Samenstelling
Bavencio XGVS Merck bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 20 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 10 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Keytruda XGVS Merck Sharp & Dohme bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 25 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 4 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Besponsa XGVS Pfizer bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 1 mg
- Verpakkingsvorm
- flacon
Bevat na reconstitutie 0,25 mg/ml inotuzumab ozogamicine.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Voor de behandeling van Merkel-celcarcinoom bestaan lokale protocollen.
Zie voor de behandeling van niercelcarcinoom de geldende richtlijn op richtlijnendatabase.nl.
- ZIN-rapport 2020 avelumab Bavencio® icm Inlyta® eerstelijnsbehandeling van volwassen patiënten met gevorderd niercelcarcinoom
- ZIN-rapport 2021 avelumab Bavencio® eerstelijns onderhoudsbehandeling van volwassen patiënten met lokaal gevorderd of gemetastaseerd urotheelcarcinoom die progressievrij zijn na platina-gebaseerde chemotherapie
Advies
Zie Oncologische middelen van de Commissie BOM op NVMO.org voor de adviezen over pembrolizumab bij de verschillende indicaties.
Advies
Voor de behandeling van acute lymfatische leukemie staat op hovon.nl de geldende behandelrichtlijn (2020).
Indicaties
- Gemetastaseerd Merkelcel-carcinoom (MCC) als monotherapie bij volwassenen;
- Lokaal gevorderd of gemetastaseerd urotheelcarcinoom (UC) als monotherapie voor de eerstelijns-onderhoudsbehandeling van volwassenen die progressievrij zijn na chemotherapie die platina bevat;
- Gevorderd niercelcarcinoom (RCC) in combinatie met axitinib als eerstelijnsbehandeling bij volwassenen.
Indicaties
Hoge microsatellietinstabiele (MSI-H) of 'mismatch-repair'-deficiënte (dMMR) tumoren
Colorectaalcarcinoom (CRC)
- eerstelijnsbehandeling van gemetastaseerd MSI-H of dMMR CRC bij volwassenen, als monotherapie.
- inoperabel of gemetastaseerd MSI-H of dMMR CRC na eerdere combinatietherapie die fluoropyrimidine bevat.
Niet-colorectaalcarcinomen
- gevorderd of recidiverend MSI-H of dMMR endometriumcarcinoom bij volwassenen met ziekteprogressie tijdens of na eerdere behandeling met therapie die platina bevat, ongeacht de behandelfase, en die niet in aanmerking komt voor curatieve chirurgie of bestraling, als monotherapie.
- inoperabel of gemetastaseerd MSI-H of dMMR maagcarcinoom, dunnedarmdarmcarcinoom of galweg- of galblaascarcinoom met ziekteprogressie tijdens of na ten minste één eerdere behandeling.
Endometriumcarcinoom (EC)
- in combinatie met lenvatinib voor gevorderd of terugkerend EC, bij volwassenen met ziekteprogressie tijdens of na eerdere behandeling met platinumbevattende therapie, die niet in aanmerking komen voor curatieve chirurgie of bestraling.
Hodgkin-lymfoom (cHL)
- recidief of refractair klassiek cHL bij volwassenen en kinderen ≥ 3 jaar bij wie autologe stamceltransplantatie (ASCT) heeft gefaald, óf na minstens twee eerdere behandelingen indien ASCT niet in aanmerking komt, als monotherapie.
Hoofd-halsplaveiselcelcarcinoom (HNSCC)
- recidiverend of gemetastaseerd HNSCC mét PD-L1-expressie met TPS ≥ 50% en met progressie tijdens of na platinumbevattende chemotherapie bij volwassenen, als monotherapie;
- eerstelijnsbehandeling van gemetastaseerd of inoperabel recidiverend HNSCC bij volwassenen bij wie de tumoren een PD-L1-expressie vertonen met een 'combined positive score' (CPS) ≥ 1, als monotherapie of in combinatie met 5-fluoro-uracil (systemisch) en platinabevattende chemotherapie.
Melanoom
- gevorderd (inoperabel of gemetastaseerd) maligne melanoom van de huid bij volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar, als monotherapie;
- als adjuvante behandeling van stadium IIB, stadium IIC of stadium III-melanoom, waarbij complete resectie heeft plaatsgevonden bij volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar, als monotherapie.
Niercelcarcinoom (RCC)
- eerstelijnsbehandeling van gevorderd RCC bij volwassenen, in combinatie met axitinib óf lenvatinib.
- adjuvante behandeling van RCC bij volwassenen met meer kans op een recidief na nefrectomie of na nefrectomie en resectie van gemetastaseerde laesies, als monotherapie.
Niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC)
- operabel NSCLC bij volwassenen met een hoog risico op recidief; in eerste instantie als neoadjuvante behandeling in combinatie met platinumbevattende chemotherapie, daarna voortgezet als adjuvante behandeling als monotherapie.
- adjuvante behandeling van NSCLC bij volwassenen met een hoge recidiefkans na complete resectie en platinumbevattende chemotherapie, als monotherapie;
- eerstelijnsbehandeling van gemetastaseerd NSCLC met PD-L1-expressie met een 'tumor proportion score' (TPS) ≥ 50% zonder EGFR- of ALK-positieve tumormutaties bij volwassenen, als monotherapie;
- lokaal gevorderd of gemetastaseerd NSCLC mét PD-L1-expressie met een TPS ≥ 1% én waarbij ten minste één eerdere chemotherapie is toegepast bij volwassenen, als monotherapie. Indien daarnaast EGFR- of ALK-positieve tumormutaties aanwezig zijn, ook eerst de hiervoor goedgekeurde behandelingen uitvoeren alvorens een behandeling met pembrolizumab te beginnen;
- eerstelijnsbehandeling van gemetastaseerd NSCLC zonder EGFR- of ALK-positieve tumormutaties bij volwassenen, in combinatie met pemetrexed en platinabevattende chemotherapie;
- eerstelijnsbehandeling van gemetastaseerd NSCLC bij volwassenen, in combinatie met carboplatine én ofwel paclitaxel of 'nanoparticle albumin-bound' (nab)-paclitaxel, zie paclitaxel.
Oesofaguscarcinoom
- eerstelijnsbehandeling van lokaal gevorderd inoperabel of gemetastaseerd carcinoom van de slokdarm bij volwassenen bij wie de tumoren PD-L1-expressie vertonen met een CPS ≥10, in combinatie met platina- en fluoropyrimidinebevattende chemotherapie.
Triple-negatieve borstkanker (TNBC)
- lokaal gevorderd of vroegstadium TNBC met een grote kans op een recidief. In eerste instantie als neoadjuvante behandeling in combinatie met chemotherapie. Daarna voortgezet als monotherapie als adjuvante behandeling na een operatie.
- in combinatie met chemotherapie voor lokaal terugkerende inoperabele of gemetastaseerde TNBC, bij volwassenen bij wie de tumoren PD-L1-expressie vertonen met een CPS ≥ 10 en die niet eerder chemotherapie hebben gehad voor gemetastaseerde ziekte.
Urotheelcarcinoom
- eerstelijnsbehandeling van inoperabel of gemetastaseerd urotheelcelcarcinoom bij volwassenen, in combinatie met enfortumab vedotine.
- lokaal gevorderd of gemetastaseerd urotheelcarcinoom:
- bij volwassenen die eerder platinumbevattende chemotherapie hebben ondergaan, als monotherapie óf
- bij volwassenen die niet in aanmerking komen voor cisplatinebevattende chemotherapie én bij wie de tumoren een PD-L1-expressie vertonen met een 'combined positive score' (CPS) ≥ 10, als monotherapie.
Cervixcarcinoom
- aanhoudend, terugkerend of gemetastaseerd cervixcarcinoom bij volwassenen bij wie de tumoren PD-L1-expressie vertonen met een CPS ≥ 1, in combinatie met chemotherapie met of zonder bevacizumab.
Adenocarcinoom in de maag of van de maag-slokdarm-overgang
- eerstelijnsbehandeling van lokaal gevorderd inoperabel of gemetastaseerd HER2-positief adenocarcinoom in de maag of van de maag-slokdarm-overgang met PD-L1-expressie met een CPS ≥ 1, bij volwassenen in combinatie met trastuzumab en fluoropyrimidine- en platinumbevattende chemotherapie.
- eerstelijnsbehandeling van lokaal gevorderd, inoperabel of gemetastaseerd HER-2-negatief adenocarcinoom in de maag of van de maag-slokdarm-overgang met PD-L1-expressie met een CPS ≥ 1, bij volwassenen in combinatie met fluoropyrimidine- en platinumbevattende chemotherapie,
Galblaas- en galwegcarcinoom
- eerstelijnsbehandeling van lokaal gevorderd, inoperabel of gemetastaseerd galblaas- en galwegcarcinoom bij volwassenen, in combinatie met gemcitabine en cisplatine.
Indicaties
- Gerecidiveerde of refractaire CD22-positieve precursor-B-cel acute lymfoblastische leukemie (ALL) bij volwassenen als monotherapie.
- Philadelphiachromosoom-positieve (Ph+) gerecidiveerde of refractaire CD22-positieve precursor-B-cel acute lymfoblastische leukemie (ALL) bij volwassenen als monotherapie, indien ten minste één tyrosinekinaseremmer niet werkzaam is gebleken.
Doseringen
Voorafgaand aan de eerste 4 infusies premedicatie geven: een antihistaminicum en paracetamol. Daarna premedicatie geven indien nog noodzakelijk.
Gemetastaseerd Merkel-celcarcinoom, lokaal gevorderd of gemetastaseerd urotheelcarcinoom en gevorderd niercelcarcinoom:
Volwassenen (incl. ouderen):
800 mg elke 2 weken, i.v. gedurende 60 min. Zie voor de dosering van (oraal) axitinib axitinib#doseringen. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit. De behandeling kan ook voortgezet worden bij radiologisch aangetoonde ziekteprogressie die niet gepaard gaat met een significante klinische achteruitgang, zonder verandering in performance status gedurende meer dan twee weken en geen noodzaak van salvage-therapie.
Verminderde nierfunctie: bij lichte of matige nierfunctiestoornis (creatinineklaring ≥ 30 ml/min) hoeft de dosering niet te worden aangepast; er zijn onvoldoende gegevens beschikbaar voor een eventuele dosisaanpassing bij een ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min).
Verminderde leverfunctie: bij lichte leverfunctiestoornis (bilirubine ≤ ULN en ASAT > ULN óf bilirubine 1–1½ × ULN) hoeft de dosering niet te worden aangepast; er zijn onvoldoende gegevens beschikbaar voor een eventuele dosisaanpassing bij een matig-ernstige of ernstige leverfunctiestoornis.
Zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (pneumonitis, colitis, hepatitis (bij monotherapie of in combinatie met axitinib), pancreatitis, myocarditis, nefritis en nierdisfunctie, endocrinopathieën, overige immuungerelateerde bijwerkingen, infusiegerelateerde bijwerkingen) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, o.a. tabel 1, en tevens rubriek 4.4). Dosisverlaging of -verhoging wordt ontraden. Zie voor eventuele noodzakelijke dosisaanpassingen (of onderbrekingen/staken) van axitinib#doseringen bij speciale patiëntgroepen, bij combinatie met sterke CYP3A4-remmers of -inductoren en bij toxiciteit de geneesmiddeltekst.
Toediening: het concentraat volgens de instructies van de fabrikant verdunnen en via een intraveneuze lijn met een in-line- of 'add-on'-filter (0,2 microm met lage eiwitbinding) gedurende 60 min toedienen. Niet toedienen als een i.v.-push- of bolusinjectie.
Doseringen
Test, indien dit gespecificeerd is voor de indicatie, voorafgaand aan de behandeling op de aanwezigheid van PD-L1-tumorexpressie of MSI-H/dMMR-tumorstatus.
Test bij colorectaalcarcinoom voorafgaand aan de behandeling op MSI-H/dMMR-tumorstatus.
Alle indicaties (m.u.v. triple-negatieve borstkanker)
Volwassenen (incl. ouderen)
200 mg via een i.v.-infusie elke 3 weken óf 400 mg elke 6 weken. Behandelen tot ziekteprogressie of oncontroleerbare toxiciteit optreedt. Als adjuvante behandeling van melanoom, NSCLC of RCC toedienen tot recidief, oncontroleerbare toxiciteit of voor een duur van maximaal 1 jaar.
Kinderen ≥ 12 jaar met melanoom of kinderen ≥ 3 jaar met Hodgkin-lymfoom
2 mg/kg lichaamsgewicht (maximaal 200 mg) via i.v.-infusie elke 3 weken. Behandelen tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
(Neo)adjuvante behandeling van NSCLC
Volwassenen (incl. ouderen)
Neoadjuvante behandeling (in combinatie met chemotherapie): 200 mg via i.v. infusie elke 3 weken (in totaal 4 doses) of 400 mg via i.v. infusie elke 6 weken (in totaal 2 doses). Patiënten met ziekteprogressie die een definitieve operatie uitsluit óf met onaanvaardbare toxiciteit bij de neoadjuvante behandeling, mogen niet behandeld worden met pembrolizumab monotherapie als adjuvante behandeling.
Adjuvante behandeling (monotherapie): via i.v.-infusie 200 mg elke 3 weken (in totaal 13 doses) of 400 mg elke 6 weken (in totaal 7 doses). Behandelen tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
(Neo)adjuvante behandeling van triple-negatieve borstkanker
Volwassenen (incl. ouderen)
Neoadjuvante behandeling (in combinatie met chemotherapie): 200 mg via i.v. infusie elke 3 weken (in totaal 8 doses) of 400 mg via i.v. infusie elke 6 weken (in totaal 4 doses). Patiënten met ziekteprogressie die een definitieve operatie uitsluit óf met onaanvaardbare toxiciteit bij de neoadjuvante behandeling, mogen niet behandeld worden met pembrolizumab monotherapie als adjuvante behandeling.
Adjuvante behandeling (monotherapie): via i.v.-infusie 200 mg elke 3 weken (in totaal 9 doses) of 400 mg elke 6 weken (in totaal 5 doses). Behandelen tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
Het wordt aanbevolen de behandeling bij klinisch stabiele patiënten met initieel vermoeden voor ziekteprogressie voort te zetten tot ziekteprogressie is bevestigd. Atypische responsen (initiële voorbijgaande toename van de tumorgrootte of kleine nieuwe laesies binnen de eerste paar maanden, gevolgd door kleiner worden van de tumor) zijn waargenomen.
Ouderen: in het algemeen is geen dosisaanpassing nodig bij ouderen ≥ 65 jaar. Bij een aantal indicaties zijn de gegevens bij ouderen beperkt, zie rubriek Waarschuwingen en voorzorgen/onderzoeksgegevens.
Verminderde nierfunctie: bij lichte tot matige nierfunctiestoornis is geen dosisaanpassing nodig. Er zijn geen gegevens over het gebruik bij een ernstige nierfunctiestoornis (creatinine > 1,5× ULN).
Verminderde leverfunctie: bij een lichte leverfunctiestoornis is geen dosisaanpassing nodig. Er zijn geen gegevens over het gebruik bij een matige of ernstige leverfunctiestoornis (bilirubine > 1,5× ULN; ALAT, ASAT > 2,5× ULN bij afwezigheid van levermetastasen).
Ernstige bijwerkingen: zie voor richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (pneumonitis, colitis, nefritis, endocrinopathieën, hepatitis, huidreacties, overige immuungemedieerde bijwerkingen, infusiegerelateerde bijwerkingen en stijging leverenzymwaarden) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubrieken 4.2 en 4.4). Dosisverlaging van pembrolizumab wordt niet aanbevolen.
Toediening: het concentraat voor infusievloeistof volgens de richtlijnen van de fabrikant (officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 6.6)) vóór gebruik verdunnen tot een eindconcentratie 1–10 mg/ml. Toedienen als i.v.-infusie gedurende 30 minuten. Dien géén andere geneesmiddelen tegelijk toe via dezelfde infuuslijn. In combinatie met i.v. chemotherapie, pembrolizumab als eerste toedienen. In combinatie met enfortumab vedotine bij toediening op dezelfde dag, pembrolizumab als laatste geven.
Doseringen
Vóór aanvang van de behandeling vaststellen dat de baseline CD22-positiviteit > 0% is met behulp van een gevalideerde en gevoelige test.
Premedicatie ter vermindering van infusiereacties voorafgaand aan de toediening wordt aanbevolen: een corticosteroïd, H1-antihistaminicum en paracetamol geven.
Bij een hoge tumorlast vóór en tijdens de behandeling maatregelen nemen ter preventie van uraatnefropathie zoals een adequate hydratie, alkaliseren van de urine en zonodig toedienen van allopurinol of rasburicase. Tevens de nierfunctie bewaken. Dit vanwege het mogelijk optreden van het tumorlysissyndroom.
Het wordt aanbevolen om bij circulerende lymfoblasten vóór de eerste dosis een cytoreductie uit te voeren met een combinatie van hydroxycarbamide, corticosteroïden en/of vincristine tot het aantal blasten in perifeer bloed ≤ 10 × 109/l.
Gerecidiveerde of refractaire CD22-positieve precursor-B-cel ALL:
Volwassenen (incl. ouderen):
Eerste cyclus: i.v.- infusie: 1,8 mg/m² lichaamsoppervlak per cyclus, gegeven als 3 doses verdeeld over dag 1 (0,8 mg/m²), dag 8 (0,5 mg/m²) en dag 15 (0,5 mg/m²). De duur van cyclus 1 bedraagt 3 weken, maar kan worden verlengd tot 4 weken (dus met een behandelvrije week) bij het bereiken van een complete remissie (CR) of van een complete remissie met incompleet hematologisch herstel (CRi) en/of om tijd te geven voor herstel van een toxiciteit. Volgende cycli: 1,5 mg/m² lichaamsoppervlak per cyclus, gegeven als 3 doses verdeeld over dag 1 (0,5 mg/m²), dag 8 (0,5 mg/m²) en dag 15 (0,5 mg/m²) indien bij de vorige cyclus een CR/CRi bereikt is óf 1,8 mg/m² lichaamsoppervlak per cyclus, gegeven als 3 doses verdeeld over dag 1 (0,8 mg/m²), dag 8 (0,5 mg/m²) en dag 15 (0,5 mg/m²) indien géén CR/CRi bereikt is. De duur van de vervolgcyclus is 4 weken. Indien wordt overgegaan tot een hematopoëtische stamceltransplantatie (HSCT) is de aanbevolen behandelduur in totaal twee cycli; overweeg een derde cyclus indien géén CR óf CRi en minimale residuale ziekte-negativiteit bereikt is. Indien niet wordt overgegaan tot een HSCT kunnen max. 6 cycli worden toegediend; staak de behandeling indien binnen 3 cycli géén CR/CRi is bereikt.
Nierfunctiestoornis: een dosisaanpassing is niet nodig bij een licht, matig of ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 15 ml/min). Er kan geen dosisaanbeveling worden gedaan bij ESRD (creatinineklaring < 15 ml/min).
Leverfunctiestoornis: een dosisaanpassing is niet nodig bij een verminderde leverfunctie met totaal bilirubine ≤ 1,5 × 'upper limit of normale range' (ULN) en ASAT/ALAT ≤ 2,5 × ULN. Inotuzumab ozogamicine niet toedienen bij bilirubinewaarden en ASAT/ALAT-waarden die hoger zijn dan de hiervoor genoemde, tenzij het een gevolg is van hemolyse of van het syndroom van Gilbert; zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen/hepatotoxiciteit.
(Ernstige bijwerkingen): zie voor richtlijnen voor onderbreking/uitstel, dosisverlaging of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (neutropenie, trombocytopenie, stijging leverenzymwaarde en bilirubine, VOD/SOS of andere ernstige levertoxiciteit, infusiegerelateerde bijwerkingen, andere ernstige of levensbedreigende niet-hematologische toxiciteiten (CTCAE graad ≥ 2)) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabellen 2, 3 en 4). Indien de dosis is verlaagd vanwege een toxiciteit, mag de dosis niet meer worden verhoogd.
Toedieningsinformatie: de verdunde oplossing als i.v.-infusie toedienen over een periode van 1 uur. Niet als snelle i.v.-injectie of bolus toedienen.
Bijwerkingen
Een aantal bijwerkingen hebben een immuungemedieerde achtergrond. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Monotherapie
Zeer vaak (> 10%): infusiereacties. Hoesten, dyspneu. Misselijkheid (bij ca. 25%), braken, diarree, obstipatie, buikpijn. Verminderde eetlust. Gewichtsverlies. Vermoeidheid (bij ca. 32%), perifeer oedeem, koorts. Gewrichtspijn, rugpijn. Anemie.
Vaak (1-10%): hypertensie. (Immuungemedieerde) pneumonitis. Asthenie, koude rillingen, influenza-achtige ziekte. Hoofdpijn, duizeligheid, perifere neuropathie. Droge mond. Huiduitslag (waaronder maculopapuleus), jeuk, droge huid. Spierpijn. (Autoimmuun) hypothyroïdie, hyperthyroïdie, hyponatriëmie. Lymfopenie, trombocytopenie. Stijging van de spiegel van γGT, alkalische fosfatase, amylase, lipase en creatinine.
Soms (0,1-1%): (autoimmuun) colitis, enterocolitis, ileus. (Autoimmuun) hepatitis. Nierfalen. Myasthia gravis, myastheen syndroom. Uveïtis. Myositis, reumatoïde artritis. Hypotensie, overmatig blozen. Guillain-Barrésyndroom, Miller-Fisher-syndroom. Erytheem, eczeem, gegeneraliseerde huiduitslag, dermatitis, exfoliatieve dermatitis psoriasis. Thyroïditis, (acute) bijnierschorsinsufficiëntie, hypopituïtarisme. Hyperglykemie, diabetische ketoacidose. Sarcoïdose (in combinatie met platinum bevattende chemotherapie). Eosinofilie. Stijging van de waarden: ALAT, ASAT, creatinekinase.
Zelden (0,01-0,1%): (autoimmuun) myocarditis, pancreatitis, enterocolitis, enterititis, proctitis. Interstitiële longziekte. (Acuut) leverfalen. Tubulo-interstitiële nefritis, niet-infectieuze cystitis. Erythema multiforme, purpura, vitiligo, pemfigoïd, 'systemic Inflammatory Response Syndrome' (SIRS). Overgevoeligheid, waaronder anafylactische reactie. Hyperglykemie, diabetische ketoacidose.
In combinatie met axitinib
Zeer vaak (> 10%): hypertensie (bij ca. 49%). Infusiereacties. Hoesten, dyspneu, dysfonie (bij ca. 33%). Vermoeidheid (bij ca. 43%), koude rillingen, asthenie, koorts. Jeuk. Gewrichtspijn, rugpijn, spierpijn. Misselijkheid (bij ca. 34%), braken, diarree (bij ca. 63%), obstipatie, buikpijn. Hoofdpijn, duizeligheid. Verminderde eetlust. Gewichtsverlies. Hypothyroïdie. Stijging van de waarden ALAT, ASAT.
Vaak (1-10%): hypotensie, blozen. Pneumonitis. Acute nierschade. Perifere neuropathie. Droge mond, colitis. Perifeer oedeem, influenza-achtige ziekte. Overgevoeligheid. Huiduitslag (bv. maculopapuleus, papuleus, erythemateus), acneïforme dermatitis, erytheem, dermatitis, eczeem. Hyperthyroïdie, thyroïditis, bijnierschorsinsufficiëntie. Anemie, trombocytopenie. Afwijkende leverfunctie. Hyperglykemie. Stijging van de spiegel creatinine, amylase, lipase, γGT, alkalische fosfatase, creatinekinase. Daling spiegel TSH.
Soms (0,1-1%): myocarditis. (Autoimmuun) thyroïditis, hypofysitis. (Autoimmuun) hepatitis, hepatotoxiciteit. (Autoimmuun) colitis, enterocolitis, ileus, (autoimmuun) pancreatitis, necrotiserende pancreatitis. Erythema multiforme, psoriasis. Pustuleuze huiduitslag. Diabetes mellitus (type I en II). Myasthia gravis, myastheen syndroom. Lymfopenie, eosinofilie.
Bijwerkingen
Monotherapie
Zeer vaak (> 10%): dyspneu, hoest. Verminderde eetlust, misselijkheid, braken, buikpijn diarree, obstipatie, buikpijn. Jeuk, huiduitslag (o.a. erythemateus, maculeus, papuleus, maculopapuleus, folliculair, vesiculeus). Artralgie, spierpijn. Vermoeidheid, asthenie, koorts, oedeem (perifeer, gegeneraliseerd gezichtsoedeem, lokaal oedeem), hoofdpijn. Hypothyroïdie. Anemie.
Vaak (1-10%): hypertensie, hartaritmieën (incl. atriumfibrilleren). Pneumonie, pneumonitis (vaker bij thoraxbestraling in de voorgeschiedenis). Infusiegerelateerde reactie (o.a. anafylactische of anafylactoïde reactie, cytokinevrijgavesyndroom, geneesmiddelovergevoeligheid). Ernstige huidreacties (o.a. erythema multiforme, exfoliatieve dermatitis, pemfigoïd), dermatitis (incl. acneïforme dermatitis), eczeem, vitiligo, droge huid, alopecia. Myopathie, polymyalgie rheumatica, rabdomyolyse, pijn in extremiteit, myositis, artritis. Droge mond, colitis. Droge ogen. Hepatitis. Duizeligheid, smaakstoornis, perifere neuropathie, lethargie. Slapeloosheid. Rillingen, griepachtige verschijnselen. Hyperthyroïdie, thyroïditis, myxoedeem. Trombocytopenie, lymfocytopenie, neutropenie. Hyponatriëmie, hypokaliëmie, hypo- en hypercalciëmie. Stijging ASAT, ALAT, alkalische fosfatase, bilirubine en creatinine in bloed.
Soms (0,1-1%): pericarditis, pericardeffusie. Epilepsie, myastheen syndroom. Uveïtis. Pneumonie. Pancreatitis, maag-darmstelsel-ulceratie. Auto-immuun nefritis, tubulo-interstitiële nefritis, (acuut) nierfalen, nefrotisch syndroom. Sarcoïdose. Tendosynovitis. Psoriasis, lichenoïde keratose, papels, haarkleurveranderingen. Hypofysitis (met hypopituïtarisme), bijnierschorsinsufficiëntie, thyroïditis. Diabetes mellitus type 1, ketoacidose. Stijging amylase. Leukopenie, immuuntrombocytopenie, eosinofilie.
Zelden (0,01-0,1%): vasculitis. Dunnedarmperforatie, pancreatische exocriene insufficiëntie, coeliakie. Myocarditis. Guillain-Barré-syndroom, (niet-infectieuze) meningitis, niet-infectieuze cystitis, encefalitis, myelitis, neuritis optica. Hypoparathyroïdie. Erythema nodosum, Stevens-Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse. Hemolytische anemie, zuivere rodebloedcel-aplasie, immuungemedieerde trombocytopenie (ITP), hemofagocytaire lymfohistiocytose. Syndroom van Vogt-Koyanagi-Harada, Syndroom van Sjögren. Scleroserende cholangitis.
Verder is gemeld: afstoting van transplantaat.
Combinatie met chemotherapie
Zeer vaak (> 10%): dyspneu, hoest. Verminderde eetlust, misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, buikpijn. Hoofdpijn, perifere neuropathie. Slapeloosheid. Huiduitslag (o.a. erythemateus, maculeus, papuleus, maculopapuleus, folliculair, vesiculeus), jeuk, alopecia. Vermoeidheid, astenie, koorts. Myalgie, artralgie. Hyponatriëmie, hypokaliëmie. Anemie, neutropenie, trombocytopenie. Stijging ALAT, ASAT in het bloed.
Vaak: (1-10%): pneumonie. Hypertensie, vasculitis, hartaritmieën (incl. atriumfibrilleren). Pneumonitis (vaker bij thoraxbestraling in de voorgeschiedenis). Infusiegerelateerde reactie (o.a. anafylactische of anafylactoïde reactie, cytokinevrijgavesyndroom, geneesmiddelovergevoeligheid). Myxoedeem. Lethargie, dysgeusie, duizeligheid. Droge ogen. Droge mond, microscopische- en enterocolitis. (Acuut) nierfalen, nefrotisch syndroom. Droge huid, ernstige huidreacties (o.a. erythema multiforme, exfoliatieve dermatitis, pemfigoïd), erytheem, (acneïforme) dermatitis, eczeem. Myopathie, polymyalgia rheumatica, rabdomyolyse, artritis, pijn in extremiteit, myositis. Hepatitis. Rillingen, griepachtige verschijnselen, oedeem (perifeer, gegeneraliseerd gezichtsoedeem, lokaal oedeem). Hypo- en hyperthyroïdie. Febriele neutropenie, lymfopenie, leukopenie. Hypocalciëmie, hyponatriëmie. Stijging alkalisch fosfatase, bilirubine, creatinine in bloed.
Soms (0,1-1%): pericardeffusie, pericarditis. Epilepsie, encefalitis. Hypofysitis (met hypopituïtarisme), bijnierschorsinsufficiëntie, hypofysitis, thyroïditis. Pancreatitis, ulceratie van het maag-darmstelsel. Psoriasis, vitiligo, papels. Uveïtis. Tendosynovitis. Auto-immuun nefritis, tubulo-interstitiële nefritis, niet-infectieuze cystitis. Diabetes mellitus type 1, ketoacidose. Verhoogd amylase in bloed. Eosinofilie.
Zelden (0,01-0,1%): pericarditis. Haarkleurveranderingen, Stevens-Johnsonsyndroom, erythema nodosum, lichenoïde keratose,Syndroom van Sjögren. Guillain-Barré-syndroom, encefalitis. Dunnedarmperforatie, pancreatische exocriene insufficiëntie, coeliakie. Hypoparathyroïdie. Scleroserende cholangitis. Hemolytische anemie, immuuntrombocytopenie.
Combinatie met axitinib of lenvatinib
Zeer vaak (> 10%): hypertensie. Urineweginfectie. Dyspneu, hoest, dysfonie. Misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, buikpijn, verminderde eetlust. Hand-voetsyndroom, jeuk, huiduitslag (o.a. erythemateus, maculeus, papuleus, maculopapuleus, folliculair, vesiculeus). Myalgie, artralgie, pijn in de extremiteit. Vermoeidheid, asthenie, hoofdpijn, dysgeusie, koorts. Smaakstoornis. Hyperthyroïdie, hypothyroïdie. Anemie Stijging waarden ASAT, ALAT, lipase en creatinine in het bloed.
Vaak (1-10%): hartaritmieën (incl. atriumfibrilleren). Infusiegerelateerde reactie (o.a. anafylactische of anafylactoïde reactie, cytokinevrijgavesyndroom, geneesmiddelovergevoeligheid). Pneumonie, pneumonitis (vaker bij thoraxbehandeling in de voorgeschiedenis). Colitis, gastritis, pancreatitis, droge mond. Hepatitis. Auto-immuun nefritis, tubulo-interstitiële nefritis, (acuut) nierfalen, nefrotisch syndroom. Ernstige huidreacties (o.a. erythema multiforme, exfoliatieve dermatitis, bulleuze dermatitis, huidnecrose), droge huid, alopecia. eczeem. Slapeloosheid. Duizeligheid, lethargie, perifere neuropathie. Slapeloosheid. Droge ogen. Myositis (bv. myopathie, polymyalgia rheumatica, rabdomyolyse), artritis, tendosynovitis. Rillingen, influenza-achtig beeld, oedeem (perifeer, gegeneraliseerd gezichtsoedeem, lokaal oedeem). Hypofysitis (met hypopituïtarisme), bijnierschorsinsufficiëntie, hyperthyroïdie, thyroïditis. Hypokaliëmie, hyponatriëmie, hypocalciëmie, hypercalciëmie. Neutropenie, lymfopenie, leukopenie, trombocytopenie. Stijging alkalische fosfatase, bilirubine en amylase in het bloed.
Soms (0,1-1%): myocarditis, pericardeffusie. Ulceratie van het maag-darmstelsel. Uveïtis. Myastheen syndroom, encefalitis. Lichenoïde keratose, eczeem, psoriasis, papels, vitiligo, haarkleurveranderingen. Diabetes mellitus type 1. Hypofysitis. Lymfopenie, eosinofilie. Syndroom van Sjögren.
Zelden (0,01-0,1%): Syndroom van Vogt-Koyanagi-Harada. Dunnedarmperforatie. Hypoparathyroïdie. Toxische epidermale necrolyse, Stevens-Johnsonsyndroom. Neuritis optica.
Verder is gemeld: pancreatische exocriene insufficiëntie, coeliakie.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): infusiegerelateerde reacties. Bacteriëmie, sepsis. Luchtweginfecties. Koorts, vermoeidheid, koude rillingen. Hoofdpijn. Stomatitis, misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, buikpijn. Verminderde eetlust. Bloedneus. (Febriele) neutropenie (bij resp. ca. 26 en 49%), leukopenie, lymfopenie, trombocytopenie (bij ca. 51%), anemie. Stijging ASAT, ALAT, γ-GT, alkalische fosfatase en hyperbilirubinemie.
Vaak (1-10%): overgevoeligheid. Bloeding in centraal zenuwstelsel. Maag-darmbloeding, abdominale distensie, ascites. Veno-occlusieve leverziekte of sinusoïdaal-obstructie syndroom (VOD/SOS). Tumorlysissyndroom, hyperurikemie. QT-verlenging. Pancytopenie. Stijging amylase, lipase.
Interacties
Er zijn van dit middel geen geneesmiddelinteracties bekend.
Door het (relatief) veelvuldig vóórkomen van endocrinopathieën kan een aanpassing van diabetes- of schildkliermedicatie nodig zijn.
Interacties
Systemische corticosteroïden of immunosuppressiva niet toedienen voorafgaand aan de behandeling vanwege een mogelijke interferentie met de werkzaamheid van pembrolizumab. Deze middelen kunnen wel toegepast worden ná het starten met pembrolizumab om immuungemedieerde bijwerkingen te behandelen.
Interacties
Vaccinatie met levende virale vaccins wordt niet aanbevolen gedurende ten minste 2 weken vóór de start van de behandeling, tijdens de behandeling en tot het herstel van B-lymfocyten na de laatste behandelcyclus.
Wees voorzichtig met de combinatie met andere geneesmiddelen die het QT–interval verlengen zoals amiodaron, kinidine, disopyramide, sotalol, domperidon, tricyclische antidepressiva, sommige antipsychotica, methadon, macrolide antibiotica, fluorchinolonen, enkele antimycotica, selectieve serotonine 5HT3- receptorantagonisten (granisetron, ondansetron). Bij combinatie het QT-interval nauwgezet controleren.
Er zijn van dit middel verder geen interacties bekend. Het is onwaarschijnlijk dat andere geneesmiddelen via een invloed op de bekende CYP-enzymen een interactie geven met inotuzumab ozogamicine. Inotuzumab ozogamicine had bij in vitro testen geen noemenswaardige invloed op de bekende enzymsystemen en transporters.
Zwangerschap
Humaan IgG1 passeert, geleidelijk in toenemende mate, tijdens het 2e en 3e trimester de placenta.
Teratogenese: Onbekend. Bij dieren is bij blokkade van PD-L1-signalering verlies van de foetus gezien. Meer kans op abortus of doodgeboorte wordt niet uitgesloten.
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste één maand na de therapie.
Zwangerschap
Monoklonale antilichamen passeren geleidelijk in toenemende mate tijdens het 2e en 3e trimester de placenta.
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren geen onderzoeksgegevens. In zwangerschapsmodellen bij dieren is gebleken dat blokkade van PD-L1-signalering de immunotolerantie tegenover de foetus verstoort en leidt tot een stijging van verlies van foetussen. Toediening tijdens de zwangerschap zou daarom mogelijk kunnen leiden tot een toegenomen kans op abortus of doodgeboorte.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens en gedurende ten minste 4 maanden na de behandeling.
Zwangerschap
Teratogenese: Onbekend. Bij dieren schadelijk gebleken vooral bij doses toxisch voor het moederdier.
Advies: Gebruik ontraden.
Vruchtbaarheid: Op basis van niet-klinische bevindingen wordt aangenomen dat inotuzumab ozogamicine de voortplantingsfunctie en vruchtbaarheid kan aantasten. Bij supratherapeutische doseringen is bij dieren een verminderde vruchtbaarheid waargenomen: bij mannelijke dieren testiculaire degeneratie (in combinatie met hypospermie), atrofie van de prostaat en de zaadblaasjes; bij vrouwelijke dieren atrofie van de eierstokken, uterus, vagina en borstklieren. Raad een man of vrouw voorafgaand aan de behandeling aan om advies in te winnen over cryopreservatie van sperma of eicellen.
Overig: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptie toe te passen tijdens en na de therapie; vrouwen tot 8 maanden en mannen tot 5 maanden na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Vanwege de molecuulgrootte wordt geen passieve overgang van avelumab in de moedermelk verwacht. Het is onbekend of een actieve overgang plaatsvindt. Een nadelig effect op de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden gedurende en tot ten minste één maand na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Vanwege de molecuulgrootte wordt geen passieve overgang van pembrolizumab in de moedermelk verwacht. Het is onbekend of een actieve overgang plaatsvindt.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden gedurende en tot ten minste 2 maanden na de therapie.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
- (een geschiedenis van) bevestigde diagnose van ernstige of aanhoudende veno-occlusieve leverziekte/sinusoïdaal-obstructiesyndroom (VOD/SOS);
- ernstig aanhoudende leverziekte zoals cirrose, nodulaire regeneratieve hyperplasie, actieve hepatitis.
Waarschuwingen en voorzorgen
Observeer de patiënt op klachten en verschijnselen van een infusiereactie zoals koorts, koude rillingen, blozen, hypotensie, dyspneu, piepende ademhaling, rugpijn, buikpijn en urticaria. In klinisch onderzoek trad de eerste infusiereactie in ca. 99% van de gevallen op tijdens de eerste vier infusies, waarvan ca. 3% van CTCAE-graad ≥ 3 was. Bij graad 3- en 4-reacties de behandeling definitief staken.
De meeste immuungemedieerde bijwerkingen bij avelumab monotherapie of in combinatie met axitinib zijn omkeerbaar en kunnen onder controle worden gehouden met tijdelijk of definitief staken van de behandeling, toediening van corticosteroïden en/of ondersteunende zorg. Mogelijk is er een verhoogde kans op immuungemedieerde bijwerkingen bij patiënten met een reeds bestaande auto-immuunziekte. Controleer voortdurend op het optreden van immuungemedieerde bijwerkingen (met name pneumonitis, colitis, nefritis, hypopituïtarisme, endocrinopathieën (hypo-/hyperthyroïdie, bijnierinsufficiëntie, hyperglykemie), hepatitis, pancreatitis, myocarditis, myositis, uveïtis, myasthenia gravis, myastheen syndroom, niet-infectieuze cystitis, Guillain-Barrésyndroom). Op basis van de ernst van een immuungemedieerde bijwerking de behandeling (tijdelijk of definitief) staken en corticosteroïden toedienen. Na verbetering de behandeling met corticosteroïden langzaam afbouwen gedurende ten minste een maand. Overweeg toediening van andere immunosuppressiva indien met de toediening van corticosteroïden geen verbetering optreedt. Avelumab niet hervatten zolang immunosuppressieve doses corticosteroïden of andere immunosuppressiva worden gegeven. Zie voor meer informatie de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabel 1 en rubriek 4.4), zie de link onder 'Zie ook'.
In combinatie met axitinib zijn enkele fatale gevallen van immuungemedieerde pancreatitis en myocarditis gemeld. Bij de combinatiebehandeling bestaat er méér kans op aan hepatitis-gerelateerde stijgingen van ASAT en ALAT graad 3 en 4 in vergelijking met alléén avelumab. Controleer bij de combinatie daarom vaker op het optreden van deze ziektebeelden.
Onderzoeksgegevens: In de klinische onderzoeken waren patiënten met de volgende aandoeningen uitgesloten: actieve metastase in het CZS, actieve auto-immuunziekte of een voorgeschiedenis ervan, een voorgeschiedenis van andere maligniteiten in de laatste 5 jaar, orgaantransplantatie, aandoeningen waarvoor therapeutische immunosuppressie noodzakelijk is, actieve infectie met HIV, hepatitis B of C. Bij deze patiëntgroepen avelumab met voorzichtigheid gebruiken na afwegen van de voordelen en risico's. Er zijn onvoldoende gegevens over het gebruik bij een ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 30 ml/min) en bij een matige tot ernstige leverinsufficiëntie (bilirubine > 1,5 × ULN); hierdoor is niet duidelijk of een dosisaanpassing bij dergelijke patiënten noodzakelijk is. De werkzaamheid en veiligheid bij kinderen < 18 jaar zijn niet vastgesteld.
Waarschuwingen en voorzorgen
Controleer op veranderingen in de schildklierfunctie aan het begin van de behandeling en daarna periodiek en op indicatie. Hypothyroïdie komt vaker voor bij patiënten met hoofd-halsplaveiselcelcarcinoom die eerder in dit gebied zijn bestraald.
Houd bij eerder behandeld urotheelcelcarcinoom (met platinumbevattende chemotherapie) rekening met een vertraagde werkzaamheid/effect van pembrolizumab bij patiënten met slechtere prognostische kenmerken en/of agressieve ziekte. In klinisch onderzoek werd een hoger aantal sterfgevallen binnen twee maanden waargenomen in vergelijking met chemotherapie. Risicofactoren zijn een snelle progressieve ziekte tijdens een eerdere platinumbevattende therapie en levermetastasen.
Controleer bij gevorderd niercelcarcinoom de leverenzymwaarden (ALAT, ASAT) aan het begin van de behandeling en daarna periodiek. Bij de combinatie met axitinib zijn vaker ALAT- en ASAT-stijgingen van graad 3 en 4 waargenomen. Zie voor het beleid voor onderbreking of staken van de behandeling bij stijging van leverenzymwaarden de officiële productinformatie CBG/EMA rubriek 4.2; zie daarvoor de link onder 'Zie ook'.
Controleer patiënten met cholangiocarcinoom, vooral degenen met een galwegstent, vóór aanvang en regelmatig daarna nauwlettend op de ontwikkeling van cholangitis.
Vanwege de mogelijke ontwikkeling van hepatitis controleren op veranderingen van de leverfunctie aan het begin van de behandeling, periodiek tijdens de behandeling, en indien geïndiceerd.
De meeste immuungemedieerde bijwerkingen zijn reversibel en meestal goed onder controle te krijgen door onderbreken van de behandeling, toediening van corticosteroïden en/of ondersteunende zorg. Ernstige gevallen met fatale afloop zijn echter gemeld. Immuungemedieerde bijwerkingen kunnen ook nog ná de behandeling met pembrolizumab ontstaan. Diverse immuungemedieerde bijwerkingen kunnen gelijktijdig vóórkomen. Controleer op tekenen van pneumonitis; bevestig dit met radiologische beeldvorming en sluit andere oorzaken uit. Controleer tevens op tekenen van colitis, nefritis, en immuungemedieerde endocrinopathie. Bij endocrinopathie (bv. bijnierinsufficiëntie (primair en secundair), diabetes mellitus type 1 (incl. diabetische ketoacidose), hypofysitis, hypo- en hyperthyroïdie) kan een langdurige hormoonsubstitutie noodzakelijk zijn. Hypothyroïdie wordt vaker gemeld bij patiënten met HNSCC die eerder zijn bestraald, controleer op veranderingen in schildklierfunctie. Controleer ook op andere mogelijk immuungemedieerde aandoeningen zoals artritis, myositis, hemolytische anemie, pancreatitis, ernstige huidreacties, myasthenie, Guillain-Barré-syndroom, uveïtis, sarcoïdose en encefalitis. In verband met de mogelijke ontwikkeling van immuungemedieerde hepatitis controleren op veranderingen van de leverfunctie aan het begin van de behandeling, periodiek tijdens de behandeling, en indien geïndiceerd.
Naast de ernstige huidreacties Stevens-Johnsonsyndroom en epidermale necrolyse zijn teven ernstige immuungemedieerde huidreacties gemeld. Controleer nauwgezet op eerste tekenen van het ontstaan van dergelijke ernstige huidreacties. Onderbreking van de behandeling of permanent staken kan nodig zijn. Wees voorzichtig bij een ernstige of levensbedreigende huidreactie bij eerdere behandeling met andere immunostimulerende middelen tegen kanker.
Transplantatie: gevallen van graft-versus-host-ziekte (GVHD) en hepatische veno-occlusieve ziekte (VOD) zijn waargenomen bij een allogene HSCT ná voorafgaande blootstelling aan pembrolizumab. Overweeg daarom zorgvuldig of een HSCT in dat geval nog is geïndiceerd. Dit gaat ook andersom op; bij een voorgeschiedenis van allogene HSCT is eveneens acute GVHD (waaronder met fatale afloop) gemeld ná een behandeling met pembrolizumab; overweeg daarom het voordeel van de behandeling met pembrolizumab af tegen het risico van GVHD. Verder is bij de behandeling met PD-1-remmers transplantaat-afstoting gemeld; ook bij deze patiënten het voordeel van de therapie afwegen tegen het risico van een eventuele orgaanafstoting.
Onderzoeksgegevens:
Er zijn geen gegevens over het gebruik bij patiënten die:
- tevens een infectie hebben met HIV, HBV of HCV (behalve voor cholangiocarcinoom);
- andere actieve infecties hebben ten tijde van initiëring van de therapie;
- een klinisch significante nier- (creatinine > 1,5 × ULN ('upper limit of normal') of leverafwijking (bilirubine > 1,5 × ULN, ALAT, ASAT > 2,5 × ULN in afwezigheid van levermetastasen) hebben bij aanvang van de therapie;
- een ECOG PS ('Eastern Cooperative Oncology Group performance status score') ≥ 2 hebben (behalve voor urotheel- of niercelcarcinoom);
- actieve metastasen hebben in het centraal zenuwstelsel;
- een actieve systemische auto-immuunziekte hebben;
- eerder pneumonitis hebben doorgemaakt waarbij behandeling met systemische corticosteroïden nodig was;
- in het verleden een ernstige overgevoeligheidsreactie hebben gehad op een ander monoklonaal antilichaam.
Er zijn relatief weinig gegevens bij:
- oogmelanoom;
- bij patiënten met cHL die niet in aanmerking komen voor ASCT om andere reden dan gefaalde salvage-chemotherapie;
- bij een leeftijd ≥ 65 jaar met recidief of refractair klassiek Hodgkin-lymfoom;
- bij kinderen (< 18 j.), behalve bij kinderen met cHL en melanoom;
- bij een leeftijd ≥ 75 jaar:
- als monotherapie bij geresecteerd stadium III-melanoom;
- in combinatie met chemotherapie bij gemetastaseerd NSCLC en oesofaguscarcinoom;
- in combinatie met axitinib bij gevorderd niercelcarcinoom;
- als monotherapie of in combinatie met chemotherapie bij gemetastaseerd of inoperabel recidiverend HNSCC.
Waarschuwingen en voorzorgen
Hematologische toxiciteit: ernstige bloedbeeldafwijkingen met levensbedreigende en fataal verlopende infecties en bloedingen komen voor. Daarom vóór iedere dosis inotuzumab ozogamicine en regelmatig tijdens en na de behandeling een complete bloedceltelling uitvoeren. Controleer nauwgezet op klachten en symptomen van infectie tijdens de behandeling en na hematopoëtische stamceltransplantatie (HSCT), bloeding en andere complicaties van beenmergremming. Het kan nodig zijn een dosis uit te stellen, te verlagen of de behandeling definitief te staken. Zonodig profylactisch middelen tegen infecties geven.
Hepatotoxiciteit: levensbedreigend en fataal leverfalen en hepatische veno-occlusieve ziekte/sinusoïdaal obstructiesyndroom (VOD/SOS) zijn gemeld. Controleer bij alle patiënten vóór en na elke dosis ALAT, ASAT, totaal bilirubine en alkalische fosfatase; bij afwijkende waarden frequenter levertesten uitvoeren en controleren op symptomen van leverziekte. Controleer bij alle patiënten tevens nauwgezet op klachten en symptomen van VOD/SOS zoals hepatomegalie, snelle gewichtstoename en het ontstaan van ascites. Risicofactoren voor het optreden van VOD/SOS zijn een leeftijd van ≥ 55 jaar, een voorgeschiedenis van leverziekte en/of hepatitis, een eerdere HSCT, een groter aantal behandelcycli, salvagebehandelingen opgestart in een later stadium. De kans op VOD/SOS is vooral significant groter indien ná inotuzumab ozogamicine een HSCT wordt uitgevoerd; VOD/SOS treedt bij ≥ 50% van de patiënten op indien sprake is van een leeftijd ≥ 65 jaar, een serumbilirubine ≥ ULN (voor aanvang van de HSCT) of een HSCT-conditioneringsschema met 2 alkylerende middelen. De behandeling definitief staken indien VOD/SOS optreedt.
Infusiereacties: klachten en verschijnselen die tijdens en na de toediening kunnen optreden zijn koorts, koude rillingen, hypotensie, tachycardie, dyspneu, bronchospasme en anafylaxie. Daarom de infusie toedienen onder nauwlettende klinische controle en het wordt aanbevolen vóór toediening pre-medicatie te geven (corticosteroïd, H1-antihistaminicum en paracetamol). De patiënt gedurende ten minste 1 uur na het einde van de infusie controleren op deze reacties. Een onderbreking van de infusie of definitief staken van de behandeling kan nodig zijn.
Tumorlysissyndroom: bij hoge tumorlast kunnen ernstige complicaties optreden zoals acuut nierfalen. Daarom vóór en tijdens de behandeling maatregelen nemen ter preventie van uraatnefropathie zoals een adequate hydratie, alkaliseren van de urine en zonodig toedienen van allopurinol of rasburicase. Tevens de nierfunctie bewaken. Het wordt aanbevolen om bij circulerende lymfoblasten vóór de eerste dosis een cytoreductie uit te voeren met een combinatie van hydroxycarbamide, corticosteroïden en/of vincristine tot het aantal blasten in perifeer bloed ≤ 10 × 109/l.
Wees voorzichtig bij risicofactoren voor QT-verlenging zoals hypocalciëmie, hypokaliëmie, hypomagnesiëmie, relevante hartziekte, bradycardie, comedicatie met geneesmiddelen die QT-interval verlengen en congenitaal of verworven QT-verlenging. Vóór aanvang van de behandeling en regelmatig tijdens de behandeling elektrolyten controleren en ECG beoordelen.
Controleer regelmatig op verhogingen van amylase en lipase.
Onderzoeksgegevens: De werkzaamheid en veiligheid zijn niet vastgesteld bij kinderen (< 18 j.). Er zijn weinig gegevens over het gebruik bij een verminderde leverfunctie met totaal bilirubine > 1,5 × 'upper limit of normale range' (ULN) en ASAT/ALAT > 2,5 × ULN. Het gebruik is niet onderzocht bij ESRD (creatinineklaring < 15 ml/min). Zie ook de informatie onder Hepatotoxiciteit: in deze rubriek.
Overdosering
In klinisch onderzoek leidde bij enkele gevallen een overdosis avelumab van 5–10% boven de aanbevolen dosis, níet tot significante toxiciteit.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met avelumab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met pembrolizumab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met inotuzumab ozogamicine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Monoklonaal antilichaam. Humaan immunoglobuline G1 (IgG1), dat bindt aan 'programmed death'-ligand-1 (PD-L1). Avelumab blokkeert hierdoor de interactie tussen PD-L1 en de 'programmed death'-1-receptoren en B7.1-receptoren (CD80). Dit heft de onderdrukkende effecten van PD-L1 op cytotoxische CD8+-T-cellen op, met als gevolg een herstel van de antitumor-T-celrespons. Ook induceert avelumab 'natural killer'-cel-gemedieerde directe tumorcellysis via antillichaamafhankelijke celgemedieerde cytotoxiciteit (ADCC).
Kinetische gegevens
V d | ca. 0,07 l/kg. |
Overig | Zeer beperkte extravasculaire distributie. |
Metabolisering | zoals andere IgG-antilichamen door lokaal aanwezige proteolytische enzymen tot kleine peptiden en aminozuren. |
T 1/2el | ca. 6 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Monoklonaal antilichaam. Pembrolizumab is een recombinant gehumaniseerd antilichaam (IgG4/κ-isotype met een stabiliserende sequentieverandering in het Fc-fragment), geproduceerd in ovariumcellen van de Chinese hamster. Bindt aan de 'programmed death-1' (PD-1)-receptor en blokkeert daarmee de interactie van PD-L1 en PD-L2 liganden aan deze receptor. Omdat de PD-1-receptor een negatieve regulator is van T-celactiviteit, versterkt pembrolizumab, door deze receptor te blokkeren, de T-celrespons, inclusief de antitumorrespons.
Kinetische gegevens
V d | ca. 0,11 l/kg. |
Overig | de extravasculaire distributie is beperkt. |
Metabolisering | zoals de meeste antilichamen via biodegradatie tot kleine peptiden of aminozuren. |
T 1/2el | ca. 22 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Antilichaam-geneesmiddelconjugaat, dat is samengesteld uit een recombinant gehumaniseerd IgG4κ-antilichaam gericht tegen CD22 (geproduceerd door celkweek in NS0-zoogdiercellen), covalent gebonden aan N-acetyl-γ-calicheamicinedimethylhydrazine. Het CD22-antigeen is een transmembraan glycoproteïne dat specifiek op het oppervlak van B-cellen voorkomt. N-acetyl-γ-calicheamicinedimethylhydrazine is een cytotoxische stof. Na binding aan CD22 ontstaat een antilichaam-geneesmiddelconjugaat-CD22-complex, waarna het N-acetyl-γ-calicheamicinedimethylhydrazide intracellulair wordt afgegeven. Na activering induceert N-acetyl-γ-calicheamicine breuken in dubbelstrengs DNA, met als gevolg een stilstand van de celcyclus en apoptotische celdood.
Kinetische gegevens
V d | ca. 0,17 l/kg (inotuzumab ozogamicine). |
Metabolisering | IgG4κ waarschijnlijk op dezelfde wijze als endogeen IgG via katabolische routes tot kleine peptiden en aminozuren. N-acetyl-γ-calicheamicine(dimethylhydrazide) wordt uitgebreid gemetaboliseerd via niet-enzymatische reductie van de disulfidecomponent. |
T 1/2el | ca. 12 dagen (inotuzumab ozogamicine). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
avelumab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- bevacizumab (intraveneus) (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- sacituzumab govitecan (L01FX17) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- talquetamab (L01FX29) Vergelijk
- teclistamab (L01FX24) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk
Groepsinformatie
pembrolizumab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (intraveneus) (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- sacituzumab govitecan (L01FX17) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- talquetamab (L01FX29) Vergelijk
- teclistamab (L01FX24) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk
Groepsinformatie
inotuzumab ozogamicine hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (intraveneus) (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- sacituzumab govitecan (L01FX17) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- talquetamab (L01FX29) Vergelijk
- teclistamab (L01FX24) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk