Farmacotherapeutisch Kompas

U bevindt zich hier:

Farmacotherapeutisch Kompas Geneesmiddelen
Wis invoer

Uitbreiden…

Open/sluiten

Welke geneesmiddelen wilt u aan de vergelijking toevoegen?

landiolol

bètablokkers, systemisch C07AB14

Sluiten

nebivolol

bètablokkers, systemisch C07AB12

Sluiten

Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Rapibloc (hydrochloride) XGVS Aanvullende monitoring Amomed Pharma GmbH

Toedieningsvorm
Concentraat voor injectievloeistof
Sterkte
10 mg/ml
Verpakkingsvorm
ampul 2 ml

Bevat na verdunning: landiololhydrochloride 2 mg/ml.

Toedieningsvorm
Poeder voor infusievloeistof
Sterkte
300 mg
Verpakkingsvorm
flacon

Bevat na reconstitutie: landiololhydrochloride 6 mg/ml.

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Nebilet (als hydrochloride) Menarini Benelux nv

Toedieningsvorm
Tablet
Sterkte
5 mg

Nebivolol (als hydrochloride) Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Tablet
Sterkte
2,5 mg, 5 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

Bij een indicatie voor verlaging van de ventrikelfrequentie bij atriumfibrilleren vormt metoprolol met vertraagde afgifte de eerste keus, tenzij sprake is van niet-gecorrigeerde overvulling, al dan niet gepaard gaande met hartfalen. Bij een contra-indicatie voor een β-blokker is diltiazem geïndiceerd, tenzij er sprake is van hartfalen. Bij (vermoeden van) hartfalen is digoxine geïndiceerd. Indien met een β-blokker of diltiazem in maximale dosering geen voldoende verlaging van de ventrikelfrequentie optreedt, is toevoeging van digoxine aangewezen.

De indicatie tot behandeling van ritmestoornissen is afhankelijk van de soort ritmestoornis, de prognose, en het bestaan van objectieve klachten. Behandeling vindt voornamelijk plaats bij de tweedelijnszorg, meestal door cardioversie; niet-medicamenteus door elektrische conversie (defibrillatie) of katheterablatie, of medicamenteus met anti-aritmica. Zie voor meer informatie over de behandeling van een ventriculaire ritmestoornis de guidelines op escardio.org (ESC) Ventricular arrhythmias and the prevention of sudden cardiac death (2015) en Supraventricular tachycardia (2019) voor de behandeling van een supraventriculaire ritmestoornis.

Advies

Hypertensie: Diuretica, β-blokkers, calciumantagonisten (dihydropyridinen), ‘angiotensine converting enzyme’(ACE)-remmers en angiotensine receptor-blokkers (ARB’s) verlagen de bloeddruk effectief en verminderen het tienjaarsrisico op cardiovasculaire mortaliteit en morbiditeit. Comorbiditeit en specifieke patiëntkarakteristieken bepalen welke groepen en welke middelen als eerste in aanmerking komen. De voorkeur gaat uit naar middelen met een 24-uurs werkzaamheid. Als één middel onvoldoende effectief is bij de aanbevolen dosering, is het toevoegen van een middel uit een andere groep effectiever dan het ophogen van de dosering; tevens beperkt dit de dosisafhankelijke bijwerkingen. Een vaste combinatie in de juiste dosisverhouding heeft om reden van therapietrouw de voorkeur.

Bij systolisch hartfalen starten met een ACE-remmer en bij vochtretentie met een diureticum, daarna, als de patiënt klinisch stabiel is, een selectieve β-blokker toevoegen. Een combinatie van deze middelen verlicht de klachten en kan een vroegtijdige mortaliteit en de kans op ziekenhuisopname voor hartfalen verminderen. De patiënt op de medicatie instellen op basis van een zorgvuldige titratie van de doses en regelmatige controle van serumelektrolyten en de nierfunctie. De voorkeur gaat uit naar selectieve β-blokkers.

Binnen de groep van de β-blokkers bestaan grote prijsverschillen.

Indicaties

  • Supraventriculaire tachycardie en snelle kortdurende controle van de ventriculaire frequentie bij atriumfibrilleren of atriumflutter tijdens perioperatieve, postoperatieve of andere omstandigheden waarbij dit nodig is.
  • Niet-compensatoire sinustachycardie (kortdurend).

Gerelateerde informatie

  • atriumfibrilleren, frequentiecontrole
  • ritmestoornissen

Indicaties

  • Essentiële hypertensie;
  • Stabiel mild en matig chronisch hartfalen, als aanvulling op standaardbehandelingen bij patiënten ≥ 70 jaar.

Gerelateerde informatie

  • hartfalen, chronisch
  • hypertensie, essentiële of primaire

Dosering

Klap alles open Klap alles dicht

Supraventriculaire tachycardie, niet-compensatoire sinustachycardie:

Volwassenen (incl. ouderen > 65 j.):

Poeder voor infusievloeistof: Intraveneus: oplaaddosis 100 microg/kg lichaamsgewicht in 1 min, gevolgd door continue infusie van 10–40 microg/kg/min (= 600–2400 microg/kg/uur), max. 80 microg/kg/min (=4800 microg/kg/uur); er is beperkt ervaring met een infusieduur langer dan 24 uur. Als geen snelle aanvang van het bradycard effect (binnen 2–4 min) nodig is, dan kan met continue infusie van 10–40 microg/kg/min (zonder oplaaddosis) binnen 10–20 min effect worden bereikt. Bij hypotensie of bradycardie de toediening herstarten in een lagere dosering, en pas nadat de bloeddruk of hartfrequentie op een aanvaardbaar niveau is teruggekeerd.

Concentraat voor injectievloeistof: Intraveneus: bolusinjectie 100–200 microg/kg lichaamsgewicht; het bradycard effect kan 5–20 min aanhouden. Bij onvoldoende effect de dosis verhogen tot 200–300 microg/kg lichaamsgewicht. Bolustoediening zo nodig herhalen tot maximaal 100 mg/dag (verdeeld over 5–15 doses). Gebruik voor een langere toediening het poeder voor infusievloeistof (zie hierboven).

Hartdisfunctie: bij een linkerventrikeldisfunctie (LVEF< 40%, cardiale index <2,5 l/min/m², NYHA-III–IV) bijvoorbeeld na hartchirurgie, tijdens ischemie of in septische situaties zijn lagere doses, vanaf 1 microg/kg/min (=60 microg/kg/uur) en onder nauwlettende controle van de bloeddruk bruikbaar. Eventueel stapsgewijs verhogen tot 10 microg/kg/min (=600 microg/kg/uur).

Leverfunctiestoornis: op basis van relatief weinig gegevens wordt geadviseerd te beginnen met de laagste dosering bij alle gradaties van een leverfunctiestoornis.

Nierfunctiestoornis: geen dosisaanpassing nodig.

Bij overstappen op een ander geneesmiddel (bv. een oraal anti-aritmicum): binnen het eerste uur nadat de eerste dosis van het andere geneesmiddel is toegediend de dosering van landiolol halveren. Na toediening van de tweede dosis van het andere middel kan landiolol, bij voldoende controle van de hartfrequentie gedurende ten minste 1 uur, gestaakt worden.

Bij abrupt staken van landiolol na continue infusie gedurende 24 uur is geen onthoudingstachycardie gezien; de patiënt nauwkeurig monitoren.

Toedieningsinformatie:

  • Poeder voor infusievloeistof: reconstitueer 1 flacon met 50 ml van één van de volgende oplossingen: NaCl 0,9%, glucose 5%, of Ringer(lactaat) en dien onmiddellijk daarna toe.
  • Concentraat voor injectievloeistof: verdun 1 ampul met 8 ml van één van de volgende oplossingen: NaCl 0,9%, glucose 5%, of Ringer(lactaat) en dien onmiddelijk daarna toe.
  • Toedienen via een centrale of perifere lijn; niet via dezelfde intraveneuze lijn als andere geneesmiddelen worden toegediend en niet mengen met andere geneesmiddelen.

Dosering

De tablet van 5 mg heeft 2 breukgleuven, voor verdeling in 4 gelijke delen; de tablet van 2,5 mg kan verdeeld worden in twee gelijke delen.

Klap alles open Klap alles dicht

Hypertensie:

Volwassenen:

5 mg 1×/dag. Bij nierinsufficiëntie en bij leeftijd > 65 jaar is de begindosering 2,5 mg per dag, indien nodig verhogen naar 5 mg per dag.

Mild en matig chronisch hartfalen (NYHA–klasse II–III):

Volwassenen:

Begindosering 1,25 mg 1×/dag. Daarna zo mogelijk de dosering stapsgewijs met intervallen van één à twee weken verhogen tot achtereenvolgens 2,5 mg, 5 mg en maximaal 10 mg 1×/dag. Bij intolerantie of verergering van hartfalen de dosering stap voor stap verlagen (wekelijks halveren) of zo nodig onmiddellijk staken. Vanwege het ontbreken van ervaring wordt toepassing bij ernstige nierinsufficiëntie niet aanbevolen.

Beëindiging – ook tijdelijk – van een behandeling met β-blokkers dient, zo mogelijk, geleidelijk plaats te vinden gedurende 1–2 weken. Plotseling staken kan leiden tot ernstige aritmieën of verergering van angina pectoris of van hartfalen.

Bijwerkingen

Vaak (1-10%): bradycardie. Hypotensie.

Soms (0,1-1%): pneumonie. Pulmonaal oedeem. Cerebrale ischemie, hoofdpijn. Hartstilstand, sinusstilstand, tachycardie. Hypertensie. Misselijkheid, braken. Leveraandoening. ST-segmentdepressie, afwijking van hartindex, stijging van transaminasewaarden (ALAT/ASAT) of creatinineconcentratie, afwijkingen van de witte bloedceltelling, rode bloedceltelling, plaatjestelling, hemoglobine, hematocriet, lactaatdehydrogenase, bilirubine, ureumconcentratie, creatinekinase, eiwittotaal, albumineconcentratie, natriumconcentratie, kaliumconcentratie, cholesterolconcentratie en van de triglyceridenconcentratie. Proteïnurie. Hyponatriëmie.

Zelden (0,01-0,1%): mediastinitis. Cerebrovasculair accident (o.a. infarct), insult. Myocardinfarct, ventriculaire tachycardie, atriumfibrilleren, laag hartminuutvolume-syndroom ('low cardiac output syndrome'), AV-blok, rechterbundeltakblok, (supra)ventriculaire extrasystole. Shock, opvliegers. Astma-aanval, ademnood, bronchospasmen, andere luchtwegaandoeningen, dyspneu, hypoxie. Buikklachten, orale afscheiding, stinkende adem. Erytheem, koud zweet. Koorts, koude rillingen, borstongemak, pijn op de toedieningsplaats. Spierspasmen. Nierfalen, acuut nierletsel, oligurie. T-golfinversie, verbreding van het QRS-complex, stijging van de pulmonale arteriële druk, daling van de pO2, afwijkingen van de neutrofielentelling, de alkalische fosfatase concentratie, de vrije vetzuren en van de chlorideconcentratie. Glucosurie. Trombocytopenie, bloedplaatjesaandoeningen. Hyperbilirubinemie, hyperglykemie.

Verder zijn gemeld: reacties op de injectieplaats, drukgevoel.

  • Informatie van Lareb over dit middel
  • Meldformulier bijwerkingen

Bijwerkingen

Vaak (1-10%): hoofdpijn, duizeligheid, vermoeidheid, paresthesie. Diarree, obstipatie, misselijkheid. Dyspneu, oedeem.

Soms (0,1-1%): bradycardie, vertraagde AV-geleiding/AV-blok, hypotensie, hartfalen, (toename van) claudicatio intermittens. Afgenomen traanvorming, verminderd gezichtsvermogen. Impotentie. Depressie, nachtmerries. Dyspepsie, flatulentie, braken. Bronchospasme. Jeuk, erythemateuze uitslag.

Zeer zelden (< 0,01%): syncope, verergering van psoriasis.

Verder zijn ook gemeld: angio-oedeem en urticaria.

Bij sommige β-blokkers zijn verder gemeld: hallucinaties, psychosen, verwardheid, koude/cyanotische extremiteiten, fenomeen van Raynaud.

Toegepast bij mild tot matig chronisch hartfalen kwamen zeer vaak (> 10%) voor: bradycardie en duizeligheid en vaak (1-10%): verergering hartfalen, orthostatische hypotensie, eerstegraads AV-blok, oedeem in de benen.

  • Informatie van Lareb over dit middel
  • Meldformulier bijwerkingen

Interacties

Bij combinatie met calciumantagonisten, zoals dihydropyridinederivaten (bv. nifedipine) is er meer kans op hypotensie. Bij combinatie met verapamil, diltiazem, klasse I-anti-aritmica, amiodaron of digoxine extra voorzichtig titreren vanwege de kans op overmatige onderdrukking van de hartfunctie en/of AV-geleidingsstoornissen. Niet combineren met verapamil of diltiazem bij AV-geleidingsstoornissen.

β-Blokkers kunnen bij diabetes de symptomen van een acute hypoglykemie maskeren en het herstel uit een hypoglykemie vertragen. Door vermindering van de insulinegevoeligheid kan landiolol ook hyperglykemie veroorzaken; dosering van insuline of orale bloedglucoseverlagende middelen eventueel aanpassen op geleide van de bloedglucosespiegel.

Bij combinatie met inhalatie-anesthetica kunnen de hypotensieve effecten versterkt worden; de dosering van één van beide middelen kan zo nodig worden aangepast om de gewenste hemodynamische effecten te handhaven. Wees voorzichtig bij combinatie met anesthetica met een bradycard effect, esterase-substraten (zoals suxamethonium) of cholinesteraseremmers (zoals neostigmine) vanwege de kans op een toename van het bradycard effect en verlenging van de werkingsduur van landiolol. Ook kan de duur van een neuromusculair blok door suxamethonium worden verlengd. Bij voortzetting van landiolol tijdens de inductie van de narcose, intubatie en na beëindiging van de narcose is er minder kans op aritmie. Bij combinatie met (andere) antihypertensiva of als de intravasculaire volumestatus onduidelijk is, kan een reflextachycardie minder uitgesproken zijn en is er meer kans op hypotensie.

Bij combinatie met heparine tijdens cardiovasculaire chirurgie daalde de plasmaconcentratie van landiolol met ca. 50%, in combinatie met bloeddrukdaling door de heparine en toename van de circulatietijd van landiolol. De hartfrequentiewaarden veranderden hierdoor niet.

Bij combinatie met tricyclische antidepressiva, ganglionblokkers, fenothiazinen (bv. levomepromazine, promethazine) of barbituraten is het hypotensief effect verhoogd.

NSAID's kunnen het bloeddrukverlagend effect verminderen.

Wees voorzichtig bij combinatie met amisulpride vanwege een mogelijke toename van het bradycard effect.

Bij combinatie met een β2-agonist kan het nodig zijn de dosering van de β2-agonist en/of van landiolol te verhogen of overstappen op een ander middel.

Bij combinatie met catecholamine-afbrekende middelen of middelen die de sympathische activiteit remmen (zoals clonidine, dexmedetomidine) kan het effect sterker zijn. De kans op rebound-hypertensie na het staken van clonidinetoediening kan worden vergroot.

β-Blokkers antagoneren de β-mimetische werking van adrenaline, dit is met name riskant bij anafylaxie (verminderde bronchusverwijding en verminderde hemodynamische werking). Deze interactie is vooral gemeld voor niet-selectieve β-blokkers.

Interacties

Inhalatie-anesthetica kunnen het negatief-inotroop effect van β-blokkers versterken en een reflextachcyardie onderdrukken.

β-Blokkers en andere negatief-chronotrope en -dromotrope stoffen (bv. anti-aritmica) kunnen elkaars effect versterken.

Combinatie met calciumantagonisten die voornamelijk een negatief-inotroop, -chronotroop en -dromotroop effect uitoefenen (zoals verapamil en in mindere mate diltiazem) moet wegens het risico van hypotensie, AV-geleidingsstoornissen en insufficiëntie van de linkerventrikel worden vermeden.

Digoxine en β-blokkers vertragen de AV-geleiding, zodat bij gelijktijdig gebruik AV-dissociatie kan optreden; er zijn voor nebivolol geen klinische aanwijzingen voor invloed op de kinetiek van digoxine.

Combinatie van andere antihypertensiva, tricyclische antidepressiva, barbituraten, fenothiazinen (chloorpromazine) en baclofen kan de bloeddrukdaling versterken; pas zo nodig de dosering van nebivolol aan.

Combinatie met centraal werkende antihypertensiva zoals clonidine kan hartfalen verergeren door verlaging van de centraal sympathische tonus (verlaging hartfrequentie, hartminuutvolume en vasodilatatie). De kans op rebound-hypertensie bij staken van clonidinetoediening neemt toe; daarom eerst de β-blokker stoppen.

Remmers van het CYP2D6-iso-enzym zoals serotonineheropnameremmers (in het bijzonder paroxetine, fluoxetine) en kinidine en stoffen die hoofdzakelijk via CYP2D6 worden gemetaboliseerd kunnen de plasmaspiegel van nebivolol verhogen.

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.

Farmacologisch effect: Remming van foetale autonome reflexen, contractie van de uterus, verminderde uterus- en placentadoorbloeding. Bij gebruik tijdens de late zwangerschap en partus kunnen bij foetus en neonaat onder andere nog optreden: hypoglykemie, gedaald bewustzijn, ademhalingsproblemen, hypotensie en bradycardie; deze kunnen tot enkele dagen na de bevalling optreden.

Advies: Gebruik ontraden. Als landiolol toch gebruikt moet worden, het pasgeboren kind nauwlettend controleren. Wees voorzichtig met ethanol in het concentraat voor injectievloeistof.

Zwangerschap

Teratogenese: Zowel bij mens als bij dieren, onvoldoende gegevens.

Farmacologisch effect: Contractie van de uterus, verminderde uterus- en placentadoorbloeding, intra-uteriene groeivertraging, remming van foetale autonome reflexen, intra-uteriene dood, abortus en vroeggeboorte. Bij gebruik tijdens zwangerschap en partus kunnen bij foetus en neonaat optreden: hypoglykemie, hypotensie, bradycardie, sedatie en ademhalingsproblemen; het pasgeboren kind hierop controleren.

Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij zwangerschap

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend bij de mens. Ja, bij dieren. Het concentraat voor injectie-vloeistof bevat ethanol dat overgaat in de moedermelk.

Farmacologisch effect: Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.

Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.

Lactatie

Overgang in moedermelk: Onbekend (bij de mens), ja (bij dieren).

Advies: Het geven van borstvoeding wordt ontraden.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij lactatie

Contra-indicaties

  • sick-sinussyndroom;
  • ernstige geleidingsstoornissen in de AV-knoop zonder pacemaker: tweede- en derdegraads AV-blok;
  • ernstige hypotensie;
  • cardiogene shock;
  • ernstige bradycardie (< 50 slagen/min);
  • gedecompenseerd hartfalen (als dit geen verband houdt met de aritmie);
  • pulmonale hypertensie;
  • onbehandeld feochromocytoom;
  • acute astma-aanval;
  • ernstige, niet corrigeerbare metabole acidose.

Contra-indicaties

  • hypotensie (systolisch < 90 mmHg);
  • cardiogene shock;
  • klinisch relevante sinusbradycardie (< 60 slagen/min voor begin van de behandeling);
  • sick-sinussyndroom (inclusief sinoatriaal blok);
  • tweede- en derdegraads AV-blok (zonder pacemaker);
  • acuut hartfalen, episoden van decompensatie van hartfalen waarbij intraveneuze inotrope behandeling noodzakelijk is;
  • ernstige perifere circulatiestoornissen;
  • onbehandeld feochromocytoom;
  • voorgeschiedenis van bronchospasme en astma bronchiale;
  • leverfunctiestoornis;
  • metabole acidose.

Waarschuwingen en voorzorgen

Tijdens de behandeling voortdurend bloeddruk en ECG monitoren.

Wees voorzichtig bij diabetes of hypoglykemie. β-Blokkers kunnen de prodromale symptomen van hypoglykemie, zoals tachycardie, maskeren. Het herstel van de glucosespiegel na hypoglykemie kan worden vertraagd; dit effect is sterker bij niet-selectieve β-blokkers.

Landiolol niet gebruiken bij het pre-excitatiesyndroom in combinatie met atriumfibrilleren. β-blokkade van de AV-knoop kan ventrikelfibrilleren veroorzaken door toename van de geleiding via de accessoire bundel.

Wees voorzichtig bij Prinzmetal-angina-pectoris omdat β–blokkers het aantal en de duur van de angineuze aanvallen kunnen doen toenemen door ongehinderde α–receptorgemedieerde vasoconstrictie van de kransslagaders.

Voorzichtig toepassen bij eerstegraads AV-blok vanwege het negatieve effect op de geleidingstijd.

Bij chronische obstructieve longaandoeningen landiolol voorzichtig titreren en bij optreden van een bronchospasme de infusie direct staken en eventueel een β2–sympathicomimeticum toedienen.

Perifere doorbloedingsstoornissen (zoals ziekte of fenomeen van Raynaud, claudicatio intermittens) kunnen verergeren door het gebruik van landiolol.

Wees voorzichtig bij gebruik ter controle van een supraventriculaire tachycardie bij (reeds aanwezig) hartfalen of een verstoorde hemodynamiek of bij combinatie met geneesmiddelen die een of meerdere van de volgende functies verminderen: myocardvulling, myocardcontractiliteit, geleiding van de elektrische impuls in het myocard of perifere weerstand. Weeg de voordelen van potentiële frequentiecontrole af tegen de kans dat de myocardcontractiliteit verder afneemt. Bij tekenen van hartfalen de behandeling staken.

Bij een verminderde nierfunctie landiolol voorzichtig toepassen. De belangrijkste metaboliet wordt uitgescheiden via de nieren; deze metaboliet heeft echter geen β–blokkerende werking.

Wees verder voorzichtig bij ernstige overgevoeligheidsreacties in de voorgeschiedenis en tijdens desensibilisatietherapie, omdat met name niet-selectieve β-blokkers de gevoeligheid voor allergenen en de ernst van anafylactoïde reacties kunnen doen toenemen. Daarnaast kan het zijn dat patiënten geen respons vertonen op een gebruikelijke dosis adrenaline, omdat β-blokkers de β-mimetische werking van adrenaline antagoneren.

Concentraat voor injectie: De injectieplaats monitoren vanwege de kans op tromboflebitis omdat het concentraat hyperosmolair is. Vermijd extravasatie en gebruik een andere injectieplaats als dit toch optreedt.

Onderzoeksgegevens: Er zijn onvoldoende gegevens betreffende werkzaamheid en veiligheid bij kinderen.

Hulpstoffen: Wees voorzichtig met ethanol (in concentraat voor injectievloeistof) bij alcoholisme, ernstige leverfunctiestoornis, epilepsie, zwangerschap, lactatie en jonge kinderen. Ethanol kan een effect op andere medicatie hebben. Wees bij risicogroepen voorzichtig met gelijktijdig gebruik van andere middelen die ethanol of propyleenglycol bevatten.

Waarschuwingen en voorzorgen

De selectiviteit neemt af met het hoger worden van de dosering.

Voorzichtig bij eerstegraads AV-blok, langdurig vasten, chronische nierinsufficiëntie, myasthenia gravis en bij patiënten met Prinzmetal-angina-pectoris.

Bij chronische obstructieve longziekten kan benauwdheid verergeren; eventueel de dosering aanpassen van gelijktijdig toegediende bronchusverwijdende middelen.

Wees eveneens voorzichtig met β-blokkers bij patiënten met psoriasis en bij perifere circulatiestoornissen zoals het fenomeen van Raynaud en claudicatio intermittens, omdat de stoornissen hier bij kunnen verergeren.

Instelling dient onder controle van de polsslag te geschieden (bv. 1×/w. gedurende 3–4 w.). Indien de hartfrequentie in rust afneemt tot 50–55 slagen/min en/of de patiënt symptomen ervaart die wijzen op een bradycardie de dosering verlagen. Bij 'ernstiger' bradycardie (< 50 slagen/min) de toediening staken.

Behandeling met nebivolol bij mild tot matig chronisch hartfalen alleen beginnen indien gedurende de laatste zes weken zich geen acuut hartfalen heeft voorgedaan en de patiënt tijdens de laatste twee weken voor het begin van de behandeling stabiel is ingesteld op de standaardgeneesmiddelen voor chronisch hartfalen. Bij het beginnen van deze behandeling en bij iedere dosisverhoging de patiënt gedurende ten minste twee uur observeren om er zeker van te zijn dat de klinische status van de patiënt stabiel blijft.

β-Blokkers kunnen de adrenerge symptomen van hyperthyroïdie en van hypoglykemie maskeren. Herstel van de glucosespiegel na hypoglykemie kan worden vertraagd; de selectieve β-blokkers hebben dit effect in veel mindere mate.

De continuering van een β-blokker heeft de voorkeur tijdens algemene anesthesie in verband met reductie van de kans op aritmie tijdens inductie en intubatie. De patiënt kan beschermd worden tegen vagale reacties die kunnen optreden bij de continuering van de β-blokker middels atropine iv. Houd tijdens algehele anesthesie rekening met een veranderde hemodynamische respons op stress.

Voorzichtigheid is geboden bij ernstige overgevoeligheidsreacties in de voorgeschiedenis en tijdens desensibilisatietherapie, omdat vooral niet-selectieve β-blokkers de gevoeligheid voor allergenen en de ernst van anafylactische reacties kunnen doen toenemen.

Toepassing bij kinderen en adolescenten < 18 jaar wordt ontraden door het ontbreken van ervaring. Bij ouderen > 75 jaar bestaat weinig ervaring en is nauwlettende controle aangewezen.

Overdosering

Symptomen

Ernstige hypotensie en bradycardie, AV-blok, hartfalen, cardiogene shock, hartstilstand, bewustzijnsverlies tot coma, respiratoire insufficiëntie, bronchospasme, convulsies, misselijkheid, braken, hypoglykemie, hyperkaliëmie. Het kan langer dan 30 minuten na staken van de toediening duren tot de symptomen verdwijnen.

Therapie

Neem voor meer informatie over een vergiftiging met landiolol contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Overdosering

Symptomen

bradycardie, hypotensie, acute hartinsufficiëntie, bronchospasmen, hypoglykemie, hyperkaliëmie, gegeneraliseerde convulsies en coma.

Neem voor meer informatie over een vergiftiging met nebivolol contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Eigenschappen

Ultrakortwerkende, hydrofiele, selectieve β1-blokker zonder intrinsieke sympathicomimetische activiteit (ISA) en zonder membraanstabiliserende eigenschappen. Landiolol vermindert de invloed van adrenerge prikkels op het hart. De hartfrequentie, het hartminuutvolume en het cardiale zuurstofverbruik nemen af. Tevens wordt de AV-geleiding vertraagd.

Werking: snel. Na bolusinjectie of oplaaddosering 2–4 min, na starten met alleen de onderhoudsinfusiesnelheid 10–20 min. Werkingsduur: kort.

Kinetische gegevens

V d 0,3–0,4 l/kg, lager bij een leverfunctiestoornis.
Metabolisering voornamelijk in het plasma door pseudocholinesterasen en carboxylesterasen. Door hydrolyse wordt een ketaal gevormd, dat vervolgens wordt opgesplitst in glycerol en aceton, en carbonzuur (metaboliet M1, onwerkzaam), dat via β-oxidatie metaboliet M2 (een benzoëzuur, onwerkzaam) vormt.
Eliminatie voornamelijk via de nieren binnen 4 uur (ca. 75%), en dan vnl. als metabolieten M1 en M2. Binnen 24 uur is > 99% van landiolol en de belangrijkste metabolieten ervan, geëlimineerd.
T 1/2el 3,2–3,6 min na een enkele bolustoediening; 4,5 min na continue infusie gedurende 20 uur.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Eigenschappen

Selectieve lipofiele β1-receptor-antagonist (β-blokker) zonder intrinsieke sympathicomimetische activiteit. Tevens heeft het een systemisch vaatverwijdend effect, mogelijk als gevolg van een interactie met de L-arginine/stikstofmonoxidebaan. Verder wordt de plasmarenine-activiteit onderdrukt. Nebivolol is een racemisch mengsel van de twee enantiomeren l- en d-nebivolol. Het β1-blokkerend effect wordt grotendeels aan d-nebivolol toegeschreven. Nebivolol vermindert de invloed van adrenerge prikkels op het hart. Antihypertensieve werking: na 1–2 weken, soms na 4 weken.

Kinetische gegevens

F bij de meeste patiënten ('ultrarapid metabolizers', CYP2D6) laag en variabel, gem. 12%; bij 'poor metabolizers' bijna volledig. Bij 'poor metabolizers' is de piekplasmaspiegel actieve stof (onveranderd + actieve metabolieten) 1,3–1,4× zo hoog en kan met een lagere dosis worden volstaan.
Eiwitbinding 98% (l- en d-nebivolol).
Metabolisering via CYP2D6 tot o.a. actieve hydroxymetabolieten.
Eliminatie 38% met de urine, 48% met de feces, vnl. als metabolieten.
T 1/2el bij 'ultrarapid metabolizers' 10 uur (nebivolol), 24 uur (hydroxymetabolieten); bij 'poor metabolizers' 30–50 uur (nebivolol), 48 uur (hydroxymetabolieten).

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Groepsinformatie

landiolol hoort bij de groep bètablokkers, systemisch.

  • acebutolol (C07AB04) Vergelijk
  • atenolol (C07AB03) Vergelijk
  • bisoprolol (C07AB07) Vergelijk
  • carvedilol (C07AG02) Vergelijk
  • celiprolol (C07AB08) Vergelijk
  • esmolol (C07AB09) Vergelijk
  • labetalol (C07AG01) Vergelijk
  • metoprolol (C07AB02) Vergelijk
  • nebivolol (C07AB12) Vergelijk
  • pindolol (C07AA03) Vergelijk
  • propranolol (bij hemangioom) (C07AA05) Vergelijk
  • propranolol (cardiovasculair of neurologisch) (C07AA05) Vergelijk
  • sotalol (C07AA07) Vergelijk

Groepsinformatie

nebivolol hoort bij de groep bètablokkers, systemisch.

  • acebutolol (C07AB04) Vergelijk
  • atenolol (C07AB03) Vergelijk
  • bisoprolol (C07AB07) Vergelijk
  • carvedilol (C07AG02) Vergelijk
  • celiprolol (C07AB08) Vergelijk
  • esmolol (C07AB09) Vergelijk
  • labetalol (C07AG01) Vergelijk
  • landiolol (C07AB14) Vergelijk
  • metoprolol (C07AB02) Vergelijk
  • pindolol (C07AA03) Vergelijk
  • propranolol (bij hemangioom) (C07AA05) Vergelijk
  • propranolol (cardiovasculair of neurologisch) (C07AA05) Vergelijk
  • sotalol (C07AA07) Vergelijk

Kosten

Kosten laden…

Kosten

Kosten laden…

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • bètablokkers, systemisch

Indicaties

  • atriumfibrilleren, frequentiecontrole
  • ritmestoornissen

Externe links

  • Officiële productinformatie CBG/EMA

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • bètablokkers, systemisch

Indicaties

  • hartfalen, chronisch
  • hypertensie, essentiële of primaire

Externe links

  • Officiële productinformatie CBG/EMA
  • Medicijnkosten.nl
  • GIPdatabank
  • Geneesmiddelen bij ouderen
???naar.zoeken???
Zorginstituut Nederland
Onafhankelijke geneesmiddelinformatie
voor zorgprofessionals

Service

  • Contact
  • E-learning cursus FK
  • Mobiele apps
  • Help

Over

  • Over deze site
  • Verantwoording
  • Veelgestelde vragen
  • Proclaimer
  • Copyright
  • Cookies
Het Farmacotherapeutisch Kompas gebruikt analytische cookies om het gebruik van de website te analyseren en daarmee de website te kunnen verbeteren.
Lees meer over cookies en hoe u cookies kunt uitschakelen

Web-App

Installeer deze Web-App op je iPhone: Tap het deel-icoon en daarna "Zet op beginscherm".