Farmacotherapeutisch Kompas

U bevindt zich hier:

Farmacotherapeutisch Kompas Geneesmiddelen
Wis invoer

Uitbreiden…

Open/sluiten

Welke geneesmiddelen wilt u aan de vergelijking toevoegen?

gentamicine (implantatie)

aminoglycosiden J01GB03

Sluiten

tobramycine (systemisch)

aminoglycosiden J01GB01

Sluiten

gentamicine (parenteraal)

aminoglycosiden J01GB03

Sluiten

tobramycine (inhalatie)

aminoglycosiden J01GB01

Sluiten

Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Garacol (als sulfaat) XGVS SERB SA

Toedieningsvorm
Implantatiespons
Sterkte
32,5 mg

Bevat per implantatiespons van 5×5 cm: gentamicine 32,5 mg. De implantatiespons bevat paardencollageen als draagsubstantie.

Toedieningsvorm
Implantatiespons
Sterkte
130 mg

Bevat per implantatiespons van 10×10 cm: gentamicine 130 mg. De implantatiespons bevat paardencollageen als draagsubstantie.

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Obracin (sulfaat) EuroCept bv

Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
40 mg/ml
Verpakkingsvorm
flacon 2 ml

Tobramycine injectie (sulfaat) Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
40 mg/ml
Verpakkingsvorm
ampul 2 ml, 3 ml

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Gentamicine (als sulfaat) Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
10 mg/ml
Verpakkingsvorm
ampul 2 ml
Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
40 mg/ml
Verpakkingsvorm
ampul 2 ml, 10 ml

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Bramitob Chiesi Pharmaceuticals bv

Toedieningsvorm
Verneveloplossing
Sterkte
75 mg/ml
Verpakkingsvorm
ampul 4 ml

Tobi Mylan bv

Toedieningsvorm
Inhalatiepoeder in patroon 'Podhaler'
Sterkte
28 mg
Verpakkingsvorm
Multiverpakking: capsules met voor iedere week een inhalator (podhaler)
Toedieningsvorm
Verneveloplossing
Sterkte
60 mg/ml
Verpakkingsvorm
ampul 5 ml

Tobramycine Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Verneveloplossing
Sterkte
60 mg/ml
Verpakkingsvorm
ampul 5 ml

Vantobra Cresco Pharma bv

Toedieningsvorm
Verneveloplossing
Sterkte
100 mg/ml
Verpakkingsvorm
ampul 1,7 ml

Wordt geleverd met Tolero-vernevelaar.

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

De toepassing van gentamicine-implantatiesponzen is beperkt tot de kliniek.

Advies

De toepassing van tobramycine dient te worden beperkt tot de kliniek.

Ga bij een cystitis bij personen behorend tot een risicogroep, waaronder zwangeren en mannen, direct over tot behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling ‘blind’, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. De belangrijkste middelen zijn: nitrofurantoïne (bijna altijd eerste keus), fosfomycine (oraal), trimethoprim en bij zwangeren ook amoxicilline/clavulaanzuur.

Ga bij een cystitis bij personen behorende tot een risicogroep, waaronder kinderen < 12 jaar, direct over tot medicamenteuze behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling ‘blind’, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. Bij kinderen met cystitis is nitrofurantoïne eerste keus, en is amoxicilline/clavulaanzuur het alternatief. Bij kinderen met een urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie is amoxicilline/clavulaanzuur eerste keus, tweede keus is cotrimoxazol.

Start bij een urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie bij volwassenen met antibiotica met voldoende weefselpenetratie, zoals in de eerstelijnszorg met ciprofloxacine, cotrimoxazol of amoxicilline/clavulaanzuur. Start in de tweedelijnszorg met intraveneuze toediening van amoxicilline óf een tweede generatie cefalosporine mét een aminoglycoside óf een i.v. derde generatie cefalosporine als monotherapie. Neem altijd een kweek af, start daarna de behandeling ‘blind’ en pas deze zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling.

Tobramycine komt niet voor in de Nederlandse richtlijnen voor de behandeling van CAP. Voor de keuze van de juiste standaardbehandeling zie community acquired pneumonie (CAP).

Bij bacteriële huidinfecties komt tobramycine pas voor behandeling in aanmerking op basis van onderzoek naar de aard en de gevoeligheid van de verwekker; dit onderzoek is noodzakelijk bij onvoldoende effect van de middelen die geadviseerd worden voor de initiële empirische behandeling (zie hiervoor de verwijzing).

Advies

De toepassing van gentamicine dient te worden beperkt tot de kliniek.

Ga bij een cystitis bij personen behorend tot een risicogroep, waaronder zwangeren en mannen, direct over tot behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling ‘blind’, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. De belangrijkste middelen zijn: nitrofurantoïne (bijna altijd eerste keus), fosfomycine (oraal), trimethoprim en bij zwangeren ook amoxicilline/clavulaanzuur.

Ga bij een cystitis bij personen behorende tot een risicogroep, waaronder kinderen < 12 jaar, direct over tot medicamenteuze behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling ‘blind’, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. Bij kinderen met cystitis is nitrofurantoïne eerste keus, en is amoxicilline/clavulaanzuur het alternatief. Bij kinderen met een urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie is amoxicilline/clavulaanzuur eerste keus, tweede keus is cotrimoxazol.

Start bij een urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie bij volwassenen met antibiotica met voldoende weefselpenetratie, zoals in de eerstelijnszorg met ciprofloxacine, cotrimoxazol of amoxicilline/clavulaanzuur. Start in de tweedelijnszorg met intraveneuze toediening van amoxicilline óf een tweede generatie cefalosporine mét een aminoglycoside óf een i.v. derde generatie cefalosporine als monotherapie. Neem altijd een kweek af, start daarna de behandeling ‘blind’ en pas deze zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling.

Bij bacteriële community-acquired pneumonie (CAP) en bij bacteriële huidinfecties komt gentamicine pas in aanmerking op basis van onderzoek naar de aard en de gevoeligheid van de verwekker; dit onderzoek is noodzakelijk bij onvoldoende effect van de middelen die geadviseerd worden voor de initiële empirische behandeling (zie voor CAP hieronder of kijk in bacteriële huidinfecties).

Gentamicine komt niet voor in de Nederlandse richtlijnen voor de behandeling van CAP. Voor de keuze van de juiste standaardbehandeling zie community acquired pneumonie (CAP).

De behandeling van een infectieuze endocarditis (IE) bestaat uit langdurige behandeling met i.v.-antibiotica. Gentamicine komt in aanmerking bij IE die veroorzaakt is door de meest voorkomende verwekkers ervan (streptokokken, enterokokken, Staphylococcus aureus), veelal toegevoegd aan een β-lactamantibioticum, rekening houdend met nefrotoxiciteit. Zie voor uitgebreide (keuze-)informatie de SWAB-richtlijn Infectieuze endocarditis. Zie voor de adviezen van de ESC ESC Guidelines for the management of endocarditis.

Advies

Patiënten met cystische fibrose (CF), ook wel taaislijmziekte of mucoviscidose genoemd, worden primair behandeld in een CF-centrum. Onderdelen van de behandeling zijn: fysiotherapie met aandacht voor speciale ademhalingstechnieken en conditietraining. Verder: calorierijke voeding met suppletie van vitaminen en zo nodig pancreatine. Behandel luchtweginfecties snel met antibiotica, geef mucolytische therapie en ‘cystic fibrosis transmembrane conductance regulator’ (CFTR)-modulatoren bij bepaalde genmutaties.

Bij luchtweginfecties bij CF is de keuze van antibiotica afhankelijk van de verwekker, mate van kolonisatie, eerdere effecten van antibiotica bij de patiënt en het resistentiepatroon.

De meeste CF-patiënten met een chronische P. aeruginosa-infectie worden behandeld met een onderhoudsbehandeling van een inhalatie antibioticum, eventueel aangevuld met azitromycine per os. Beschikbare antibiotica per inhalatie voor deze indicatie zijn: aztreonam, colistine, levofloxacine en tobramycine. De keuze voor een inhalatie antibioticum wordt in de praktijk door factoren als verdraagzaamheid, gevaar van bijwerkingen (bijvoorbeeld tobramycine en kans op oto- en nefrotoxiciteit, eerdere tendinitis bij fluorochinolonen), therapietrouw (frequentie en duur vernevelen) en de gevoeligheid in een antibiogram bepaald. Zie voor meer informatie over de behandeling van CF-patiënten met een chronische infectie met Pseudomonas aeruginosa de pagina Behandeling van chronische P. aeruginosa, onderdeel van de kwaliteitsstandaard Cystic Fibrosis (2019).

Indicaties

  • Als adjuvante behandeling van residuele (vermoedelijke) infecties van het bot: osteomyelitis en osteïtis.
  • Profylaxe van lokale infecties na rectumamputatie en excisie van sinus pilonidalis.

Bij bewezen of vermoedelijke infecties niet als monotherapie gebruiken; geef ook geschikte systemische antibiotica.

Indicaties

Kortdurende behandeling van ernstige infecties veroorzaakt door voor tobramycine gevoelige, m.n. Gram-negatieve micro-organismen en stafylokokken, wanneer andere minder toxische geneesmiddelen gecontra-indiceerd zijn.

In combinatie met andere geschikte antimicrobiële middelen kan tobramycine overwogen worden bij:

  • gecompliceerde urineweginfectie;
  • peritonitis;
  • bacteriële pneumonie;
  • ernstige infecties van huid en subcutis (incl. infecties bij brandwonden).

Gerelateerde informatie

  • bacteriële huidinfecties
  • community-acquired pneumonie (CAP)
  • cystitis bij risicogroepen ouder dan 12 jaar
  • urineweginfectie bij kinderen jonger dan 12 jaar
  • urineweginfectie met weefselinvasie (pyelonefritis, acute prostatitis)

Indicaties

  • Behandeling van ernstige infecties veroorzaakt door micro-organismen gevoelig voor gentamicine, bij volwassenen en kinderen (incl. zuigelingen):
    • urineweginfecties zoals: acute en chronische pyelonefritis, cystitis, urethritis en prostatitis;
    • bacteriële endocarditis;
    • intra-abdominale infecties;
    • meningitis door Gram-negatieve micro-organismen;
    • infecties van botten en weke delen, waaronder osteomyelitis, bacteriële artritis, peritonitis, septische abortus en door sepsis gecompliceerde verbrandingen, geïnfecteerde wonden;
    • neutropene koorts (vermoedelijk) veroorzaakt door een bacteriële infectie
    • luchtweginfecties zoals: pneumonie ('hospital-acquired' pneumonie (HAP) en 'ventilator-associated' pneumonie (VAP)), bronchopneumonie en pleuritis;
    • listeriosis;
    • sepsis (bacteriëmie) die optreedt in (vermoedelijke) combinatie met een van de bovengenoemde infecties.

Gerelateerde informatie

  • bacteriële huidinfecties
  • community-acquired pneumonie (CAP)
  • cystitis bij risicogroepen ouder dan 12 jaar
  • endocarditis
  • urineweginfectie bij kinderen jonger dan 12 jaar
  • urineweginfectie met weefselinvasie (pyelonefritis, acute prostatitis)

Indicaties

  • Onderhoudsbehandeling van chronische longinfectie met Pseudomonas aeruginosa bij cystische fibrose patiënten van 6 jaar en ouder.

Doseringen

Klap alles open Klap alles dicht

Adjuvans bij osteomyelitis en osteïtis

Lokaal: Na heelkundig debridement van de infectiehaard gewoonlijk één implantatiespons van 130 mg of één van 32,5 mg in de wondholte plaatsen, max. 5 sponzen van 130 mg of max. 20 sponzen van 32,5 mg (dus max. 650 mg gentamicine). Bij gebruik van meer dan één implantatiespons een overloopdrain plaatsen.

Preventie van lokale infecties na rectumamputatie of excisie van sinus pilonidalis

Lokaal: Na heelkundig debridement van de infectiehaard gewoonlijk één implantatiespons van 130 mg of 4 van 32,5 mg in de wondholte plaatsen, max. 3 sponzen van 130 mg of max. 12 sponzen van 32,5 mg (dus max. 390 mg gentamicine). Bij gebruik van meer dan één implantatiespons een overloopdrain plaatsen.

Toediening

  • De spons kan vlak worden aangebracht, opgerold of opgevouwen (en los samengeduwd) in de wondholte en vermengd met spongiosa voor implantatie in een botholte.
  • De spons wordt geabsorbeerd en is biologisch afbreekbaar.
  • De spons niet van tevoren nat maken, omdat dit kan leiden tot verlies van effectiviteit door voortijdig uitwassen van het wateroplosbare gentamicinesulfaat.

Doseringen

De opgegeven parenterale doseringen zijn afkomstig van de werkgroep TDM-monografieën (tobramycine) van de Commissie Analyse en Toxicologie van de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers (NVZA, 2016). Let op! Na de eerste (aanvangs)dosis verder doseren op geleide van spiegels. Let hierbij ook op een eventuele vermindering van de nierfunctie tijdens de therapie. ’s Avonds doseren vergroot de kans op nefrotoxiciteit, daarom bij voorkeur 's morgens doseren.

Klap alles open Klap alles dicht

Ernstige (gecompliceerde) infecties

Volwassenen en kinderen > 16 jaar

I.v. per infuus of i.m.: Als algemene richtlijn: 5 mg/kg lichaamsgewicht eenmaal per 24 uur.

Verminderde nierfunctie: dezelfde aanvangsdosis geven met een verlengd toedieningsinterval op geleide van het serumcreatininegehalte en de leeftijd; zie de TDM-monografie tobramycine op tdm-monografie.org.

Nierfunctievervangende therapieën:

Conventionele hemodialyse: 2–3 mg/kg lichaamsgewicht eenmalig na de dialyse; vervolg op geleide van spiegels, richtlijn: 1,5–2 mg/kg na elke dialyse.

CAVH(D) en CVVH(D): 4–6 mg/kg eenmalig; vervolg op geleide van spiegels.

CAPD (intraperitoneale toediening): Eerste dag 1,7 mg/kg daarna 1×/dag 40 mg in zak (0,6 mg/kg) bij anurische patiënten (= urineproductie < 100 ml/dag).

Kinderen van 1 maand tot 1 jaar

I.v. per infuus of i.m.: 4 mg/kg lichaamsgewicht eenmaal per 24 uur.

Kinderen van 1 jaar tot 10 jaar

I.v. per infuus of i.m.: 3 mg/kg lichaamsgewicht eenmaal per 12 uur.

Kinderen van 10 jaar tot en met 16 jaar

I.v. per infuus of i.m.: 2,5 mg/kg lichaamsgewicht eenmaal per 12 uur.

Neonaten t/m 1 maand

I.v. per infuus: 4 mg/kg lichaamsgewicht per 24 uur óf 5 mg/kg per 36 uur. Bij neonaten vervolgdoses altijd op geleide van spiegels.

Endocarditis

I.v. per infuus (of i.m.): 1 mg/kg lichaamsgewicht eenmaal per 12 uur. Bij minder gevoelige micro-organismen overwegen hoger te doseren.

Cystische fibrose

I.v. per infuus of i.m.: 10 mg/kg lichaamsgewicht eenmaal per 24 uur.

Sepsis/IC-patiënten

I.v. per infuus (of i.m.): 6 mg/kg lichaamsgewicht eenmaal per 24 uur.

Neutropene patiënten

I.v. per infuus of i.m.: 3 mg/kg lichaamsgewicht eenmaal per 12 uur óf 5 mg/kg lichaamsgewicht eenmaal per 24 uur.

Behandelduur: Zo kort mogelijk; bij voorkeur 7 dagen, tot maximaal 10 dagen.

Toediening

  • Intramusculair: Kan direct na opzuigen uit de flacon intramusculair worden toegediend;
  • Intraveneus: Vóór intraveneuze toediening de oplossing eerst verdunnen; de inlooptijd van het infuus is 20–60 min;
  • Aminoglycosiden mogen in een oplossing, bijvoorbeeld in een infuus, niet met β-lactamantibiotica worden vermengd, omdat dan wederzijdse inactivering optreedt.

Doseringen

De opgegeven startdoseringen zijn afkomstig van de werkgroep TDM-monografieën (Gentamicine) van de Commissie Analyse en Toxicologie van de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers (NVZA, 2018). Na de eerste gift altijd doseren op geleide van spiegels.

Therapeutische topspiegels zijn:

  • bij sepsis/IC-patiënten, bij CAVH(D), CVVH(D), en bij kinderen > 1 maand): 15–20 mg/liter;
  • bij neonaten, en uitgaande van infecties met micro-organismen met een MIC < 1 mg/l: streefwaarde 8–12 mg/liter;
  • bij toepassing van conventionele hemodialyse: streefwaarde topspiegel 8–10 mg/liter (voor de dalspiegel, afname voor de dialyse: 2,5–5 mg/l);
  • voor endocarditis gelden verwachte (=geen streefwaade) topspiegelwaarden van 8–12 mg/liter bij de standaarddosering;
  • bij peritonitis bij CAPD (i.p. toediening) spiegels tot 4 mg/liter.

Als dalspiegel kan < 0,5 óf < 1,0 mg/l aangehouden worden (behalve bij conventionele hemodialyse).

Er wordt geadviseerd 1×/week serumspiegels te bepalen, en minimaal 2×/week bij veranderingen in nierfunctie, IC-/septische patiënten, dialysepatiënten en neonaten.

Klap alles open Klap alles dicht

Als algemene richtlijn bij infecties

Volwassenen

I.m. of i.v. per infusie: 5 mg/kg lichaamsgewicht 1×/24 uur.

Kinderen van 1 maand tot 18 jaar

I.m. of i.v. per infusie: 7 mg/kg lichaamsgewicht 1×/24 uur

Neonaten tot 28 dagen PNA

I.v. per infusie: Aterme neonaat: 4 mg/kg lichaamsgewicht 1×/24 uur. Bij prematuren met een postnatale leeftijd (PNA) van 0 tot 7 dagen: zwangerschapsduur 32–37 weken: 5 mg/kg 1×/36 uur en bij een zwangerschapsduur < 32 weken: 5 mg/kg 1×/48 uur. Bij prematuren met een PNA van 1 tot 4 weken: 4 mg/kg lichaamsgewicht 1×/24 uur.

Septische patiënten/IC-patiënten

Volwassenen

I.v. per infusie (of i.m.): Als algemene richtlijn: 6–7 mg/kg lichaamsgewicht 1×/24 uur.

Peritonitis bij CAPD patiënten

Volwassenen en kinderen > 16 jaar

Als algemene richtlijn: 40 mg 1×/24 uur via de CAPD-zak.

Bacteriële endocarditis

Volwassenen

I.v. per infusie (of i.m.): Als algemene richtlijn bij deze indicatie geldt: 3 mg/kg lichaamsgewicht 1×/24 uur. De behandeling is veelal in combinatie met andere antibiotica (β-lactamantibiotica) bij de diverse mogelijke verwekkers van endocarditis. Raadpleeg de SWAB-richtlijn Infectieuze endocarditis/2019 voor de behandeling per verwekker (o.a. p. 3 t/m 8).

Verminderde nierfunctie

  • Volwassenen en kinderen > 16 jaar: standaard begindosis horend bij de indicatie, het toedieningsinterval eventueel verlengen op geleide van de gentamicinespiegel en de leeftijd.
  • Voor kinderen ≤ 16 jaar zijn er geen doseerrichtlijnen gepubliceerd. Aanbevolen wordt ook bij kinderen vanaf 1 maand op basis van creatinineklaring het toedieningsinterval te verlengen; bij neonaten doseren op geleide van de serumconcentratie van gentamicine.
  • Hemodialyse: Algemene richtlijn volwassenen: eenmalig 2–3 mg/kg lichaamsgewicht na de dialyse, onderhoudsdosering is ca. 1,5 mg/kg lichaamsgewicht na elke dialyse.
  • CAVH(D)/CVVH(D): Start met de gebruikelijke dosering, vervolgens op geleide van de gentamicineserumconcentratie.

Verminderde leverfunctie: Geen dosisaanpassing nodig.

Behandelduur: Bij voorkeur 7–10 dagen, volgens een fabrikant. Bij moeilijke en gecompliceerde infecties kan een langere behandelduur noodzakelijk zijn, echter onder nauwkeurige controle van de auditieve en vestibulaire functies en de nierfunctie. ’s Avonds doseren vergroot de kans op nefrotoxiciteit. Raadpleeg voor de behandelduur zo nodig ook relevante richtlijnen, zoals die van SWAB voor volwassenen of SWAB voor kinderen.

Toediening: Volgens de fabrikant wordt gentamicine gewoonlijk i.m. toegediend. Indien bij shock, hemorragische aandoeningen, ernstige verbrandingen of gereduceerde spiermassa dit niet mogelijk is kan het als i.v.-infusie worden gegeven met een inlooptijd van 1–2 uur. Hiertoe een enkele dosis van de injectievloeistof oplossen in 100–200 ml isotone NaCl–oplossing of 5% glucose–oplossing; de gentamicineconcentratie van de infusievloeistof mag niet hoger zijn dan 1 mg/ml (0,1%).

Doseringen

Bij dit geneesmiddel wordt (ook) gedoseerd op geleide van de bloedspiegel; zie voor meer informatie hierover op Tobramycine van tdm-monografie.org.

Klap alles open Klap alles dicht

Chronische longinfectie met Pseudomonas aeruginosa bij cystische fibrose

Volwassenen en kinderen ≥ 6 jaar

Inhalatie: 1 ampul verneveloplossing (= 300 mg, óf 170 mg bij Vantobra) of 4 capsules inhalatiepoeder (= 112 mg) 2×/dag gedurende 28 dagen. De tijd tussen de doses dient ca. 12 uur te zijn en moet > 6 uur bedragen. Cycli van afwisselend 28 dagen actieve therapie gevolgd door 28 dagen zonder deze therapie aanhouden. Een aanvullende behandeling tegen P. aeruginosa kan nodig zijn. Behandelduur: Zo lang er klinisch voordeel van de intermitterende therapie is. Van Vantobra zijn geen veiligheidsgegevens op de lange termijn (behandeling > 1 jaar) beschikbaar.

Kinderen < 6 jaar

Inhalatie: Volgens het Kinderformularium van het NKFK (tobramycine): kan de verneveloplossing offlabel in dezelfde dosering (als hierboven) worden gebruikt vanaf de leeftijd van 6 maanden. Aanvullende gegevens: na de eerste cyclus sputumkweek ter controle of de eradicatie succesvol is geweest. Zo niet, herhaal dan de cyclus.

Gemiste dosis: Deze kan tot minimaal 6 uur vóór de volgende geplande dosis alsnog worden geïnhaleerd.

Ouderen (≥ 65 jaar): Geen doseeradvies wegens onvoldoende gegevens.

Verminderde nierfunctie: Bij een veranderende nierfunctie de serumconcentratie van tobramycine vaker controleren en reduceer zo nodig de dosering of pas het toedieningsinterval aan. Zie ook rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.

Verminderde leverfunctie: Geen dosisaanpassing nodig.

Toediening

  • Inhaleren in zittende of staande positie, terwijl normaal wordt geademd via het mondstuk van de vernevelaar of de Podhaler.
  • Bij gebruik van de verneveloplossing inademen gedurende ca. 15 minuten via de PARI LC PLUS vernevelaar bij Tobi, Bramitop en de generieke verneveloplossing en ca. 4 minuten via de Tolero-vernevelaar bij gebruik van Vantobra.
  • Bij gebruik van het inhalatiepoeder de inhoud van iedere capsule inhaleren met 2 inhalaties. De capsule moet dan leeg zijn. Vervang elke week de gebruikte Podhaler met bewaarkoker.

Bij meerdere respiratoire behandelingen deze in de volgende volgorde uitvoeren:

  1. bronchodilatator;
  2. mucolyticum;
  3. thoraxfysiotherapie;
  4. andere inhalatiegeneesmiddelen;
  5. als laatste tobramycine verneveloplossing of inhalatiepoeder.

Bijwerkingen

Bij gebruik van de spons is er minder kans op systemische bijwerkingen dan bij gebruik van de injecties, tenzij er sprake is van verminderde nierfunctie of van een andere nieraandoening.

Lokaal: erytheem, contacteczeem, jeuk en toename van de wondsecretie kunnen voorkomen als gevolg van absorptie van het in de spons voorkomende collageen.

Systemisch: mogelijk zijn:

  • Neurotoxiciteit: een beschadiging van zowel de vestibulaire als de auditieve tak van de achtste hersenzenuw met (draai)duizeligheid, oorsuizen en doofheid, vooral bij nierinsufficiëntie en bij langdurige behandeling met hogere (systemische) doseringen gentamicine. Irreversibele schade aan het evenwichtsorgaan is gemeld. Ook een gedaalde bewustzijnsgraad is gemeld.
  • Nefrotoxiciteit: blijkt uit oligurie, een stijging van het serumcreatininegehalte, het serumureumgehalte, de NPN-waarde en uit de aanwezigheid van cilinders, cellen (epitheel, rode en/of witte bloedcellen) of eiwit in de urine.
  • Overgevoeligheidsreacties: anafylactische reactie (incl. shock), huiduitslag, erytheem, jeuk.
  • Informatie van Lareb over dit middel
  • Meldformulier bijwerkingen

Bijwerkingen

Vaak (> 10%): stoornis van de achtste hersenzenuw en veranderingen in de nierfunctie (vooral bij langdurige behandeling of bij hoge doseringen). Oligurie, verhoogd serumureum en -creatinine. Eosinofilie. Verhoogde transaminasen.

Soms (0,1-1%): gehoorbeschadiging, tinnitus, duizeligheid, hoofdpijn. Proteïnurie. Urticaria, huiduitslag, jeuk. Pijn op de injectieplaats.

Zelden (0,01-0,1%): anafylactische reactie, exfoliatieve dermatitis. Misselijkheid, braken, diarree. Lethargie, koorts. Paresthesie, desoriëntatie, verwardheid. Hartkloppingen. Duizeligheid. Visusstoornissen. Anemie, leukopenie, granulocytopenie, leukocytose, trombocytopenie. Verhoogd serumbilirubine en serum LDH. Verlaagd serumnatrium, -kalium, -calcium en -magnesium.

Zeer zelden (< 0,01%): acuut nierfalen.

Verder is gemeld: spierzwakte of onderdrukking van de ademhaling door neuromusculaire blokkade.

De preparaten bevatten sulfiet waardoor reacties van allergische aard kunnen worden veroorzaakt (vooral bij astmapatiënten) zoals bronchospasmen en soms anafylactische shock.

  • Informatie van Lareb over dit middel
  • Meldformulier bijwerkingen

Bijwerkingen

Vaak (1-10%): verminderde nierfunctie.

Soms (0,1-1%): allergische huiduitslag. Bloeddyscrasie.

Zelden (0,01-0,1%): perifere paresthesie, polyneuropathie. Misselijkheid, braken, verhoogde speekselvloed, stomatitis. Erytheem. Spierpijn. Hypokaliëmie, hypocalciëmie, hypomagnesiëmie. Bartter-syndroom bij behandeling gedurende > 4 weken met hoge doses. Stijging van het serumureumgehalte (reversibel). Verhoogde waarden van ASAT, ALAT, AF, serumbilirubine (allemaal reversibel). Verlies van eetlust, gewichtsverlies. Verhoogde lichaamstemperatuur.

Zeer zelden (< 0,01%): hypotensie of hypertensie. Hoofdpijn, (draai)duizeligheid, evenwichtsstoornis, convulsies, encefalopathie, neuromusculaire blokkade. Verwardheid, hallucinaties, depressie. Verminderd gezichtsvermogen. Beschadiging van de vestibulaire tak van de achtste hersenzenuw, gehoorverlies, ziekte van Menière, oorsuizen. Acuut nierfalen, hypofosfatemie of hyperfosfatemie, aminoacidurie, Fanconi-achtig syndroom bij patiënten die langdurig met een hoge dosis worden behandeld. Amyostatisch syndroom (extrapiramidale stoornis die het staan bemoeilijkt). Erythema multiforme, alopecia. Anemie, leukopenie, (voorbijgaande) granulocytopenie, eosinofilie, reticulocytopenie. Pijn op de injectieplaats.

Verder zijn gemeld (frequentie van optreden onbekend):

  • Overige nefrotoxiciteit: naast stijging van het serumureumgehalte (zelden), acuut nierfalen en Fanconi-syndroom (zeer zelden) kan nefrotoxiciteit nog tot uiting komen als oligurie, aanwezigheid van cilinders, cellen of eiwit in de urine en een stijging van het serumcreatininegehalte.
  • Overige oto- of neurotoxiciteit: een beschadiging van de auditieve tak van de achtste hersenzenuw, met irreversibel gehoorverlies en doofheid, vooral bij nierinsufficiëntie en bij langdurige behandeling met hogere doseringen. Ook zijn gevoelloosheid en spierkrampen gemeld.
  • Overig

    • overgevoeligheidsreacties (urticaria, purpura, jeuk, anafylactische reactie (incl. anafylactische shock)) en, bij astmapatiënten, bronchospasmen;
    • superinfectie (veroorzaakt door gentamicine-resistente bacteriën), pseudomembraneuze colitis;
    • Stevens-Johnson-syndroom (SJS), toxische epidermale necrolyse (TEN);
    • lethargie;
    • verhoogd aantal reticulocyten;
    • pseudo-Bartter-syndroom (met o.a. metabole alkalose en renaal verlies van elektrolyten).
  • Informatie van Lareb over dit middel
  • Meldformulier bijwerkingen

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): (productieve) hoest, haemoptysis, dyspneu, dysfonie, orofaryngeale pijn. Koorts.

Vaak (1-10%): tinnitus. Bloedneus, neusverstopping, rhonchi, piepen, bronchospasmen, afonie, keelirritatie, smaakstoornis. Beklemmend gevoel of skeletspierpijn op de borst. Misselijkheid, braken, diarree. (Huid)uitslag.

Soms (0,1-1%): schimmelinfecties, waaronder orale candidiasis. Hoofdpijn. Draaiduizeligheid, hypoacusie, neurosensorische doofheid. Daling van FEV1. Speekselvloed, glossitis, droge slijmvliezen, faryngitis. Pijn in de (boven)buik. Asthenie. Klachten op de borst. Verhoogde transaminasewaarden.

Zelden (0,01-0,1%): rinitis, laryngitis, astma. Duizeligheid. Gehoorverlies. Mondulcera. Anorexie. Pijn op de borst.

Zeer zelden (< 0,01%): overgevoeligheid, urticaria. Hypoxie, hyperventilatie, sinusitis. Acute nierinsufficiëntie. Lymfadenopathie. Somnolentie. Oorpijn. Malaise. Rugpijn.

Verder zijn gemeld: spierpijn. Luchtweginfectie, neuspoliepen en otitis media. Sputumverkleuring.

Bij het inhalatiepoeder komt gehoorverlies vaak voor (bij 1-10%).

  • Informatie van Lareb over dit middel
  • Meldformulier bijwerkingen

Interacties

Alhoewel de systemische blootstelling aan gentamicine bij gebruik van de spons doorgaans laag is, toch rekening houden met de volgende interacties, vooral als er ook sprake is van een verminderde nierfunctie of een andere nieraandoening. De kans op nefro-, neuro- en/of ototoxiciteit neemt toe bij gelijktijdig of aaneensluitend gebruik van systemische/andere aminoglycosiden, en van ciclosporine, cisplatine, amfotericine B, colistine, polymyxine B, sommige cefalosporinen, vancomycine en sterk werkende diuretica zoals furosemide.

Bij gelijktijdig gebruik met neuromusculair werkende spierrelaxantia (zoals atracurium, suxamethonium en rocuronium), anesthetica of massale transfusies van met citraat ontstold bloed, rekening houden met een (verlengde) neuromusculaire blokkade en ademhalingsverlamming; als dit gebeurt de blokkade antagoneren met een calciumzout (bv. calciumgluconaat).

Combinatie met bacteriostatische geneesmiddelen vermindert de werking van gentamicine.

Gelijktijdig lokaal gebruik van β-lactamantibiotica en de implantatiespons kan resulteren in wederzijdse inactivering.

Interacties

Vermijd comedicatie die ototoxisch of nefrotoxisch is zoals: parenteraal amfotericine B, cefalosporinen, colistine, vancomycine, platinaverbindingen, NSAID's, ciclosporine, tacrolimus en sterk werkende lisdiuretica, zoals furosemide, een dergelijke combinatie vergroot de kans op nefro- en/of ototoxiciteit.

Miconazol (en waarschijnlijk ook andere antimycotica) verlagen de tobramycine-spiegel.

Als ook anesthetica en/of curare-achtige stoffen worden toegediend, vindt verlenging van neuromusculaire blokkade plaats (bv. verlengde of secundaire apneu).

Bij gebruik van vitamine K-antagonisten kan een versterking van het bloedverdunnend effect optreden.

Bij combinatie met cefalosporinen is een fout-positief verhoogde uitslag van creatininebepaling mogelijk.

Bij prematuren die indometacine gebruiken is er sprake van een verlaagde renale klaring van tobramycine.

Interacties

Combinatie met bacteriostatische geneesmiddelen vermindert de werking van gentamicine.

Gelijktijdig gebruik van vancomycine, cefalosporinen, amfotericine B, colistine, polymyxine, ciclosporine, cisplatine, en sterk werkende diuretica zoals furosemide vermeerderen de kans op nefro-, neuro- en/of ototoxiciteit.

Bij gelijktijdig gebruik met neuromusculair werkende spierrelaxantia (zoals atracurium, rocuronium en suxamethonium), anesthetica of massale transfusie van met citraat ontstold bloed, rekening houden met mogelijke neuromusculaire blokkade en ademhalingsverlamming; indien dit optreedt de blokkade tegengaan met een geschikte antagonist.

Interacties

Nefro- en/of ototoxiciteit

  • Bij een eerdere langdurige systemische behandeling met aminoglycosiden controle van de nierfunctie en het gehoor overwegen, vóórdat de behandeling wordt ingesteld.
  • Vermijd combinatie met parenterale aminoglycosiden of diuretische stoffen (o.a. furosemide, ureum of intraveneus en oraal mannitol), vanwege het risico op nefro- en/of ototoxiciteit. Als dit niet mogelijk is de patiënt nauwgezet controleren en houd bij parenterale toediening van aminoglycosiden rekening met cumulatieve toxiciteit; controleer in dit geval de tobramycine serumconcentratie.
  • Wees voorzichtig bij de combinatie met andere geneesmiddelen met een nefro- en/of ototoxisch effect zoals amfotericine B, polymyxinen (bv. colistine), sommige cefalosporinen, ciclosporine, tacrolimus en platinaverbindingen (bv. cisplatine).

Bij combinatie met botulinetoxine A of cholinesteraseremmers is verlenging van de neuromusculaire blokkade mogelijk.

Zwangerschap

Gentamicine passeert de placenta.

Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren onvoldoende gegevens.

Farmacologisch effect: Bij systemisch gebruik van andere aminoglycosiden is gehoorschade gemeld. Gentamicine accumuleert in de foetale nier; er zijn aanwijzingen dat gentamicine de foetale nieren kan beschadigen. De systemische blootstelling aan gentamicine bij de lokale toepassing van de spons is echter minimaal; waarschijnlijk te laag om effecten bij de foetus te veroorzaken.

Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij zwangerschap

Zwangerschap

Tobramycine passeert de placenta. De piekconcentratie in foetaal bloed is < 15% van die in moederlijk bloed.

Teratogenese: Bij de mens onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor misvormingen.

Farmacologisch effect: Bij andere aminoglycosiden zijn er verschillende meldingen van gehoorschade, in ernst oplopend tot volledige irreversibele, bilaterale congenitale doofheid bij kinderen, gerapporteerd. Gezien accumulatie van tobramycine in de foetale nier, is ook nefrotoxiciteit niet uitgesloten. In dierproeven is oto- en/of nefrotoxiciteit bij de foetus aangetoond na prenatale blootstelling aan tobramycine.

Advies: Alleen op zeer strikte (vitale) indicatie gebruiken.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij zwangerschap

Zwangerschap

Gentamicine passeert de placenta.

Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren onvoldoende gegevens.

Farmacologisch effect: Aminoglycosiden hebben in hoge doseringen oto- en nefrotoxische effecten. Gentamicine accumuleert in de foetale nier; er zijn aanwijzingen dat gentamicine de foetale nieren kan beschadigen. Bij systemisch gebruik van andere aminoglycosiden is ototoxiciteit gemeld.

Advies: Alleen op zeer dringende vitale indicatie gebruiken.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij zwangerschap

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor teratogene effecten.

Farmacologisch effect: Hoge systemische serumconcentraties van aminoglycosiden kunnen leiden tot oto- en/of nefrotoxiciteit bij de foetus, bv. congenitale doofheid.

Advies: De systemische blootstelling na inhalatie is zeer laag, echter uit voorzorg alleen op strikte indicatie gebruiken. Informeer patiënten die dit middel gebruiken tijdens de zwangerschap of zwanger raken tijdens het gebruik, over het potentiële gevaar voor de foetus.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij zwangerschap

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja.

Farmacologisch effect: Prematuren en neonaten hebben een verhoogde darmdoorlaatbaarheid; toxische effecten zijn theoretisch niet uitgesloten evenals verstoring van de darmflora, die kan leiden tot diarree of kolonisatie met gisten of schimmels. De systemische blootstelling aan gentamicine bij gebruik van de spons is echter laag.

Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij lactatie

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja, in geringe mate.

Farmacologisch effect: De ervaring met tobramycine tijdens de borstvoeding is beperkt. Aminoglycosiden worden waarschijnlijk nauwelijks uit het maag-darmkanaal van de zuigeling opgenomen. Bij jonge zuigelingen en prematuren is er mogelijk wel opname in het lichaam, doordat de darmwand minder goed ontwikkeld is. Bij prematuren en jonge zuigelingen kan daarnaast mogelijk stapeling optreden doordat het middel langzamer wordt verwijderd uit het lichaam, hierdoor kan nefro- of ototoxiciteit niet worden uitgesloten. Ook kan in theorie de darmflora worden verstoord, dit leidt hooguit tot diarree.

Advies: Tijdens de borstvoeding van neonaten aminoglycosiden alleen op strikte indicatie toepassen. Bij de wat oudere zuigeling (≥ 2 maanden) is de verwachting dat de opname uit het maag-darmkanaal gering is; in dat geval kan de borstvoeding daarom waarschijnlijk veilig worden voortgezet.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij lactatie

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja.

Farmacologisch effect: Prematuren en neonaten hebben een verhoogde darmdoorlaatbaarheid; toxische effecten zijn niet uitgesloten evenals verstoring van de darmflora, wat kan leiden tot diarree of kolonisatie met gisten of schimmels.

Advies: Tijdens de borstvoeding van neonaten aminoglycosiden alleen op strikte indicatie toepassen. Bij de wat oudere zuigeling (≥ ~2 maanden) is de verwachting dat de opname uit het maag-darmkanaal gering is; de verwachting is dat de borstvoeding in dat geval waarschijnlijk veilig kan worden voorgezet.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij lactatie

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja, na systemische toediening in kleine hoeveelheden. De hoeveelheid tobramycine uitgescheiden in de moedermelk na inhalatie is onbekend maar wordt zeer laag geschat, gezien de geringe biologische beschikbaarheid. De orale absorptie van aminoglycosiden is mogelijk groter bij prematuren en jonge zuigelingen, door een minder goed ontwikkelde darmwand. Daarnaast wordt het antibioticum door hen langzamer uit het lichaam verwijderd.

Farmacologisch effect: In theorie is het mogelijk dat de darmflora van de zuigeling wordt beïnvloed. Dit leidt hooguit tot diarree.

Advies: Het gebruik óf het geven van borstvoeding ontraden bij prematuren en jonge zuigelingen, vanwege mogelijke oto- of nefrotoxiciteit bij het kind. Kan waarschijnlijk veilig gebruikt worden tijdens de borstvoeding aan de wat oudere zuigeling (≥ ~2 maanden).

  • Informatie van Lareb over dit middel bij lactatie

Contra-indicaties

  • Overgevoeligheid voor aminoglycosiden of collageen.

Contra-indicaties

  • Bekende overgevoeligheid voor aminoglycosiden of voor sulfiet.

Contra-indicaties

  • Overgevoeligheid voor aminoglycosiden of voor natriummetabisulfiet (aanwezig in de injectievloeistof).

Contra-indicaties

  • Overgevoeligheid voor aminoglycosiden.

Waarschuwingen en voorzorgen

Kruisresistentie en kruisovergevoeligheid met andere aminoglycosiden kunnen optreden.

Nierfunctie: Ondanks de doorgaans lage serumconcentraties bij gebruik van de spons, bij patiënten met ernstige nierinsufficiëntie de voordelen van de behandeling zorgvuldig afwegen tegen de nadelen. Houdt de nierfunctie nauwlettend in de gaten en meet de serumconcentratie van gentamicine. Vermijd gelijktijdig gebruik van systemische aminoglycosiden en de spons; als dit toch noodzakelijk is, dan uitsluitend onder goede controle van de serumspiegels en nierfunctie.

Wees voorzichtig bij neuromusculaire aandoeningen zoals myasthenia gravis of parkinsonisme, omdat aminoglycosiden de spierzwakte theoretisch kunnen verergeren door hun potentiële curare-achtige effecten op de neuromusculaire junctie.

Hoewel bijwerkingen op de achtste hersenzenuw, zowel de vestibulaire als de auditieve takken, eerder optreden bij systemisch gebruik en bij een pre-existente verminderde nierfunctie, toch rekening houden met de mogelijkheid ervan. Beschadiging van de evenwichtsorganen kan, zoals met andere aminoglycosiden, irreversibel zijn.

Vanwege de aanwezigheid van dierlijk collageen voorzichtig zijn bij immuun- en/of bindweefselziekten zoals lupus erythematodes, sclerodermie en chronische polyarthritis.

Bij optreden van lokale overgevoeligheidsreacties bij gebruik van de spons de behandeling staken.

De veiligheid van de spons bij kinderen is niet beoordeeld.

Waarschuwingen en voorzorgen

Werkzaamheid: ongecompliceerde infecties door voor tobramycine gevoelige micro-organismen behoren binnen 24–48 uur te reageren. Mocht dit niet het geval zijn, overweeg dan een ander antibioticum. Resistentieontwikkeling is mogelijk. Kruisresistentie en kruisovergevoeligheid met andere aminoglycosiden kunnen optreden; bij amikacine is dit in veel mindere mate het geval. Wees erop bedacht dat bij nierinsufficiëntie de concentratie van tobramycine in de urine te laag kan zijn om effectief te zijn bij urineweginfecties.

Om oto- en nefrotoxische bijwerkingen zoveel mogelijk te voorkómen, de behandelduur zo kort mogelijk houden, waarbij een maximum wordt gesteld aan de dagdoses en aan de totaal toegediende hoeveelheid. Controleer vóór aanvang van en tijdens de therapie de nierfunctie (serumcreatininebepaling) en tijdens toepassing, de spiegels van tobramycine. Bij een verminderde nierfunctie, vestibulaire en/of gehoorfunctie, óf de dosering óf het toedieningsinterval aanpassen aan de hand van nierfunctie en/of aan de tobramycine-serumspiegel.

  • De nefrotoxiciteit uit zich in schade aan de proximale tubuli; bij symptomen of andere tekenen, zoals oligurie, proteïnurie, cilinders in de urine, stijgend serumcreatinine en -ureum, de dosering aanpassen óf de toediening staken. De nierfunctie herstelt zich meestal geleidelijk na staken van de therapie (evt. ondersteunen met hemodialyse). Risicofactoren voor ernstige, (eventueel acute) nierinsufficiëntie zijn:
    • dehydratie, hypovolemie, hoge leeftijd, pre-existente nierinsufficiëntie;
    • overschrijden van maximale (dag)doses en van de streefwaarden voor de dal- en topspiegels en/of behandelduur;
    • gelijktijdig of eerder (recent) gebruik van andere nefrotoxische middelen.
  • Tobramycine uitsluitend toepassen als het therapeutisch voordeel opweegt tegen de potentiële risico's bij patiënten met een latente nier- of achtste-hersenzenuwbeschadiging, veroorzaakt door eerdere behandeling met potentieel nefro- of ototoxische geneesmiddelen.
  • Het verdient aanbeveling vóór, tijdens en 4–6 weken ná de behandeling audiometrische controle te verrichten; indien gehoorafname van hoge frequenties wordt vastgesteld of tinnitus of subjectief gehoorverlies optreedt; staak de toediening. De ototoxiciteit kan nog dagen tot weken ná het staken manifest worden; vestibulaire stoornissen zijn minder ernstig en worden grotendeels gecompenseerd. Het risico op gehoorschade neemt toe bij:
    • het overschrijden van maximumdoses en van aanbevolen piek- en dalspiegels (herhaaldelijk > 2 microg/ml kan wijzen op weefselaccumulatie);
    • eerder of gelijktijdig gebruik van ototoxische middelen;
    • een verminderde nierfunctie.
  • De ototoxiciteit is meestal niet reversibel.
  • Patiënten met mitochondriale DNA-mutaties, in het bijzonder de nucleotide 1555 A>G substitutie in het 12S rRNA-gen, lopen mogelijk een groter risico op ototoxiciteit, zelfs als de serumspiegels binnen het aanbevolen bereik vallen. In geval van een familiaire voorgeschiedenis van aminoglycoside-geïnduceerde doofheid of bekende mitochondriale DNA-mutaties in het 12S rRNA-gen een andere behandeling als alternatief voor aminoglycosiden overwegen.

Tijdens de behandeling ook het calcium-, magnesium- en natriumgehalte in het bloed controleren.

Spierfunctie: wees, naast het eerder genoemde, ook uiterst voorzichtig bij myasthenia gravis en parkinsonisme, aangezien aminoglycosiden de spierzwakte kunnen verergeren, vanwege een curare-achtig effect op de neuromusculaire functie.

Aminoglycosiden kunnen in aanzienlijke hoeveelheden worden opgenomen van lichaamsoppervlakken na plaatselijke irrigatie of plaatselijk aanbrengen (offlabel-gebruik).

Hulpstoffen: Natriummetabisulfiet, in sommige injectievloeistoffen, kan in zeldzame gevallen bronchospasmen geven. Vooral astmapatiënten zijn hiervoor gevoelig.

Waarschuwingen en voorzorgen

Kruisresistentie en kruisovergevoeligheid met andere aminoglycosiden kunnen optreden.

Wees voorzichtig bij:

  • nierfunctiestoornissen, dehydratie, hypovolemie;
  • prematuren, neonaten, jonge kinderen, ouderen;
  • nervus vestibulo-cochlearis-beschadiging;
  • neuromusculaire aandoeningen zoals myasthenia gravis en parkinsonisme, aangezien aminoglycosiden de spierzwakte theoretisch kunnen verergeren door hun potentiële curare-achtige effecten op de neuromusculaire junctie;
  • astmapatiënten, zie achter Hulpstoffen.

Controleer tijdens de therapie regelmatig de nier-, gehoor- en evenwichtsfuncties

  • Om oto- en nefrotoxische bijwerkingen zoveel mogelijk te voorkomen, de behandelduur zo kort mogelijk houden. Zorg bovendien voor voldoende vochtopname.
  • De ototoxiciteit kan dagen tot weken na staken manifest worden; vestibulaire stoornissen zijn minder ernstig en worden grotendeels gecompenseerd. Het verdient aanbeveling vóór, tijdens en 4–6 weken ná de behandeling audiometrische controle te verrichten. Staak de toediening als gehoorafname van hoge frequenties wordt vastgesteld of tinnitus of subjectief gehoorverlies optreedt. De kans op gehoorschade neemt toe:
    • met het toenemen van de leeftijd;
    • bij een beschadiging van de achtste hersenzenuw in de voorgeschiedenis;
    • bij het overschrijden van de maximumdoses en van de aanbevolen dal- en topspiegels;
    • bij eerder of gelijktijdig gebruik van ototoxische middelen;
    • bij een verminderde nierfunctie.
  • Patiënten met mitochondriale DNA-mutaties, in het bijzonder de nucleotide 1555 A>G substitutie in het 12S rRNA-gen, lopen mogelijk een groter risico op ototoxiciteit, zelfs als de serumspiegels binnen het aanbevolen bereik vallen. Overweeg in geval van een familiaire voorgeschiedenis van aminoglycoside-geïnduceerde (maternale) doofheid of bekende mitochondriale DNA-mutaties in het 12S rRNA-gen, een andere behandeling als alternatief voor aminoglycosiden, of overweeg genetische testen voorafgaand aan de toepassing ervan.
  • Nefrotoxiciteit uit zich in schade aan de proximale tubuli; bij symptomen hiervan de dosering aanpassen of de toediening staken. De nierfunctie herstelt zich meestal geleidelijk na staken van de therapie (evt. ondersteunen met hemodialyse). Patiënten met icterus hebben meer kans op nefrotoxiciteit.
  • Bij nierinsufficiëntie kán de gentamicinespiegel te laag zijn om effectief te zijn bij urineweginfecties.

Bij patiënten met uitgebreide brandwonden is sprake van een veranderde kinetiek van aminoglycosiden en is aanpassing van de dosering aan de hand van de serumconcentraties noodzakelijk.

Diarree en pseudomembraneuze colitis zijn gemeld bij gebruik van gentamicine in combinatie met andere antibiotica. Houd rekening met colitis bij elke patiënt die tijdens of na de behandeling last krijgt van diarree. Staak het gebruik als tijdens de behandeling ernstige en/of bloederige diarree optreedt en start met adequate therapie. Dien in deze situatie geen geneesmiddelen toe die de peristaltiek remmen.

Hulpstoffen: Natriummetabisulfiet, in de injectievloeistof, kan in zeldzame gevallen ernstige overgevoeligheidsreacties en ademhalingsproblemen veroorzaken (bronchospasme). Vooral astmapatiënten zijn hiervoor gevoelig en kunnen hierop reageren met bronchospasmen en anafylactische shock.

Waarschuwingen en voorzorgen

Ototoxiciteit (=auditieve én vestibulaire toxiciteit) is gemeld bij parenterale toediening van aminoglycosiden; wees voorzichtig bij bestaande gehoor-, evenwichts- en nierstoornissen.

  • Overweeg bij auditieve disfunctie of bij een predisponerend risico (bv. eerdere parenterale toediening van aminoglycosiden), een audiologische beoordeling vóór aanvang van het gebruik. Bij optreden of verergering van klachten als oorsuizen of gehoorverlies tijdens het gebruik eveneens auditief onderzoek laten verrichten. De vestibulaire toxiciteit kan zich uiten als vertigo, ataxie of duizeligheid.
  • Patiënten met mitochondriale DNA-mutaties, met name de nucleotide 1555 A>G substitutie in het 12S rRNA-gen (MT RNR1), lopen mogelijk een groter risico op ototoxiciteit, zelfs als de serumspiegels binnen het aanbevolen bereik vallen. In geval van een familiaire voorgeschiedenis aan moeders kant van aminoglycoside-geïnduceerde doofheid of bij bekende mitochondriale DNA-mutaties in het 12S rRNA-gen bij de patiënt, het verhoogde risico op permanent gehoorverlies afwegen tegen de ernst van de infectie en de mogelijkheid van een ander middel als alternatief voor aminoglycosiden.

Ook nefrotoxiciteit is gemeld bij parenterale toediening van aminoglycosiden; wees voorzichtig bij bestaande nier-, gehoor- of evenwichtsstoornissen. Acute nierinsufficiëntie is ook gemeld bij gebruik van geïnhaleerd tobramycine.

  • Bepaal de ureum- en creatinineconcentratie vóór de start van het gebruik en na iedere 6 volledige cycli van tobramycine-inhalatietherapie.

Controleer de tobramycinespiegel bij bekende of vermoede gehoor- of nierdisfunctie na 2 of 3 toedieningen en daarna om de 3–4 dagen, bij veranderende nierfunctie vaker. Pas zo nodig de dosering of het toedieningsinterval aan. Bij oto- of nefrotoxiciteit of bij een serumconcentratie > 12 microg/l de behandeling onderbreken tot de dalserumconcentratie < 2 microg/ml daalt. Serumconcentraties > 12 microg/ml worden in verband gebracht met toxiciteit van tobramycine. Controleer via venapunctie (géén vingerprik vanwege mogelijke besmetting van het monster).

De eerste dosis onder toezicht toedienen, na het gebruik van een bronchodilatator als dat onderdeel is van het huidige behandelschema, in verband met het risico op bronchospasmen. Meet de FEV1 vóór en na inhalatie; bij klinische achteruitgang van de longfunctie additionele of een andere anti-pseudomonas behandeling overwegen. Maak een baten/risico-analyse bij bronchospasmen die door deze behandeling zijn geïnduceerd; bij een gebleken allergische reactie het gebruik staken. Het inhalatiepoeder geeft vaker aanleiding tot hoesten dan de verneveloplossing, vooral bij kinderen < 13 jaar. In geval van hoesten eerst het gebruik van de verneveloplossing overwegen als alternatief, daarna zo nodig wisselen naar een ander antibioticum. Bij patiënten met ernstige actieve haemoptysis (> 60 ml) de voordelen van (het continueren van) het gebruik afwegen tegen de risico's van het opwekken van verdere bloeding.

Bij neuromusculaire stoornissen (zoals Parkinsonisme, myasthenia gravis) voorzichtig zijn vanwege de kans op verergering van spierzwakte als gevolg van een mogelijk curare-achtige werking op de neuromusculaire functie.

De ontwikkeling van antibiotica-resistente Pseudomonas aeruginosa en superinfecties met andere pathogenen zijn een potentieel risico. Dit kan de mogelijkheden voor (ook de intraveneuze) behandeling tijdens acute exacerbaties beperken, daarom de ontwikkeling van resistentie opvolgen met geschikt onderzoek. In klinische studies werden toenamen gezien in de aminoglycoside minimale inhibitoire concentraties (MIC) voor de onderzochte P. aeruginosa-isolaten. Deze MIC-toenamen waren grotendeels reversibel ten tijde van de voorgeschreven perioden zonder het gebruik van geïnhaleerd tobramycine.

De veiligheid en effectiviteit zijn vastgesteld voor de langetermijnbehandeling van chronische pulmonale infectie door Pseudomonas aeruginosa tot een duur van 96 weken (12 cycli). Er zijn echter geen gegevens over de effectiviteit en veiligheid bij:

  • kinderen jonger dan 6 jaar, volgens de fabrikanten;
  • een FEV1 < 25% of > 75% van de voorspelde waarde (> 80% volgens de fabrikant van Tobi);
  • kolonisatie met Burkholderia cepacia;
  • status na orgaantransplantatie.

Overdosering

Symptomen

Irreversibele auditieve en vestibulaire toxiciteit kunnen (ook lang na het staken) optreden, alsmede neuromusculaire blokkade en respiratoire paralyse.

Therapie

Voorkom volumedepletie; zorg voor adequate hydratie. Eventueel maatregelen met oog op mogelijke respiratoire paralyse. Hemodialyse kan nuttig zijn.

Zie voor verdere symptomen en behandeling de monografie aminoglycosiden op vergiftigingen.info (zoek op tobramycine).

Overdosering

Symptomen

O.a. nefrotoxiciteit, ototoxiciteit, vestibulaire stoornissen.

Neem voor meer informatie over een overdosering van gentamicine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Overdosering

Symptomen

Bij toediening via aerosol ernstige heesheid. Bij accidenteel inslikken is toxiciteit onwaarschijnlijk (geringe absorptie in geval van een intact maag-darmstelsel). Bij abusievelijke intraveneuze toediening zijn oto- en nefrotoxiciteit en neuromusculaire blokkade waargenomen.

Neem voor meer informatie over een vergiftiging na de inhalatie van tobramycine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Eigenschappen

Gentamicine is een aminoglycoside met een sterk bactericide werking. Het remt de eiwitsynthese in bacteriën door binding aan de 30S-subunit van het ribosoom.

De implantatiespons wordt geabsorbeerd (is biologisch afbreekbaar).

Gentamicine is werkzaam tegen een groot aantal Gram-negatieve en Gram-positieve bacteriën.

Doorgaans gevoelig voor gentamicine zijn: Staphylococcus spp. incl. Staphylococcus aureus (meticilline–gevoelig).

Een verworven resistentie kan een probleem zijn bij: Staphylococcus aureus (excl. meticilline–gevoelig), Staphylococcus epidermidis, Citrobacter spp., Enterobacter spp., Escherichia coli, Klebsiella spp., Pseudomonas aeruginosa, sommige species van Proteus zoals Proteus mirabilis (indol–negatief) en Proteus vulgaris (indol–positief), Salmonella enterica, Serratia spp. en Shigella spp.

Ongevoelig zijn species van: Enterococcus, Streptococcus (de meeste zijn resistent), Bacteroides en Clostridium.

Kinetische gegevens

Overig Na implantatie spons na 1–2 uur hoge lokale concentraties (300–9000 microg/ml). Gentamicine-afgifte afhankelijk van wijze en locatie implanteren: hogere lokale piekconcentraties in weke delen dan in bot. Concentraties exsudaat hoog gedurende ca. 3 dagen na operatie. Serumconcentraties > 0,5 microg/ml kunnen voorkomen; meestal ca. 3 microg/ml bij botinfecties en 4–5 microg/ml bij weke-deleninfecties; toxische niveaus (> 10 microg/ml) komen doorgaans niet voor. Gentamicine passeert de bloed-hersenbarrière en peritoneale membraan.
Metabolisering systemisch opgenomen gentamicine wordt gedeeltelijk metabool geïnactiveerd door conjugatie.
Eliminatie vnl. via de nieren door glomerulaire filtratie, 30–100% onveranderd binnen 24 uur. Hemodialyse kan de plasmaconcentratie van gentamicine verlagen.
T 1/2el van parenteraal toegediend gentamicine: 2–3 uur (bij volwassenen). Bij ernstige nierfunctiestoornissen aanzienlijk langer.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Eigenschappen

Tobramycine is een semisynthetisch aminoglycoside geproduceerd door Streptomyces tenebrarius. Het heeft heeft een sterk bactericide werking tegen een breed spectrum van (bijna alle) aerobe Gram-negatieve micro-organismen en ook enkele Gram-positieve micro-organismen. Het remt de bacteriële eiwitsynthese door binding aan de 30S-subunit van het ribosoom.

Doorgaans gevoelig zijn (resistentiepercentage, uit officiële productinformatie CBG/EMA):

  • Aeroob Gram-negatief: Citrobacter spp. (10%), Enterobacter spp. (3–13%), Escherichia coli (3%), Klebsiella spp. (1–12%) (waaronder Klebsiella pneumoniae (3%)), Morganella morganii (2–4%), Proteus mirabilis (2–4%), Proteus vulgaris (2%), Providencia spp. (7–18%), Pseudomonas aeruginosa (2–18%), Raoultella spp., Salmonella, Serratia spp. (15%), en Shigella spp.
  • Aeroob Gram-positief: isolaten van Staphylococcus aureus (1% resistent) en Staphylococcus epidermidis.

Bij combinatie met penicillinen of cefalosporinen kan een synergistisch effect worden bereikt bij een aantal bacteriestammen (o.a. Providencia spp., Pseudomonas aeruginosa en Enterococcus faecalis, maar niet de verwante E. faecium).

Resistent zijn:

  • Aeroob Gram-positief: Enterococcus spp. en Streptococcus spp.
  • Aeroob Gram-negatief: Alcaligenes xylosoxidans (voorheen Achromobacter xylosoxidans), Burkholderia cepacia complex en Stenotrophomonas maltophilia.
  • Anaeroben zijn in het algemeen niet gevoelig.

Kruisresistentie voor andere aminoglycosiden kan voorkomen.

Aminoglycosiden zijn minder werkzaam in een zuur milieu (bv. aangezuurde urine, wondinfecties met veel pusvorming, intra-abdominale abcessen).

Kinetische gegevens

T max i.m. 0,5–1,5 uur.
V d ca. 0,33 l/kg.
Overig Streefwaarden serumconcentratie bij dosering eenmaal per dag: volwassenen (incl. kinderen vanaf 16 jaar): sepsis/IC-patiënten: topspiegel 15–20 mg/l; bij endocarditis topspiegel 3–4 mg/ml; bij neutropene patiënten en een twee keer daags doseerregime topspiegel 10–12 mg/ml; bij CF-patiënten topspiegel 25–30 mg/ml; dalspiegel < 0,5–1 mg/l bij alle indicaties. Bij kinderen (t/m 16 jaar) en neonaten: topspiegel 8–10 mg/l, dalspiegel < 1 mg/l. Bij patiënten met een groot extracellulair volume kunnen lagere serumspiegels worden aangetroffen dan verwacht.
Overig Er is snelle verdeling over de weefsels, o.a. in pleura- en amnionvocht, in de peritoneaalholte, interstitiële vloeistof, sputum, synoviaal vocht en in de perilymfe en tobramycine kan zich aan verschillende weefsels binden, met name aan het nierparenchym. De penetratie in de liquor, ook bij meningitis, en gal is gering.
Eliminatie door de nieren, 80–90% onveranderd binnen 24 uur. Bij patiënten die hemodialyse ondergaan wordt 25–70% van de toegediende dosis verwijderd, afhankelijk van de duur en het type van dialyse. Ook peritoneale dialyse verwijderd tobramycine in enige mate uit de circulatie.
T 1/2el bij volwassenen 2½–4 uur, bij kinderen vanaf zes weken 1,2–3,4 uur en bij neonaten tot zes weken 8–12 uur. Bij verminderde nierfunctie 50–70 uur; bij terminaal nierfalen 70–100 uur. Bij ernstige brandwonden kan de halfwaardetijd verkort zijn, met als gevolg lagere serumspiegels.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Eigenschappen

Aminoglycoside met een breed spectrum en sterk bactericide werking. Gentamicine remt de eiwitsynthese in bacteriën door binding aan de 30S subunit van het ribosoom. Het is werkzaam tegen een groot aantal pathogene Gram-negatieve en Gram-positieve bacteriën. Combinatie met penicilline- of cefalosporineantibiotica kan een synergistisch effect teweegbrengen.

Doorgaans gevoelig zijn: Staphylococcus aureus (meticilline-gevoelig; 'MSSA'), Enterobacter spp., Escherichia coli, Klebsiella spp., Morganella spp., sommige species van Proteus (indol-positief) zoals Proteus vulgaris, Raoultella spp., Salmonella enterica en Serratia spp.

(Een verworven) resistentie kan een probleem zijn bij: Staphylococcus aureus (excl. meticilline-gevoelig), Staphylococcus epidermidis, Citrobacter spp., Neisseria gonorrhoeae, Pseudomonas aeruginosa, sommige species van Proteus (indol-negatief) zoals Proteus mirabilis.

Relatief ongevoelig of meestal resistent zijn: Enterococcus spp. (o.a. E. faecalis), Streptococcus spp. (m.n. S. pneumoniae), de meeste anaeroben zoals species van Bacteroides en Clostridium, difteroïden en mycobacteriën.

Inherent resistent zijn: Burkholderia cepacia-complex en Stenotrophomonas maltophilia.

Er kan sprake zijn van kruisresistentie met andere aminoglycosiden. Aminoglycosiden zijn minder werkzaam in een zuur milieu (bv. aangezuurde urine, wondinfecties met veel pusvorming, intra-abdominale abcessen).

Kinetische gegevens

F i.m. ca. 100%.
T max i.m. ½–1½ uur.
V d 0,2–0,5 l/kg (volwassenen), 0,33 ± 0,1 l/kg (volwassenen, IC), 0,3–0,6 l/kg (kinderen) en 0,4–0,8 l/kg (neonaten).
Overig toxische serumspiegel is > 12 microg/ml. Penetratie in liquor: gering.
Metabolisering gedeeltelijk, door conjugatie.
Eliminatie vnl. via de nieren door glomerulaire filtratie, 30–100% onveranderd binnen 24 uur. Gentamicine is dialyseerbaar.
T 1/2el 2–3 uur (volwassenen), 1,5–3 uur (kinderen) en 5–12 uur (neonaten, afhankelijk van het gewicht). Bij ernstige nierfunctiestoornis aanzienlijk langer.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Eigenschappen

Tobramycine is een semisynthetisch aminoglycoside geproduceerd door Streptomyces tenebrarius. Het verstoort de bacteriële eiwitsynthese (door binding aan de 30S-subunit van het ribosoom) wat leidt tot een veranderde cel-permeabiliteit, progressieve disruptie van het celmembraan en uiteindelijk tot celdood. Het heeft een sterk bactericide werking.

Doorgaans gevoelig zijn: Pseudomonas aeruginosa, Haemophilus influenzae en Staphylococcus aureus.

Gedurende chronische therapie kan de gevoeligheid van Pseudomonas aeruginosa afnemen via verschillende resistentiemechanismen. Kruisresistentie voor andere aminoglycosiden kan voorkomen.

Ongevoelig zijn: Burkholderia cepacia, Stenotrophomonas maltophilia en Alcaligenes xylosoxidans.

Kinetische gegevens

Resorptie eventueel ingeslikt tobramycine wordt nauwelijks geabsorbeerd. Tobramycine is een kationisch polair molecuul dat niet gemakkelijk de epitheelmembranen passeert.
F tracheaal 6–10%.
T max ca. 1 uur (Podhaler en verneveloplossing).
Overig Na toediening per inhalatie blijft tobramycine voornamelijk geconcentreerd in de luchtwegen. De sputum Cmax blijkt sterk uiteen te lopen, maar is veel hoger dan in het serum. Tobramycine hoopt zich niet op in het sputum. Twee uur na vernevelen zijn de sputumconcentraties gedaald tot ca. 14% van het niveau 10 minuten na inhalatie. Ook na 20 weken behandeling is de sputumconcentratie niet significant anders dan na de eerste dosis.
Metabolisering niet.
Eliminatie systemisch geabsorbeerd tobramycine wordt vnl. onveranderd uitgescheiden, met de urine door glomerulaire filtratie. Niet-geabsorbeerd tobramycine waarschijnlijk via opgehoest sputum.
T 1/2el ca. 3 uur (tobramycine in serum na inhalatie bij CF-patiënten).

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Groepsinformatie

gentamicine (implantatie) hoort bij de groep aminoglycosiden.

  • amikacine (inhalatie) (J01GB06) Vergelijk
  • amikacine (intraveneus) (J01GB06) Vergelijk
  • gentamicine (parenteraal) (J01GB03) Vergelijk
  • tobramycine (inhalatie) (J01GB01) Vergelijk
  • tobramycine (systemisch) (J01GB01) Vergelijk

Groepsinformatie

tobramycine (systemisch) hoort bij de groep aminoglycosiden.

  • amikacine (inhalatie) (J01GB06) Vergelijk
  • amikacine (intraveneus) (J01GB06) Vergelijk
  • gentamicine (implantatie) (J01GB03) Vergelijk
  • gentamicine (parenteraal) (J01GB03) Vergelijk
  • tobramycine (inhalatie) (J01GB01) Vergelijk

Groepsinformatie

gentamicine (parenteraal) hoort bij de groep aminoglycosiden.

  • amikacine (inhalatie) (J01GB06) Vergelijk
  • amikacine (intraveneus) (J01GB06) Vergelijk
  • gentamicine (implantatie) (J01GB03) Vergelijk
  • tobramycine (inhalatie) (J01GB01) Vergelijk
  • tobramycine (systemisch) (J01GB01) Vergelijk

Groepsinformatie

tobramycine (inhalatie) hoort bij de groep aminoglycosiden.

  • amikacine (inhalatie) (J01GB06) Vergelijk
  • amikacine (intraveneus) (J01GB06) Vergelijk
  • gentamicine (implantatie) (J01GB03) Vergelijk
  • gentamicine (parenteraal) (J01GB03) Vergelijk
  • tobramycine (systemisch) (J01GB01) Vergelijk

Kosten

Kosten laden…

Kosten

Kosten laden…

Kosten

Kosten laden…

Kosten

Kosten laden…

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • aminoglycosiden

Externe links

  • Officiële productinformatie CBG/EMA
  • Medicijnkosten.nl
  • GIPdatabank
  • Geneesmiddelinformatie voor patiënten
  • Kinderformularium (NKFK)

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • aminoglycosiden

Indicaties

  • bacteriële huidinfecties
  • community-acquired pneumonie (CAP)
  • cystitis bij risicogroepen ouder dan 12 jaar
  • urineweginfectie bij kinderen jonger dan 12 jaar
  • urineweginfectie met weefselinvasie (pyelonefritis, acute prostatitis)

Externe links

  • Officiële productinformatie CBG/EMA
  • Medicijnkosten.nl
  • GIPdatabank
  • Geneesmiddelinformatie voor patiënten
  • Kinderformularium (NKFK)

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • aminoglycosiden

Indicaties

  • bacteriële huidinfecties
  • community-acquired pneumonie (CAP)
  • cystitis bij risicogroepen ouder dan 12 jaar
  • endocarditis
  • urineweginfectie bij kinderen jonger dan 12 jaar
  • urineweginfectie met weefselinvasie (pyelonefritis, acute prostatitis)

Externe links

  • Officiële productinformatie CBG/EMA
  • Medicijnkosten.nl
  • GIPdatabank
  • Geneesmiddelinformatie voor patiënten
  • Kinderformularium (NKFK)

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • aminoglycosiden

Externe links

  • Officiële productinformatie CBG/EMA
  • Medicijnkosten.nl
  • GIPdatabank
  • Geneesmiddelinformatie voor patiënten
  • Kinderformularium (NKFK)
???naar.zoeken???
Zorginstituut Nederland
Onafhankelijke geneesmiddelinformatie
voor zorgprofessionals

Service

  • Contact
  • E-learning cursus FK
  • Mobiele apps
  • Help

Over

  • Over deze site
  • Verantwoording
  • Veelgestelde vragen
  • Proclaimer
  • Copyright
  • Cookies
  • Toegankelijkheid
Het Farmacotherapeutisch Kompas gebruikt analytische cookies om het gebruik van de website te analyseren en daarmee de website te kunnen verbeteren.
Lees meer over cookies en hoe u cookies kunt uitschakelen

Web-App

Installeer deze Web-App op je iPhone: Tap het deel-icoon en daarna "Zet op beginscherm".