Farmacotherapeutisch Kompas

U bevindt zich hier:

Farmacotherapeutisch Kompas Geneesmiddelen
Wis invoer

Uitbreiden…

Open/sluiten

Welke geneesmiddelen wilt u aan de vergelijking toevoegen?

interferon bèta-1b

MS-middelen L03AB08

Sluiten

interferon bèta-1a

MS-middelen L03AB07

Sluiten

Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Betaferon Bayer bv

Toedieningsvorm
Poeder voor injectievloeistof
Sterkte
9,6 mln. IE
Verpakkingsvorm
flacon + spuit 1,2 ml + toebehoren.

8 mln. IE/ml (= 0,25 mg) na reconstitutie. Er is een verpakking voor 1 en 3 maanden.

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Avonex Biogen Netherlands

Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
60 microg/ml
Verpakkingsvorm
wegwerpspuit 0,5 ml, pen 0,5 ml

Bevat per 0,5 ml: 6 miljoen IE.

Rebif Merck bv

Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
44 microg/ml
Verpakkingsvorm
wegwerpspuit 0,5 ml, patroon 1,5 ml, startverpakking

12 mln. IE/ml. Bevat per wegwerpspuit 0,5 ml: 6 mln. IE. Bevat per startverpakking: 6 wegwerpspuiten 8,8 microg/0,2 ml (2,4 mln. IE) + 6 wegwerpspuiten 22 microg/0,5 ml (6 mln. IE).

Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
88 microg/ml
Verpakkingsvorm
wegwerpspuit 0,5 ml, patroon 1,5 ml, startverpakking

24 mln. IE/ml. Bevat per wegwerpspuit 0,5 ml: 12 mln. IE. Bevat per startverpakking: 3 wegwerpspuiten 8,8 microg/0,1 ml (2,4 mln. IE) + 3 wegwerpspuiten 22 microg/0,25 ml (6 mln. IE).

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

Als acute aanvalsbehandeling bij een aanval/relaps van multiple sclerose kan een stootkuur met methylprednisolon worden overwogen.

(Peg)interferon β, glatirameer, ozanimod, ponesimod, teriflunomide en dimethylfumaraat (of diroximelfumaraat) zijn eerstelijns ziektemodificerende middelen (DMD’s, disease modifying drugs) voor de onderhoudsbehandeling van ambulante patiënten (EDSS 0–5) met ‘relapsing’ multiple sclerose (RMS). Ze verminderen de frequentie van de exacerbaties, nieuwe laesies gezien bij beeldvormend onderzoek en hebben mogelijk een gunstig effect op de ziekteprogressie. Over de effecten op de lange termijn is onvoldoende bekend.

Alemtuzumab, cladribine, fingolimod, natalizumab, ocrelizumab, ofatumumab en ublituximab zijn tweedelijns DMD’s bij relapsing multiple sclerose (RMS). Ze zijn over het algemeen werkzamer dan de eerstelijnsmiddelen. De toepassing is echter risicovoller.

Advies

Als acute aanvalsbehandeling bij een aanval/relaps van multiple sclerose kan een stootkuur met methylprednisolon worden overwogen.

(Peg)interferon β, glatirameer, ozanimod, ponesimod, teriflunomide en dimethylfumaraat (of diroximelfumaraat) zijn eerstelijns ziektemodificerende middelen (DMD’s, disease modifying drugs) voor de onderhoudsbehandeling van ambulante patiënten (EDSS 0–5) met ‘relapsing’ multiple sclerose (RMS). Ze verminderen de frequentie van de exacerbaties, nieuwe laesies gezien bij beeldvormend onderzoek en hebben mogelijk een gunstig effect op de ziekteprogressie. Over de effecten op de lange termijn is onvoldoende bekend.

Alemtuzumab, cladribine, fingolimod, natalizumab, ocrelizumab, ofatumumab en ublituximab zijn tweedelijns DMD’s bij relapsing multiple sclerose (RMS). Ze zijn over het algemeen werkzamer dan de eerstelijnsmiddelen. De toepassing is echter risicovoller.

Indicaties

Multiple sclerose bij:

  • 'relapsing remitting' multiple sclerose (RRMS) met ten minste twee aanvallen van gestoorde neurologische functies (recidieven) in de laatste twee jaar;
  • een enkele periode van demyelinisatie met veel kans op ontwikkeling van klinisch definitieve MS en met een actief ontstekingsproces dat ernstig genoeg is om een behandeling met i.v. corticosteroïden te rechtvaardigen;
  • secundair progressieve multiple sclerose (SPMS) waarbij de ziekte aantoonbaar actief is.

Gerelateerde informatie

  • multiple sclerose

Indicaties

Multiple sclerose

Avonex

  • 'Relapsing' multiple sclerose (RMS), tijdens klinisch onderzoek gekenmerkt door ten minste twee exacerbaties gedurende de voorafgaande drie jaar, zonder aanwijzingen voor continue progressie tussen de exacerbaties in;
  • Een enkele periode van demyelinisatie met een actief ontstekingsproces, dat ernstig genoeg is om behandeling met intraveneuze corticosteroïden te rechtvaardigen, waarbij alternatieve diagnosen zijn uitgesloten en wanneer is vastgesteld dat de kans op de ontwikkeling van klinisch definitieve multiple sclerose is toegenomen.

Rebif

  • RRMS, gekenmerkt door ten minste twee exacerbaties in de afgelopen twee jaar;
  • Een enkele periode van demyelinisatie met een actief ontstekingsproces, waarbij andere diagnosen zijn uitgesloten en wanneer is vastgesteld dat de kans op het ontwikkelen van klinisch definitieve multiple sclerose is toegenomen.

Gerelateerde informatie

  • multiple sclerose

Doseringen

Om gelyofiliseerd interferon β-1b te reconstitueren voor injectie moet 1,2 ml van het solvens (natriumchloride 0,54%) worden geïnjecteerd in de interferonflacon.

Klap alles open Klap alles dicht

Multiple sclerose

Volwassenen en kinderen > 12 jaar

Begindosering: op dag 1, 3 en 5: s.c. 62,5 microg; langzaam verhogen op dag 7, 9 en 11 naar 125 microg s.c., op dag 13, 15 en 17 naar 187,5 microg s.c. en vanaf dag 19: 0,25 mg (8 mln. IE) = 1 ml iedere 2 dagen s.c. De optimale dosering en behandelduur zijn nog niet vastgesteld.

Gestoorde nierfunctie: een aanpassing van de dosering is niet nodig. Wees bij een ernstige nierfunctiestoornis voorzichtig en voer controles uit.

Gestoorde leverfunctie: gebruik bij ernstige leverfunctiestoornis is gecontra-indiceerd; zie rubriek Contra-indicaties.

Het is niet bekend hoelang de patiënt behandeld moet worden. Voor RRMS zijn gegevens over een vervolgduur van 5 jaar en voor SPMS van 3 jaar.

Bij RRMS met minder dan 2 recidieven in de voorafgaande 2 jaar of bij patiënten met SPMS bij wie de ziekte de afgelopen 2 jaar niet actief was, wordt in de SmPC behandeling niet aanbevolen.

Doseringen

Vóór injectie van Avonex of Rebif en 24 uur erna een antipyretisch analgeticum toedienen om de bijwerking griepachtige verschijnselen te verminderen.

De optimale behandelduur is nog niet vastgesteld. Ten minste om de 2 jaar beoordelen of behandeling moet worden voortgezet.

Klap alles open Klap alles dicht

Multiple sclerose

Volwassenen en kinderen

Avonex: bij volwassenen : i.m.: aanbevolen dosering: 30 microg (6 milj. IE) 1×/week. Titratie: om de ernst van de griepachtige bijwerkingen te verminderen, starten met 1/4 dosis en deze telkens met 1/4 dosis/week te verhogen tot 30 microg 1×/week na 4 weken. Eventueel kan gestart worden met 15 microg (3 milj. IE) 1×/week. De injectieplaats dient iedere week te worden gewisseld.

Rebif: bij volwassenen en kinderen > 12 jaar: s.c.: begindosering week 1 en 2: 8,8 microg (2,4 milj. IE) 3×/week; week 3 en 4: 22 microg (6 milj. IE) 3×/week; vanaf week 5: aanbevolen dosering: 44 microg (12 milj. IE) 3×/week. Indien patiënten volgens de behandelend arts deze dosering niet verdragen: een lagere dosis van 22 microg (6 milj. IE) 3×/week. Bij elke toediening een andere injectieplaats kiezen.

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): voorbijgaand griepachtig beeld met algehele malaise, koorts, rillingen, gewrichtspijn, hoofdpijn, hypertonie of spierpijn; reacties op de injectieplaats: ontsteking, pijn, perifeer oedeem, overgevoeligheid, artralgie. Daling aantal lymfocyten (< 1.500 mm³), witte bloedcellen (< 3.00 mm³), absolute neutrofielen (< 1.500 mm³). Slapeloosheid, buikpijn, uitslag, plasaandrang,

Vaak (1-10%): lymfadenopathie, anemie, hypothyroïdie, gewichtsverandering, verwardheid, tachycardie, hypertensie, dyspneu, toename ASAT (> 5× basiswaarde). verhoogd bloedbilirubine, huiduitslag, jeuk, alopecia, menorragie, necrose op injectieplaats, pijn op de borst.

Soms (0,1-1%): trombocytopenie, toename van γ-GT en triglyceriden, emotionele labiliteit, zelfmoordpoging, convulsie, hepatitis, huidverkleuring, nefrotisch syndroom, glomerulosclerose.

Zelden (0,01-0,1%): anafylactische reactie, hyperthyroïdie, gestoorde schildklierfunctie, anorexia, cardiomyopathie, bronchospasme, pancreatitis, leverbeschadiging (waaronder hepatitis), leverfalen. Trombotische microangiopathie waaronder (fataal) trombotische trombocytopenische purpura/hemolytisch uremisch syndroom.

Verder: Hemolytische anemie, capillairleksyndroom bij reeds bestaande monoklonale gammopathie. Depressie, angst, duizeligheid, palpitatie, vasodilatatie, pulmonale arteriële hypertensie, misselijkheid, braken, diarree. Geneesmiddel-geïnduceerde lupus erythematodes. Menstruatiestoornissen, transpireren.

  • Informatie van Lareb over dit middel
  • Meldformulier bijwerkingen

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): leukopenie, lymfopenie, anemie, neutropenie, trombocytopenie, voorbijgaand griepachtig beeld met algehele malaise (bij 70% binnen 6 mnd.), reacties of ontsteking op de injectieplaats (bij 30%), hoofdpijn, asymptomatische transaminase verhoging.

Vaak (1-10%): pijn op de injectieplek, koorts, ernstige toename aminotransferasen, rillingen, transpiratie, artralgie, spierpijn/spasmen, nekpijn, rugpijn, moeheid, rigor, jeuk, huiduitslag, alopecia, diarree, overgeven, misselijkheid, depressie, slapeloosheid, gebrek aan eetlust, hypo-esthesie, blozen. Voorbijgaande verhoging van kalium en ureum.

Soms (0,1-1%): necrose, abces, infectie of knobbel op de injectieplek, meer zweten, schildklierfunctiestoornis, hepatitis met of zonder geelzucht, toevallen, retinaal vasculaire aandoening, dyspneu, trombo-embolie, urticaria, metrorragie, menorragie.

Zelden (0,01-0,1%): anafylactische reactie, nefrotisch syndroom, glomerulosclerose. Trombotische microangiopathie waaronder (fataal) trombotische trombocytopenische purpura/hemolytisch uremisch syndroom, pancytopenie, leverfalen, poging tot zelfmoord, angio-oedeem, op erythema multiforme gelijkende huidreactie, lupus erythematodes, Stevens-Johnsonsyndroom, cellulitis op de injectieplaats.

Verder zijn gemeld: voorbijgaande neurologische symptomen (als paresthesie, moeilijkheden met lopen), duizeligheid, convulsies, migraine. Cardiomyopathie, hartfalen, hartkloppingen, aritmie, tachycardie. Toename van psoriasis. Gewichtsverandering. Afwijkende leverfunctietest. Ernstige leverbeschadiging kan optreden (net als bij andere interferon β's) vooral in de eerste zes maanden. Verder zijn interferonen in verband gebracht met angst, pijn op de borst, vaatverwijding, psychose. Pulmonale arteriële hypertensie. Panniculitis (op injectieplek). Toename in de aanmaak van autoantilichamen.

Benzylalcohol (in de injectievloeistof van Rebif) kan allergische reacties veroorzaken.

  • Informatie van Lareb over dit middel
  • Meldformulier bijwerkingen

Interacties

Op grond van reductie van CYP-afhankelijke enzymen is voorzichtigheid geboden in combinatie met geneesmiddelen met een smalle therapeutische breedte en die door dit enzym worden gemetaboliseerd, zoals anti-epileptica.

Vanwege de geringe klinische ervaring wordt het gebruik van interferon bèta-1b samen met andere immunomodulatoren dan corticosteroïden of ACTH niet aangeraden.

Interacties

Op grond van de reductie van CYP-afhankelijke enzymen, voorzichtig zijn bij combinatie met geneesmiddelen zoals anti-epileptica – die een smalle therapeutische breedte hebben – die door deze enzymen worden gemetaboliseerd.

Zwangerschap

Teratogenese: Er zijn geen nadelige effecten op de zwangerschap of het ongeboren kind gemeld. De ervaring met blootstelling tijdens het 2e en 3e trimester is echter zeer beperkt. Interferon is een groot molecuul, placenta passage lijkt daardoor niet waarschijnlijk.

Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt in het 1e trimester.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij zwangerschap

Zwangerschap

Interferon is een groot molecuul, placentapassage lijkt daardoor niet waarschijnlijk.

Teratogenese: Er zijn geen nadelige effecten op de zwangerschap of het ongeboren kind gemeld. De ervaring met blootstelling tijdens het 2e en 3e trimester is echter zeer beperkt.

Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt in het eerste trimester.

Overig: Benzylalcohol (in de injectievloeistof van Rebif) passeert de placenta en kan daardoor toxiciteit bij prematuren veroorzaken na toediening vlak voor of tijdens een bevalling.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij zwangerschap

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Niet meetbaar of in zeer kleine hoeveelheden. De orale absorptie van dit grote molecuul uit het maag-darmkanaal van de zuigeling is waarschijnlijk minimaal.

Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij lactatie

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Niet meetbaar of in zeer kleine hoeveelheden. De orale absorptie van dit grote molecuul uit het maag-darmkanaal van de zuigeling is waarschijnlijk minimaal.

Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij lactatie

Contra-indicaties

  • overgevoeligheid voor natuurlijk of recombinant interferon β, humaan albumine;
  • ernstige depressie en/of zelfmoordgedachten;
  • gedecompenseerde leverziekten.

Contra-indicaties

  • overgevoeligheid voor een natuurlijk of recombinant interferon β;
  • ernstige depressie en/of zelfmoordneiging.

Waarschuwingen en voorzorgen

Om het risico van necrose te minimaliseren, de injectieplaats afwisselen.

Wees voorzichtig bij:

  • ernstige nierfunctiestoornis;
  • (eerdere) depressieve stoornis met name bij antecedenten als zelfmoordgedachten;
  • epilepsie;
  • beenmergdepressie in de voorgeschiedenis;
  • hartstoornissen.

Bij een verdenking op een relatie met cardiomyopathie en de behandeling, de toediening staken; evenals bij ernstige overgevoeligheidsreacties.

Bloedbeeld, leukocyten, trombocyten en leverfuncties vóór en regelmatig tijdens de behandeling controleren.

Bij significante verhoging van transaminasewaarden of bij klinische symptomen als geelzucht, staken van de behandeling overwegen.

Bij een voorgeschiedenis van schildklierdisfunctie regelmatig schildklierfunctietesten verrichten.

Vorming antilichamen: Bij 23–41% ontwikkelde zich een voor interferon ß-1b neutraliserende activiteit; dit is bij RRMS en SPMS in verband gebracht met een vermindering van de klinische werkzaamheid.

Trombotische microangiopathie (TMA): bij gebruik van interferon β-producten zijn gevallen van (soms fatale) TMA, gemanifesteerd als trombotische trombocytopenische purpura (TTP) of hemolytisch uremisch syndroom (HUS) gemeld, na weken tot jaren gebruik. (Immuun) hemolytische anemie (HA) kan ook zonder TMA optreden. Bij klinische kenmerken van TMA zijn verdere testen van de bloedplaatjesniveaus, serum LDH, bloeduitstrijkjes en nierfunctie aanbevolen. Vroege klinische kenmerken zijn trombocytopenie, nieuw ontstane hypertensie, koorts, symptomen van het centrale zenuwstelsel (bv. verwardheid en parese) en verminderde nierfunctie. Laboratoriumbevindingen die wijzen op TMA: verlaagde trombocytentelling, verhoogd LDH en schistocyten op een bloeduitstrijkje. Bij diagnose van TMA of HA in relatie met interferon β, direct behandelen (met plasmawisseling) en onmiddellijk de behandeling staken.

Met name bij patiënten met een hoger risico op nierziekte periodiek controleren op vroege symptomen van nefrotisch syndroom zoals oedeem, proteïnurie en verminderde nierfunctie. Bij optreden van nefrotisch syndroom overwegen de behandeling te stoppen en snel behandelen.

Indien de patiënt niet reageert (bv. bij constante progressie van het ziektebeeld op de 'Expanded Disability Status Scale' (EDSS) gedurende zes maanden of indien binnen één jaar ten minste driemaal een behandeling met ACTH of corticosteroïden noodzakelijk is), de behandeling staken.

Bij monoklonale gammopathie zijn cytokinen in verband gebracht met een syndroom (capillairleksyndroom) met shock-achtige symptomen en fatale afloop.

Onderzoeksgegevens: Er zijn geen gegevens over het gebruik bij kinderen tot 12 jaar.

Waarschuwingen en voorzorgen

Het gebruik van interferon β-1a samen met andere immuunmodulatoren dan corticosteroïden of ACTH is vanwege de geringe klinische ervaring niet aan te raden.

Controleer de leverfunctie (ALAT-waarde), bloedplaatjes en volledig en gedifferentieerd aantal bloedcellen aan het begin van de behandeling, na 1, 3 en 6 maanden en daarna periodiek; controleer frequenter wanneer met Rebif 44 wordt begonnen.

Wees voorzichtig bij:

  • leveraandoeningen (in voorgeschiedenis, alcoholmisbruik, verhoogd ALAT (> 2½× ULN));
  • ernstige nierfunctiestoornis;
  • eerdere depressie met name bij antecedenten als zelfmoordneiging;
  • (anamnese van) epilepsie, met name die onvoldoende reageert op de behandeling;
  • beenmergdepressie in de voorgeschiedenis;
  • hartstoornissen.

Bij geelzucht of andere klinische symptomen van leverfunctiestoornissen de behandeling staken.

In het begin van de behandeling de schildklierfunctie controleren; indien deze afwijkend is deze elke 6–12 maanden blijven controleren.

Evalueer periodiek de werkwijze voor zelfinjectie, met name bij optreden van reacties op de injectieplaats. Bij optreden van necrose staken van de behandeling overwegen; in elk geval geen injectie plaatsen in het aangedane gebied totdat dit is genezen.

Circa 24% ontwikkelt blijvende serumantilichamen na 24–48 maanden met Rebif; dat is in verband gebracht met een verminderde invloed op klinische en MRI-parameters. Uit gegevens tot twee jaar lijkt 8% antilichamen te ontwikkelen bij gebruik van Avonex.

Bij klinische kenmerken van trombotische microangiopathie (TMA) testen op bloedplaatjesniveau, serum serumlactaatdehydrogenase (LDH), bloeduitstrijkjes en nierfunctie. Vroege klinische kenmerken van TMA zijn trombocytopenie, nieuw ontstane hypertensie, koorts, symptomen van het centrale zenuwstelsel (bv. verwardheid en parese) en verminderde nierfunctie. Bij optreden van TMA de behandeling direct staken en TMA snel behandelen (eventueel met plasma-uitwisseling). Laboratoriumbevindingen die wijzen op TMA; verlaagde trombocytentelling, verhoogd LDH en schistocyten op een bloeduitstrijkje.

Met name bij patiënten met meer kans op nierziekte, periodiek controleren op vroege symptomen van nefrotisch syndroom (oedeem, proteïnurie en verminderde nierfunctie). Bij optreden van nefrotisch syndroom overwegen de behandeling te staken en snel behandelen.

Hulpstoffen: Gebruik van benzylalcohol (in de injectievloeistof van Rebif) bij nier- of leverfunctiestoornis, bij zwangere vrouwen en bij vrouwen die borstvoeding geven kan door ophoping leiden tot metabole acidose. Controleer kinderen < 3 jaar bij gebruik van benzylalcohol (in de injectievloeistof van Rebif) op respiratoire symptomen.

Onderzoeksgegevens: Gegevens over veiligheid en werkzaamheid zijn bekend over een behandelperiode langer dan 4 jaar (Avonex). Bij niet-ambulante patiënten zijn er over de veiligheid en werkzaamheid beperkt gegevens. De werkzaamheid is niet aangetoond bij secundair progressieve multiple sclerose (SPMS) zonder manifeste relaps activiteit; als een progressieve vorm van MS ontstaat de behandeling staken. Rebif niet toepassen bij primair progressieve multiple sclerose vanwege het ontbreken van onderzoeksgegevens. Avonex niet toepassen bij kinderen jonger dan 10 jaar vanwege geen gegevens; bij jongeren tussen 10–18 jaar is de veiligheid en werkzaamheid niet volledig vastgesteld en is er geen dosisadvies. Rebif niet toepassen bij kinderen jonger dan 2 jaar vanwege relatief weinig ervaring; bij jongeren tussen 2–16 jaar is de veiligheid en werkzaamheid onvoldoende vastgesteld; bij gebruik van de voor volwassenen aanbevolen dosering zag men een vergelijkbaar veiligheidsprofiel als bij volwassenen.

Overdosering

Neem voor informatie over een vergiftiging met interferon β-1b contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Overdosering

Neem voor informatie over een vergiftiging met interferon β-1a contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Eigenschappen

Behoort tot de familie der cytokinen. Gelyofiliseerd eiwit bestaande uit 165 aminozuren, bereid via recombinant DNA-technologie, waarbij gebruik is gemaakt van een genetisch gemanipuleerde Escherichia coli-stam. De structuur is niet identiek met het natuurlijke humaan interferon β. Het heeft zowel antivirale als immunoregulatoire eigenschappen. Het onderdrukt onder andere de werking van gamma-interferon en bevordert de suppressoractiviteit van perifere mononucleaire bloedcellen.

Kinetische gegevens

Resorptie 50%.
T max 1–8 uur.
Metabolisering in de nieren.
T 1/2el 5 uur.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Eigenschappen

Interferon β-1a behoort tot de familie der cytokinen. Geglycosyleerd eiwit bestaande uit 166 aminozuren, identiek aan humaan interferon β, bereid door genetische modificatie van hamstercellijnen. Het heeft zowel immunomodulerende, antiproliferatieve als antivirale eigenschappen. Het werkingsmechanisme bij MS is nog niet opgehelderd. Het onderdrukt onder andere de werking van γ-interferon en bevordert de suppressoractiviteit van perifere mononucleaire bloedcellen. Het verlaagt van de frequentie van klinische exacerbaties.

Werkingsduur: 10 uur (Avonex); twee dagen (Rebif). Avonex: s.c. toediening kan i.m.-toediening niet vervangen. Rebif: s.c. of i.m.-toediening gelijkwaardig bij equivalente dosering in IE.

Kinetische gegevens

F 40% bij i.m. toedienen, dit is 3× hoger dan s.c. (Avonex).
F i.m. = s.c. (Rebif).
T max 5–15 uur antivirale activiteit na i.m. (Avonex).
T max 8 uur (Rebif).
Metabolisering in lever en nieren.
Eliminatie met urine en feces.
T 1/2el schijnbaar 50–60 uur (Avonex).
Overig Biologische halfwaardetijd van antivirale activiteit = 10 uur (Avonex).

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Groepsinformatie

interferon bèta-1b hoort bij de groep MS-middelen.

  • alemtuzumab (L04AG06) Vergelijk
  • cladribine (bij multiple sclerose) (L04AA40) Vergelijk
  • fingolimod (L04AE01) Vergelijk
  • glatirameer (L03AX13) Vergelijk
  • interferon bèta-1a (L03AB07) Vergelijk
  • natalizumab (L04AG03) Vergelijk
  • ocrelizumab (L04AG08) Vergelijk
  • ofatumumab (L04AG12) Vergelijk
  • ozanimod (L04AE02) Vergelijk
  • peginterferon bèta-1a (L03AB13) Vergelijk
  • ponesimod (L04AE04) Vergelijk
  • siponimod (L04AE03) Vergelijk
  • teriflunomide (L04AK02) Vergelijk
  • ublituximab (L04AG14) Vergelijk

Groepsinformatie

interferon bèta-1a hoort bij de groep MS-middelen.

  • alemtuzumab (L04AG06) Vergelijk
  • cladribine (bij multiple sclerose) (L04AA40) Vergelijk
  • fingolimod (L04AE01) Vergelijk
  • glatirameer (L03AX13) Vergelijk
  • interferon bèta-1b (L03AB08) Vergelijk
  • natalizumab (L04AG03) Vergelijk
  • ocrelizumab (L04AG08) Vergelijk
  • ofatumumab (L04AG12) Vergelijk
  • ozanimod (L04AE02) Vergelijk
  • peginterferon bèta-1a (L03AB13) Vergelijk
  • ponesimod (L04AE04) Vergelijk
  • siponimod (L04AE03) Vergelijk
  • teriflunomide (L04AK02) Vergelijk
  • ublituximab (L04AG14) Vergelijk

Kosten

Kosten laden…

Kosten

Kosten laden…

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • MS-middelen

Indicaties

  • multiple sclerose

Externe links

  • Officiële productinformatie CBG/EMA
  • Medicijnkosten.nl
  • GIPdatabank
  • Geneesmiddelinformatie voor patiënten

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • MS-middelen

Indicaties

  • multiple sclerose

Externe links

  • Officiële productinformatie CBG/EMA
  • Medicijnkosten.nl
  • GIPdatabank
  • Geneesmiddelinformatie voor patiënten
???naar.zoeken???
Zorginstituut Nederland
Onafhankelijke geneesmiddelinformatie
voor zorgprofessionals

Service

  • Contact
  • E-learning cursus FK
  • Mobiele apps
  • Help

Over

  • Over deze site
  • Verantwoording
  • Veelgestelde vragen
  • Proclaimer
  • Copyright
  • Cookies
  • Toegankelijkheid
Het Farmacotherapeutisch Kompas gebruikt analytische cookies om het gebruik van de website te analyseren en daarmee de website te kunnen verbeteren.
Lees meer over cookies en hoe u cookies kunt uitschakelen

Web-App

Installeer deze Web-App op je iPhone: Tap het deel-icoon en daarna "Zet op beginscherm".