Farmacotherapeutisch Kompas

U bevindt zich hier:

Farmacotherapeutisch Kompas Geneesmiddelen
Wis invoer

Uitbreiden…

Open/sluiten

Welke geneesmiddelen wilt u aan de vergelijking toevoegen?

dapagliflozine

SGLT2-remmers A10BK01

Sluiten

empagliflozine

SGLT2-remmers A10BK03

Sluiten

Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Forxiga (als propaandiolmonohydraat) Bijlage 2 AstraZeneca bv

Toedieningsvorm
Tablet, omhuld
Sterkte
5 mg, 10 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Jardiance Bijlage 2 Boehringer Ingelheim bv

Toedieningsvorm
Tablet, omhuld
Sterkte
10 mg, 25 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

Bij de behandeling van diabetes mellitus type 2 komt bloedglucoseverlagende medicatie in aanmerking, indien geen goede bloedglucoseregulatie wordt bereikt met het aanpassen van de leefstijl. Voor patiënten zonder zeer hoog risico op hart- en vaatziekten is metformine eerste keus bij de medicamenteuze behandeling. Bij onvoldoende resultaat kan een kortwerkend sulfonylureumderivaat (voorkeur gliclazide) worden toegevoegd. De volgende stap conform de NHG-Standaard is (toevoeging van) insulinetherapie, of als alternatief een DPP4-remmer of GLP1-agonist. Bij patiënten met een zeer hoog risico op hart- en vaatziekten, blijkend uit een voorgeschiedenis van hart- of vaatziekte, chronische nierschade en/of systolisch hartfalen, is een SGLT2-remmer eerste keus (alternatief GLP1-agonist). Voeg bij onvoldoende effect eerst metformine toe en vervolgens een GLP1-agonist.

SGLT2-remmers (dapagliflozine, empagliflozine, canagliflozine) hebben aangetoonde gunstige effecten op harde eindpunten (cardiovasculair en renaal) bij patiënten met een zeer hoog risico op HVZ. Van ertugliflozine is een eventuele meerwaarde vooralsnog onvoldoende aangetoond. Er is relatief weinig ervaring met canagliflozine.

Wees alert op het mogelijk optreden van ernstige bijwerkingen, namelijk (euglykemische) ketoacidose, amputatie aan de onderste ledematen en Fournier-gangreen. Van ketoacidose is een causaal verband aangetoond.

Start bij hartfalen met matige (‘midrange’) of verminderde (‘reduced’) ejectiefractie (HFmrEF of HFrEF) met een ACE-remmer en geef bij tekenen van overvulling een lisdiureticum. Voeg een selectieve bètablokker toe als de patiënt klinisch stabiel is (met name geen tekenen van overvulling). Overweeg bij persisterende klachten ondanks adequate instelling, toevoeging van een aldosteronantagonist. Een combinatie van deze middelen verlicht de klachten en kan een vroegtijdige mortaliteit en de kans op ziekenhuisopname door hartfalen verminderen. De behandeling van hartfalen met behouden ejectiefractie (HFpEF) is vooral symptomatisch; geef bij tekenen van overvulling een lisdiureticum en behandel eventuele cardiovasculaire en niet-cardiovasculaire comorbiditeit.

Bij symptomatisch chronisch hartfalen met verminderde ejectiefractie (LVEF ≤ 40%) kan in de tweedelijnszorg toevoeging van een SGLT2-remmer aan de standaardbehandeling worden overwogen bij patiënten met NYHA-klasse II t/m IV. Dit lijkt een positief effect te hebben op de mortaliteit en op de verslechtering van hartfalen bij deze patiëntenpopulatie.

Behandel, indien mogelijk, de oorzaak van chronische nierschade. Start daarnaast behandeling om het grotere risico van (vnl. cardiovasculaire) morbiditeit te verminderen en progressie van nierschade te voorkomen of beperken. Behandel de complicaties van nierschade en start eventueel niervervangende therapie (dialyse).

Het toevoegen van dapagliflozine aan de behandeling van chronische nierschade kan worden overwogen. Dit middel remt de achteruitgang van de nierfunctie en verlaagt de kans op sterfte. Ook verlaagt dapagliflozine de kans op cardiovasculaire sterfte of hospitalisatie voor hartfalen.

Aan de vergoeding van dapagliflozine zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.

  • ZIN-rapport 2018 SGLT2-remmers dapagliflozine Forxiga® DM2 niet gereguleerd met basaalbolus insuline
  • ZIN-rapport 2021 dapagliflozine Forxiga® bij volwassenen met symptomatisch chronisch hartfalen met een verminderde ejectiefractie
  • ZIN-rapport 2021 SGLT2-remmers dapagliflozine Forxiga® bij volwassenen met diabetes mellitus type 2 met een zeer hoog risico op hart- en vaatziekten
  • ZIN-rapport 2022 dapagliflozine Forxiga® bij chronische nierschade

Advies

Bij de behandeling van diabetes mellitus type 2 komt bloedglucoseverlagende medicatie in aanmerking, indien geen goede bloedglucoseregulatie wordt bereikt met het aanpassen van de leefstijl. Voor patiënten zonder zeer hoog risico op hart- en vaatziekten is metformine eerste keus bij de medicamenteuze behandeling. Bij onvoldoende resultaat kan een kortwerkend sulfonylureumderivaat (voorkeur gliclazide) worden toegevoegd. De volgende stap conform de NHG-Standaard is (toevoeging van) insulinetherapie, of als alternatief een DPP4-remmer of GLP1-agonist. Bij patiënten met een zeer hoog risico op hart- en vaatziekten, blijkend uit een voorgeschiedenis van hart- of vaatziekte, chronische nierschade en/of systolisch hartfalen, is een SGLT2-remmer eerste keus (alternatief GLP1-agonist). Voeg bij onvoldoende effect eerst metformine toe en vervolgens een GLP1-agonist.

SGLT2-remmers (dapagliflozine, empagliflozine, canagliflozine) hebben aangetoonde gunstige effecten op harde eindpunten (cardiovasculair en renaal) bij patiënten met een zeer hoog risico op HVZ. Van ertugliflozine is een eventuele meerwaarde vooralsnog onvoldoende aangetoond. Er is relatief weinig ervaring met canagliflozine.

Wees alert op het mogelijk optreden van ernstige bijwerkingen, namelijk (euglykemische) ketoacidose, amputatie aan de onderste ledematen en Fournier-gangreen. Van ketoacidose is een causaal verband aangetoond.

Start bij hartfalen met matige (‘midrange’) of verminderde (‘reduced’) ejectiefractie (HFmrEF of HFrEF) met een ACE-remmer en geef bij tekenen van overvulling een lisdiureticum. Voeg een selectieve bètablokker toe als de patiënt klinisch stabiel is (met name geen tekenen van overvulling). Overweeg bij persisterende klachten ondanks adequate instelling, toevoeging van een aldosteronantagonist. Een combinatie van deze middelen verlicht de klachten en kan een vroegtijdige mortaliteit en de kans op ziekenhuisopname door hartfalen verminderen. De behandeling van hartfalen met behouden ejectiefractie (HFpEF) is vooral symptomatisch; geef bij tekenen van overvulling een lisdiureticum en behandel eventuele cardiovasculaire en niet-cardiovasculaire comorbiditeit.

Bij symptomatisch chronisch hartfalen met verminderde ejectiefractie (LVEF ≤ 40%) kan in de tweedelijnszorg toevoeging van empa- of dapagliflozine aan de standaardbehandeling worden overwogen bij patiënten met NYHA-klasse II t/m IV. Dit lijkt de mortaliteit en de kans op verslechtering van hartfalen bij deze patiëntenpopulatie te verlagen. Bij symptomatisch chronisch hartfalen met een matige of behouden ejectiefractie (LVEF > 40%) wordt empagliflozine aanbevolen bij patiënten met NYHA-klasse II t/m IV. Empagliflozine lijkt het aantal ziekenhuisopnames voor hartfalen te verminderen, maar heeft over het geheel geen effect op de mortaliteit of kwaliteit van leven.

Aan de vergoeding van empagliflozine zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.

  • ZIN-rapport 2018 SGLT2-remmers empagliflozine Jardiance® DM2 niet gereguleerd met basaalbolus insuline
  • ZIN-rapport 2021 empagliflozine Jardiance® bij volwassenen met symptomatisch chronisch hartfalen met een verminderde ejectiefractie
  • ZIN-rapport 2021 SGLT2-remmers empagliflozine Jardiance® bij volwassenen met diabetes mellitus type 2 met een zeer hoog risico op hart- en vaatziekten
  • ZIN-rapport 2023 empagliflozine Jardiance® bij symptomatisch chronisch hartfalen met een linkerventrikelejectiefractie groter dan 40%

Indicaties

  • Volwassenen en kinderen ≥ 10 jaar met onvoldoende gereguleerde diabetes mellitus type 2, als aanvulling op dieet en lichaamsbeweging:
    • als monotherapie, wanneer metformine niet geschikt is vanwege intolerantie;
    • als aanvulling op andere bloedglucoseverlagende middelen.
  • Symptomatisch chronisch hartfalen met verminderde ejectiefractie.
  • Chronische nierschade.

Gerelateerde informatie

  • chronische nierschade
  • diabetes mellitus type 2
  • hartfalen, chronisch

Indicaties

Volwassenen met:

  • Onvoldoende gereguleerde diabetes mellitus type 2, als aanvulling op dieet en lichaamsbeweging:
    • als monotherapie, wanneer metformine niet geschikt is vanwege intolerantie;
    • als aanvulling op andere bloedglucoseverlagende middelen.
  • Symptomatisch chronisch hartfalen.

Gerelateerde informatie

  • diabetes mellitus type 2
  • hartfalen, chronisch

Doseringen

Klap alles open Klap alles dicht

Diabetes mellitus type 2

Volwassenen en kinderen ≥ 10 jaar

10 mg 1×/dag.

Bij gebruik in combinatie met insuline of een middel dat de insuline-afgifte bevordert (zoals een sulfonylureumderivaat): overweeg een lagere dosis insuline of insuline-afgiftebevorderend middel te geven, om de kans op hypoglykemie te verminderen.

Verminderde nierfunctie: De glucoseverlagende werkzaamheid is afhankelijk van de nierfunctie; de werkzaamheid is verminderd bij een GFR < 45 ml/min en waarschijnlijk afwezig bij ernstige nierinsufficiëntie. Behandeling niet starten bij een GFR < 25 ml/min. Indien de GFR daalt onder 45 ml/min, overweeg zo nodig een aanvullende glucoseverlagende behandeling. Er is geen nierfunctie-afhankelijke dosisaanpassing nodig.

Verminderde leverfunctie: Bij een lichte of matige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 5-9) is dosisaanpassing niet nodig. Bij ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore ≥ 10): begin met 5 mg 1×/dag, verhoog eventueel naar 10 mg 1×/dag.

Hartfalen

Volwassenen

10 mg 1×/dag.

Verminderde nierfunctie: Er is geen dosisaanpassing nodig. Starten van de behandeling bij een GFR < 25 ml/min ontraden, wegens beperkte ervaring.

Verminderde leverfunctie: Bij een lichte of matige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 5-9) is dosisaanpassing niet nodig. Bij ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore ≥ 10): begin met 5 mg 1×/dag, verhoog eventueel naar 10 mg 1×/dag.

Chronische nierschade

Volwassenen

10 mg 1×/dag. Starten van de behandeling bij een GFR < 25 ml/min ontraden, wegens beperkte ervaring.

Verminderde leverfunctie: Bij een lichte of matige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 5-9) is dosisaanpassing niet nodig. Bij ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore ≥ 10): begin met 5 mg 1×/dag, verhoog eventueel naar 10 mg 1×/dag.

Ouderen (≥ 65 j.): Er is geen dosisaanpassing nodig op basis van de leeftijd.

Toediening: De tablet heel doorslikken, met of zonder voedsel.

Doseringen

Klap alles open Klap alles dicht

Diabetes mellitus type 2

Volwassenen

Begindosering 10 mg 1×/dag. Indien deze dosering wordt verdragen, een striktere bloedglucoseregulatie nodig is en de creatinineklaring ≥ 60 ml/min is, kan de dosering worden verhoogd tot 25 mg 1×/dag (maximale dagdosis).

Bij gebruik in combinatie met insuline of een sulfonylureumderivaat: overweeg een lagere dosis insuline of sulfonylureumderivaat te geven, om de kans op hypoglykemie te verminderen.

Verminderde nierfunctie: De glucoseverlagende werkzaamheid is verminderd bij een GFR < 60 ml/min en waarschijnlijk afwezig bij ernstige nierinsufficiëntie. Bij een GFR 30-59 ml/min: 10 mg 1×/dag ter vermindering van het cardiovasculaire risico. Overweeg zo nodig een aanvullende glucoseverlagende behandeling. Bij een GFR < 30 ml/min: gebruik ontraden.

Hartfalen

Volwassenen

10 mg 1×/dag.

Verminderde nierfunctie bij een patiënt met of zonder diabetes mellitus type 2: Bij een creatinineklaring ≥ 20 ml/min is geen dosisaanpassing nodig. Bij een creatinineklaring < 20 ml/min gebruik ontraden, wegens onvoldoende gegevens.

Verminderde leverfunctie: Er is geen dosisaanpassing nodig. Gebruik bij ernstige leverinsufficiëntie ontraden, wegens verhoogde blootstelling en onvoldoende ervaring.

Ouderen: Er is geen dosisaanpassing nodig op basis van leeftijd.

Bij vergeten van een dosis, deze innemen zodra eraan wordt gedacht; echter geen dubbele dosis op dezelfde dag innemen.

Toediening: De tablet heel doorslikken met water, met of zonder voedsel.

Bijwerkingen

Algemeen en toedieningsplaats

Dorst Soms

Huid en onderhuid

Angio-oedeem Zeer zelden
Gegeneraliseerde pruritus -
Pruritus -
Rash Vaak
Urticaria -

Infecties

Fournier-gangreen Zeer zelden
Genitale infectie Vaak
Pyelonefritis -
Schimmelinfectie Soms
Urineweginfectie Vaak
Urosepsis -
Vaginale candidiasis -
Vulvovaginitis Vaak

Maagdarmstelsel

Droge mond Soms
Obstipatie Soms

Nieren en urinewegen

Dysurie Vaak
Mictiefrequentie verhoogd -
Nachtelijke mictie Soms
Polyurie Vaak
Tubulo-interstitiële nefritis Zeer zelden

Onderzoeken

Bloed creatinine verhoogd Soms
Bloed ureum verhoogd Soms
Creatinineklaring, renaal verlaagd Vaak
Gewicht verlaagd Soms
Glomerulaire filtratiesnelheid verlaagd -
Hematocriet verhoogd Vaak
Lipiden verhoogd -

Skeletspieren en bindweefsel

Rugpijn Vaak

Stofwisseling en voeding

Diabetische ketoacidose -
Diabetische ketoacidose (bij diabetes mellitus type 2) Zelden
Dyslipidemie Vaak
Hypoglykemie bij combinatie met insuline of sulfonylureumderivaat Zeer vaak
Volumedepletie Soms

Voortplantingsstelsel en borst

Balanitis Vaak
Genitale pruritus Soms
Vulvovaginale pruritus Soms

Zenuwstelsel

Duizeligheid Vaak

Toelichting

  • Volumedepletie: met inbegrip van dehydratie, hypovolemie, hypotensie.
  • Daling nierklaring creatinine, stijging creatininespiegel in bloed: tijdens begin van de behandeling.
  • Diabetische ketoacidose: waaronder levensbedreigende en fatale gevallen; kan voorkomen met atypisch, alleen matig verhoogde bloedglucosewaarden (< 14 mmol/l).

Bij diabetes mellitus type 2 met matige nierfunctiestoornis (GFR < 60 ml/min) treden bijwerkingen frequenter op, zoals hypotensie en stijging van creatinine, fosfor en PTH.

  • Informatie van Lareb over dit middel
  • Meldformulier bijwerkingen

Bijwerkingen

Algemeen en toedieningsplaats

Dorst Vaak

Huid en onderhuid

Angio-oedeem Soms
Gegeneraliseerde pruritus Vaak
Pruritus Vaak
Rash Vaak
Urticaria Soms

Infecties

Fournier-gangreen Zelden
Genitale infectie Vaak
Pyelonefritis ?
Schimmelinfectie -
Urineweginfectie Vaak
Urosepsis ?
Vaginale candidiasis Vaak
Vulvovaginitis Vaak

Maagdarmstelsel

Droge mond -
Obstipatie Vaak

Nieren en urinewegen

Dysurie Soms
Mictiefrequentie verhoogd Vaak
Nachtelijke mictie -
Polyurie -
Tubulo-interstitiële nefritis Zeer zelden

Onderzoeken

Bloed creatinine verhoogd Soms
Bloed ureum verhoogd -
Creatinineklaring, renaal verlaagd -
Gewicht verlaagd -
Glomerulaire filtratiesnelheid verlaagd Soms
Hematocriet verhoogd Soms
Lipiden verhoogd Vaak

Skeletspieren en bindweefsel

Rugpijn -

Stofwisseling en voeding

Diabetische ketoacidose Soms
Diabetische ketoacidose (bij diabetes mellitus type 2) -
Dyslipidemie -
Hypoglykemie bij combinatie met insuline of sulfonylureumderivaat Zeer vaak
Volumedepletie Zeer vaak

Voortplantingsstelsel en borst

Balanitis Vaak
Genitale pruritus -
Vulvovaginale pruritus -

Zenuwstelsel

Duizeligheid -

Toelichting

  • Volumedepletie: met inbegrip van dehydratie, hypovolemie, (orthostatische) hypotensie en syncope. Treedt vooral op bij ouderen ≥ 75 jaar.
  • Mictiefrequentie verhoogd: met inbegrip van polyurie, pollakisurie, nycturie.
  • Diabetische ketoacidose: waaronder levensbedreigende en fatale gevallen; in een aantal gevallen een atypische presentatie met alleen matig verhoogde bloedglucosewaarden.
  • Informatie van Lareb over dit middel
  • Meldformulier bijwerkingen

Interacties

Het diuretisch effect van thiazide- en lisdiuretica kan toenemen en daarmee de kans op dehydratie en hypotensie.

Dapagliflozine kan de renale lithiumexcretie verhogen, waardoor de lithiumconcentratie in bloed afneemt. Controleer de lithiumspiegel vaker na het starten met dapagliflozine en na dosisaanpassingen.

Bij gebruik van een SGLT2-remmer worden metingen van 1,5-anhydroglucitol (1,5-AG) onbetrouwbaar; gebruik van een 1,5-AG assay voor het bepalen van de bloedglucoseregulatie wordt niet aanbevolen.

Interacties

Het diuretisch effect van thiazide- en lisdiuretica kan toenemen en daarmee de kans op dehydratie en hypotensie. Wees met name bij ouderen voorzichtig bij gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die tot volumedepletie kunnen leiden (bv. diuretica, ACE-remmers).

Empagliflozine wordt voornamelijk gemetaboliseerd door UGT-enzymen; combinatie met UGT-inducerende middelen (zoals rifampicine of fenytoïne) ontraden, omdat de werkzaamheid van empagliflozine mogelijk afneemt. Indien de combinatie toch noodzakelijk is, de respons op empagliflozine beoordelen middels controle van de bloedglucoseregulatie.

Empagliflozine kan de renale lithiumexcretie verhogen, waardoor de lithiumconcentratie in bloed afneemt. Controleer de lithiumspiegel vaker na het starten met empagliflozine en na dosisaanpassingen.

Bij gebruik van een SGLT2-remmer worden metingen van 1,5-anhydroglucitol (1,5-AG) onbetrouwbaar; gebruik van een 1,5-AG assay voor het bepalen van de bloedglucoseregulatie ontraden.

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren bij hoge doseringen schadelijk gebleken (toxisch effect op de ontwikkelende nieren).

Advies: Gebruik ontraden.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij zwangerschap

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren in supratherapeutische doses schadelijk gebleken (verminderde postnatale gewichtstoename).

Advies: Gebruik ontraden.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij zwangerschap

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend (bij de mens), ja (bij dieren).

Farmacologisch effect: Farmacologisch-gemedieerde effecten bij de zuigeling zijn niet uit te sluiten.

Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij lactatie

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend (bij de mens). Ja (bij dieren).

Farmacologisch effect: Risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.

Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij lactatie

Contra-indicaties

Er zijn van dit middel geen contra-indicaties bekend.

Contra-indicaties

Er zijn van dit middel geen contra-indicaties bekend.

Waarschuwingen en voorzorgen

Verminderde nierfunctie: Starten van de behandeling bij een GFR < 25 ml/min ontraden, wegens beperkte ervaring. Bij de behandeling van diabetes is de glucoseverlagende werkzaamheid afhankelijk van de nierfunctie; de werkzaamheid is verminderd bij een GFR < 45 ml/min en waarschijnlijk afwezig bij ernstige nierinsufficiëntie. Indien de GFR daalt onder 45 ml/min, overweeg zo nodig een aanvullende glucoseverlagende behandeling.

Er zijn meldingen van diabetische ketoacidose (DKA) bij behandeling met SGLT2-remmers, soms bij alleen matig verhoogde bloedglucosewaarden. Wees voorzichtig bij risicofactoren, zoals bij een aandoening die leidt tot beperkte inname van voedsel of ernstige uitdroging, een koolhydraatbeperkt of ketogeen dieet, een lage bètacelfunctiereserve, dosisverlaging van insuline of een verhoogde insulinebehoefte als gevolg van acute ziekte, operatie of alcoholmisbruik. Onderzoek de patiënt direct op ketoacidose bij het optreden van symptomen hiervan, ongeacht de bloedglucosespiegel (o.a. misselijkheid, braken, anorexie, buikpijn, extreme dorst, ademhalingsproblemen, verwardheid, ongewone vermoeidheid en slaperigheid). Bij verdenking op een DKA de behandeling met dapagliflozine direct staken, en niet meer herstarten indien geen andere duidelijke oorzaak van de DKA is gevonden.

Niet gebruiken bij diabetes type 1 vanwege het risico op DKA.

Onderbreek de behandeling bij ziekenhuisopname voor een grote operatieve ingreep of ernstige acute ziekte. Monitoring van de ketonwaarde (bij voorkeur in bloed) wordt aanbevolen. Herstart de behandeling met dapagliflozine als de toestand van de patiënt stabiel is, en de ketonwaarde normaal.

Volumedepletie en hypotensie: De diuretische werking van dapagliflozine kan leiden tot matige bloeddrukverlaging; dit effect kan meer uitgesproken zijn bij een zeer hoge bloedglucoseconcentratie. Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik van antihypertensiva en hypotensie in de voorgeschiedenis, en bij ouderen. In geval van omstandigheden die kunnen leiden tot volumedepletie (zoals bij maag-darmziekte), de volumestatus en elektrolytenbalans zorgvuldig monitoren. Bij volumedepletie, de behandeling tijdelijk onderbreken, totdat de depletie is gecorrigeerd.

Er zijn meldingen van Fournier-gangreen (necrotiserende fasciitis van het perineum) bij gebruik van SGLT2-remmers. Een urogenitale infectie of perineaal abces kan hieraan voorafgaan. Adviseer de patiënt met spoed medische hulp in te roepen bij symptomen als hevige pijn, gevoeligheid, erytheem of zwelling in het genitale of perineale gebied, in combinatie met koorts of malaise. Bij vermoeden van Fournier-gangreen het gebruik van de SGLT2-remmer staken en direct behandelen (incl. antibiotica en chirurgisch debridement).

SGLT2-remmers veroorzaken glucosurie en dit kan in verband worden gebracht met urineweginfecties. Overweeg dapagliflozine tijdelijk te staken bij het behandelen van pyelonefritis of urosepsis.

Een toename van het aantal amputaties van de onderste ledematen (met name de teen) is waargenomen in langetermijnstudies met SGLT2-remmers bij diabetes type 2. Het is niet bekend of het hierbij gaat om een klasse-effect. Routinematige preventieve voetzorg is van belang.

Onderzoeksgegevens:

  • Er is geen ervaring met de behandeling van chronische nierschade bij patiënten zonder diabetes die geen albuminurie hebben.
  • Er is weinig ervaring bij mensen met een verminderde leverfunctie en bij hartfalen NYHA-klasse IV;
  • De veiligheid en werkzaamheid voor behandeling van hartfalen of chronische nierschade bij kinderen tot 18 jaar zijn niet vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar over behandeling van diabetes type 2 bij kinderen < 10 jaar.

Waarschuwingen en voorzorgen

Verminderde nierfunctie: De glucoseverlagende werkzaamheid is verminderd bij een GFR < 60 ml/min en waarschijnlijk afwezig bij ernstige nierinsufficiëntie. Overweeg zo nodig toevoeging van andere bloedglucoseverlagende middelen. Het gebruik bij diabetes mellitus type 2 ontraden bij een creatinineklaring < 30 ml/min. Het gebruik bij hartfalen ontraden bij een creatinineklaring < 20 ml/min, wegens onvoldoende gegevens.

Controleer de nierfunctie voorafgaand aan de behandeling en regelmatig tijdens de behandeling (ten minste jaarlijks). Controleer tevens bij start van geneesmiddelen die de nierfunctie kunnen verminderen (zoals antihypertensiva of NSAID's).

Wees in verband met de diuretische werking van empagliflozine voorzichtig bij patiënten bij wie een bloeddrukdaling riskant kan zijn (bv. bij cardiovasculaire ziekten, hypotensie in de anamnese of bij ouderen ≥ 75 j.). In geval van omstandigheden die kunnen leiden tot vochtverlies (zoals bij maag-darmziekte en vooral bij ouderen, warm weer), de volumestatus en elektrolytenbalans zorgvuldig monitoren. Overweeg tijdelijke onderbreking van de behandeling totdat het vloeistofverlies is gecorrigeerd.

Er zijn meldingen van gecompliceerde urineweginfecties; overweeg bij optreden hiervan een tijdelijke onderbreking van de behandeling.

Er zijn meldingen van diabetische ketoacidose bij behandeling met SGLT2-remmers, soms bij alleen matig verhoogde bloedglucosewaarden. Wees voorzichtig bij risicofactoren voor diabetische ketoacidose, zoals een lage bètacelfunctiereserve, aandoening die leidt tot beperkte inname van voedsel of ernstige uitdroging, koolhydraatbeperkt of ketogeen dieet, dosisverlaging van insuline of een verhoogde insulinebehoefte als gevolg van acute ziekte, operatie of alcoholmisbruik. Onderzoek de patiënt direct op ketoacidose bij het optreden van symptomen hiervan, ongeacht de bloedglucosespiegel (o.a. misselijkheid, braken, anorexie, buikpijn, extreme dorst, ademhalingsproblemen, verwardheid, ongewone vermoeidheid en slaperigheid). Bij verdenking op een diabetische ketoacidose de behandeling met empagliflozine direct staken, en niet meer herstarten indien geen andere duidelijke oorzaak van de diabetische ketoacidose is gevonden.

Onderbreek de behandeling bij ziekenhuisopname voor een grote operatieve ingreep of ernstige acute ziekte. Monitoring van de ketonwaarde (bij voorkeur in bloed) wordt aanbevolen. Herstart de behandeling met empagliflozine als de toestand van de patiënt stabiel is, en de ketonwaarde normaal.

Er zijn meldingen van Fournier-gangreen (necrotiserende fasciitis van het perineum) bij gebruik van SGLT2-remmers. Een urogenitale infectie of perineaal abces kan hieraan voorafgaan. Adviseer de patiënt met spoed medische hulp in te roepen bij symptomen als hevige pijn, gevoeligheid, erytheem of zwelling in het genitale of perineale gebied, in combinatie met koorts of malaise. Bij vermoeden van Fournier-gangreen het gebruik van de SGLT2-remmer staken en direct behandeling beginnen (incl. antibiotica en chirurgisch debridement).

Niet onderzocht: Er zijn onvoldoende gegevens over het gebruik bij ernstige leverinsufficiëntie, terminale nierziekte en dialysepatiënten; gebruik ontraden. De werkzaamheid is niet vastgesteld bij patiënten met infiltratieve ziekte of met takotsubocardiomyopathie. De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen tot 18 jaar zijn niet vastgesteld.

Overdosering

Neem voor informatie over een vergiftiging met dapagliflozine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Overdosering

Neem voor informatie over een vergiftiging met empagliflozine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Eigenschappen

Oraal bloedglucoseverlagend middel. Remt selectief de natrium/glucose-cotransporter 2 (SGLT2) in de proximale niertubuli. Vermindert de renale glucosereabsorptie, wat leidt tot uitscheiding van glucose via de urine en osmotische diurese. De mate van bloedglucosedaling is afhankelijk van de bloedglucoseconcentratie en de glomerulaire filtratiesnelheid. Werkt onafhankelijk van insuline.

Dapagliflozine verhoogt de afgifte van natrium aan de distale tubulus, zodat de tubuloglomerulaire terugkoppeling toeneemt en de intraglomerulaire druk afneemt. Dit in combinatie met osmotische diurese leidt tot een afname van intravasculair volume, verlaagde bloeddruk en lagere voor- en nabelasting ('pre- en afterload') van het hart.

Andere effecten omvatten een toename van hematocriet en afname van lichaamsgewicht.

Kinetische gegevens

F 78%. Hoger bij verminderde nierfunctie.
T max ca. 2 uur, na een vetrijke maaltijd ca. 3 uur.
V d 1,7 l/kg.
Eiwitbinding ca. 91%.
Metabolisering met name tot het inactieve 3–O-glucuronide.
Eliminatie vooral via de urine als metabolieten, verder via de feces.
T 1/2el 12,9 uur.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Eigenschappen

Oraal bloedglucoseverlagend middel. Remt reversibel en selectief de natrium/glucose-cotransporter 2 (SGLT2) in de nier. Vermindert de renale glucosereabsorptie, wat leidt tot uitscheiding van glucose via de urine en osmotische diurese. De mate van bloedglucosedaling is afhankelijk van de bloedglucoseconcentratie en de glomerulaire filtratiesnelheid. Werkt onafhankelijk van insuline.

Empagliflozine verhoogt de afgifte van natrium aan de distale tubulus, zodat de tubuloglomerulaire terugkoppeling toeneemt en de intraglomerulaire druk afneemt. Dit in combinatie met osmotische diurese leidt tot een afname van intravasculair volume, verlaagde bloeddruk en lagere voor- en nabelasting ('pre- en afterload') van het hart.

Kinetische gegevens

T max ca. 1,5 uur.
V d ca. 1,1 l/kg.
Metabolisering gedeeltelijk, in de lever vnl. via glucuronidering.
Eliminatie met de feces ca. 41% (vnl. onveranderd), met de urine ca. 54% (ca. de helft onveranderd).
T 1/2el ca. 12,4 uur.
Overig Bij milde, matige en ernstige nierinsufficiëntie (GFR < 30 - < 90 ml/min) stijgt de blootstelling aan empagliflozine (AUC) met respectievelijk ca. 18%, 20% en 66% in vergelijking met een normale nierfunctie.
Overig Bij milde, matige en ernstige leverinsufficiëntie volgens de Child-Pugh-classificatie stijgt de blootstelling aan empagliflozine (AUC) met respectievelijk ca. 23%, 47% en 75% in vergelijking met een normale leverfunctie.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Groepsinformatie

dapagliflozine hoort bij de groep SGLT2-remmers.

  • canagliflozine (A10BK02) Vergelijk
  • empagliflozine (A10BK03) Vergelijk
  • ertugliflozine (A10BK04) Vergelijk

Groepsinformatie

empagliflozine hoort bij de groep SGLT2-remmers.

  • canagliflozine (A10BK02) Vergelijk
  • dapagliflozine (A10BK01) Vergelijk
  • ertugliflozine (A10BK04) Vergelijk

Kosten

Kosten laden…

Kosten

Kosten laden…

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • SGLT2-remmers

Indicaties

  • chronische nierschade
  • diabetes mellitus type 2
  • hartfalen, chronisch

Externe links

  • Officiële productinformatie CBG/EMA
  • Medicijnkosten.nl
  • GIPdatabank
  • Geneesmiddelinformatie voor patiënten
  • Kinderformularium (NKFK)

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • SGLT2-remmers

Indicaties

  • diabetes mellitus type 2
  • hartfalen, chronisch

Externe links

  • Officiële productinformatie CBG/EMA
  • Medicijnkosten.nl
  • GIPdatabank
  • Geneesmiddelinformatie voor patiënten
???naar.zoeken???
Zorginstituut Nederland
Onafhankelijke geneesmiddelinformatie
voor zorgprofessionals

Service

  • Contact
  • E-learning cursus FK
  • Mobiele apps
  • Help

Over

  • Over deze site
  • Verantwoording
  • Veelgestelde vragen
  • Proclaimer
  • Copyright
  • Cookies
Het Farmacotherapeutisch Kompas gebruikt analytische cookies om het gebruik van de website te analyseren en daarmee de website te kunnen verbeteren.
Lees meer over cookies en hoe u cookies kunt uitschakelen

Web-App

Installeer deze Web-App op je iPhone: Tap het deel-icoon en daarna "Zet op beginscherm".