Samenstelling
Fosfomycine (als trometamol) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Poeder voor drank
- Sterkte
- 3 g
- Verpakkingsvorm
- sachet
Monuril (als trometamol) Zambon Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Granulaat voor drank
- Sterkte
- 3 g
- Verpakkingsvorm
- sachet
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Daptomycine XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectie-/infusievloeistof
- Sterkte
- 350 mg, 500 mg
Bevat na reconstitutie met 7 ml resp. 10 ml 0,9% natriumchloride-oplossing: 50 mg/ml daptomycine.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Een cystitis bij gezonde niet-zwangere vrouwen kan vanzelf overgaan; overweeg in de eerstelijnszorg daarom in overleg met de patiënte een afwachtend beleid (met zo nodig pijnstilling). Ga bij risicogroepen, waaronder zwangeren, mannen en kinderen, direct over tot behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling meteen met een voorkeursmiddel, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. De belangrijkste middelen zijn: nitrofurantoïne (bijna altijd eerste keus), fosfomycine (oraal), trimethoprim en bij zwangeren en kinderen ook amoxicilline/clavulaanzuur.
Ga bij een cystitis bij personen behorend tot een risicogroep, waaronder zwangeren en mannen, direct over tot behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling ‘blind’, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. De belangrijkste middelen zijn: nitrofurantoïne (bijna altijd eerste keus), fosfomycine (oraal), trimethoprim en bij zwangeren ook amoxicilline/clavulaanzuur.
Advies
Voor daptomycine is geen advies vastgesteld over de plaats in de medicamenteuze behandeling van gecompliceerde huid- en wekedeleninfecties. Zie SWABID voor de aanbevelingen volgens SWAB bij diverse huid- en weke-deleninfecties.
De behandeling van een infectieuze endocarditis (IE) bestaat uit langdurige behandeling met i.v.-antibiotica. De ervaring met daptomycine bij IE is zeer beperkt. Bij IE die veroorzaakt is door meticilline-resistente S. aureus (MRSA) of coagulase-negatieve stafylokokken (CNS) kan daptomycine worden overwogen als alternatief voor vancomycine. Zie voor uitgebreide (keuze-)informatie de SWAB-richtlijn Infectieuze endocarditis. Zie voor de adviezen van de ESC ESC Guidelines for the management of endocarditis.
Indicaties
- Acute ongecompliceerde cystitis bij vrouwen vanaf 12 jaar.
- Offlabel: bij vrouwen > 12 jaar met de volgende risicofactoren voor een gecompliceerd beloop: diabetes mellitus, een verminderde weerstand, afwijkingen aan de nieren of urinewegen of neurologische blaasfunctiestoornissen.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Behandeling van patiënten ≥ 1 jaar met gecompliceerde infecties van huid en weke delen (cSSTI), eventueel gepaard gaand met een Staphylococcus aureus-bacteriëmie;
- Volwassenen met een rechtszijdige infectieuze endocarditis (RIE), veroorzaakt door Staphylococcus aureus, eventueel gepaard gaand met een Staphylococcus aureus-bacteriëmie.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Acute ongecompliceerde cystitis
Vrouwen en meisjes ≥ 12 jaar én met een lichaamsgewicht > 50 kg (niet zwanger)
Eenmalig 3 gram oraal, bij voorkeur voor het naar bed gaan.
Offlabel: Volgens de NHG-Standaard Urineweginfecties (2020) kan dezelfde dosering toegepast worden bij (vrouwen met) diabetes mellitus, een verminderde weerstand of afwijkingen aan de nieren of urinewegen (incl. neurologische blaasstoornissen).
Ouderen: Geen dosisaanpassing nodig.
Verminderde nierfunctie: Bij een creatinineklaring ≥ 10 ml/min is geen dosisaanpassing nodig; fosfomycine niet gebruiken bij een creatinineklaring < 10 ml/min, zie rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Verminderde leverfunctie: Geen dosisaanpassing nodig omdat fosfomycine niet in de lever gemetaboliseerd wordt.
Toediening: De inhoud van het sachet direct na het oplossen in een glas water opdrinken. Vanwege snellere en iets betere absorptie innemen op een lege maag (ca. 2–3 uur vóór of 2–3 uur na de maaltijd), bij voorkeur voor het naar bed gaan en na de blaas te hebben geledigd.
Doseringen
cSSTI
Volwassenen zonder S. aureus-bacteriëmie
I.v.: 4 mg/kg lichaamsgewicht 1×/24 uur. Behandelduur: 7–14 dagen of totdat de infectie is verdwenen.
Verminderde nierfunctie: Bij een creatinineklaring < 30 ml/min, hemodialyse of CAPD: 4 mg/kg lichaamsgewicht 1×/48 uur. Indien mogelijk op dialysedagen daptomycine toedienen ná de dialyse. Bij een creatinineklaring ≥ 30 ml/min is geen dosisaanpassing nodig.
Volwassenen met S. aureus-bacteriëmie
I.v.: 6 mg/kg lichaamsgewicht 1×/24 uur. Behandelduur: kan bij cSSTI mét bacteriëmie langer zijn dan 14 dagen, afhankelijk van het risico op complicaties bij de individuele patiënt.
Verminderde nierfunctie: Creatinineklaring < 30 ml/min, hemodialyse of CAPD: 6 mg/kg lichaamsgewicht 1×/48 uur. Indien mogelijk op dialysedagen daptomycine toedienen ná de dialyse. Bij een creatinineklaring ≥ 30 ml/min is geen dosisaanpassing nodig.
Kinderen van 1 jaar zonder S. aureus-bacteriëmie
I.v.: 10 mg/kg 1×/24 uur, als i.v.-infusie van 60 min. Behandelduur: Maximaal 14 dagen.
Kinderen 2 t/m 6 jaar zonder S. aureus-bacteriëmie
I.v.: 9 mg/kg 1×/24 uur, als i.v.-infusie van 60 min. Behandelduur: Maximaal 14 dagen.
Kinderen 7 t/m 11 jaar zonder S. aureus-bacteriëmie
I.v.: 7 mg/kg 1×/24 uur, als i.v.-infusie van 30 min. Behandelduur: Maximaal 14 dagen.
Kinderen 12 t/m 17 jaar zonder S. aureus-bacteriëmie
I.v.: 5 mg/kg 1×/24 uur, als i.v.-infusie van 30 min. Behandelduur: Maximaal 14 dagen.
Kinderen 1 t/m 6 jaar met S. aureus-bacteriëmie
I.v.: 12 mg/kg 1×/24 uur, als i.v.-infusie van 60 min. Behandelduur: kan bij cSSTI mét bacteriëmie langer zijn dan 14 dagen, afhankelijk van het risico op complicaties bij de individuele patiënt. In klinisch onderzoek bij kinderen met een S. aureus-bacteriëmie gemiddeld 12 dagen (range 1–44 dagen).
Kinderen 7 t/m 11 jaar met S. aureus-bacteriëmie
I.v.: 9 mg/kg 1×/24 uur, als i.v.-infusie van 30 min. Behandelduur: kan bij cSSTI mét bacteriëmie langer zijn dan 14 dagen, afhankelijk van het risico op complicaties bij de individuele patiënt. In klinisch onderzoek bij kinderen met een S. aureus-bacteriëmie gemiddeld 12 dagen (range 1–44 dagen).
Kinderen 12 t/m 17 jaar met S. aureus-bacteriëmie
I.v.: 7 mg/kg 1×/24 uur, als i.v.-infusie van 30 min. Behandelduur: kan bij cSSTI mét bacteriëmie langer zijn dan 14 dagen, afhankelijk van het risico op complicaties bij de individuele patiënt. In klinisch onderzoek bij kinderen met een S. aureus-bacteriëmie gemiddeld 12 dagen (range 1–44 dagen).
Kinderen met een verminderde nierfunctie
Voor een leeftijd < 18 jaar is door de fabrikant geen doseeradvies bij een verminderde nierfunctie vastgesteld. Zie voor doseeradvies bij gebruik van daptomycine bij dergelijke patiënten de pagina daptomycine op het Kinderformularium van het NKFK.
Rechtszijdige infectieuze endocarditis (RIE)
Volwassenen
I.v.: Volgens de fabrikant: 6 mg/kg lichaamsgewicht 1×/24 uur. Zie voor de behandelduur van RIE de officiële aanbevelingen in relevante richtlijnen (zie ook rubriek Advies).
Verminderde nierfunctie: Bij een creatinineklaring < 30 ml/min, toepassing van hemodialyse of CAPD: 6 mg/kg lichaamsgewicht 1×/48 uur. Indien mogelijk op dialysedagen daptomycine toedienen ná de dialyse. Bij een creatinineklaring ≥ 30 ml/min is geen dosisaanpassing nodig.
Bij ouderen is geen dosisaanpassing nodig, tenzij er sprake is van een verminderde nierfunctie.
Verminderde leverfunctie
- Bij een milde of matig-ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 5–9) is geen dosisaanpassing nodig;
- Er zijn geen gegevens beschikbaar over toepassing bij een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10–15); voorzichtig toepassen in dergelijke gevallen.
Toediening
- Volwassenen: In het algemeen wordt daptomycine bij volwassenen toegediend als i.v.-infusie gedurende 30 min. Ook is i.v.-injectie gedurende 2 min mogelijk;
- Kinderen: Toedienen als i.v.-infusie. Zie voor de duur van de infusie het voorschrift binnen de indicatie en bij de betreffende leeftijdscategorie;
- Het poeder oplossen in 0,9% natriumchloride-oplossing;
- Daptomycine mag niet vaker dan 1×/24 uur worden toegediend.
Bijwerkingen
Na eenmalige orale toediening:
- Vaak (1-10%): misselijkheid, dyspepsie, buikpijn, diarree. Hoofdpijn, duizeligheid. Vulvovaginitis.
- Soms (0,1-1%): braken. Huiduitslag zoals urticaria, jeuk.
- Verder zijn gemeld: overgevoeligheid, angio-oedeem, anafylactische reacties (incl. shock). Antibiotica-geassocieerde colitis.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): hypertensie, hypotensie. Schimmelinfecties (incl. Candida-infectie), urineweginfectie. Duizeligheid, hoofdpijn. Angst, slapeloosheid. Misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, flatulentie, buikpijn, opgeblazen en opgezet gevoel. Koorts, asthenie. Huiduitslag, jeuk. Pijn aan de ledematen. Anemie. Stijging van leverenzymwaarden (ASAT, ALAT, AF) en CK. Lokale reacties op de plaats van de infusie.
Soms (0,1-1%): supraventriculaire tachycardie, extrasystolen. Opvliegers. Verminderde eetlust, dyspepsie, glossitis. Paresthesie, smaakstoornis, tremor, oogirritatie, vertigo. Fungaemie. Vaginitis. Urticaria. Vermoeidheid, pijn. Spierzwakte, spierpijn, spierkrampen, myositis, gewrichtspijn, verhoogde waarden serumlactaatdehydrogenase (LDH) en myoglobine. Verminderde nierfunctie inclusief nierfalen, verhoogde serumcreatininewaarde. Verstoorde elektrolytenbalans, hyperglykemie. Leukocytose, eosinofilie, trombocytemie, verhoogde INR-waarde.
Zelden (0,01-0,1%): geelzucht. Verlengde protrombinetijd (PT).
Verder zijn gemeld: hoesten. Clostridioides difficile-geassocieerde diarree, pseudomembraneuze colitis. Overgevoeligheid met onder meer eosinofiele pneumonie (soms voorkomend als organiserende pneumonie), gevoel van orofaryngeale zwelling, angio-oedeem, anafylaxie, vesiculobulleuze huiduitslag met betrokkenheid van slijmvliezen (SJS of TEN), acuut gegeneraliseerd pustuleus exantheem (AGEP), geneesmiddelreactie met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS-syndroom). Perifere neuropathie. Rabdomyolyse. Tubulo-interstitiële nefritis. Trombocytopenie. Infusiereactie met de volgende symptomen: tachycardie, dyspneu, koorts, rillingen, opvliegers, vertigo, syncope en een metaalsmaak.
Interacties
Bij gelijktijdig gebruik van metoclopramide neemt de biologische beschikbaarheid van fosfomycine licht af, de fabrikant adviseert de combinatie te vermijden. Andere geneesmiddelen die de gastro-intestinale motiliteit doen toenemen kunnen soortgelijke effecten hebben.
Interacties
Combinatie met geneesmiddelen die toxisch kunnen zijn voor spierweefsel zoals de statinen, fibraten en ciclosporine vergroot het risico op myopathie en rabdomyolyse. Staak deze geneesmiddelen, wanneer mogelijk, tijdelijk tijdens het gebruik van daptomycine.
Combinatie met geneesmiddelen die de nierfiltratie verminderen (zoals NSAID's en COX-2-remmers) verhoogt de plasmaspiegel van daptomycine (en daarmee van het risico op myopathie) en kan ook leiden tot vermindering van de nierfunctie. Verder voorzichtig zijn met nefrotoxische comedicatie.
Zwangerschap
Fosfomycine passeert de placenta.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Er zijn vooral effectiviteitsonderzoeken gedaan gedurende het 2e en 3e trimester. Aangenomen wordt dat fosfomycine in deze fase van de zwangerschap geen nadelige effecten heeft. Voor het 1e trimester leveren zowel een prospectieve studie (ca. 150 blootstellingen) als een uitgiftedatabase (ruim 2500 blootstellingen, voorlopige data) geen aanwijzingen voor een verhoogd risico op aangeboren afwijkingen. Een goede risico-inschatting van het gebruik gedurende het 1e trimester is echter moeilijk te maken. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in geringe mate (ca. 8% van de serumconcentratie). Bij de behandeling met oraal fosfomycine gaat het om een eenmalige dosis en is het middel bij normale nierfunctie binnen 24 uur geklaard.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt. Kolf eventueel gedurende 24 uur na toediening en gooi deze voeding weg. Hervat daarna de borstvoeding.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in geringe mate.
Farmacologisch effect: Daptomycine wordt nauwelijks opgenomen vanuit het maag-darmkanaal van de zuigeling, waardoor nadelige effecten niet waarschijnlijk zijn.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Werkzaamheid bij verminderde nierfunctie: De fosfomycineconcentratie in de urine blijft gedurende ca. 48 uur na toediening boven de MIC-waarden indien de creatinineklaring > 10 ml/min is. Toediening bij patiënten die hemodialyse ondergaan is niet zinvol, omdat fosfomycine bij deze groep patiënten niet werkzaam is (nauwelijks/geen urineproductie).
Aanhoudende infectie: grondig onderzoek en herevaluatie van de diagnose aanbevolen, omdat vaak sprake is van een gecompliceerde urineweginfectie of de aanwezigheid van resistente pathogenen (bv. Staphylococcus saprophyticus).
Een urineweginfectie bij mannen dient in het algemeen als een gecompliceerde urineweginfectie te worden beschouwd, hiervoor is dit geneesmiddel niet geïndiceerd.
Bij optreden van ernstige, aanhoudende diarree de diagnosen Clostridioides difficile-geassocieerde colitis en pseudomembraneuze colitis overwegen; deze diarree kan ook pas enkele weken na behandeling optreden; overweeg specifieke behandeling gericht tegen Clostridioides difficile. Geneesmiddelen die de peristaltiek remmen, mogen hierbij niet worden gegeven.
Indien door de behandeling ernstige overgevoeligheidsreacties zoals anafylactische reacties optreden, passende noodmaatregelen nemen en mag de patiënt nooit meer fosfomycine gebruiken.
Onderzoeksgegevens De werkzaamheid en veiligheid zijn niet vastgesteld bij kinderen < 12 jaar.
Hulpstoffen: Sulfiet, in het granulaat voor drank, kan in zeldzame gevallen ernstige overgevoeligheidsreacties en ademhalingsproblemen (bronchospasmen) geven.
Waarschuwingen en voorzorgen
Staphylococcus aureus-infecties: Er zijn relatief weinig klinische gegevens over het gebruik bij de behandeling van rechtszijdige infectieuze endocarditis (RIE), veroorzaakt door Staphylococcus aureus. De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen (< 18 jaar) met RIE door S. aureus zijn niet vastgesteld. Ook de werkzaamheid bij een klepprothese-infectie veroorzaakt door S. aureus is niet aangetoond, volgens de fabrikant.
Controleer de nierfunctie voorafgaand aan en regelmatig tijdens de therapie. Controleer de nierfunctie vaker bij gebruik van nefrotoxische comedicatie. Bij een creatinineklaring < 30 ml/min zijn de dosisaanbevelingen gebaseerd op farmacokinetische studies en modelresultaten (zie rubriek Doseringen). Bij een creatinineklaring < 80 ml/min dit middel alleen starten als het verwachte klinisch voordeel belangrijker is dan het mogelijke risico.
Spiertoxiciteit: Controleer vóór aanvang en tijdens de behandeling de creatinekinasewaarde (CK) in plasma regelmatig, ten minste 1×/week, en controleer op tekenen van myopathie. Frequentere controle (bv. iedere 2–3 dagen gedurende ten minste de eerste 2 weken) is noodzakelijk bij een beginwaarde van het CK hoger dan 5× de 'upper limit of normal' (ULN) en bij een verhoogd risico op het optreden van myopathie, zoals bij een verminderde nierfunctie of bij de mogelijkheid van een geneesmiddelinteractie (zie rubriek Interacties). Controleer daarnaast iedere 2 dagen de CK-waarde bij iedere patiënt die onverklaarde spierpijn, -gevoeligheid, -zwakte of -krampen krijgt; staak het gebruik wanneer de CK-waarde > 5× de ULN bedraagt.
Overweeg om bij symptomen van perifere neuropathie het gebruik van daptomycine te staken.
Eosinofiele pneumonie ontstaat meestal na meer dan 2 weken behandeling. Bij optreden van pulmonale verschijnselen de behandeling onmiddellijk staken en de oorzaak nagaan. Opnieuw optreden van eosinofiele pneumonie na nieuwe blootstelling aan daptomycine is gemeld.
Overweeg bij ernstige, aanhoudende diarree de diagnose pseudomembraneuze colitis.
Niet toedienen aan kinderen < 1 jaar in verband met mogelijke effecten op het spier- en/of zenuwstelsel, zoals waargenomen bij dieren.
Beïnvloeding van stollingstesten: Interferentie van daptomycine met sommige laboratoriumtesten voor de bepaling van de protrombinetijd of INR-waarde is gezien tijdens postmarketing onderzoek.
Er zijn te weinig gegevens over de werkzaamheid en de veiligheid bij een BMI > 40 kg/m². Er zijn geen gegevens over de werkzaamheid en veiligheid bij een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10–15) of bij een leeftijd > 65 jaar.
Overdosering
De ervaring met overdosering van oraal fosfomycine is beperkt. De hieronder vermeldde symptomen zijn gemeld bij intraveneus gebruik van fosfomycine.
Symptomen
Hypotonie, slaperigheid, verstoorde elektrolytbalans, trombocytopenie en hypoprotrombinemie.
Neem voor meer informatie over de symptomen en behandeling van een vergiftiging met fosfomycine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Bactericide antimicrobieel middel. Fosfomycine remt het enzym fosfo-enol-pyruvyltransferase, dat betrokken is bij de eerste stap van de (peptidoglycaan)synthese van de bacteriecelwand. Fosfomycine wordt actief tot in de bacteriële cel getransporteerd via twee verschillende transportsystemen (het sn-glycerol-3-fosfaat- en hexose-6-transportsysteem). Het is werkzaam tegen zowel Gram-positieve als Gram-negatieve bacteriën. Belangrijkste resistentiemechanisme is een chromosomale mutatie die de transportsystemen voor fosfomycine in de bacterie wijzigt. Andere resistentiemechanismen, met plasmiden of transposonen, veroorzaken enzymatisch deactiveren van fosfomycine door het te binden aan glutathion of door de koolstof-fosforverbinding in het molecuul te splitsen.
Doorgaans gevoelig is: Escherichia coli.
Een verworven resistentie kan een probleem zijn bij:
- Aeroob Gram-positief: Enterococcus faecalis.
- Aeroob Gram-negatief: Enterobacter cloacae, Klebsiella pneumoniae, Proteus mirabilis en Raoultella spp.
Inherent resistent is: Staphylococcus saprophyticus.
Kruisresistentie tussen fosfomycine en andere antibioticaklassen is niet bekend.
Kinetische gegevens
Resorptie | na absorptie wordt fosfomycine-trometamol omgezet in het werkzame fosfomycine. Voedsel kan de opname vertragen, met als resultaat lichte daling van de Cmax en de urineconcentraties. |
Overig | Fosfomycine: |
F | ca. 33–53%. |
T max | 2 uur, bij inname met voedsel ca. 4 uur. |
V d | ca. 0,31 l/kg. |
Overig | fosfomycine wordt vooral verdeeld over de nieren, blaaswand, de prostaat en de zaadblaasjes. De concentraties in de urine blijven gedurende 24–48 uur na toediening voldoende hoog. Fosfomycinetrometamol ondergaat een enterohepatische kringloop. |
Metabolisering | niet. |
Eliminatie | onveranderd met zowel de urine (ca. 40–50% van de dosis, door glomerulaire filtratie) als met de feces (ca. 18–28% van de dosis). Bij verminderde nierfunctie wordt minder fosfomycine met de urine uitgescheiden. Hemodialyse en CVVH zijn beide effectief in het elimineren van fosfomycine uit de circulatie. |
T 1/2el | ca. 4 uur, bij verminderde nierfunctie toenemend naar 11 tot 50 uur, tijdens hemodialyse ca. 40 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Daptomycine is een cyclisch lipopeptide, alleen werkzaam tegen Gram-positieve bacteriën. De bactericide werking berust op binding (in de aanwezigheid van calciumionen) aan de celmembraan van de bacterie, die zich zowel in de groei- als stationaire fase kan bevinden, leidend tot snelle depolarisatie van de celmembraan. Het verlies van de membraanpotentiaal leidt tot snelle remming van de eiwit-, DNA- en RNA-synthese, resulterend in celdood.
Gewoonlijk gevoelig zijn:
- Gram-positief: Staphylococcus aureus, Staphylococcus haemolyticus, coagulase-negatieve stafylokokken, Streptococcus agalactiae, Streptococcus dysgalactiae equisimilis, Streptococcus pyogenes, streptokokkengroep G, Clostridium perfringens en Peptostreptococcus spp.
Inherent resistent zijn: Gram-negatieve organismen.
Voor de werkzaamheid van daptomycine tegen infecties door enterokokken, waaronder Enterococcus faecalis en Enterococcus faecium is onvoldoende bewijs (volgens de fabrikant); falen van de behandeling met daptomycine bij enterokokkeninfecties (meestal met bacteriëmie) is gemeld.
Kinetische gegevens
V d | 0,1 l/kg. |
Eiwitbinding | ca. 90%. |
Metabolisering | gedeeltelijk. De plaats van metabolisering is onduidelijk. De metabolisering vindt niet plaats via het CYP-enzymsysteem. |
Eliminatie | voornamelijk met de nieren door middel van filtratie (50% onveranderd). Daptomycine wordt langzaam verwijderd door hemodialyse (ca. 15% van de toegediende dosis gedurende hemodialysesessie van 4 uur) of door peritoneale dialyse (ca. 11% gedurende 48 uur). |
T 1/2el | ca. 8 uur, verlengd bij nierfunctiestoornis; bij kinderen is de klaring toegenomen, hoe jonger het kind hoe korter de halfwaardetijd; ca. 3,8–5,3 uur (bij toepassing voor de indicatie cSSTI) en ca. 5,1–7,5 uur (bij toepassing voor de indicatie SAB). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
fosfomycine (oraal) hoort bij de groep antibacteriële middelen, overige.
- aztreonam (J01DF01) Vergelijk
- clindamycine (systemisch) (J01FF01) Vergelijk
- colistine (inhalatie) (J01XB01) Vergelijk
- colistine (parenteraal) (J01XB01) Vergelijk
- daptomycine (J01XX09) Vergelijk
- fidaxomicine (A07AA12) Vergelijk
- fosfomycine (intraveneus) (J01XX01) Vergelijk
- fusidinezuur (oraal) (J01XC01) Vergelijk
- methenamine (J01XX05) Vergelijk
- metronidazol (intraveneus) (J01XD01) Vergelijk
- mupirocine (eliminatie stafylokokken in de neus) (R01AX06) Vergelijk
- nitrofurantoïne (J01XE01) Vergelijk
Groepsinformatie
daptomycine hoort bij de groep antibacteriële middelen, overige.
- aztreonam (J01DF01) Vergelijk
- clindamycine (systemisch) (J01FF01) Vergelijk
- colistine (inhalatie) (J01XB01) Vergelijk
- colistine (parenteraal) (J01XB01) Vergelijk
- fidaxomicine (A07AA12) Vergelijk
- fosfomycine (intraveneus) (J01XX01) Vergelijk
- fosfomycine (oraal) (J01XX01) Vergelijk
- fusidinezuur (oraal) (J01XC01) Vergelijk
- methenamine (J01XX05) Vergelijk
- metronidazol (intraveneus) (J01XD01) Vergelijk
- mupirocine (eliminatie stafylokokken in de neus) (R01AX06) Vergelijk
- nitrofurantoïne (J01XE01) Vergelijk