oncologische indicaties zijn dosering en toedieningsfrequentie sterk individueel bepaald, aan wijzigingen onderhevig en afhankelijk van onder andere algemene toestand en bloedbeeld.
HER2–positief gemetastaseerd mammacarcinoom, (neo-)adjuvante behandeling HER2–positief mammacarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen ≤ 75 jaar)
In combinatietherapie: i.v.: de aanbevolen eerste oplaaddosis is 840 mg, na 3 weken gevolgd door een onderhoudsdosis van 420 mg elke 3 weken. De aanbevolen eerste oplaaddosis van trastuzumab is óf 8 mg/kg lichaamsgewicht, na 3 weken gevolgd door een onderhoudsdosis van 6 mg/kg lichaamsgewicht elke 3 weken óf 600 mg s.c. (ongeacht lichaamsgewicht) elke 3 weken. De dosering van docetaxel is 75 mg/m² lichaamsoppervlak elke 3 weken, bij goed verdragen eventueel verhogen naar 100 mg/m², tenzij de combinatie carboplatine+trastuzumab+pertuzumab wordt gebruikt. De dosering van paclitaxel is 80 mg/m² 1×/week gedurende 12 weken. De oncolytica ná elkaar toedienen (het taxaan als laatste) en niet in dezelfde infuuszak mengen. Bij gemetastaseerd mammacarcinoom behandelen tot aan ziekteprogressie of oncontroleerbare toxiciteit, ook als de behandeling met docetaxel wordt beëindigd. Bij neo-adjuvante behandeling van mammacarcinoom pertuzumab gedurende 3–6 cycli toedienen als onderdeel van een behandelregime voor vroege borstkanker. In adjuvante setting: met pertuzumab in combinatie met trastuzumab gedurende 1 jaar (max. 18 cycli) behandelen óf tot aan recidief of oncontroleerbare toxiciteit. Start (neo)adjuvante therapie op dag 1 van de chemotherapie en continueer de behandeling ook na beëindiging van de chemotherapie.
Verminderde nierfunctie: bij een licht tot matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 30 ml/min) is een dosisaanpassing niet nodig. Er kan geen doseringsadvies worden gegeven bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min).
Verminderde leverfunctie: Er kan geen doseringsadvies worden gegeven bij een ernstig verminderde leverfunctie, zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen, achter Onderzoeksgegevens.
Ernstige bijwerkingen: zie voor richtlijnen bij (ernstige) bijwerkingen (linkerventrikeldisfunctie, overgevoeligheid/anafylaxie, infusiegerelateerde bijwerkingen, beenmergsuppressie) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2). Een dosisverlaging van pertuzumab of van trastuzumab wordt niet aanbevolen. Van docetaxel en andere chemotherapie kan wel de dosis verlaagd worden, zie daarvoor de afzonderlijke geneesmiddelteksten. De behandeling met pertuzumab beëindigen als de behandeling met trastuzumab wordt beëindigd. Wanneer in de gemetastaseerde setting docetaxel wordt beëindigd, dan kan de behandeling met pertuzumab en trastuzumab worden voortgezet tot aan ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Uitgestelde of overgeslagen doses:
< 6 weken tussen twee opeenvolgende toedieningen
- pertuzumab: de dosis van 420 mg zo spoedig mogelijk alsnog toedienen, daarna het oorspronkelijke schema vervolgen.
- trastuzumab: de dosis van 6 mg/kg i.v. óf 600 mg s.c. zo spoedig mogelijk alsnog toedienen, daarna het oorspronkelijke schema vervolgen.
≥ 6 weken tussen twee opeenvolgende toedieningen
- pertuzumab: een initiële dosis van 840 mg geven (via een 60 min. durend infuus), gevolgd door onderhoudsdoses van 420 mg (via een 30–60 min durend infuus) elke 3 weken.
- trastuzumab: óf een initiële dosis van 8 mg/kg geven (via een 90 min durend infuus), gevolgd door onderhoudsdoses van 6 mg/kg (via een 90 min durend infuus, 30 min als het eerder goed verdragen werd) elke 3 weken, óf de dosis van 600 mg s.c. zo spoedig mogelijk alsnog toedienen, daarna het oorspronkelijke schema vervolgen.
Toediening: het concentraat verdunnen tot een sterkte van 3,02 mg/ml voor de initiële dosis en 1,59 mg/ml voor de onderhoudsdosis. De intraveneuze infusie bij initiële oplaaddosis in 60 min. toedienen. Vervolginfusies in 30–60 min. toedienen, indien de eerste infusie van 60 min. goed werd verdragen. Na afloop van elke infusie wordt een observatieperiode van 30–60 minuten (na een eerste infusie 60 minuten)aanbevolen.
Doseringen
Vóór aanvang van de behandeling de wild-type RAS-status (exon 2, 3 en 4 van KRAS en NRAS) aantonen op basis van een gevalideerde analysemethode in een ervaren laboratorium.
Gemetastaseerd colorectaal carcinoom met wild-type RAS-status
Volwassenen (incl. ouderen)
I.v.: 6 mg/kg lichaamsgewicht, eenmaal per twee weken.
(Ernstige) bijwerkingen: zie de productinformatie (SmPC) van de fabrikant (rubriek 4.2 en 4.4), zie hiervoor de link onder 'Zie ook', voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (dermatologische en infusiegerelateerde bijwerkingen).
Toediening: het concentraat voor infusie verdunnen tot een eindconcentratie van max. 10 mg/ml. De eerste infusie in 60 min toedienen; indien goed verdragen kunnen daaropvolgende infusies in 30–60 min worden toegediend. Bij doses > 1000 mg is de infusietijd 90 min.
Bijwerkingen
Monotherapie
Zeer vaak (> 10%): dyspneu (bij ca. 21%), hoest. Misselijkheid (bij ca. 22%), braken, diarree (bij ca. 20%). Verminderde eetlust (bij ca. 24%). Urineweginfecties. Vermoeidheid (bij ca. 336%), asthenie, koorts (bij ca. 20%), hoofdpijn. Gewrichtspijn, rugpijn, spierpijn. Jeuk, huiduitslag (bij ca. 20%; waaronder erytheem, maculeuze of maculopapuleuze uitslag, papulosquameuze uitslag, pustuleuze uitslag, dermatitis (allergisch, bulleus, acneïform, exfoliatief, seborroïsch), folliculitis, steenpuist, acne, eczeem, hand-voetsyndroom, erythema multiforme).
Vaak (1-10%): hypotensie. Pneumonitis, hypoxie, verstopte neus, nasofaryngitis. Dysfagie, keelpijn, colitis, buikpijn, droge mond. Hepatitis (incl. auto-immuunhepatitis). Infusiegerelateerde reactie (incl. cytokine release syndroom), griepachtige verschijnselen, rillingen. Overgevoeligheid. Droge huid. Hypothyroïdie (incl. thyroïditis), hyperthyroïdie. Trombocytopenie. Hypokaliëmie, hyponatriëmie, hyperglykemie. Stijging ALAT, ASAT. Stijging creatinine in het bloed. Reactie op de toedieningsplaats (bij subcutane toediening).
Soms (0,1-1%): pancreatitis. Meningo-encefalitis, syndroom van Guillain-Barré, demyeliniserende polyneuropathie. Myositis (incl. rabdomyolyse). Diabetes mellitus, bijnierinsufficiëntie. Psoriasis, ernstige huidgerelateerde bijwerking, waaronder Stevens-Johnsonsyndroom (SJS) en toxische epidermale necrolyse (TEN).
Zelden (0,01-0,1%): myocarditis. Nefritis (incl. Henoch-Schönlein-purpura-nefritis). Myastheen syndroom, gelaatsparese, myelitis. Hypofysitis. Pemfigoïd. Stijging serumamylase. Coeliakie.
Combinatietherapie
Zeer vaak (> 10%): hypertensie. Dyspneu, hoesten, longinfectie (waaronder (tracheo-)bronchitis, pneumonie, infectieuze pleurale effusie, longabces, pyopneumothorax). Misselijkheid (bij ca. 36%), braken, diarree (bij ca. 29%), obstipatie (bij ca. 27%). Perifere neuropathie (bij ca. 28%; incl. polyneuropathie, herpes zoster), duizeligheid, hoofdpijn. Gewrichtspijn, rugpijn, spierpijn (bij ca. 21%). Jeuk, huiduitslag (bij ca. 28%; waaronder erytheem, maculeuze of maculopapuleuze uitslag, papulosquameuze uitslag, pustuleuze uitslag, dermatitis (allergisch, bulleus, acneïform, exfoliatief, seborroïsch), folliculitis, steenpuist, acne, eczeem, hand-voetsyndroom, erythema multiforme), alopecia (bij ca. 33%). Gewrichtspijn, spierpijn, rugpijn. Verminderde eetlust (bij ca. 25%). Vermoeidheid (bij ca. 35%), koorts, asthenie, perifeer oedeem. Hypothyroïdie. Anemie (bij ca. 36%), trombocytopenie (bij ca. 24%), neutropenie (bij ca. 35%; incl. febriele neutropenie, neutropene sepsis), leukopenie.
Vaak (1-10%): syncope, duizeligheid. Sepsis. Stomatitis, smaakstoornis. Dysfonie. Infusiegerelateerde reactie (incl. cytokine release syndroom). Diabetes mellitus. Hypokaliëmie, hyponatriëmie, hypomagnesiëmie. Stijging ALAT, ASAT, alkalische fosfatase. Proteïnurie, stijging creatinine in het bloed.
Soms (0,1-1%): psoriasis, ernstige huidgerelateerde bijwerking, waaronder Stevens-Johnsonsyndroom (SJS) en toxische epidermale necrolyse (TEN).
Zelden (0,01-0,1%): pemfigoïd. Gelaatsparese. Hemofagocytaire lymfohistiocytose. Coeliakie
Verder zijn gemeld: bloedneus, hemoptoë/longbloeding, CVA (met fataal verloop). Mucositis. Niet-infectieuze cystitis.
Verder zijn nog bijwerkingen mogelijk zoals vermeld bij atezolizumab monotherapie en bij bevacizumab, paclitaxel, carboplatine en etoposide.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): infusiereactie (met koorts, rillingen, myalgie, vermoeidheid, hoofdpijn, asthenie, braken, smaakstoornis, overgevoeligheid), ook met fatale afloop. Verminderde eetlust, stomatitis, misselijkheid, braken, dyspepsie, buikpijn, obstipatie, diarree (afhankelijk van indicatie en oncolytische combinatie: 46–71%). Slapeloosheid. Perifere (sensorische) neuropathie, paresthesie, hoofdpijn, duizeligheid, smaakstoornis. Nasofaryngitis. Hoest, dyspneu, bloedneus. Huiduitslag (26–52%), droge huid, jeuk, alopecia, nagelaandoening. Toegenomen traanproductie. Myalgie, artralgie, pijn in extremiteiten. Opvliegers. Mucositis, perifeer oedeem, koorts, vermoeidheid, asthenie. (Febriele) neutropenie, leukopenie (bij ca. 63%), anemie.
Vaak (1-10%): bovensteluchtweginfectie. Linkerventrikeldisfunctie. Rillingen. Oedeem. Overgevoeligheid. Paronychie.
Soms (0,1-1%): anafylactische reactie, ook met fatale afloop. Congestief hartfalen. Interstitiële longziekte, pleura-effusie.
Zelden (0,01-0,1%): cytokineafgiftesyndroom, tumorlysissyndroom.
Bij ouderen ≥ 65 jaar kwamen de volgende bijwerkingen vaker voor (> 5% hogere incidentie): diarree, verminderde eetlust, anemie, gewichtsverlies, asthenie, smaakstoornis, perifere neuropathie, hypomagnesiëmie.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): anemie. Conjunctivitis. Stomatitis, misselijkheid (39%), braken, buikpijn, diarree (46%), obstipatie. Verminderde eetlust, gewichtsverlies. Vermoeidheid, koorts, asthenie, perifeer oedeem. Jeuk, erytheem, huiduitslag (94% gegeneraliseerd, pustuleus, maculeus, papuleus, maculopapuleus, erythemateus, exfoliatief), acneïforme dermatitis, droge huid, huidkloven, paronychia, alopecia. Dyspneu, hoesten. Slapeloosheid. Rugpijn. Hypokaliëmie, hypomagnesiëmie.
Vaak (1-10%): tachycardie, hypo- of hypertensie, diepveneuze trombose, blozen. Longembolie, bloedneus. Pijn op de borst, koude rillingen. Hoofdpijn, duizeligheid. Leukopenie. Urineweginfectie. Blefaritis, oogirritatie, toegenomen traanafscheiding, oculaire hyperemie, droge ogen, jeuk in het oog, groei van de oogwimpers. Cheilitis, aften, droge mond, dyspepsie, gastro-oesofageale refluxziekte, rectale bloeding. Overgevoeligheidsreactie. Cellulitis, folliculitis, huidschilfering, huidlaesie, huidtoxiciteit, huidzweer, dermatitis, wondkorsten, hand-voetsyndroom, hypertrichose, nagelaandoening, onychoclase, hyperhidrose. Pijn in extremiteiten. Angstgevoelens. Dehydratie. Hypocalciëmie, hypofosfatemie, hyperglykemie.
Soms (0,1-1%): anafylactische reactie. Cyanose. Infusiegerelateerde reactie, angio-oedeem (zelden fataal). Keratitis (ulcerosa), andere oog(lid)infectie. Gebarsten of droge lippen. Droge neus, bronchospasme. Interstitiële longziekte. Huidnecrose, Stevens-Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse, onycholyse, hirsutisme.
Verder zijn gemeld: acuut nierfalen (bij ernstige diarree en dehydratie) en infectieuze complicaties van ernstige huid– en onderhuidsreacties zoals cellulitis of abcessen en levensbedreigende infectieuze complicaties zoals necrotiserende fasciitis en sepsis.
Bij combinatietherapie komen huidreacties het meest frequent voor; verder komen vaker voor diarree, stomatitis en hypomagnesiëmie.
Bij ouderen (≥ 65 j.) zijn in combinatie met FOLFIRI en FOLFOX sommige bijwerkingen vaker gemeld en verliepen deze ernstiger; bij FOLFIRI betreft het met name diarree, dehydratie en longembolie en bij FOLFOX met name diarree.
Interacties
Doorgaans hebben monoklonale antilichamen geen groot potentieel voor geneesmiddelinteracties, omdat zij geen direct effect hebben op CYP-enzymen en geen substraat zijn van renale of hepatische transporters.
Vóór het starten van atezolizumab het gebruik van systemische corticosteroïden en andere immunosuppressiva vermijden, in verband met mogelijke beïnvloeding van de farmacodynamiek en werkzaamheid. Ná het starten van atezolizumab kunnen systemische corticosteroïden en andere immunosuppressiva echter wél gebruikt worden om immuungerelateerde bijwerkingen te bestrijden.
Interacties
Er zijn geen interacties bekend met pertuzumab.
Interacties
Panitumumab niet combineren met IFL-chemotherapie (irinotecan, 5-fluoro-uracil bolusinjectie en folinezuur(derivaat)) vanwege de hoge incidentie van ernstige diarree.
Panitumumab niet combineren met chemotherapie die bevacizumab bevat vanwege eerder bereikte toxiciteit en sterfte.
Zwangerschap
Monoklonale antilichamen passeren in geleidelijk toenemende mate tijdens het 2e en 3e trimester de placenta.
Teratogenese: Bij de mens onvoldoende gegevens. Bij dieren resulteert remming van de Pd-L1/PD-1 signaalroute in immuungerelateerde afstoting van de zich ontwikkelende foetus, met foetaal overlijden tot gevolg. Op grond van het werkingsmechanisme wordt daarom een toename in aantal abortussen of doodgeborenen verwacht.
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 5 maanden na de therapie.
Zwangerschap
Pertuzumab passeert de placenta (bij dieren geconstateerd). Het is bekend dat humaan IgG de placenta passeert.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren in hogere doseringen schadelijk gebleken (toename embryonale/foetale sterfte, renale hypoplasie, longhypoplasie, ventriculaire septumdefecten, kleine skeletafwijkingen).
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens en gedurende 6 maanden na de behandeling.
Zwangerschap
Humaan IgG passeert, geleidelijk in toenemende mate, tijdens het 2e en 3e trimester de placenta, door actief transport.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren in therapeutische doseringen schadelijk gebleken (abortus, foetaal overlijden).
Farmacologisch effect: De epidermale groeifactor-receptor (EGFR) speelt een rol bij de sturing van de prenatale ontwikkeling en is mogelijkerwijs essentieel voor normale organogenese, proliferatie en differentiatie bij de ontwikkeling van het embryo. Het is daarom voorstelbaar dat remming van EGFR schade toebrengt aan het kind.
Advies: Gebruik ontraden.
Overige: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens én tot ten minste 2 maanden na de therapie. Uit dieronderzoek is een reversibele verminderde vrouwelijke vruchtbaarheid gebleken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Vanwege de molecuulgrootte wordt geen passieve overgang van atezolizumab in de moedermelk verwacht. Het is onbekend of een actieve overgang plaatsvindt.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja (humaan IgG). Het is onbekend in hoeverre pertuzumab kan worden opgenomen door en schadelijk kan zijn voor de zuigeling.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Vanwege de molecuulgrootte wordt geen passieve overgang van panitumumab in de moedermelk verwacht. Het is onbekend of een actieve overgang plaatsvindt. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel ontraden óf het geven van borstvoeding ontraden tijdens de behandeling én gedurende 2 maanden na de laatste dosis.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
- interstitiële pneumonitis of pulmonale fibrose;
- bij combinatie met chemotherapieregimes die oxaliplatine bevatten: tumoren met een RAS-mutatie of een onbekende RAS-status.
Waarschuwingen en voorzorgen
Controleer voortdurend tijdens én ook regelmatig na de therapie op het optreden van immuungerelateerde bijwerkingen (bv. pneumonitis, myocarditis, pericardaandoeningen, colitis, hepatitis, pancreatitis, nefritis, endocrinopathie (o.a. hyper-/hypothyroïdie, bijnierinsufficiëntie, hypofysitis, diabetes mellitus type 1), ernstige huiduitslag, Guillain-Barré syndroom, gelaatsparese, myelitis, myastheen syndroom, meningo-encefalitis of niet-infectieuze cystitis). Met het oog hierop ook voorafgaand aan de behandeling de leverfunctie (ALAT, ASAT, bilirubine) en de schildklierfunctie controleren. De meeste immuungerelateerde bijwerkingen zijn reversibel na onderbreken van de behandeling en na starten met corticosteroïden en/of ondersteunende zorg. Na verbetering de behandeling met corticosteroïden langzaam afbouwen gedurende ten minste een maand. Overweeg andere immunosuppressiva indien geen verbetering optreedt. Atezolizumab niet hervatten zolang immunosuppressieve doses corticosteroïden of andere immunosuppressiva worden gegeven. De behandeling definitief staken bij elke terugkerende immuungerelateerde bijwerking van CTCAE-graad 3 en bij elke immuungerelateerde bijwerking van graad 4, behalve voor endocrinopathieën die onder controle kunnen worden gehouden met bijvoorbeeld hormoonvervangende therapie.
Patiënten met HCC voorafgaand aan de combinatiebehandeling controleren op oesofageale varices en deze zo nodig behandelen, vanwege de toegenomen kans op (ernstige) bloedingen bij het gebruik van bevacizumab. Gevallen van ernstige gastro-intestinale bloedingen zijn gemeld, waaronder met fatale afloop. Zie ook bevacizumab#waarschuwingen.
Controleer op symptomen van pericardaandoeningen. Bij een vermoeden van pericarditis atezolizumab onderbreken en cardiologisch onderzoek uitvoeren. Bij een vermoeden van pericarditis ≥ graad 2 onmiddellijk starten met corticosteroïden. Bij een bevestigde pericardaandoening graad ≥ 2 atezolizumab definitief staken,
Bij infusiereacties graad 1 of 2 de infusiesnelheid verlagen of de behandeling onderbreken; bij graad 3 of 4 de behandeling definitief staken. Bij graad 1 of 2 de toediening voortzetten/hervatten onder nauwlettende controle; overweeg premedicatie met antipyretica en antihistaminica.
Onderzoeksgegevens: er zijn geen gegevens over de werkzaamheid en veiligheid bij kinderen (< 18 j.) en bij NSCLC in een vroeg stadium over een behandelduur > 1 jaar. Er zijn weinig gegevens over het gebruik bij ouderen (combinatietherapie; ≥ 75 j.), matig tot ernstige leverfunctiestoornis (bilirubine > 1,5 × ULN en elke ASAT) en een ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min). De volgende patiënten werden uitgesloten van de klinische onderzoeken:
- een voorgeschiedenis van auto-immuunziekte;
- een voorgeschiedenis van pneumonitis;
- actieve hersenmetastasen;
- HIV-, hepatitis B- of hepatitis C-infectie;
- significante cardiovasculaire aandoening;
- inadequate hematologische functie en eindorgaanfunctie
- patiënten die systemische immunosuppressiva binnen 2 weken, systemische immunostimulantia binnen 4 weken of een levend verzwakt vaccin binnen 28 dagen toegediend hadden gekregen voorafgaand aan deelname aan het onderzoek;
- een ECOG-score ≥ 2 (bij NSCLC (behalve bij gevorderd NSCLC bij patiënten die niet in aanmerking kwamen voor platina-bevattende chemotherapie), TNBC en HCC en tweedelijns urotheelcarcinoom; monotherapie);
- duidelijke tumorinfiltratie in de grote thoracale vaten of duidelijke holtevorming van pulmonale laesies (bij NSCLC; in combinatie met bevacizumab, paclitaxel en carboplatine);
- EGFR-mutaties die progressief waren na gebruik van erlotinib + bevacizumab (NSCLC; in combinatie met bevacizumab, paclitaxel en carboplatine).
Waarschuwingen en voorzorgen
Pertuzumab uitsluitend gebruiken bij patiënten met een HER2–positieve tumor. De noodzakelijke testen laten uitvoeren in een gespecialiseerd laboratorium.
Linkerventrikeldisfunctie (LVEF) is gemeld bij geneesmiddelen die de werking van HER2 blokkeren, waaronder pertuzumab. De incidentie van symptomatische systolische linkerventrikeldisfunctie (congestief hartfalen) is hoger bij behandeling met pertuzumab+trastuzumab+chemotherapie dan bij trastuzumab+chemotherapie alleen. De kans hierop is mogelijk groter bij een eerdere behandeling met antracyclinen of radiotherapie van het mediastinum. Pertuzumab is niet onderzocht bij patiënten met: een LVEF ≤ 50% voorafgaand aan de behandeling, een voorgeschiedenis van congestief hartfalen, een LVEF–daling tot < 50% tijdens eerdere adjuvante behandeling met trastuzumab, aandoeningen die de linkerventrikelfunctie kunnen aantasten (bv. slecht controleerbare hypertensie, recent doorgemaakt myocardinfarct, ernstige hartritmestoornis die moet worden behandeld), en een eerdere cumulatieve antracyclineblootstelling van > 360 mg/m² doxorubicine of een equivalent daarvan. Bepaal de LVEF voorafgaand aan de behandeling en vervolgens éénmalig bij een neoadjuvante behandeling of elke 12 weken bij gemetastaseerd mammacarcinoom en bij een adjuvante behandeling. Zie voor de voorwaarden voor (tijdelijk) staken van de behandeling de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2).
Infusiereacties:gevallen met een fatale afloop zijn gemeld. De patiënt gedurende ten minste 60 min na het begin van de eerste infusie en gedurende ten minste 30–60 min na het begin van de vervolginfusies controleren op infusiegerelateerde symptomen. Bij het optreden van een infusiereactie de infusiesnelheid vertragen of de infusie onderbreken en zonodig de symptomen behandelen. De infusie hervatten als de symptomen afnemen.
Overgevoeligheidsreacties (incl. anafylaxie): controleer de patiënt nauwlettend op overgevoeligheidsreacties; ernstige overgevoeligheid, waaronder anafylaxie en gevallen met een fatale afloop zijn gemeld. Bij de NCI–CTCAE graad 4 overgevoeligheidsreactie, bronchospasmen of acute-respiratory-distresssyndroom (ARDS) de behandeling onmiddellijk en definitief staken.
Diarree: kan ernstig zijn en komt het vaakst voor bij gelijktijdige behandeling van pertuzumab met een taxaan. Ouderen hebben meer kans op diarree. Overweeg een vroege interventie met loperamide, vocht en elektrolyten, vooral bij ouderen en bij ernstige of langdurige diarree. Overweeg de behandeling tijdelijk te staken indien dit onvoldoende helpt.
Bij de combinatiebehandeling pertuzumab, trastuzumab én docetaxel is er meer kans op febriele neutropenie, vooral tijdens de eerste drie behandelcycli; deze kan samenhangen met mucositis en diarree. Een pro–actieve behandeling met anti-diarreemiddelen is aan te raden.
Huiduitslag komt vooral voor tijdens de eerste twee cycli (meestal graad 1 of 2); deze reageren in het algemeen goed op topicale of orale acnebehandeling.
Onderzoeksgegevens: de werkzaamheid en veiligheid bij verminderde leverfunctie en bij ernstig verminderde nierfunctie zijn niet vastgesteld. Er zijn relatief weinig gegevens bij ouderen > 75 jaar. Er is geen relevante toepassing bij kinderen (< 18 j.).
Waarschuwingen en voorzorgen
Dermatologisch gerelateerde reacties als farmacologisch effect bij epidermale groeifactorreceptor (EGFR)-remmers treden bij 94% van de patiënten op, waarvan bij 23% sprake is van een ernstige reactie of complicatie zoals necrotiserende fasciitis en sepsis. Zonlicht kan mogelijke huidreacties verergeren; een preventieve huidbehandeling wordt aanbevolen met onder meer een vochtinbrengende crème, een zonnebrandmiddel (SPF > factor 15), een steroïdcrème (niet sterker dan 1% hydrocortison) en/of eventueel een oraal antibioticum (bv. doxycycline). Hierbij 's ochtends de vochtinbrengende crème en het zonnebrandmiddel aanbrengen en 's avonds de steroïdcrème; het gaat vooral om de huid van gezicht, handen, voeten, nek, rug en borst. Controleer bij dermatologische reacties of weke delen-toxiciteit op inflammatoire of infectieuze complicaties en behandel deze direct; de mediane tijd tot optreden van de eerste symptomen is 10 dagen.
Als pulmonale symptomen acuut ontstaan of verergeren, de toediening onderbreken en controleren op interstitiële longziekte (ILD). Na bevestiging van de diagnose ILD de behandeling definitief staken.
Infusiegerelateerde reacties kunnen ook ná 24 uur na toediening optreden; aangezien deze fataal kunnen verlopen de patiënt instrueren direct contact op te nemen bij het optreden van deze late reactie.
Ernstige gevallen van keratitis en keratitis ulcerosa, die kunnen leiden tot corneaperforatie, zijn gemeld. Bij het optreden van symptomen van keratitis (pijnlijk/rood oog, wazig zien, lichtgevoelig, verhoogde traanproductie) de patiënt direct doorverwijzen naar een oogarts; indien keratitis ulcerosa is vastgesteld, de therapie met panitumumab onderbreken of definitief staken. Indien keratitis wordt vastgesteld de voordelen en risico's van continueren van de behandeling zorgvuldig afwegen. Het dragen van contactlenzen en zeer droge ogen in de voorgeschiedenis zijn een risicofactor voor keratitis en ulceratie.
Water en elektrolyten: magnesium-, calcium- en kaliumspiegels vóór en regelmatig tijdens de therapie controleren (Mg en Ca tot 8 weken na beëindigen van de behandeling). In verband met het risico van nierfalen de patiënt instrueren direct contact op te nemen bij het optreden van ernstige diarree met dehydratie.
De veiligheid en werkzaamheid zijn niet onderzocht bij kinderen < 18 jaar en bij patiënten met een gestoorde lever– of nierfunctie.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met atezolizumab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Atezolizumab is een Fc-gemodificeerd, gehumaniseerd IgG1 monoklonaal antilichaam, geproduceerd in ovariumcellen van de Chinese hamster door middel van recombinant-DNA-technologie. Bindt aan 'programmed death-ligand 1' (PD-L1), dat tot expressie kan komen op tumorcellen en/of tumorinfiltrerende cellen. Hierdoor worden zowel PD-1- als B7.1-receptoren geblokkeerd. Dit heft de PD-L1/PD-1-gemedieerde remming van de immuunrespons op en de antitumor-immuunrespons wordt op gang gebracht zonder inductie van antilichaam-afhankelijke cellulaire cytotoxiciteit. Atezolizumab heeft géén invloed op de Pd-L2/PD-1-interactie.
Kinetische gegevens
F | 61% (s.c.) |
T max | ca, 4,5 dagen (s.c.) |
Overig | stabiele spiegels worden na 6–9 weken (2 tot 3 cycli) bereikt. |
Metabolisering | biodegradatie tot kleine peptiden of aminozuren. |
T 1/2el | ca. 27 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Recombinant gehumaniseerd monoklonaal IgG1–antilichaam, geproduceerd in Chinese hamsterovariumcellen. Pertuzumab richt zich specifiek op het extracellulaire dimerisatiedomein van het humane epidermale groeifactorreceptor 2 (HER2)-eiwit. Hiermee remt pertuzumab de ligandafhankelijke intracellulaire signaaltransductie via twee belangrijke signaalcascades, namelijk die via mitogeen geactiveerd–proteïnekinase (MAP–kinase) en via fosfoïnositide 3–kinase (PI3–kinase), wat uiteindelijk leidt tot remming van de celgroei en tot apoptose.
Kinetische gegevens
Metabolisering | zoals de meeste antilichamen via biodegradatie tot kleine peptiden of aminozuren. |
T 1/2el | ca. 18 dagen (mediaan). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Monoklonaal antilichaam. Panitumumab is een recombinant, volledig humaan IgG2 monoklonaal antilichaam dat met grote affiniteit en specificiteit bindt aan de humane EGFR (epidermale groeifactor-receptor). EGFR behoort tot de subfamilie van type 1–receptor–tyrosinekinasen en stimuleert via activatie van het KRAS–gen de groei van cellen in normaal epitheelweefsel, inclusief de huid en haarfollikels. EGFR komt ook op verschillende soorten tumorcellen tot expressie. De binding van panitumumab aan EGFR leidt tot internalisatie van de receptor, remming van de celgroei, inductie van apoptose en afname van de productie van interleukine-8 en de vasculaire endotheliale groeifactor.
Kinetische gegevens
T 1/2el | ca. 7,5 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
atezolizumab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (intraveneus) (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- sacituzumab govitecan (L01FX17) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- talquetamab (L01FX29) Vergelijk
- teclistamab (L01FX24) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk
Groepsinformatie
pertuzumab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (intraveneus) (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- sacituzumab govitecan (L01FX17) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- talquetamab (L01FX29) Vergelijk
- teclistamab (L01FX24) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk
Groepsinformatie
panitumumab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (intraveneus) (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- sacituzumab govitecan (L01FX17) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- talquetamab (L01FX29) Vergelijk
- teclistamab (L01FX24) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk