Samenstelling
Besponsa XGVS Pfizer bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 1 mg
- Verpakkingsvorm
- flacon
Bevat na reconstitutie 0,25 mg/ml inotuzumab ozogamicine.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Erbitux XGVS Merck bv
- Toedieningsvorm
- Infusievloeistof
- Sterkte
- 5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 20 ml, 100 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Gazyvaro XGVS Roche Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 25 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 40 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Empliciti XGVS Bristol-Myers Squibb
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 300 mg, 400 mg
Na reconstitutie is de concentratie 25 mg/ml.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Voor de behandeling van acute lymfatische leukemie staat op hovon.nl de geldende behandelrichtlijn (2020).
Advies
Voor de behandeling van colorectaalcarcinoom staat op richtlijnendatabase.nl de geldende behandelrichtlijn.
Voor de behandeling van hoofd-halstumoren staat op richtlijnendatabase.nl.nl de geldende behandelrichtlijn.
Advies
Zie voor de behandeling van chronische lymfatische leukemie de geldende behandelrichtlijn (2020) via hovon.nl.
Zie voor de behandeling van folliculair lymfoom de behandelrichtlijn (2019) via hovon.nl.
Advies
Zie voor de behandeling van multipel myeloom de geldende behandelrichtlijn via hovon.nl.
Indicaties
- Gerecidiveerde of refractaire CD22-positieve precursor-B-cel acute lymfoblastische leukemie (ALL) bij volwassenen als monotherapie.
- Philadelphiachromosoom-positieve (Ph+) gerecidiveerde of refractaire CD22-positieve precursor-B-cel acute lymfoblastische leukemie (ALL) bij volwassenen als monotherapie, indien ten minste één tyrosinekinaseremmer niet werkzaam is gebleken.
Indicaties
Gemetastaseerd colorectaal carcinoom met EGFR-expressie en het wild-type RAS-gen (exon 2, 3 en 4 van KRAS en NRAS):
- in combinatie met chemotherapie op basis van irinotecan;
- als eerstelijnsbehandeling in combinatie met FOLFOX (folinezuur (calciumzout, systemisch), 5-fluoro-uracil en oxaliplatine);
- als monotherapie na falen van oxaliplatine en irinotecan of bij niet-verdragen van irinotecan.
Plaveiselcelcarcinoom van het hoofd-halsgebied:
- in combinatie met bestraling bij lokaal gevorderde ziekte;
- in combinatie met platinabevattende chemotherapie bij recidiverende en/of gemetastaseerde ziekte.
Indicaties
Chronische lymfatische leukemie (CLL) bij volwassenen
- als eerste behandeling in combinatie met chloorambucil, wanneer behandeling met een volledige dosis fludarabine niet mogelijk is vanwege comorbiditeit.
Folliculair lymfoom (FL) bij volwassenen
- als eerste behandeling in combinatie met chemotherapie (bendamustine, CHOP, CVP), bij respons gevolgd door monotherapie als onderhoudsbehandeling;
- in combinatie met bendamustine gevolgd door monotherapie als onderhoudsbehandeling, bij geen respons op een eerdere therapie óf bij progressie tijdens (of tot 6 maanden na) een behandeling die rituximab bevat (incl. rituximab als monotherapie).
Indicaties
- Multipel myeloom bij volwassenen die ten minste één eerdere behandeling hebben ondergaan. Geef in combinatie met lenalidomide en dexamethason.
- Recidief en refractair multipel myeloom bij volwassenen die ten minste twee eerdere behandelingen hebben ondergaan, met inbegrip van lenalidomide en een proteaseremmer, en ziekteprogressie vertoonden bij de laatste behandeling. Geef in combinatie met pomalidomide en dexamethason .
Doseringen
Vóór aanvang van de behandeling vaststellen dat de baseline CD22-positiviteit > 0% is met behulp van een gevalideerde en gevoelige test.
Premedicatie ter vermindering van infusiereacties voorafgaand aan de toediening wordt aanbevolen: een corticosteroïd, H1-antihistaminicum en paracetamol geven.
Bij een hoge tumorlast vóór en tijdens de behandeling maatregelen nemen ter preventie van uraatnefropathie zoals een adequate hydratie, alkaliseren van de urine en zonodig toedienen van allopurinol of rasburicase. Tevens de nierfunctie bewaken. Dit vanwege het mogelijk optreden van het tumorlysissyndroom.
Het wordt aanbevolen om bij circulerende lymfoblasten vóór de eerste dosis een cytoreductie uit te voeren met een combinatie van hydroxycarbamide, corticosteroïden en/of vincristine tot het aantal blasten in perifeer bloed ≤ 10 × 109/l.
Gerecidiveerde of refractaire CD22-positieve precursor-B-cel ALL:
Volwassenen (incl. ouderen):
Eerste cyclus: i.v.- infusie: 1,8 mg/m² lichaamsoppervlak per cyclus, gegeven als 3 doses verdeeld over dag 1 (0,8 mg/m²), dag 8 (0,5 mg/m²) en dag 15 (0,5 mg/m²). De duur van cyclus 1 bedraagt 3 weken, maar kan worden verlengd tot 4 weken (dus met een behandelvrije week) bij het bereiken van een complete remissie (CR) of van een complete remissie met incompleet hematologisch herstel (CRi) en/of om tijd te geven voor herstel van een toxiciteit. Volgende cycli: 1,5 mg/m² lichaamsoppervlak per cyclus, gegeven als 3 doses verdeeld over dag 1 (0,5 mg/m²), dag 8 (0,5 mg/m²) en dag 15 (0,5 mg/m²) indien bij de vorige cyclus een CR/CRi bereikt is óf 1,8 mg/m² lichaamsoppervlak per cyclus, gegeven als 3 doses verdeeld over dag 1 (0,8 mg/m²), dag 8 (0,5 mg/m²) en dag 15 (0,5 mg/m²) indien géén CR/CRi bereikt is. De duur van de vervolgcyclus is 4 weken. Indien wordt overgegaan tot een hematopoëtische stamceltransplantatie (HSCT) is de aanbevolen behandelduur in totaal twee cycli; overweeg een derde cyclus indien géén CR óf CRi en minimale residuale ziekte-negativiteit bereikt is. Indien niet wordt overgegaan tot een HSCT kunnen max. 6 cycli worden toegediend; staak de behandeling indien binnen 3 cycli géén CR/CRi is bereikt.
Nierfunctiestoornis: een dosisaanpassing is niet nodig bij een licht, matig of ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 15 ml/min). Er kan geen dosisaanbeveling worden gedaan bij ESRD (creatinineklaring < 15 ml/min).
Leverfunctiestoornis: een dosisaanpassing is niet nodig bij een verminderde leverfunctie met totaal bilirubine ≤ 1,5 × 'upper limit of normale range' (ULN) en ASAT/ALAT ≤ 2,5 × ULN. Inotuzumab ozogamicine niet toedienen bij bilirubinewaarden en ASAT/ALAT-waarden die hoger zijn dan de hiervoor genoemde, tenzij het een gevolg is van hemolyse of van het syndroom van Gilbert; zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen/hepatotoxiciteit.
(Ernstige bijwerkingen): zie voor richtlijnen voor onderbreking/uitstel, dosisverlaging of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (neutropenie, trombocytopenie, stijging leverenzymwaarde en bilirubine, VOD/SOS of andere ernstige levertoxiciteit, infusiegerelateerde bijwerkingen, andere ernstige of levensbedreigende niet-hematologische toxiciteiten (CTCAE graad ≥ 2)) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabellen 2, 3 en 4). Indien de dosis is verlaagd vanwege een toxiciteit, mag de dosis niet meer worden verhoogd.
Toedieningsinformatie: de verdunde oplossing als i.v.-infusie toedienen over een periode van 1 uur. Niet als snelle i.v.-injectie of bolus toedienen.
Doseringen
Vóór aanvang van de behandeling van gemetastaseerd colorectaal carcinoom de wild-type RAS-status (exon 2, 3 en 4 van KRAS en NRAS) aantonen op basis van een gevalideerde analysemethode in een ervaren laboratorium.
Geef ten minste 1 uur vóór elke infusie, premedicatie bestaand uit een antihistaminicum en een corticosteroïd; observeer de patiënt tijdens en ten minste gedurende 1–2 uur na de infusie op infusiegerelateerde bijwerkingen (2 uur bij de eerste infusie en 1 uur bij vervolginfusies). Als profylaxe van huidreacties orale tetracyclinen (6-8 weken) en hydrocortisoncrème 1% met vochtinbrenger overwegen. Zie voor beide bijwerkingen ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Gemetastaseerd colorectaal carcinoom, plaveiselcelcarcinoom van het hoofd-halsgebied
Volwassenen
I.v.: oplaaddosis 400 mg/m² lichaamsoppervlak, na een week gevolgd door 250 mg/m² 1×/week.
Bij gemetastaseerd colorectaal carcinoom (monotherapie of combinatietherapie) de behandeling voortzetten totdat ziekteprogressie optreedt. Bij combinatietherapie de andere chemotherapeutische middelen niet eerder dan 1 uur ná het einde van de infusie van cetuximab toedienen.
Bij lokaal gevorderd plaveiselcelcarcinoom van het hoofd-halsgebied cetuximab toedienen gelijktijdig met bestralingstherapie: de behandeling met cetuximab beginnen 1 week vóór de radiotherapie, de behandeling voortzetten tot het einde van de periode met radiotherapie. Bij recidiverende en/of gemetastaseerd plaveiselcelcarcinoom van het hoofd-halsgebied cetuximab in combinatie met op platina gebaseerde chemotherapie toedienen, gevolgd door cetuximab als onderhoudstherapie. Bij combinatietherapie de andere chemotherapeutische middelen niet eerder dan 1 uur ná het einde van de infusie van cetuximab toedienen. De onderhoudstherapie voortzetten totdat ziekteprogressie optreedt.
Ouderen (> 65 j):
Een dosisaanpassing is in principe niet nodig. De ervaring bij ouderen ≥ 75 jaar is echter beperkt. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen/cardiovasculaire bijwerkingen.
Verminderde nierfunctie: er kan geen doseeradvies worden gegeven bij een serumcreatinine ≤ 1,5 × ULN vanwege het ontbreken van gegevens.
Verminderde leverfunctie: er kan geen doseeradvies worden gegeven bij serumtransaminasen ≤ 5 × ULN en bilirubine ≤ 1,5 × ULN vanwege het ontbreken van gegevens.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (infusiegerelateerde bijwerkingen, huidreacties, oogaandoeningen) de officiële productinformatie van CGB/EMA (rubriek 4.4; link op deze bladzijde).
Toediening: cetuximab i.v. toedienen met een infuuspomp, druppelinfuus of injectiepomp. Vóór toediening met infusiepomp of druppelinfuus kan de cetuximab-oplossing verdund worden met een steriele NaCl-oplossing (0,9%). De initiële dosis langzaam toedienen met een infusiesnelheid van max. 5 mg/min; aanbevolen infusietijd is 120 min. De volgende wekelijkse doses toedienen met een infusiesnelheid van max. 10 mg/min; aanbevolen infusietijd is 60 min.
Doseringen
Profylaxe en premedicatie van tumorlysissyndroom: start bij een hoge tumorlast of een hoog aantal circulerende lymfocyten (> 25 × 109/l) en/of een nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 70 ml/min) 12–24 uur vóór toediening met adequate hydratie en toediening van allopurinol of rasburicase. Overhydratie vermeerdert echter de kans op het 'cytokine release syndrome'.
Premedicatie gericht tegen infusiegerelateerde bijwerkingen: richtlijn: i.v.-corticosteroïden (bv. 100 mg prednis(ol)on of 20 mg dexamethason of 80 mg methylprednisolon; hydrocortison niet gebruiken omdat het niet effectief is gebleken), een oraal analgeticum (bv. 1 g paracetamol) én een antihistaminicum. Zie voor de premedicatieschema's bij de diverse indicaties tijdens de diverse cycli de officiële productinformatie van CBG/EMA (rubriek 4.2, tabel 1). De i.v.-corticosteroïde is niet nodig indien een chemotherapie die corticosteroïde bevat op dezelfde dag wordt toegediend als obinutuzumab (de orale corticosteroïde dan geven ten minste 60 min vóór obinutuzumab.
Overweeg een antihypertensieve behandeling te staken gedurende (ten minste) 12 uur vóór tot 1 uur na iedere toediening vanwege kans op infusiegerelateerde hypotensie; houd hierbij rekening met antihypertensiva met een lange werkingsduur zoals preparaten met een gereguleerde afgifte.
Chronische lymfatische leukemie (CLL)
Volwassenen (incl. ouderen)
In combinatie met chloorambucil#doseringen: als i.v.-infuus van 1000 mg verdeeld over dag 1 en 2 (resp. 100 mg en 900 mg), en 1000 mg op dag 8 en 15 van de eerste 28-daagse behandelcyclus. Tijdens de cycli 2–6 i.v.-infuus van 1000 mg op dag 1. Bij zeer goed verdragen van de allereerste dosis (cyclus 1) kan met voldoende tussentijd de tweede dosis van 900 mg eventueel óók op de eerste dag worden gegeven. Chloorambucil wordt oraal toegediend: 0,5 mg/kg lichaamsgewicht op dag 1 en 15 van alle behandelcycli.
Folliculair lymfoom (FL)
Volwassenen (incl. ouderen)
Nog niet eerder behandeld FL
Inductiebehandeling (in combinatie met chemotherapie): als i.v.-infuus van 1000 mg op dag 1, 8 en 15 van de eerste behandelcyclus. Een cyclus bedraagt 28 dagen indien gecombineerd met bendamustine (i.v. 90 mg/m²/dag op dag 1 en 2) en 21 dagen indien gecombineerd met CHOP of CVP. Tijdens de cycli 2–6 (gecombineerd met bendamustine) of 2–8 (gecombineerd met CHOP of CVP) als i.v.-infuus van 1000 mg op dag 1.
Onderhoudsbehandeling (monotherapie): bij complete of gedeeltelijke respons op de inductiebehandeling als i.v.-infuus van 1000 mg eenmaal per 2 maanden gedurende maximaal 2 jaar of tot ziekteprogressie.
Eerder behandeld FL
Inductiebehandeling in combinatie met bendamustine: als i.v.-infuus van 1000 mg op dag 1, 8 en 15 van de eerste 28-daagse behandelcyclus. Tijdens de cycli 2–6 als i.v.-infuus van 1000 mg op dag 1. Bendamustine: i.v. 90 mg/m²/dag op dag 1 en 2 van elke cyclus.
Onderhoudsbehandeling (monotherapie): bij complete of gedeeltelijke respons op de inductiebehandeling of bij stabiele ziekte als i.v.-infuus van 1000 mg eenmaal per 2 maanden gedurende maximaal 2 jaar of tot ziekteprogressie.
Nierfunctiestoornis: bij een licht tot matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring 30–89 ml/min) is een aanpassing van de dosis niet nodig. Er kan geen doseringsadvies gegeven worden bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) vanwege onvoldoende gegevens.
Leverfunctiestoornis: er kan geen doseringsadvies gegeven worden vanwege onvoldoende gegevens.
Bij (ernstige) bijwerkingen worden er géén dosisverlagingen voor obinutuzumab aanbevolen. Bij infusiegerelateerde bijwerkingen de infusiesnelheid verlagen, de behandeling onderbreken of definitief staken, zie hiervoor de officiële productinformatie van CBG/EMA (rubriek 4.2, tabellen 4 t/m 6 en de tekst onder de tabel).
Bij een uitgestelde dosis vanwege het optreden van toxiciteit bij folliculair lymfoom: als de toxiciteit optreedt vóór cyclus 1 dag 8 of cyclus 1 dag 15, waardoor uitstel van de behandeling nodig is, de uitgestelde doses na herstel van de toxiciteit toedienen. Hierdoor schuiven de vervolgafspraken en start van cyclus 2 op.
Bij een gemiste dosis: deze zo snel mogelijk alsnog toedienen.
Toediening: na verdunning als intraveneuze infusie toedienen via een aparte lijn; zie voor de (aanpassingen van) infusiesnelheden bij de verschillende indicaties de officiële productinformatie van CBG/EMA (rubriek 4.2, tabellen 4 t/m 6). Niet toedienen als push- of bolusinjectie.
Doseringen
Premedicatie: 45–90 min vóór de infusie met elotuzumab de premedicatie toedienen. Deze bestaat uit: i.v. dexamethason 8 mg, oraal of i.v. een H1-blokker, oraal famotidine (of equivalente H2-blokker) én oraal paracetamol 650–1000 mg.
Multipel myeloom
Volwassenen (incl. ouderen > 65 j.)
i.v.-infusie 10 mg/kg lichaamsgewicht op dag 1, 8, 15 en 22 van de eerste twee cycli van 28 dagen; daarna elke 2 weken op dag 1 en 15. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit. Zie voor de toedieningsschema's van lenalidomide en dexamethason (dat naast i.v. als premedicatie, óók oraal gegeven dient te worden) de officiële productinformatie CBG/EMA van elotuzumab (rubriek 4.2).
Recidief of refractair multipel myeloom
Volwassenen (inl. ouderen > 65 jaar)
i.v.-infusie 10 mg/kg lichaamsgewicht op dag 1, 8, 15 en 22 van de eerste twee cycli van 28 dagen; daarna 20 mg/kg op dag 1 van elke cyclus. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit. Zie voor de toedieningsschema's van pomalidomide en dexamethason (dat naast i.v. als premedicatie, óók oraal gegeven dient te worden) de officiële productinformatie CBG/EMA van elotuzumab (rubriek 4.2).
Verminderde nierfunctie: een dosisaanpassing is niet nodig, inclusief het eindstadium nierfalen.
Verminderde leverfunctie: er is geen dosisaanpassing nodig bij een lichte leverfunctiestoornis (gedefinieerd in klinisch onderzoek als totaalbilirubine (TB) > 'upper limit of normal' (ULN) én ASAT > ULN óf TB tot 1,5× ULN en welke ASAT-waarde ook). Elotuzumab is niet bestudeerd bij een matige of ernstige leverfunctiestoornis (TB > 1,5× ULN en welke ASAT-waarde ook).
Zie voor dosisaanbevelingen van lenalidomide en pomalidomide bij verminderde nier- of leverfunctie, interacties met CYP-enzymen en de dosisaanpassingen en richtlijnen bij toxiciteit de officiële productinformatie CBG/EMA van lenalidomide en pomalidomide (rubriek 4.2). Zie hiervoor de link onder 'Zie ook'..
Indien de dosis van één van de geneesmiddelen uit het regime uitgesteld, onderbroken of stopgezet wordt, kan de behandeling met de andere geneesmiddelen zoals gepland verder gaan. Indien echter orale of i.v.-toediening van dexamethason wordt uitgesteld of stopgezet, dan in verband met de kans op overgevoeligheid evalueren of elotuzumab nog toegediend kan worden.
Toediening
- Dien toe als intraveneuze infusie in een concentratie tussen de 1 mg/ml en 6 mg/ml. Verdun hiervoor de gereconstrueerde oplossing met 0,9% Nacl-oplossing of 5% glucose-injectie.
- Toediensnelheid bij dosering 10 mg/kg: bouw deze op van 0.5 ml/min tijdens de eerste 30 min naar 1 ml/min tijdens de tweede 30 min en 2 ml/min tijdens de rest van de eerste infusie. Tijdens de tweede infusie starten met 3 ml/min en kan na 30 min vervolgen met 4 ml/min. De derde en volgende infusies kunnen worden gegeven met een snelheid van 5 ml/min;
- Toediensnelheid bij dosering 20 mg/kg: bouw deze op tijdens de eerste toediening van 3 ml/min tijdens de eerste 30 min naar 4 ml/min tijdens de rest van de eerste infusie. De tweede en volgende infusies kunnen worden gegeven met een snelheid van 5 ml/min.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): infusiegerelateerde reacties. Bacteriëmie, sepsis. Luchtweginfecties. Koorts, vermoeidheid, koude rillingen. Hoofdpijn. Stomatitis, misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, buikpijn. Verminderde eetlust. Bloedneus. (Febriele) neutropenie (bij resp. ca. 26 en 49%), leukopenie, lymfopenie, trombocytopenie (bij ca. 51%), anemie. Stijging ASAT, ALAT, γ-GT, alkalische fosfatase en hyperbilirubinemie.
Vaak (1-10%): overgevoeligheid. Bloeding in centraal zenuwstelsel. Maag-darmbloeding, abdominale distensie, ascites. Veno-occlusieve leverziekte of sinusoïdaal-obstructie syndroom (VOD/SOS). Tumorlysissyndroom, hyperurikemie. QT-verlenging. Pancytopenie. Stijging amylase, lipase.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): (ernstige) infusiegerelateerde reacties (zoals koorts, rillingen, duizeligheid, dyspneu, bronchospasmen, urticaria, hypo- óf hypertensie, bewustzijnsverlies, shock), in sommige gevallen met dodelijke afloop. Huidreacties (80%, waarvan 15% ernstig; omvat acne-achtige huiduitslag, jeuk, droge huid, schilfering, hyperhidrose, nagelaandoening, huidnecrose); zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen. Mucositis (kan leiden tot epistaxis). Hypomagnesiëmie, verhoogde ASAT, ALAT, AF.
Vaak (1-10%): hoofdpijn. Conjunctivitis. Diarree, misselijkheid, braken, dehydratie (vooral als gevolg van diarree of mucositis), anorexia (kan leiden tot gewichtsverlies). Vermoeidheid. Hypocalciëmie.
Soms (0,1-1%): blefaritis, keratitis. Diepveneuze trombose. Longembolie, interstitiële longziekte (vooral bij de Japanse bevolkingsgroep).
Zeer zelden (< 0,01%): Stevens-Johnsonsyndroom of toxische epidermale necrolyse.
Verder is gemeld: ernstige cardiovasculaire complicaties. Aseptische meningitis.
In combinatie met radiotherapie kunnen bekende bijwerkingen van bestraling (mucositis, stralingsdermatitis, dysfagie, leukopenie; vooral lymfocytopenie) in een hogere frequentie optreden.
In combinatie met fluoropyrimidinen kunnen vaker cardiale ischemie, myocardinfarct, congestief hartfalen of hand-voetsyndroom optreden.
In combinatie met platinabevattende chemotherapie is er een groter risico van ernstige hypocalciëmie, ernstige leukopenie en/of ernstige neutropenie met meer kans op pneumonie en sepsis.
In combinatie met capecitabine en oxaliplatine (CAPOX) treedt vaker ernstige diarree op.
Bijwerkingen
Combinatietherapie: Zeer vaak ( > 10%): infusiegerelateerde reacties (vooral bij infusie van de eerste 1000 mg, afnemend bij de volgende infusies of cycli (zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen)). Bovenste luchtweginfectie, pneumonie, sinusitis, herpes zoster, urineweginfectie, nasofaryngitis. Hoesten. Koorts, vermoeidheid, asthenie. Diarree, obstipatie. Hoofdpijn. Artralgie, pijn in de rug, pijn in de ledematen. Slapeloosheid. Jeuk, alopecia. Neutropenie, leukopenie, trombocytopenie, anemie.
Vaak (1-10%): hypertensie. Atriumfibrilleren. Pijn op de borst. Tumorlysissyndroom. Orale herpesinfectie, rinitis, faryngitis, influenza. Verstopte neus, rinorroe, orofaryngeale pijn. Dyspepsie, aambeien, gastro-intestinale perforatie. Dysurie, urine-incontinentie. Plaveiselcelcarcinoom van de huid, basaalcelcarcinoom, eczeem. Depressie, angst. Skeletspierpijn van de borstkas, botpijn. Gewichtstoename. Hyperurikemie, hypokaliëmie. Febriele neutropenie.
Soms (0,1-1%): diffuse intravasculaire coagulatie. Hepatitis B-reactivatie.
Verder zijn gemeld: anafylaxie, serumziekte. 'Cytokine release syndrome'. Verergering van bestaande hartaandoening, zoals hartfalen, aritmieën, angina pectoris, acuut coronair syndroom (soms met fataal verloop). Progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML). Kort na de eerste infusie tijdelijke verhoging van ASAT, ALAT, AF.
Bij een leeftijd > 75 jaar (bij CLL) of bij een creatinineklaring < 50 ml/min (CLL en FL) treden er meer ernstige (incl. soms fatale) bijwerkingen op.
Bijwerkingen
Combinatietherapie
Zeer vaak (> 10%): bovensteluchtweginfectie (waaronder voornamelijk nasofaryngitis), hoesten, pneumonie (soms fataal) . Vermoeidheid, koorts. Hoofdpijn. Diarree. Gewichtsvermindering. Lymfopenie.
Vaak (1-10%): overgevoeligheid, infusiegerelateerde reacties. Orofaryngeale pijn. Diepveneuze trombose. Pijn op de borst. Herpes zoster. Nachtzweten. Hypo-esthesie. Stemmingsveranderingen. Keelpijn. Leukopenie.
Soms (0,1-1%): anafylactische reactie.
Verder zijn gemeld: tweede primaire maligniteiten (vaste tumoren en niet-melanome huidkanker; voornamelijk bij gecombineerd gebruik met lenalidomide en dexamethason).
Interacties
Vaccinatie met levende virale vaccins wordt niet aanbevolen gedurende ten minste 2 weken vóór de start van de behandeling, tijdens de behandeling en tot het herstel van B-lymfocyten na de laatste behandelcyclus.
Wees voorzichtig met de combinatie met andere geneesmiddelen die het QT–interval verlengen zoals amiodaron, kinidine, disopyramide, sotalol, domperidon, tricyclische antidepressiva, sommige antipsychotica, methadon, macrolide antibiotica, fluorchinolonen, enkele antimycotica, selectieve serotonine 5HT3- receptorantagonisten (granisetron, ondansetron). Bij combinatie het QT-interval nauwgezet controleren.
Er zijn van dit middel verder geen interacties bekend. Het is onwaarschijnlijk dat andere geneesmiddelen via een invloed op de bekende CYP-enzymen een interactie geven met inotuzumab ozogamicine. Inotuzumab ozogamicine had bij in vitro testen geen noemenswaardige invloed op de bekende enzymsystemen en transporters.
Interacties
Tijdens de behandeling met obinutuzumab en tot aan herstel van het aantal B-cellen géén levende vaccins toedienen, vanwege de toegenomen kans op infectie. Zo ook aan een pasgeborene die tijdens de zwangerschap is blootgesteld aan obinutuzumab géén levende vaccins geven tot het aantal B-cellen hersteld is.
Wees in verband met de kans op trombocytopenie voorzichtig met de combinatie met antistollingsmiddelen inclusief plaatjesremmers, vooral tijdens de eerste cyclus.
Interacties
Er zijn met elotuzumab geen studies naar farmacokinetische interacties uitgevoerd. Naar verwachting zijn er geen interacties met CYP450- of andere geneesmiddelmetaboliserende enzymen. Zie voor overige interacties:
Zwangerschap
Teratogenese: Onbekend. Bij dieren schadelijk gebleken vooral bij doses toxisch voor het moederdier.
Advies: Gebruik ontraden.
Vruchtbaarheid: Op basis van niet-klinische bevindingen wordt aangenomen dat inotuzumab ozogamicine de voortplantingsfunctie en vruchtbaarheid kan aantasten. Bij supratherapeutische doseringen is bij dieren een verminderde vruchtbaarheid waargenomen: bij mannelijke dieren testiculaire degeneratie (in combinatie met hypospermie), atrofie van de prostaat en de zaadblaasjes; bij vrouwelijke dieren atrofie van de eierstokken, uterus, vagina en borstklieren. Raad een man of vrouw voorafgaand aan de behandeling aan om advies in te winnen over cryopreservatie van sperma of eicellen.
Overig: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptie toe te passen tijdens en na de therapie; vrouwen tot 8 maanden en mannen tot 5 maanden na de therapie.
Zwangerschap
Monoklonale antilichamen passeren geleidelijk in toenemende mate tijdens het 2e en 3e trimester de placenta.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren is geen teratogeniteit, maar afhankelijk van de dosering wel een verhoogde incidentie van abortus waargenomen. EGFR speelt een rol bij de prenatale ontwikkeling en kan essentieel zijn voor normale organogenese, proliferatie en differentiatie in het zich ontwikkelende embryo.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Zwangerschap
Obinutuzumab passeert geleidelijk in toenemende mate tijdens het 2e en 3e trimester de placenta.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Bij dieren is bij 2–5× de klinische blootstelling bij de pasgeboren jongen een volledige depletie van B-cellen gezien; het aantal B-cellen normaliseerde en de immunologische functie herstelde binnen 6 maanden post partum.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 18 maanden na de therapie. Controleer bij een pasgeborene die tijdens de zwangerschap is blootgesteld aan obinutuzumab het aantal B-cellen en geef geen levende vaccins tot het aantal B-cellen hersteld is.
Zwangerschap
Teratogenese: Onbekend.
Advies: Gebruik ontraden. Elotuzumab wordt gegeven in combinatie met lenalidomide of pomalidomide, die beide gecontra-indiceerd zijn tijdens de zwangerschap. Zie voor de extra maatregelen voor het gebruik van lenalidomide of pomalidomide bij vruchtbare vrouwen én bij mannen lenalidomide#zwangerschap of pomalidomide#zwangerschap.
Overig: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 120 dagen (vrouw) of 180 dagen (man) na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden gedurende en tot ten minste 2 maanden na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Vanwege de molecuulgrootte wordt geen passieve overgang van cetuximab in de moedermelk verwacht. Het is onbekend of een actieve overgang plaatsvindt. De mogelijkheid van absorptie en schade aan de zuigeling is onbekend. Gezien de aard van deze middelen is terughoudendheid geboden.
Advies: Gedurende én ten minste twee maanden na de therapie geen borstvoeding geven.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, bij dieren. Vanwege de molecuulgrootte wordt geen passieve overgang van obinutuzumab in de moedermelk verwacht. Het is onbekend of er een actieve overgang plaatsvindt. Een risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding staken tijdens en tot 18 maanden na de behandeling.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Vanwege de molecuulgrootte wordt geen passieve overgang van elotuzumab in de moedermelk verwacht. Het is onbekend of een actieve overgang plaatsvindt. Een nadelig effect, ook van lenalidomide en pomalidomide, bij de zuigeling is niet uit te sluiten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- (een geschiedenis van) bevestigde diagnose van ernstige of aanhoudende veno-occlusieve leverziekte/sinusoïdaal-obstructiesyndroom (VOD/SOS);
- ernstig aanhoudende leverziekte zoals cirrose, nodulaire regeneratieve hyperplasie, actieve hepatitis.
Contra-indicaties
Bij gemetastaseerd colorectaal carcinoom en combinatie met chemotherapieregimes die oxaliplatine bevatten:
- tumoren met een RAS-mutatie;
- een onbekende RAS-status.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
Zie voor contra-indicaties (in verband met het gebruik van lenalidomide of pomalidomide binnen de combinatietherapie) de rubriek Zwangerschap.
Waarschuwingen en voorzorgen
Hematologische toxiciteit: ernstige bloedbeeldafwijkingen met levensbedreigende en fataal verlopende infecties en bloedingen komen voor. Daarom vóór iedere dosis inotuzumab ozogamicine en regelmatig tijdens en na de behandeling een complete bloedceltelling uitvoeren. Controleer nauwgezet op klachten en symptomen van infectie tijdens de behandeling en na hematopoëtische stamceltransplantatie (HSCT), bloeding en andere complicaties van beenmergremming. Het kan nodig zijn een dosis uit te stellen, te verlagen of de behandeling definitief te staken. Zonodig profylactisch middelen tegen infecties geven.
Hepatotoxiciteit: levensbedreigend en fataal leverfalen en hepatische veno-occlusieve ziekte/sinusoïdaal obstructiesyndroom (VOD/SOS) zijn gemeld. Controleer bij alle patiënten vóór en na elke dosis ALAT, ASAT, totaal bilirubine en alkalische fosfatase; bij afwijkende waarden frequenter levertesten uitvoeren en controleren op symptomen van leverziekte. Controleer bij alle patiënten tevens nauwgezet op klachten en symptomen van VOD/SOS zoals hepatomegalie, snelle gewichtstoename en het ontstaan van ascites. Risicofactoren voor het optreden van VOD/SOS zijn een leeftijd van ≥ 55 jaar, een voorgeschiedenis van leverziekte en/of hepatitis, een eerdere HSCT, een groter aantal behandelcycli, salvagebehandelingen opgestart in een later stadium. De kans op VOD/SOS is vooral significant groter indien ná inotuzumab ozogamicine een HSCT wordt uitgevoerd; VOD/SOS treedt bij ≥ 50% van de patiënten op indien sprake is van een leeftijd ≥ 65 jaar, een serumbilirubine ≥ ULN (voor aanvang van de HSCT) of een HSCT-conditioneringsschema met 2 alkylerende middelen. De behandeling definitief staken indien VOD/SOS optreedt.
Infusiereacties: klachten en verschijnselen die tijdens en na de toediening kunnen optreden zijn koorts, koude rillingen, hypotensie, tachycardie, dyspneu, bronchospasme en anafylaxie. Daarom de infusie toedienen onder nauwlettende klinische controle en het wordt aanbevolen vóór toediening pre-medicatie te geven (corticosteroïd, H1-antihistaminicum en paracetamol). De patiënt gedurende ten minste 1 uur na het einde van de infusie controleren op deze reacties. Een onderbreking van de infusie of definitief staken van de behandeling kan nodig zijn.
Tumorlysissyndroom: bij hoge tumorlast kunnen ernstige complicaties optreden zoals acuut nierfalen. Daarom vóór en tijdens de behandeling maatregelen nemen ter preventie van uraatnefropathie zoals een adequate hydratie, alkaliseren van de urine en zonodig toedienen van allopurinol of rasburicase. Tevens de nierfunctie bewaken. Het wordt aanbevolen om bij circulerende lymfoblasten vóór de eerste dosis een cytoreductie uit te voeren met een combinatie van hydroxycarbamide, corticosteroïden en/of vincristine tot het aantal blasten in perifeer bloed ≤ 10 × 109/l.
Wees voorzichtig bij risicofactoren voor QT-verlenging zoals hypocalciëmie, hypokaliëmie, hypomagnesiëmie, relevante hartziekte, bradycardie, comedicatie met geneesmiddelen die QT-interval verlengen en congenitaal of verworven QT-verlenging. Vóór aanvang van de behandeling en regelmatig tijdens de behandeling elektrolyten controleren en ECG beoordelen.
Controleer regelmatig op verhogingen van amylase en lipase.
Onderzoeksgegevens: De werkzaamheid en veiligheid zijn niet vastgesteld bij kinderen (< 18 j.). Er zijn weinig gegevens over het gebruik bij een verminderde leverfunctie met totaal bilirubine > 1,5 × 'upper limit of normale range' (ULN) en ASAT/ALAT > 2,5 × ULN. Het gebruik is niet onderzocht bij ESRD (creatinineklaring < 15 ml/min). Zie ook de informatie onder Hepatotoxiciteit: in deze rubriek.
Waarschuwingen en voorzorgen
Infusiegerelateerde reacties kunnen ernstig zijn en van anafylactische of anafylactoïde aard óf zich uiten in een cytokineafgiftesyndroom. De symptomen kunnen ondanks premedicatie tijdens de eerste infusie en tot enkele uren daarna optreden of tijdens volgende infusies. Nauwgezette monitoring van de patiënt is vereist, vooral tijdens de eerste toediening. De patiënt waarschuwen voor mogelijke late reacties en laat hen onmiddellijk contact opnemen als symptomen optreden. De kans op anafylactische reacties is sterk vergroot bij een voorgeschiedenis van allergie voor rood vlees of tekenbeten of bij positieve testuitslagen voor IgE-antistoffen tegen cetuximab; in deze gevallen cetuximab alleen na zorgvuldige afweging toedienen. Bij ernstige reacties (CTCAE-graad 3–4) de behandeling definitief staken.
Huidreacties komen zeer vaak voor (vooral in combinatie met chemotherapie) en onderbreken of staken van de behandeling kan vereist zijn. Door de huidlaesies is er meer kans op superinfecties met soms ernstige complicaties (gevallen van 'staphylococcal scalded skin syndrome', necrotiserende fasciitis en sepsis, soms met fatale afloop). Overweeg profylactisch oraal tetracycline (6–8 weken) en cutaan 0,1% HCA-crème met vochtinbrenger. Indien huidreacties optreden kan een behandeling nodig zijn met cutaan matig-sterke tot sterke corticosteroïden en een (orale) kuur van een tetracycline.
De elektrolytenspiegels, waaronder kalium, calcium en magnesium vóór en tijdens de behandeling regelmatig controleren en indien nodig aanvullen. Progressief afnemende magnesiumspiegels treden vaak op en kunnen tot ernstige hypomagnesiëmie leiden (reversibel na stoppen van cetuximab). Hypokaliëmie treedt veelal op als gevolg van diarree. Hypocalciëmie ontstaat vooral bij combinatie met op platina gebaseerde chemotherapie.
Cardiovasculaire bijwerkingen: bij leeftijd > 65 jaar, een verminderde algemene conditie, cardio-pulmonale aandoeningen in de voorgeschiedenis en/of gelijktijdige toediening van cardiotoxische geneesmiddelen (bv. fluoropyrimidines) extra controleren op (ernstige) cardiovasculaire bijwerkingen.
Interstitiële longziekte (ILD): let op verergering van bestaande longklachten of het ontstaan van nieuwe pulmonale symptomen. Bij het optreden van longklachten die wijzen op een interstitiële longziekte (ILD) de behandeling staken en de oorzaak onderzoeken; bij vaststelling van behandelinggerelateerde ILD de behandeling definitief staken. Risicofactoren voor het optreden van ILD zijn o.a. Japanse origine, reeds bestaande pulmonale aandoeningen en gelijktijdige chemotherapie (waarvan bekend is dat deze ILD kunnen doen ontstaan).
Neutropenie: controleer patiënten die ook een platinabevattende therapie ontvangen zorgvuldig op het optreden van ernstige neutropenie en (ernstige) infecties, vooral indien huidlaesies, mucositis en/of diarree is opgetreden.
Oogaandoeningen: wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van (ulceratieve) keratitis of ernstig droge ogen. Bij klachten die wijzen op keratitis (bv. acute of verergerende oogontsteking, tranende ogen, gevoeligheid voor licht, wazig zien, oogpijn, rode ogen), doorverwijzen naar een oogarts; bij een diagnose van keratitis ulcerosa de behandeling onderbreken of staken. Het dragen van contactlenzen is een risicofactor voor het ontstaan hiervan.
Onderzoeksgegevens: De veiligheid en werkzaamheid zijn niet vastgesteld bij bestaande hematologische aandoeningen (Hb < 5,6 mmol/l, leukocyten < 3,0 × 109/l, ANC < 1,5 × 109/l en trombocyten < 100 × 109/l), en bij matige tot ernstige nier- of leverfunctiestoornissen. Bij behandeling van colorectaal carcinoom is de ervaring in combinatie met radiotherapie beperkt. Er is geen relevante toepassing bij kinderen. De ervaring bij een leeftijd > 75 j. is beperkt; een dosisaanpassing is echter in principe niet nodig.
Waarschuwingen en voorzorgen
Hepatitis B-reactivatie is gemeld. Screen daarom iedere patiënt vóór het begin van de behandeling op HBsAg en HBcAg. Bij positieve hepatitis B serologie een leverspecialist raadplegen.
Niet toedienen bij een actieve infectie. Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van recidiverende of chronische infecties. Het optreden van fatale infecties is gemeld; bij CLL bij een comorbiditeitsscore (CIRS) > 6 en creatinineklaring < 70 ml/min bestaat meer kans op infecties. Bij FL worden meer ernstige infecties tijdens de onderhoudsfase waargenomen indien tijdens de inductiebehandeling ook bendamustine wordt toegepast.
Infusiegerelateerde reacties (IRR's) zijn de meest voorkomende bijwerkingen. Stop de behandeling definitief bij optreden van IRR's graad 4 of een tweede keer graad 3 of bij acute levensbedreigende ademhalingssymptomen. IRR's bestaan o.a. uit tachycardie, atriumfibrilleren, hypotensie of hypertensie, blozen, dyspneu, bronchospasme, laryngeaal oedeem, misselijkheid, braken, diarree, koorts, rillingen, hoofdpijn. Deze komen meer voor en zijn ernstiger na infusie van de eerste 1000 mg. Bij volgende infusies kwamen zulke reacties minder voor. Risicofactoren voor het optreden van ernstige IRR's zijn een hoge tumorlast, verminderde nierfunctie (< 50 ml/min) en een comorbiditeitsscore (Cumulative Illness Rating Scale: CIRS) > 6.
Overgevoeligheid is gemeld en onderscheidt zich meestal van IRR's door optreden ná eerdere blootstelling en zeer zelden bij de eerste infusie. Overgevoeligheid kan zich acuut uiten (anafylaxie) of pas na enige tijd (serumziekte). De incidentie van IRR's is lager wanneer een combinatie van preventieve maatregelen is toegediend, zie aanbevelingen hiervoor in de rubriek Dosering.
Controleer regelmatig het algemeen bloedbeeld in verband met de kans op neutropenie en trombocytopenie. Ook late neutropenie (optredend 28 dagen na de behandeling) en langdurig aanhoudende neutropenie (optredend gedurende meer dan 28 dagen na afronding/staken van de behandeling) zijn gemeld. Bij een verminderde nierfunctie (< 50 ml/min) is er meer kans op neutropenie en trombocytopenie. Bij ernstige neutropenie of trombocytopenie dosisuitstel overwegen en gepaste behandeling instellen volgens lokale voorschriften.
Afwijkingen in de coagulatie, icl. diffuse intravasculaire coagulatie (DIC) is gemeld, waaronder fatale gevallen. Bij een vermoeden van niet-manifeste DIC, de patiënt nauwlettend controleren aan de hand van stollingsparameters, waaronder trombocytentelling en klinische observatie. Bij optreden van DIC de behandeling met obinutuzumab staken en een passende behandeling starten volgens protocol. Meestal is er sprake van niet-manifeste DIC, met subklinische (asymptomatische) veranderingen in de bloedplaatjes- en laboratoriumstollingsparameters, die optreden binnen 1–2 dagen na de eerste infusie en die meestal binnen 1–2 weken spontaan verdwijnen. Soms gaan voorvallen gepaard met infusiegerelateerde reacties (IRR's) en/of tumorlysissyndroom (TlS). Specifieke risicofactoren voor DIC voorafgaand aan de behandeling zijn niet vastgesteld.
Wees voorzichtig bij bestaande hart- of longaandoeningen.
Controleer op tekenen van progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML) zoals ontwikkeling of verergering van neurologische, cognitieve of gedragsmatige afwijkingen. Als de diagnose PML wordt bevestigd de behandeling definitief staken.
Onderzoeksgegevens: de veiligheid en werkzaamheid zijn niet vast gesteld bij: leverfunctiestoornissen, ernstige nierfunctiestoornissen (creatinineklaring < 30 ml/min) en bij kinderen (< 18 jaar).
Waarschuwingen en voorzorgen
Ernstige infusiereacties kunnen ondanks premedicatie optreden, met name tijdens de eerste infusie. Bij een IRR een graad ≥ 2 bereikt, elotuzumab onderbreken en gepaste medische en ondersteunende maatregelen instellen. Controleer de vitale functies elke 30 minuten tot 2 uur na het einde van de infusie. Zodra de reactie verdwenen is (symptomen ≤ graad 1) kan de infusie opnieuw worden gestart met de aanvankelijke infusiesnelheid van 0,5 ml/min. Indien de symptomen zich niet opnieuw voordoen, de infusiesnelheid elke 30 minuten stapsgewijs verhogen tot een maximum van 5 ml/min (zie ook rubriek Dosering, Toediening). Bij zeer ernstige IRR's overwegen om de behandeling definitief te staken en een noodbehandeling te starten. Bij lichte tot matig ernstige IRR's de infusiesnelheid verlagen en de patient nauwgezet controleren.
Wees bij gecombineerd gebruik met lenalidomide en dexamethason alert op het ontstaan van diepveneuze trombose. Profylaxe kan nodig zijn.
Weesalert op de ontwikkeling van tweede primaire maligniteiten: vaste tumoren en niet-melanome huidkanker, in het bijzonder bij gecombineerd gebruik met lenalidomide en dexamethason.
Onderzoeksgegevens: de werkzaamheid en veiligheid bij een matige of ernstige leverfunctiestoornis (TB > 1,5× ULN en welke ASAT-waarde ook) zijn niet onderzocht. Er zijn relatief weinig gegevens over de werkzaamheid en veiligheid bij ouderen ≥ 85 jaar. Er is geen relevante toepassing bij kinderen < 18 jaar.
Zie voor aanvullende waarschuwingen en voorzorgen:
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met inotuzumab ozogamicine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met obinutuzumab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een overdosering met elotuzumab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Antilichaam-geneesmiddelconjugaat, dat is samengesteld uit een recombinant gehumaniseerd IgG4κ-antilichaam gericht tegen CD22 (geproduceerd door celkweek in NS0-zoogdiercellen), covalent gebonden aan N-acetyl-γ-calicheamicinedimethylhydrazine. Het CD22-antigeen is een transmembraan glycoproteïne dat specifiek op het oppervlak van B-cellen voorkomt. N-acetyl-γ-calicheamicinedimethylhydrazine is een cytotoxische stof. Na binding aan CD22 ontstaat een antilichaam-geneesmiddelconjugaat-CD22-complex, waarna het N-acetyl-γ-calicheamicinedimethylhydrazide intracellulair wordt afgegeven. Na activering induceert N-acetyl-γ-calicheamicine breuken in dubbelstrengs DNA, met als gevolg een stilstand van de celcyclus en apoptotische celdood.
Kinetische gegevens
V d | ca. 0,17 l/kg (inotuzumab ozogamicine). |
Metabolisering | IgG4κ waarschijnlijk op dezelfde wijze als endogeen IgG via katabolische routes tot kleine peptiden en aminozuren. N-acetyl-γ-calicheamicine(dimethylhydrazide) wordt uitgebreid gemetaboliseerd via niet-enzymatische reductie van de disulfidecomponent. |
T 1/2el | ca. 12 dagen (inotuzumab ozogamicine). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Chimerisch monoklonaal antilichaam IgG1, gericht tegen de epidermale groeifactor receptor (EGFR). EGFR-signaaltransductieroutes zijn (via activering RAS) betrokken bij de controle van de overleving en de progressie van de levenscyclus van de cel, angiogenese, migratie en cellulaire invasie/metastasering. Cetuximab bindt zich aan de EGFR met een affiniteit die circa 5–10× hoger is dan die van de endogene liganden en remt de werking van de receptor. Tevens richt het cytotoxische immuun effectorcellen naar de tumorcellen met EGFR-expressie (antilichaamafhankelijke celgemedieerde cytotoxiciteit).
Kinetische gegevens
V d | 1,5–6,2 l/m². |
Metabolisering | biodegradatie tot kleine peptiden of aminozuren. Stabiele spiegels worden bij monotherapie na 3 weken bereikt. |
T 1/2el | 70–100 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Obinutuzumab is een recombinant gehumaniseerd monoklonaal IgG1–antilichaam type II anti-CD20, geproduceerd in een ovariumcellijn van de Chinese hamster. Richt zich specifiek op CD20-transmembraan-antigeen op het oppervlak van maligne en niet-maligne voorloper- en rijpe B-lymfocyten en induceert celdood. De glyco-engineering van het Fc-gedeelte van obinutuzumab leidt tot een hogere affiniteit voor FcγRIII-receptoren op immuuneffectorcellen zoals NK-cellen, macrofagen en monocyten.
Kinetische gegevens
Overig | de distributie is hoofdzakelijk beperkt tot het bloedplasma en interstitieel vocht. |
Metabolisering | zoals de meeste antilichamen via biodegradatie tot kleine peptiden of aminozuren. |
T 1/2el | ca. 26 dagen (bij CLL), 37 dagen (bij FL). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Recombinant humaan IgG1 monoklonaal antilichaam, dat wordt geproduceerd in muriene (NS0) cellen. Elotuzumab bindt specifiek aan het eiwit SLAMF7 (signalerend lymfocytactivatiemolecuul familielid 7). Dit wordt tot expressie gebracht op natural killer (NK-)cellen, normale plasmacellen en andere immuuncellen én in hoge mate op multipel myeloom-cellen, onafhankelijk van cytogenetische afwijkingen. Elotuzumab heeft een dubbele werking. Het activeert door de binding aan SLAMF7 op een directe manier de NK-cellen (immunostimulatie). Door de binding aan SLAMF7 op de multipel myeloom-cellen kan het Fc-gedeelte van het monoklonale antilichaam elotuzumab binden aan de inmiddels gestimuleerde NK-cellen, gevolgd door de release van cytotoxische granules, met als resultaat vernietiging van de multipel myeloom-cellen (antilichaamafhankelijke cellulaire cytotoxiciteit). In niet-klinische modellen is synergistische activiteit met lenalidomide, pomalidomide of bortezomib aangetoond.
Kinetische gegevens
V d | ca. 0,086 l/kg. |
Metabolisering | zoals andere antilichamen, vnl. via eiwitkatabolisme tot peptiden en aminozuren. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
inotuzumab ozogamicine hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk
Groepsinformatie
cetuximab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk
Groepsinformatie
obinutuzumab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk
Groepsinformatie
elotuzumab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk