Farmacotherapeutisch Kompas

U bevindt zich hier:

Farmacotherapeutisch Kompas Geneesmiddelen
Wis invoer

Uitbreiden…

Open/sluiten

Welke geneesmiddelen wilt u aan de vergelijking toevoegen?

interferon bèta-1a

MS-middelen L03AB07

Sluiten

ozanimod

MS-middelen L04AA38

Sluiten

Samenstelling

Alleen de belangrijkste hulpstoffen worden genoemd. Raadpleeg altijd de productinformatie van CBG/EMA voor een compleet overzicht van hulpstoffen.

Avonex Biogen Netherlands

Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
60 microg/ml
Verpakkingsvorm
wegwerpspuit 0,5 ml (6 milj. IE), pen 0,5 ml (6 milj. IE)
Toedieningsvorm
Poeder voor injectievloeistof
Sterkte
30 microg/ml
Verpakkingsvorm
met solvens (water voor injectie) 1 ml (6 milj. IE)

Rebif Merck bv

Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
44 microg/ml
Verpakkingsvorm
wegwerpspuit 0,5 ml (6 milj. IE), patroon 1,5 ml, startverpakking

Bevat per verpakking: 6 wegwerpspuiten 8,8 microg/0,2 ml (2,4 milj. IE) + 6 wegwerpspuiten 22 microg/0,5 ml (6 milj. IE).

Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
88 microg/ml
Verpakkingsvorm
wegwerpspuit 0,5 ml (12 milj. IE), patroon 1,5 ml, startverpakking

Bevat per verpakking: 3 wegwerpspuiten 8,8 microg/0,1 ml (2,4 milj. IE) + 3 wegwerpspuiten 22 microg/0,25 ml (6 milj. IE). De injectievloeistoffen bevatten benzylalcohol.

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Samenstelling

Alleen de belangrijkste hulpstoffen worden genoemd.

Zeposia Aanvullende monitoring Celgene Netherlands bv

Toedieningsvorm
Capsule
Sterkte
0,92 mg
Toedieningsvorm
Capsule
Verpakkingsvorm
startverpakking

Bevat per verpakking: 4 capsules van 0,23 mg en 3 capsules van 0,46 mg.

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

(Peg)interferon β, glatirameer, teriflunomide, dimethylfumaraat en ozanimod zijn eerstelijns ziekte-modificerende behandelingen (DMT's, disease modifying therapies) voor de onderhoudsbehandeling van ambulante patiënten (EDSS 0–5) met 'relapsing remitting' multipele sclerose (RRMS). Ze verminderen de frequentie van de exacerbaties, nieuwe laesies gezien bij beeldvormend onderzoek en hebben mogelijk een gunstig effect op de ziekteprogressie. Over de effecten op de lange termijn is onvoldoende bekend.

Alemtuzumab, cladribine, fingolimod en natalizumab zijn tweedelijns DMT’s bij RRMS. Ze zijn over het algemeen werkzamer dan de eerstelijnsmiddelen. De toepassing is echter risicovoller.

Advies

(Peg)interferon β, glatirameer, teriflunomide, dimethylfumaraat en ozanimod zijn eerstelijns ziekte-modificerende behandelingen (DMT's, disease modifying therapies) voor de onderhoudsbehandeling van ambulante patiënten (EDSS 0–5) met 'relapsing remitting' multipele sclerose (RRMS). Ze verminderen de frequentie van de exacerbaties, nieuwe laesies gezien bij beeldvormend onderzoek en hebben mogelijk een gunstig effect op de ziekteprogressie. Over de effecten op de lange termijn is onvoldoende bekend. Ozanimod kan vanuit de geregistreerde indicatie alleen worden toegepast bij patiënten met RRMS met actieve ziekte.

Alemtuzumab, cladribine, fingolimod en natalizumab zijn tweedelijnszorg DMT’s bij RRMS. Ze zijn over het algemeen werkzamer dan de eerstelijnszorgmiddelen. De toepassing is echter risicovoller.

  • Farmacotherapeutisch rapport 2020_ozanimod_zeposia__bij_rrms_met_actieve_ziekte

Indicaties

Multipele sclerose

Avonex

  • 'Relapsing' multipele sclerose (RMS), tijdens klinisch onderzoek gekenmerkt door ten minste twee exacerbaties gedurende de voorafgaande drie jaar, zonder aanwijzingen voor continue progressie tussen de exacerbaties in;
  • Een enkele periode van demyelinisatie met een actief ontstekingsproces, dat ernstig genoeg is om behandeling met intraveneuze corticosteroïden te rechtvaardigen, waarbij alternatieve diagnosen zijn uitgesloten en wanneer is vastgesteld dat de kans op de ontwikkeling van klinisch definitieve multipele sclerose is toegenomen.

Rebif

  • RRMS, gekenmerkt door ten minste twee exacerbaties in de afgelopen twee jaar;
  • Een enkele periode van demyelinisatie met een actief ontstekingsproces, waarbij andere diagnosen zijn uitgesloten en wanneer is vastgesteld dat de kans op het ontwikkelen van klinisch definitieve multipele sclerose is toegenomen.

Gerelateerde informatie

  • multipele sclerose

Indicaties

  • 'Relapsing remitting' multipele sclerose (RRMS) met actieve ziekte bij volwassenen, gedefinieerd door exacerbaties (relapsen, schubs, opstoten) of kenmerken van ontstekingsactiviteit aangetoond door beeldvormende technieken.

Gerelateerde informatie

  • multipele sclerose

Dosering

Vóór injectie van Avonex of Rebif en 24 uur erna een antipyretisch analgeticum toedienen om de bijwerking griepachtige verschijnselen te verminderen.

De optimale behandelduur is nog niet vastgesteld. Ten minste om de 2 jaar beoordelen of behandeling moet worden voortgezet.

Klap alles open Klap alles dicht

Multipele sclerose

Volwassenen en kinderen

Avonex: bij volwassenen en kinderen > 16 jaar: i.m.: aanbevolen dosering: 30 microg (6 milj. IE) 1×/week. Titratie: om de ernst van de griepachtige bijwerkingen te verminderen, starten met 1/4 dosis en deze telkens met 1/4 dosis/week te verhogen tot 30 microg 1×/week na 4 weken. Eventueel kan gestart worden met 15 microg (3 milj. IE) 1×/week. De injectieplaats dient iedere week te worden gewisseld.

Rebif: bij volwassenen en kinderen > 12 jaar: s.c.: begindosering week 1 en 2: 8,8 microg (2,4 milj. IE) 3×/week; week 3 en 4: 22 microg (6 milj. IE) 3×/week; vanaf week 5: aanbevolen dosering: 44 microg (12 milj. IE) 3×/week. Indien patiënten volgens de behandelend arts deze dosering niet verdragen: een lagere dosis van 22 microg (6 milj. IE) 3×/week. Bij elke toediening een andere injectieplaats kiezen.

Dosering

Vóór begin van de behandeling: 1) maak een ECG ter controle op vooraf bestaande hartafwijkingen; 2) overweeg vaccinatie tegen VZV van VZV-antilichaamnegatieve patiënten (ten minste 1 maand vóór begin behandeling); 3) sluit zwangerschap uit; 4) zorg voor een compleet bloedbeeld, transaminase- en bilirubinewaarden. Zie voor toelichting de rubriek Waarschuwing en voorzorgen.

Klap alles open Klap alles dicht

'relapsing remitting' multipele sclerose (RRMS)

Volwassenen:

Begindosering: dag 1–4: 0,23 mg 1×/dag; dag 5–7: 0,46 mg 1×/dag. Na de 7 dagen durende dosistitratie is de onderhoudsdosis: 0,92 mg 1×/dag

Houd bij overschakelen van een andere ziektemodificerende therapie naar ozanimod rekening met de halfwaardetijd en het werkingsmechanisme van het andere middel, om additieve immunosuppressieve effecten te voorkomen en het risico van ziektereactivering te minimaliseren. Bepaal daarom vóór de start met ozanimod het aantal perifere lymfocyten (CBC), om te controleren of de immuunsysteemeffecten van de eerdere behandeling zijn verdwenen. Na staken van interferon-β of glatirameer kan men normaliter direct starten met ozanimod. Vanwege de diepgaande en langdurige immunosuppressieve effecten van alemtuzumab, niet starten met ozanimod na behandeling met alemtuzumab.

Bij vergeten van een dosis: herhaal de dosistitratie van dag 1–7 in de volgende gevallen: na onderbreking van de behandeling van 1 dag of meer tijdens de eerste 14 dagen van de behandeling, na onderbreking van de onderhoudsbehandeling gedurende zeven of meer opeenvolgende dagelijkse doses tussen dag 15 en 28 van de behandeling en na een onderbreking van > 14 opeenvolgende dagen na dag 28 van de behandeling. In alle andere kortere gevallen van onderbreking de behandeling voortzetten met de geplande volgende dosering.

Bij ouderen (> 55 jaar): wees voorzichtig vanwege onvoldoende gegevens en mogelijk meer bijwerkingen met name bij langdurige behandeling. Dosisaanpassing is niet nodig.

Bij nierfunctiestoornis: een aanpassing van de dosering is niet nodig.

Bij leverfunctiestoornis: wees bij lichte tot matige leverfunctiestoornis voorzichtig, hoewel een aanpassing van de dosering niet nodig is; zie verder ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen. Bij een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10–15) is ozanimod gecontra-indiceerd.

Toedieningsinformatie: de capsule kan met of zonder voedsel worden ingenomen.

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): leukopenie, lymfopenie, anemie, neutropenie, trombocytopenie, voorbijgaand griepachtig beeld met algehele malaise (bij 70% binnen 6 mnd.), reacties of ontsteking op de injectieplaats (bij 30%), hoofdpijn, asymptomatische transaminase verhoging.

Vaak (1-10%): pijn op de injectieplek, koorts, ernstige toename aminotransferasen, rillingen, transpiratie, artralgie, spierpijn/spasmen, nekpijn, rugpijn, moeheid, rigor, jeuk, huiduitslag, alopecia, diarree, overgeven, misselijkheid, depressie, slapeloosheid, gebrek aan eetlust, hypo-esthesie, blozen. Voorbijgaande verhoging van kalium en ureum.

Soms (0,1-1%): necrose, abces, infectie of knobbel op de injectieplek, meer zweten, schildklierfunctiestoornis, hepatitis met of zonder geelzucht, toevallen, retinaal vasculaire aandoening, dyspneu, trombo-embolie, urticaria, metrorragie, menorragie.

Zelden (0,01-0,1%): anafylactische reactie, nefrotisch syndroom, glomerulosclerose. Trombotische microangiopathie waaronder (fataal) trombotische trombocytopenische purpura/hemolytisch uremisch syndroom, pancytopenie, leverfalen, poging tot zelfmoord, angio-oedeem, op erythema multiforme gelijkende huidreactie, lupus erythematosus, Stevens-Johnsonsyndroom, cellulitis op de injectieplaats.

Verder zijn gemeld: voorbijgaande neurologische symptomen (als paresthesie, moeilijkheden met lopen), duizeligheid, convulsies, migraine. Cardiomyopathie, hartfalen, hartkloppingen, aritmie, tachycardie. Toename van psoriasis. Gewichtsverandering. Afwijkende leverfunctietest. Ernstige leverbeschadiging kan optreden (net als bij andere interferon β's) vooral in de eerste zes maanden. Verder zijn interferonen in verband gebracht met angst, pijn op de borst, vaatverwijding, psychose. Pulmonale arteriële hypertensie. Panniculitis (op injectieplek). Toename in de aanmaak van autoantilichamen.

Benzylalcohol (in de injectievloeistof van Rebif) kan allergische reacties veroorzaken.

  • Informatie bijwerkingen Lareb
  • Meldformulier bijwerkingen

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): Nasofaryngitis. Lymfopenie.

Vaak (1-10%): faryngitis, virale luchtweginfectie, urineweginfectie. Bradycardie, hypertensie, (orthostatische) hypotensie. ALAT verhoogd. Gamma-glutamyltransferase (γ-GT) verhoogd, bilirubine verhoogd, abnormale longfunctietest.

Soms (0,1-1%): Herpes zoster. Overgevoeligheid (zoals huiduitslag en urticaria). Macula-oedeem.

Bij langdurig gebruik met een S1P-receptormodulator: huidkanker, waaronder melanoom.

  • Informatie bijwerkingen Lareb
  • Meldformulier bijwerkingen

Interacties

Op grond van de reductie van CYP-afhankelijke enzymen, voorzichtig zijn bij combinatie met geneesmiddelen zoals anti-epileptica – die een smalle therapeutische breedte hebben – die door deze enzymen worden gemetaboliseerd.

Interacties

Vermijd gelijktijdig gebruik met remmers van het borstkankerresistentie-eiwit (BCRP) zoals ciclosporine en eltrombopag, omdat dit blootstelling aan de meer actieve metabolieten van ozanimod mogelijk kan verdubbelen.

Wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik met sterke CYP2C8-remmers (gemfibrozil, clopidogrel), omdat dit blootstelling aan de belangrijkste actieve metabolieten van ozanimod met 47–69% kan verhogen.

Vermijd gelijktijdig gebruik met CYP2C8-inductoren (rifampicine), omdat dit blootstelling aan de belangrijkste actieve metabolieten met 60% kan verlagen en daarmee de respons van ozanimod.

Vermijd gelijktijdig gebruik met MAO-B remmers (selegiline, fenelzine) omdat dit blootstelling aan de belangrijkste actieve metabolieten kan verlagen en daarmee ook de respons van ozanimod.

Vermijd gelijktijdige niet-corticosteroïde immunosuppressieve, immunomodulerende en anti-neoplastische therapie vanwege additieve immuuneffecten. Na eerdere behandeling met alemtuzumab wordt starten met ozanimod niet aanbevolen.

Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik met een β-blokker of een calciumantagonist vanwege de kans op extra verlaging van de hartfrequentie en atrioventriculaire geleiding. Gelijktijdig gebruik van andere anti-aritmica is niet onderzocht.

Tijdens en tot 3 maanden na behandeling kan vaccinatie minder effectief zijn. Gebruik van een levend verzwakt vaccin tijdens en tot 3 maanden na behandeling vermijden vanwege kans op infecties; zie voor meer informatie over vaccinaties Waarschuwingen en voorzorgen.

Zwangerschap

Interferon is een groot molecuul, placentapassage lijkt daardoor niet waarschijnlijk.

Teratogenese: Er zijn geen nadelige effecten op de zwangerschap of het ongeboren kind gemeld. De ervaring met blootstelling tijdens het 2e en 3e trimester is echter zeer beperkt.

Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.

Overig:Benzylalcohol (in de injectievloeistof van Rebif) passeert de placenta en kan daardoor toxiciteit bij prematuren veroorzaken na toediening vlak voor of tijdens een bevalling.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij zwangerschap

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens, geen tot beperkte gegevens van ozanimod; van een andere S1P-receptormodulator is een verdubbeld risico op aangeboren afwijkingen gemeld. Bij dieren is reproductietoxiciteit gebleken, inclusief foetale sterfte, misvormingen van skelet en organen (bloedvaten). De S1P-receptor is betrokken bij vaatvorming tijdens de embryogenese.

Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd tijdens de zwangerschap, en bij vrouwen die zwanger kunnen worden en geen effectieve anticonceptie gebruiken. Als de vrouw zwanger wordt tijdens gebruik, ozanimod staken, informatie geven over de schadelijke effecten voor de foetus en zorgen voor echografisch onderzoek.

Overig: Vóór aanvang van de behandeling zwangerschap uitsluiten. Een vrouw die zwanger kan worden dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 3 maanden na de therapie.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Waarschijnlijk verwaarloosbaar (gebaseerd op relatief weinig informatie). Bovendien is de orale absorptie van dit grote molecuul uit het maag-darmkanaal van de zuigeling waarschijnlijk minimaal.

Advies: Kan worden gebruikt.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij lactatie

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja, bij dieren.

Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.

Contra-indicaties

  • overgevoeligheid voor een natuurlijk of recombinant interferon β;
  • ernstige depressie en/of zelfmoordneiging.

Contra-indicaties

  • immunodeficiëntie;
  • ernstige actieve infecties, actieve chronische infecties zoals hepatitis en tuberculose;
  • actieve maligniteiten;
  • ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10–15);
  • deze hart-gerelateerde aandoeningen in de voorgaande 6 maanden: een myocardinfarct, instabiele angina pectoris, beroerte, voorbijgaande ischemische aanval (TIA), gedecompenseerd hartfalen (dat ziekenhuisopname vereiste), of New York Heart Association (NYHA)-klasse III/IV hartfalen;
  • voorgeschiedenis zonder pacemaker van tweedegraads atrioventriculair (AV)-blok type Mobitz-II of derdegraads AV-blok of sicksinussyndroom;
  • gebruik bij vrouwen die zwanger kunnen worden en geen effectieve anticonceptie gebruiken.

Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Zwangerschap.

Waarschuwingen en voorzorgen

Het gebruik van interferon β-1a samen met andere immuunmodulatoren dan corticosteroïden of ACTH is vanwege de geringe klinische ervaring niet aan te raden.

Controle van de leverfunctie (ALAT-waarde), bloedplaatjes en volledig en gedifferentieerd aantal bloedcellen is aanbevolen aan het begin van de behandeling, na 1, 3 en 6 maanden en daarna periodiek; wanneer wordt begonnen met Rebif 44 is een frequentere controle aanbevolen.

Wees voorzichtig bij:

  • leveraandoeningen (in voorgeschiedenis, alcoholmisbruik, verhoogd ALAT (> 2½× ULN));
  • ernstige nierfunctiestoornis;
  • eerdere depressie met name bij antecedenten als zelfmoordneiging;
  • (anamnese van) epilepsie, met name die onvoldoende reageert op de behandeling;
  • beenmergdepressie in de voorgeschiedenis;
  • hartstoornissen.

Bij geelzucht of andere klinische symptomen van leverfunctiestoornissen de behandeling staken.

In het begin van de behandeling de schildklierfunctie controleren; indien deze afwijkend is deze elke 6–12 maanden blijven controleren.

Vorming antilichamen: Circa 24% ontwikkelt na 24–48 maanden met Rebif, blijvende serumantilichamen; dat is in verband gebracht met een verminderde invloed op klinische en MRI-parameters. Uit gegevens tot twee jaar lijkt 8% bij gebruik van Avonex, antilichamen te ontwikkelen.

Bij klinische kenmerken van trombotische microangiopathie (TMA) testen op bloedplaatjesniveau, serum serumlactaatdehydrogenase (LDH), bloeduitstrijkjes en nierfunctie. Vroege klinische kenmerken van TMA zijn trombocytopenie, nieuw ontstane hypertensie, koorts, symptomen van het centrale zenuwstelsel (bv. verwardheid en parese) en verminderde nierfunctie. Bij optreden van TMA de behandeling direct staken en TMA snel behandelen (eventueel met plasma-uitwisseling). Laboratoriumbevindingen die wijzen op TMA; verlaagde trombocytentelling, verhoogd LDH en schistocyten op een bloeduitstrijkje.

Met name bij patiënten met meer kans op nierziekte, periodiek controleren op vroege symptomen van nefrotisch syndroom (oedeem, proteïnurie en verminderde nierfunctie). Bij optreden van nefrotisch syndroom overwegen de behandeling te staken en snel behandelen.

Hulpstoffen: Gebruik van benzylalcohol (in de injectievloeistof van Rebif) bij nier- of leverfunctiestoornis, bij zwangere vrouwen en bij vrouwen die borstvoeding geven kan door ophoping leiden tot metabole acidose. Controleer kinderen < 3 jaar bij gebruik van benzylalcohol (in de injectievloeistof van Rebif) op respiratoire symotomen.

Onderzoeksgegevens: Gegevens over veiligheid en werkzaamheid zijn bekend over een behandelperiode langer dan 4 jaar (Avonex). Bij niet-ambulante patiënten zijn er over de veiligheid en werkzaamheid beperkt gegevens. De werkzaamheid is niet aangetoond bij secundair progressieve multipele sclerose (SPMS) zonder manifeste relaps activiteit; als een progressieve vorm van MS ontstaat de behandeling staken. Rebif niet toepassen bij primair progressieve multipele sclerose vanwege het ontbreken van onderzoeksgegevens. Avonex niet toepassen bij kinderen jonger dan 12 jaar vanwege beperkte ervaring; bij jongeren tussen 12–16 jaar is de veiligheid en werkzaamheid onvoldoende vastgesteld en is er geen dosisaanbeveling. Rebif niet toepassen bij kinderen jonger dan 2 jaar vanwege beperkte ervaring; bij jongeren tussen 2–16 jaar is de veiligheid en werkzaamheid onvoldoende vastgesteld; bij gebruik van de voor volwassenen aanbevolen dosering zag men een vergelijkbaar veiligheidsprofiel als bij volwassenen.

Waarschuwingen en voorzorgen

Cardiovasculaire effecten:

Voer vóór het begin van de behandeling bij alle patiënten een ECG uit ter controle op vooraf bestaande hartafwijkingen. Zorg bij vooraf bestaande hartafwijkingen voor eerste-dosis-monitoring.

Afname van de hartslagfrequentie: Ozanimod geeft binnen 4 uur na start van de behandeling een tijdelijke afname van de hartslag, bouw daarom de dosis de eerste zeven dagen via titratie op. De daling is op dag 1 na ca. 5 uur maximaal (met gem. 5 tot 6 slagen/min). Gedurende de volgende dagen, is geen klinisch relevante daling waargenomen. Indien nodig kan men verlaging van de hartfrequentie tegengaan met parenteraal atropine of isoprenaline.

Tijdelijke vertraging van de atrioventriculaire geleiding is waargenomen aan de start van de behandeling, volgens een vergelijkbaar tijdspatroon als de hartslagdaling; deze verdwijnt meestal binnen 24 uur. De vertraging manifesteert zich meestal als eerstegraads atrioventriculair (AV) blok (verlengd PR-interval) op ECG.

Controles: eerste-dosis-monitoring: Controleer patiënten met de hartaandoeningen: sinusbradycardie (hartslag < 55 slagen/min), voorgeschiedenis van tweedegraads AV-blok (type Mobitz-I, Wenckebach-blok), voorgeschiedenis van myocardinfarct, of voorgeschiedenis van hartfalen (NYHA-klasse I en II), na de eerste dosis gedurende een periode van zes uur elk uur op klachten en verschijnselen van bradycardie, met meting van pols en bloeddruk. Herhaal na 6 uur de ECG meting. Als dan de hartslag < 45 slagen/min is en er aanwijzingen zijn dat de maximale hartslagverlaging nog niet is bereikt, of als het ECG zes uur na toediening een nieuw tweedegraads of hoger AV-blok laat zien of een QTc ≥ 500 ms, start dan met een geschikte behandeling en zet de observatie voort totdat de klachten/bevindingen zijn verdwenen. Als een medische behandeling nodig is, vervolg de monitoring dan gedurende de nacht en hervat de controleperiode van zes uur na de tweede dosis.

Overleg met cardioloog: Vraag vóór het begin van de behandeling eerst advies van een cardioloog voor de meest geschikte controlestrategie: bij een voorgeschiedenis van symptomatische bradycardie, terugkerende syncope, hartstilstand, cerebrovasculaire ziekte, (risico op) significante QT-verlenging (> 500 ms) of ongecontroleerde hypertensie, bij ernstige onbehandelde slaapapneu, bij gebruik van andere geneesmiddelen die bradycardie kunnen geven (met uitzondering van β-blokkers of calciumantagonisten) of bij gebruik van anti-aritmica klasse Ia (zoals kinidine en disopyramide) en III (amiodaron, sotalol) die in verband zijn gebracht met 'torsade de pointes' bij bradycardie (het gebruik bij deze middelen is niet onderzocht).

Hypertensie: Controleer de bloeddruk tijdens behandeling regelmatig; ozanimod heeft een bloeddrukverhogend effect.

Vanwege het immunosuppressieve effect is er bij behandeling meer kans op infecties. Voorafgaand aan de behandeling moet een recent (van de laatste 6 maanden of na stopzetten van een eerdere behandeling) compleet bloedbeeld (CBC) beschikbaar zijn. Bepaal tijdens de behandeling periodiek het CBC. Bij een absoluut lymfocytenaantal < 0,2 × 109/l de behandeling onderbreken totdat herstel (> 0,5 × 109/l) is opgetreden.

Infecties: Bij een actieve infectie de behandeling uitstellen. Tot 3 maanden na staken van de behandeling is controle op infecties nodig. Patiënten dienen symptomen van infectie gelijk aan de arts te melden. Overweeg bij optreden van een ernstige infectie onderbreking van de behandeling.

Progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML) is gemeld na behandeling met een andere MS-therapieën (incl. een sfingosine-1-fosfaat (S1P)-receptormodulator). De symptomen van PML lijken op die van multipele sclerose (progressieve zwakte aan 1 kant van het lichaam, veranderingen in zicht en/of denken, soms karakterveranderingen). Bij vermoeden van PML een MRI-scan van de hersenen laten maken en de behandeling onderbreken totdat PML is uitgesloten.

Vaccinatie: Vaccinaties kunnen tijdens behandeling minder effectief zijn; indien vaccinatie met een levend verzwakt virus nodig is, dit ten minste 1 maand vóór behandeling met ozanimod toedienen. Test patiënten zonder bevestigde voorgeschiedenis van waterpokken of zonder gedocumenteerde vaccinatie tegen het varicella-zostervirus (VZV) vóór de start van een behandeling op VZV-antilichamen. Vaccineer antilichaamnegatieve patiënten vóór aanvang van de behandeling tegen VZV, en stel vervolgens de start van de behandeling met 1 maand uit voor een volledig effect van de vaccinatie. Vermijd tijdens behandeling en gedurende de 3 maanden na het stoppen met ozanimod gebruik van levend verzwakte virusvaccins.

Overige waarschuwingen:

Huidtumoren: Het immunosuppressieve effect kan het risico op maligniteit, waaronder huidtumoren verhogen. Huidkanker waaronder melanoom is gemeld tijdens behandeling met andere S1P-receptormodulatoren. In de fase 3 studies met ozanimod is alleen niet-melanome huidkanker gemeld en dit trad bij ozanimod niet vaker op dan in de controlegroep. Omdat er toch een risico bestaat dienen patiënten zich tijdens behandeling te beschermen tegen zonlicht en mogen ze geen fototherapie met UV-B straling of PUVA krijgen.

Posterieur reversibel encefalopathie-syndroom (PRES): Bij vermoeden van PRES (met symptomen als plotselinge ernstige hoofdpijn, verwardheid, insulten en verminderd gezichtsvermogen) de behandeling stopzetten.

Macula-oedeem: Vanwege de kans op macula-oedeem, bij optreden van visusstoornissen een oogheelkundig onderzoek uitvoeren (onderzoek van de oogfundus, inclusief macula). Bij patiënten met een voorgeschiedenis van diabetes mellitus, uveïtis of een retina-aandoening is er meer kans op macula-oedeem, en wordt oogheelkundig onderzoek vóór aanvang van en regelmatig tijdens de behandeling aanbevolen. Bij optreden van macula-oedeem de behandeling (tijdelijk) staken.

Wees voorzichtig bij ernstige respiratoire aandoeningen, longfibrose en COPD.

Leverfunctiestoornis: Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van een significante leverfunctiestoornis. Voorafgaand aan de behandeling moeten recente (van de laatste zes maanden) transaminase- en bilirubinewaarden beschikbaar zijn. Als geen klinische symptomen (onverklaarbare misselijkheid, braken, buikpijn, vermoeidheid, anorexie of geelzucht en/of donkere urine) optreden, transaminase- en bilirubinewaarden controleren in maand 1, 3, 6, 9 en 12 en vervolgens periodiek. Bij levertransaminasewaarden > 5× ULN frequenter controleren, en bij bevestiging van een waarde > 5× ULN de behandeling onderbreken en pas hervatten als de waarden zijn genormaliseerd. Als klinische symptomen optreden (onverklaarbare misselijkheid, braken, buikpijn, vermoeidheid, anorexie of geelzucht en/of donkere urine) de leverenzymwaarden controleren en bij bevestiging van een significante leverbeschadiging de behandeling staken.

Wees voorzichtig bij staken van de behandeling. Bij sommige patiënten zijn na staken van een andere S1P-receptormodulator ernstige exacerbaties van MS gemeld, waaronder rebound van de ziekte. Controleer daarom na staken van ozanimod op relevante klachten en symptomen van een mogelijk ernstige exacerbatie of terugkeer van ziekteactiviteit en stel indien nodig een geschikte behandeling in.

Vrouwen die zwanger kunnen worden: Zie de rubriek Zwangerschap.

Onderzoeksgegevens: Wees voorzichtig bij patiënten van 55 jaar en ouder vanwege een verhoogd risico op bijwerkingen; er zijn beperkte gegevens. De veiligheid en werkzaamheid zijn nog niet vastgesteld bij kinderen < 18 jaar; er zijn geen gegevens.

Overdosering

Neem voor informatie over een vergiftiging met interferon β-1a contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Overdosering

Neem voor informatie over een vergiftiging met ozanimod contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Eigenschappen

Interferon β-1a behoort tot de familie der cytokinen. Geglycosyleerd eiwit bestaande uit 166 aminozuren, identiek aan humaan interferon β, bereid door genetische manipulatie van hamstercellijnen. Het heeft zowel immuunmodulerende, antiproliferatieve als antivirale eigenschappen. Het werkingsmechanisme bij MS is nog niet opgehelderd. Het onderdrukt onder andere de werking van γ-interferon en bevordert de suppressoractiviteit van perifere mononucleaire bloedcellen. Het verlaagt van de frequentie van klinische exacerbaties.

Werkingsduur: 10 uur (Avonex); twee dagen (Rebif). Avonex: s.c. toediening kan i.m. toediening niet vervangen. Rebif: s.c. of i.m. toediening gelijkwaardig bij equivalente dosering in IE.

Kinetische gegevens

F 40% bij i.m. toedienen, dit is 3× hoger dan s.c. (Avonex).
F i.m. = s.c. (Rebif).
T max 5–15 uur antivirale activiteit na i.m. (Avonex).
T max 8 uur (Rebif).
Metabolisering in lever en nieren.
Eliminatie met urine en feces.
T 1/2el schijnbaar 50–60 uur (Avonex).
Overig Biologische halfwaardetijd van antivirale activiteit = 10 uur (Avonex).

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Eigenschappen

Immunosuppressivum, sfingosine-1-fosfaat (S1P)-receptormodulator. Ozanimod bindt selectief aan twee van de vijf G-eiwitgekoppelde receptoren (GPCR’s) van S1P, namelijk S1P1 en S1P5. Als een functionele antagonist op de S1P1-receptoren op lymfocyten, zorgt het ervoor dat lymfocyten niet meer uit de lymfeknopen kunnen treden. Dit vermindert de hercirculatie van T-cellen naar het centraal zenuwstelsel en beperkt de centrale ontsteking. Het precieze werkingsmechanisme is onbekend.

Kinetische gegevens

F 84%
T max 6–8 uur (ozanimod); 10 uur (actieve metaboliet CC112273)
V d 79,9 l/kg
Eiwitbinding 98,2% (ozanimod); 99,8% (actieve metaboliet CC112273); 99,3% (actieve metaboliet CC1084037)
Metabolisering door diverse metaboliseringsroutes (zonder overheersend enzymsysteem) tot o.a. de actieve metabolieten CC112273 en CC1084037; na herhaalde toediening zijn de AUC van deze actieve metabolieten resp. 13× en 2,5× die van ozanimod. MAO-B is verantwoordelijk voor de vorming van CC112273 en CYP2C8 en oxidoreductasen zijn betrokken bij het metabolisme van CC112273.
Eliminatie als inactieve metabolieten via de urine en feces.
T 1/2el effectief ca. 11 dagen (actieve metaboliet CC112273).

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Groepsinformatie

interferon bèta-1a hoort bij de groep MS-middelen.

  • alemtuzumab (L04AA34) Vergelijk
  • cladribine (bij multipele sclerose) (L04AA40) Vergelijk
  • fingolimod (L04AA27) Vergelijk
  • glatirameer (L03AX13) Vergelijk
  • interferon bèta-1b (L03AB08) Vergelijk
  • natalizumab (L04AA23) Vergelijk
  • ocrelizumab (L04AA36) Vergelijk
  • ozanimod (L04AA38) Vergelijk
  • peginterferon bèta-1a (L03AB13) Vergelijk
  • siponimod (L04AA42) Vergelijk
  • teriflunomide (L04AA31) Vergelijk

Groepsinformatie

ozanimod hoort bij de groep MS-middelen.

  • alemtuzumab (L04AA34) Vergelijk
  • cladribine (bij multipele sclerose) (L04AA40) Vergelijk
  • fingolimod (L04AA27) Vergelijk
  • glatirameer (L03AX13) Vergelijk
  • interferon bèta-1a (L03AB07) Vergelijk
  • interferon bèta-1b (L03AB08) Vergelijk
  • natalizumab (L04AA23) Vergelijk
  • ocrelizumab (L04AA36) Vergelijk
  • peginterferon bèta-1a (L03AB13) Vergelijk
  • siponimod (L04AA42) Vergelijk
  • teriflunomide (L04AA31) Vergelijk

Kosten

Kosten laden…

Kosten

Kosten laden…

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • MS-middelen

Indicaties

  • multipele sclerose

Externe links

  • Officiële productinformatie CBG/EMA
  • Medicijnkosten.nl
  • GIPdatabank

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • MS-middelen

Indicaties

  • multipele sclerose

Externe links

???naar.zoeken???
Zorginstituut Nederland
Onafhankelijke geneesmiddelinformatie
voor zorgprofessionals

Service

  • Contact
  • E-learning cursus FK
  • Mobiele apps
  • Help

Over

  • Over deze site
  • Verantwoording
  • Veelgestelde vragen
  • Proclaimer
  • Copyright
  • Cookies
Het Farmacotherapeutisch Kompas gebruikt analytische cookies om het gebruik van de website te analyseren en daarmee de website te kunnen verbeteren.
Lees meer over cookies en hoe u cookies kunt uitschakelen

Web-App

Installeer deze Web-App op je iPhone: Tap het deel-icoon en daarna "Zet op beginscherm".