Samenstelling
Perjeta XGVS Roche Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 30 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 14 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Empliciti XGVS Bristol-Myers Squibb
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 300 mg, 400 mg
Na reconstitutie is de concentratie 25 mg/ml.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Erbitux XGVS Merck bv
- Toedieningsvorm
- Infusievloeistof
- Sterkte
- 5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 20 ml, 100 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
MabThera XGVS Roche Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 10 ml, 50 ml
Bevat tevens: per flacon 10 ml natrium 52,6 mg, per flacon 50 ml natrium 263 mg.
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof voor s.c.-gebruik
- Sterkte
- 120 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 11,7 ml
Eén flacon bevat 1400 mg rituximab.
Rixathon XGVS Sandoz bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 10 ml, 50 ml
Bevat tevens: natrium.
Ruxience XGVS Aanvullende monitoring Pfizer bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 10 ml, 50 ml
Truxima XGVS Mundipharma Pharmaceuticals bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 10 ml, 50 ml
Bevat tevens: natrium.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor de behandeling van borstkanker de geldende behandelrichtlijn op de richtlijnendatabase.nl met de plaats van pertuzumab daarbij.
Advies
Zie voor de behandeling van multipel myeloom de geldende behandelrichtlijn via hovon.nl.
Advies
Voor de behandeling van colorectaal carcinoom staat op richtlijnendatabase.nl de geldende behandelrichtlijn.
Voor de behandeling van hoofd-halstumoren staat op richtlijnendatabase.nl.nl de geldende behandelrichtlijn.
Advies
Start bij (een vermoeden van) reumatoïde artritis (RA) in de eerstelijnszorg met een NSAID en verwijs zo snel mogelijk naar de reumatoloog. Behandel in de tweedelijnszorg volgens de ‘treat-to-target’-strategie; pas medicatie aan op basis van intensieve monitoring van de ziekteactiviteit, met als doel het bereiken van remissie of lage ziekteactiviteit. Methotrexaat (MTX) is de hoeksteen van de behandeling, in de initiële fase gecombineerd met een systemisch glucocorticoïd (GC). Switch bij onvoldoende resultaat naar een andere ‘conventional synthetic disease modifying antirheumatic drug’ (csDMARD) of voeg een andere csDMARD, een biological (bDMARD) of een ‘targeted synthetic’ DMARD (tsDMARD) toe. Overweeg onder intensieve monitoring van de ziekteactiviteit om, wanneer het behandeldoel is bereikt, de dosis van geneesmiddelen bij combinatietherapie te reduceren of volledig af te bouwen.
Rituximab komt bij RA in aanmerking na falen van een csDMARD, bij voorkeur in combinatie met methotrexaat.
Indicaties
Gemetastaseerd mammacarcinoom
- In combinatietherapie met trastuzumab en docetaxel bij volwassenen met HER2–positief gemetastaseerd of lokaal teruggekeerd, niet–reseceerbaar mammacarcinoom, die niet eerder een anti–HER2–therapie of chemotherapie voor hun gemetastaseerde ziekte hebben gehad.
Neoadjuvante behandeling van mammacarcinoom
- In combinatietherapie met trastuzumab en chemotherapie voor de neoadjuvante behandeling van volwassenen met HER2–positief, lokaal gevorderd inflammatoir, of vroeg-stadium mammacarcinoom met veel kans op een recidief.
Adjuvante behandeling van mammacarcinoom
- In combinatietherapie met trastuzumab en chemotherapie voor de adjuvante behandeling van volwassenen met HER2–positief vroeg-stadium mammacarcinoom met veel kans op een recidief.
Indicaties
- Multipel myeloom bij volwassenen die ten minste één eerdere behandeling hebben ondergaan. Geef in combinatie met lenalidomide en dexamethason.
- Recidief en refractair multipel myeloom bij volwassenen die ten minste twee eerdere behandelingen hebben ondergaan, met inbegrip van lenalidomide en een proteaseremmer, en ziekteprogressie vertoonden bij de laatste behandeling. Geef in combinatie met pomalidomide en dexamethason .
Indicaties
Gemetastaseerd colorectaal carcinoom met EGFR-expressie en het wild-type RAS-gen (exon 2, 3 en 4 van KRAS en NRAS):
- in combinatie met chemotherapie op basis van irinotecan;
- als eerstelijnsbehandeling in combinatie met FOLFOX (folinezuur (calciumzout, systemisch), 5-fluoro-uracil en oxaliplatine);
- als monotherapie na falen van oxaliplatine en irinotecan of bij niet-verdragen van irinotecan.
Plaveiselcelcarcinoom van het hoofd-halsgebied:
- in combinatie met bestraling bij lokaal gevorderde ziekte;
- in combinatie met platinabevattende chemotherapie bij recidiverende en/of gemetastaseerde ziekte.
Indicaties
Infusievloeistof
Non-Hodgkinlymfoom (NHL)
- bij volwassenen met nog niet eerder behandeld stadium III–IV folliculair lymfoom, in combinatie met chemotherapie;
- bij volwassenen met folliculair lymfoom dat respons geeft op inductiechemotherapie, als onderhoudsbehandeling;
- bij volwassenen met stadium III–IV folliculair lymfoom dat chemotherapieresistent is of bij een tweede of volgend recidief na chemotherapie, als monotherapie;
- bij volwassenen met CD20-positief diffuus grootcellig B-cel non-Hodgkinlymfoom, in combinatie met CHOP-chemotherapie (cyclofosfamide, doxorubicine, vincristine en prednison óf prednisolon (syst.));
- bij kinderen ≥ 6 maanden met niet eerder behandeld gevorderd CD20-positief diffuus grootcellig B-cellymfoom (DLBCL), Burkitt-lymfoom (BL)/Burkitt-leukemie (rijpe B-cel acute leukemie (BAL)) of Burkitt-achtig lymfoom (BLL), in combinatie met chemotherapie (Lymphome Malin B (LMB)) (Mabthera, Rixathon).
Chronische lymfatische leukemie (CLL)
- bij volwassenen met onbehandelde en recidiverende/refractaire chronische lymfatische leukemie (CLL), in combinatie met chemotherapie.
Er zijn relatief weinig gegevens beschikbaar over de werkzaamheid en veiligheid bij patiënten die eerder zijn behandeld met monoklonale antilichamen, waaronder rituximab, of bij patiënten die refractair bleken voor eerdere behandeling met rituximab in combinatie met chemotherapie.
Reumatoïde artritis (RA)
- bij volwassenen met ernstige actieve reumatoïde artritis met een inadequate respons op, of intolerantie voor, behandeling met één of meer 'disease-modifying anti-rheumatic drugs' (DMARD's) waaronder één of meer TNF-blokkerende middelen, in combinatie met methotrexaat (bij inflammatoire aandoening).
Ernstige actieve granulomatose met polyangiitis (ziekte van Wegener, GPA) en microscopische polyangiitis (MPA)
- bij volwassenen in combinatie met glucocorticoïden;
- bij kinderen ≥ 2 jaar als inductietherapie, in combinatie met glucocorticoïden (Mabthera®, Rixathon®).
Pemphigus vulgaris (PV)
- Bij volwassenen met matig-ernstige tot ernstige ziekte.
Injectievloeistof (subcutaan)
Non-Hodgkinlymfoom
- Folliculair non-Hodgkinlymfoom:
- bij volwassenen met nog niet eerder behandeld stadium III–IV folliculair lymfoom, in combinatie met chemotherapie;
- bij volwassenen met folliculair lymfoom dat respons geeft op inductiechemotherapie, als onderhoudsbehandeling.
- Bij volwassenen met CD20-positief diffuus grootcellig B-cel non-Hodgkinlymfoom, in combinatie met CHOP-chemotherapie.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Bij oncologische indicaties zijn dosering en toedieningsfrequentie sterk individueel bepaald, aan wijzigingen onderhevig en afhankelijk van onder andere algemene toestand en bloedbeeld.
HER2–positief gemetastaseerd mammacarcinoom, (neo-)adjuvante behandeling HER2–positief mammacarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen ≤ 75 jaar)
In combinatietherapie: i.v.: de aanbevolen eerste oplaaddosis is 840 mg, na 3 weken gevolgd door een onderhoudsdosis van 420 mg elke 3 weken. De aanbevolen eerste oplaaddosis van trastuzumab is óf 8 mg/kg lichaamsgewicht, na 3 weken gevolgd door een onderhoudsdosis van 6 mg/kg lichaamsgewicht elke 3 weken óf 600 mg s.c. (ongeacht lichaamsgewicht) elke 3 weken. De dosering van docetaxel is 75 mg/m² lichaamsoppervlak elke 3 weken, bij goed verdragen eventueel verhogen naar 100 mg/m², tenzij de combinatie carboplatine+trastuzumab+pertuzumab wordt gebruikt. De dosering van paclitaxel is 80 mg/m² 1×/week gedurende 12 weken. De oncolytica ná elkaar toedienen (het taxaan als laatste) en niet in dezelfde infuuszak mengen. Bij gemetastaseerd mammacarcinoom behandelen tot aan ziekteprogressie of oncontroleerbare toxiciteit, ook als de behandeling met docetaxel wordt beëindigd. Bij neo-adjuvante behandeling van mammacarcinoom pertuzumab gedurende 3–6 cycli toedienen als onderdeel van een behandelregime voor vroege borstkanker. In adjuvante setting: met pertuzumab in combinatie met trastuzumab gedurende 1 jaar (max. 18 cycli) behandelen óf tot aan recidief of oncontroleerbare toxiciteit. Start (neo)adjuvante therapie op dag 1 van de chemotherapie en continueer de behandeling ook na beëindiging van de chemotherapie.
Verminderde nierfunctie: bij een licht tot matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 30 ml/min) is een dosisaanpassing niet nodig. Er kan geen doseringsadvies worden gegeven bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min).
Verminderde leverfunctie: Er kan geen doseringsadvies worden gegeven bij een ernstig verminderde leverfunctie, zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen, achter Onderzoeksgegevens.
Ernstige bijwerkingen: zie voor richtlijnen bij (ernstige) bijwerkingen (linkerventrikeldisfunctie, overgevoeligheid/anafylaxie, infusiegerelateerde bijwerkingen, beenmergsuppressie) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2). Een dosisverlaging van pertuzumab of van trastuzumab wordt niet aanbevolen. Van docetaxel en andere chemotherapie kan wel de dosis verlaagd worden, zie daarvoor de afzonderlijke geneesmiddelteksten. De behandeling met pertuzumab beëindigen als de behandeling met trastuzumab wordt beëindigd. Wanneer in de gemetastaseerde setting docetaxel wordt beëindigd, dan kan de behandeling met pertuzumab en trastuzumab worden voortgezet tot aan ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Uitgestelde of overgeslagen doses:
< 6 weken tussen twee opeenvolgende toedieningen
- pertuzumab: de dosis van 420 mg zo spoedig mogelijk alsnog toedienen, daarna het oorspronkelijke schema vervolgen.
- trastuzumab: de dosis van 6 mg/kg i.v. óf 600 mg s.c. zo spoedig mogelijk alsnog toedienen, daarna het oorspronkelijke schema vervolgen.
≥ 6 weken tussen twee opeenvolgende toedieningen
- pertuzumab: een initiële dosis van 840 mg geven (via een 60 min. durend infuus), gevolgd door onderhoudsdoses van 420 mg (via een 30–60 min durend infuus) elke 3 weken.
- trastuzumab: óf een initiële dosis van 8 mg/kg geven (via een 90 min durend infuus), gevolgd door onderhoudsdoses van 6 mg/kg (via een 90 min durend infuus, 30 min als het eerder goed verdragen werd) elke 3 weken, óf de dosis van 600 mg s.c. zo spoedig mogelijk alsnog toedienen, daarna het oorspronkelijke schema vervolgen.
Toediening: het concentraat verdunnen tot een sterkte van 3,02 mg/ml voor de initiële dosis en 1,59 mg/ml voor de onderhoudsdosis. De intraveneuze infusie bij initiële oplaaddosis in 60 min. toedienen. Vervolginfusies in 30–60 min. toedienen, indien de eerste infusie van 60 min. goed werd verdragen. Na afloop van elke infusie wordt een observatieperiode van 30–60 minuten (na een eerste infusie 60 minuten)aanbevolen.
Doseringen
Premedicatie: 45–90 min vóór de infusie met elotuzumab de premedicatie toedienen. Deze bestaat uit: i.v. dexamethason 8 mg, oraal of i.v. een H1-blokker, oraal famotidine (of equivalente H2-blokker) én oraal paracetamol 650–1000 mg.
Multipel myeloom
Volwassenen (incl. ouderen > 65 j.)
i.v.-infusie 10 mg/kg lichaamsgewicht op dag 1, 8, 15 en 22 van de eerste twee cycli van 28 dagen; daarna elke 2 weken op dag 1 en 15. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit. Zie voor de toedieningsschema's van lenalidomide en dexamethason (dat naast i.v. als premedicatie, óók oraal gegeven dient te worden) de officiële productinformatie CBG/EMA van elotuzumab (rubriek 4.2).
Recidief of refractair multipel myeloom
Volwassenen (inl. ouderen > 65 jaar)
i.v.-infusie 10 mg/kg lichaamsgewicht op dag 1, 8, 15 en 22 van de eerste twee cycli van 28 dagen; daarna 20 mg/kg op dag 1 van elke cyclus. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit. Zie voor de toedieningsschema's van pomalidomide en dexamethason (dat naast i.v. als premedicatie, óók oraal gegeven dient te worden) de officiële productinformatie CBG/EMA van elotuzumab (rubriek 4.2).
Verminderde nierfunctie: een dosisaanpassing is niet nodig, inclusief het eindstadium nierfalen.
Verminderde leverfunctie: er is geen dosisaanpassing nodig bij een lichte leverfunctiestoornis (gedefinieerd in klinisch onderzoek als totaalbilirubine (TB) > 'upper limit of normal' (ULN) én ASAT > ULN óf TB tot 1,5× ULN en welke ASAT-waarde ook). Elotuzumab is niet bestudeerd bij een matige of ernstige leverfunctiestoornis (TB > 1,5× ULN en welke ASAT-waarde ook).
Zie voor dosisaanbevelingen van lenalidomide en pomalidomide bij verminderde nier- of leverfunctie, interacties met CYP-enzymen en de dosisaanpassingen en richtlijnen bij toxiciteit de officiële productinformatie CBG/EMA van lenalidomide en pomalidomide (rubriek 4.2). Zie hiervoor de link onder 'Zie ook'..
Indien de dosis van één van de geneesmiddelen uit het regime uitgesteld, onderbroken of stopgezet wordt, kan de behandeling met de andere geneesmiddelen zoals gepland verder gaan. Indien echter orale of i.v.-toediening van dexamethason wordt uitgesteld of stopgezet, dan in verband met de kans op overgevoeligheid evalueren of elotuzumab nog toegediend kan worden.
Toediening
- Dien toe als intraveneuze infusie in een concentratie tussen de 1 mg/ml en 6 mg/ml. Verdun hiervoor de gereconstrueerde oplossing met 0,9% Nacl-oplossing of 5% glucose-injectie.
- Toediensnelheid bij dosering 10 mg/kg: bouw deze op van 0.5 ml/min tijdens de eerste 30 min naar 1 ml/min tijdens de tweede 30 min en 2 ml/min tijdens de rest van de eerste infusie. Tijdens de tweede infusie starten met 3 ml/min en kan na 30 min vervolgen met 4 ml/min. De derde en volgende infusies kunnen worden gegeven met een snelheid van 5 ml/min;
- Toediensnelheid bij dosering 20 mg/kg: bouw deze op tijdens de eerste toediening van 3 ml/min tijdens de eerste 30 min naar 4 ml/min tijdens de rest van de eerste infusie. De tweede en volgende infusies kunnen worden gegeven met een snelheid van 5 ml/min.
Doseringen
Vóór aanvang van de behandeling van gemetastaseerd colorectaal carcinoom de wild-type RAS-status (exon 2, 3 en 4 van KRAS en NRAS) aantonen op basis van een gevalideerde analysemethode in een ervaren laboratorium.
Geef ten minste 1 uur vóór elke infusie, premedicatie bestaand uit een antihistaminicum en een corticosteroïd; observeer de patiënt tijdens en ten minste gedurende 1–2 uur na de infusie op infusiegerelateerde bijwerkingen (2 uur bij de eerste infusie en 1 uur bij vervolginfusies). Als profylaxe van huidreacties orale tetracyclinen (6-8 weken) en hydrocortisoncrème 1% met vochtinbrenger overwegen. Zie voor beide bijwerkingen ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Gemetastaseerd colorectaal carcinoom, plaveiselcelcarcinoom van het hoofd-halsgebied
Volwassenen
I.v.: oplaaddosis 400 mg/m² lichaamsoppervlak, na een week gevolgd door 250 mg/m² 1×/week.
Bij gemetastaseerd colorectaal carcinoom (monotherapie of combinatietherapie) de behandeling voortzetten totdat ziekteprogressie optreedt. Bij combinatietherapie de andere chemotherapeutische middelen niet eerder dan 1 uur ná het einde van de infusie van cetuximab toedienen.
Bij lokaal gevorderd plaveiselcelcarcinoom van het hoofd-halsgebied cetuximab toedienen gelijktijdig met bestralingstherapie: de behandeling met cetuximab beginnen 1 week vóór de radiotherapie, de behandeling voortzetten tot het einde van de periode met radiotherapie. Bij recidiverende en/of gemetastaseerd plaveiselcelcarcinoom van het hoofd-halsgebied cetuximab in combinatie met op platina gebaseerde chemotherapie toedienen, gevolgd door cetuximab als onderhoudstherapie. Bij combinatietherapie de andere chemotherapeutische middelen niet eerder dan 1 uur ná het einde van de infusie van cetuximab toedienen. De onderhoudstherapie voortzetten totdat ziekteprogressie optreedt.
Ouderen (> 65 j):
Een dosisaanpassing is in principe niet nodig. De ervaring bij ouderen ≥ 75 jaar is echter beperkt. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen/cardiovasculaire bijwerkingen.
Verminderde nierfunctie: er kan geen doseeradvies worden gegeven bij een serumcreatinine ≤ 1,5 × ULN vanwege het ontbreken van gegevens.
Verminderde leverfunctie: er kan geen doseeradvies worden gegeven bij serumtransaminasen ≤ 5 × ULN en bilirubine ≤ 1,5 × ULN vanwege het ontbreken van gegevens.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (infusiegerelateerde bijwerkingen, huidreacties, oogaandoeningen) de officiële productinformatie van CGB/EMA (rubriek 4.4; link op deze bladzijde).
Toediening: cetuximab i.v. toedienen met een infuuspomp, druppelinfuus of injectiepomp. Vóór toediening met infusiepomp of druppelinfuus kan de cetuximab-oplossing verdund worden met een steriele NaCl-oplossing (0,9%). De initiële dosis langzaam toedienen met een infusiesnelheid van max. 5 mg/min; aanbevolen infusietijd is 120 min. De volgende wekelijkse doses toedienen met een infusiesnelheid van max. 10 mg/min; aanbevolen infusietijd is 60 min.
Doseringen
Overweeg bij GPA, MPA of PV profylaxe voor Pneumocystis jiroveci-pneumonie (PCP) gedurende én na de behandeling met rituximab.
Non-Hodgkinlymfoom
Volwassenen (incl. ouderen > 65 jaar)
Geef voorafgaand aan iedere infusie premedicatie, bestaande uit een combinatie van een analgeticum of antipyreticum met een antihistaminicum. Overweeg tevens een glucocorticosteroïd toe te voegen indien rituximab niet wordt gecombineerd met een chemotherapie die een glucocorticoïd bevat.
Niet-eerder behandeld folliculair lymfoom (FL), inductiebehandeling, combinatietherapie: i.v. 375 mg/m² lichaamsoppervlak via een i.v.-infusie op dag 1 van iedere kuren gedurende max. 8 kuren. , ná evt. toediening van de glucocorticoïd. Of subcutaan (s.c.), alleen als vervolgkuur ter vervanging van de i.v.-toedieningsvorm: 1400 mg op dag 1 van elke kuur, na i.v. toediening van het eventuele corticosteroïd, gedurende max. 8 kuren.
Niet-eerder behandeld FL, onderhoudsbehandeling, combinatietherapie: 375 mg/m² lichaamsoppervlak via een i.v.-infusie of 1400 mg via s.c. injectie iedere 2 maanden, te starten 2 maanden na de laatste dosis van de inductietherapie. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of maximaal 2 jaar (12 infusies in totaal).
Recidiverend/refractair FL, onderhoudsbehandeling, combinatietherapie: 375 mg/m² lichaamsoppervlak via een i.v.-infusie of 1400 mg via s.c. injectie iedere 3 maanden, te starten 3 maanden na de laatste dosis van de inductietherapie. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of maximaal 2 jaar (8 infusies in totaal).
Recidiverend/refractair FL, inductiebehandeling, monotherapie: 375 mg/m² lichaamsoppervlak via een i.v.-infusie 1×/week gedurende 4 weken.
Diffuus grootcellig B-cel non-Hogkinlymfoom, combinatietherapie: 375 mg/m² lichaamsoppervlak via een i.v.-infusie op dag 1 van elke CHOP-chemotherapiekuur, na i.v.-infusie van de glucocorticoïd. Of s.c. alleen als vervolgkuur ter vervanging van de i.v.-toedieningsvorm: 1400 mg op dag 1 van elke kuur, na i.v. toediening van het eventuele corticosteroïd, gedurende max. 8 kuren.
Er worden géén dosisverlagingen van rituximab aanbevolen; dosisverlagingen van bijkomende chemotherapie kunnen wel worden doorgevoerd.
Kinderen ≥ 6 maanden
Mabthera en Rixathon: geef 30-60 minuten voorafgaand aan iedere infusie premedicatie, bestaande uit paracetamol en een antihistaminicum. Geef tevens prednison, volgens het doseerschema in tabel 1 van de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2).
Aanbevolen dosering in combinatie met chemotherapie: 375 mg/m² lichaamsoppervlak via i.v.-infusie. Zie voor doseerschema's tabel 1 en 2 van de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2). Er worden géén dosisverlagingen van rituximab aanbevolen, behalve die vanwege lichaamsoppervlak.
Chronische lymfatische leukemie
Volwassenen (incl. ouderen > 65 jaar)
Geef voorafgaand aan iedere infusie premedicatie, bestaande uit een combinatie van een analgeticum of antipyreticum met een antihistaminicum. Overweeg tevens een glucocorticosteroïd toe te voegen indien rituximab niet wordt gecombineerd met een chemotherapie die een glucocorticoïd bevat.
Ter vermindering van de kans op het tumorlysissyndroom, 48 uur voorafgaand aan de behandeling met rituximab maatregelen nemen ter preventie van uraatnefropathie, zoals een adequate hydratie, alkaliseren van de urine en zo nodig toedienen van allopurinol of rasburicase. Ter vermindering van de kans op acute infusiereacties en/of het 'cytokine release syndrome' bij een lymocytenaantal > 25 × 10 9 kort voor de infusie met rituximab 100 mg i.v. predinso(lo)n toedienen.
Aanbevolen dosering in combinatie met chemotherapie: 375 mg/m² lichaamsoppervlak via een i.v.-infusie op dag 0 van de eerste behandelkuur, gevolgd door 500 mg/m² via i.v.-infusie op dag 1 van elke volgende kuur gedurende 6 kuren. Geef de chemotherapie ná rituximab.
Reumatoïde artritis
Volwassenen (incl. ouderen > 65 jaar)
Geef voorafgaand aan iedere infusie premedicatie, bestaande uit een combinatie van een analgeticum of antipyreticum, met antihistaminicum én i.v. 100 mg methylprednisolon; de toediening van methylprednisolon moet afgerond zijn 30 min vóór toediening van rituximab.
Aanbevolen dosering: 1000 mg i.v., na twee weken gevolgd door een tweede infusie van 1000 mg i.v.
Een klinisch respons wordt doorgaans binnen 16–24 weken bereikt. Een eventuele vervolgkuur geven na een behandelinterval van ten minste 24 weken – bij resterende ziekteactiviteit – of daarna, wanneer de ziekteactiviteit terugkeert. Het voortzetten van de behandeling zorgvuldig afwegen indien binnen deze tijdsperiode (24 weken) géén therapeutisch voordeel waar te nemen is. Naast de gewone infusiesnelheden (zie onderaan deze rubriek Dosering) is er bij de indicatie reumatoïde artritis ook nog een alternatief sneller infusieschema mogelijk. Zie hiervoor de officiële productinformatie CBG/EMA (rubrieken 4.2), zie de link onder 'Zie ook'.
Granulomatose met polyangiitis en microscopische polyangiitis
Volwassenen (incl. ouderen> 65 jaar)
Geef voorafgaand aan iedere infusie premedicatie, bestaande uit een combinatie van een analgeticum of antipyreticum met een antihistaminicum. Voorafgaand aan de eerste infusie met rituximab, i.v.-methylprednisolon 1000 mg/dag toedienen gedurende 1–3 dagen (de laatste dosis methylprednisolon kan op dezelfde dag worden gegeven, als de eerste dosis rituximab), gevolgd door oraal prednison 1 mg/kg/dag (max. 80 mg/dag) tijdens én na de inductiebehandeling. Indien mogelijk op basis van klinische behoefte oraal prednison zo snel mogelijk afbouwen. Geef voorafgaand aan iedere infusie i.v. 100 mg methylprednisolon; de toediening van methylprednisolon moet afgerond zijn 30 min vóór toediening van rituximab.
Aanbevolen inductiedosering: 375 mg/m² lichaamsoppervlak, via een i.v.-infusie 1×/week gedurende 4 weken.
Aanbevolen onderhoudsdosering: 500 mg i.v., na twee weken gevolgd door een tweede infusie van 500 mg i.v. Daarna iedere 6 maanden herhalen. Start de onderhoudsbehandeling ten minste 16 weken na de laatste dosis rituximab in de inductiefase óf, bij inductiebehandeling met een andere immunosuppressieve behandeling, binnen 4 weken na het bereiken van remissie. De behandeling voortzetten tot ten minste 24 maanden na het bereiken van de remissie. Overweeg rituximab langer (max. 5 j.) voort te zetten bij een toegenomen kans op een recidief.
Kinderen ≥ 2 jaar
Mabthera en Rixathon: geef voorafgaand aan de eerste infusie met rituximab premedicatie met i.v.-methylprednisolon 30 mg/kg/dag (max. 1000 mg/dag) gedurende 3 dagen (max. 3 extra doseringen van 30 mg/kg/dag), ter behandeling van ernstige vasculitisverschijnselen. Gevolgd door oraal prednison 1 mg/kg/dag (max. 60 mg/dag); indien mogelijk op basis van klinisch behoefte prednison zo snel mogelijk afbouwen.
Aanbevolen inductiedosering:375 mg/m² lichaamsoppervlak, via een i.v.-infusie 1×/week gedurende 4 weken.
Pemphigus vulgaris
Volwassenen (incl. ouderen > 65 jaar)
Geef voorafgaand aan iedere infusie premedicatie, bestaande uit een combinatie van een analgeticum of antipyreticum, met antihistaminicum én i.v. 100 mg methylprednisolon; de toediening van methylprednisolon moet afgerond zijn 30 min vóór toediening van rituximab.
Aanbevolen dosering: 1000 mg via een i.v.-infusie, na twee weken gevolgd door een tweede i.v.-infusie van 1000 mg. Combineer rituximab met een glucocorticoïd en bouw deze geleidelijk af.
Onderhoudsdosering: 500 mg i.v. na 12 en 18 maanden én, indien nodig, iedere 6 maanden daarna.
Bij een recidief: 1000 mg i.v. eenmalig. Overweeg de glucocorticoÏd te hervatten of de dosis ervan te verhogen. Volgende infusies mogen niet eerder dan 16 weken na de vorige worden toegediend.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen, de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2 en 4.4).
Toediening
- De bereide oplossing voor infusie uitsluitend toedienen via i.v.-infusie.
- Infusiesnelheid volwassenen (alle indicaties) en kinderen (GPA, MPA):
- Bij de eerste infusie is de aanbevolen initiële infusiesnelheid 50 mg/uur; na de eerste 30 min iedere 30 min te verhogen met stappen van 50 mg/uur tot een maximum van 400 mg/uur;
- Bij volgende infusies bedraagt de initiële infusiesnelheid 100 mg/uur, te verhogen met stappen van 100 mg/uur met intervallen van 30 min tot maximaal 400 mg/uur;
- Als bij volwassenen met non-Hodgkinlymfoom of CLL tijdens cyclus 1 geen infusiegerelateerde bijwerkingen graad 3 of 4 optreden, kan de tweede infusie worden toegediend gedurende 90 minuten met een chemotherapiebehandeling met glucocorticoïden. Dien 20% van de totale dosis toe in de eerste 30 minuten en vervolg met de resterende 80% van de totale dosis in de volgende 60 minuten. Wordt een infusie van 90 minuten tijdens cyclus 2 verdragen, dan dezelfde snelheid aanhouden voor de rest van de behandeling (tot en met cyclus 6 of 8). De snellere infusie is uitgesloten voor patiënten met een significante cardiovasculaire aandoening of bij eerdere ernstige infusie reactie op een biologisch geneesmiddel;
- Bij de indicatie reumatoïde artritis is ook nog een alternatief sneller infusieschema mogelijk. Zie hiervoor de officiële productinformatie CBG/EMA (rubrieken 4.2), zie de link onder 'Zie ook'.
- Infusiesnelheid kinderen (non-Hodgkinlymfoom):
- Bij de eerste infusie is de aanbevolen initiële infusiesnelheid 0,5 mg/kg/uur (max. 50 mg/uur); indien geen sprake is van overgevoeligheid of infusiegerelateerde reacties kan de infusiesnelheid elke 30 min worden verhoogd met 0,5 mg/kg/uur tot een maximum van 400 mg/uur;
- Bij volgende infusies bedraagt de initiële infusiesnelheid 1 mg/kg/uur (max. 50 mg/uur); dit kan elke 30 min worden verhoogd met 1 mg/kg/uur tot een maximum van 400 mg/uur.
- Subcutane injectie:
- Subcutane injectie alleen als vervolgkuur toedienen, nadat al een volledige dosis van de i.v.-formulering via intraveneuze infusie is toegediend;
- Subcutane toediening alleen in de buikwand gedurende ca. 5 min;
- Gedurende behandeling met de subcutane formulering bij voorkeur andere geneesmiddelen voor subcutaan gebruik op andere plaatsen op het lichaam toedienen;
- Na subcutane toediening de patiënt minstens 15 min observeren, vanwege het eventueel optreden van bijwerkingen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): infusiereactie (met koorts, rillingen, myalgie, vermoeidheid, hoofdpijn, asthenie, braken, smaakstoornis, overgevoeligheid), ook met fatale afloop. Verminderde eetlust, stomatitis, misselijkheid, braken, dyspepsie, buikpijn, obstipatie, diarree (afhankelijk van indicatie en oncolytische combinatie: 46–71%). Slapeloosheid. Perifere (sensorische) neuropathie, paresthesie, hoofdpijn, duizeligheid, smaakstoornis. Nasofaryngitis. Hoest, dyspneu, bloedneus. Huiduitslag (26–52%), droge huid, jeuk, alopecia, nagelaandoening. Toegenomen traanproductie. Myalgie, artralgie, pijn in extremiteiten. Opvliegers. Mucositis, perifeer oedeem, koorts, vermoeidheid, asthenie. (Febriele) neutropenie, leukopenie (bij ca. 63%), anemie.
Vaak (1-10%): bovensteluchtweginfectie. Linkerventrikeldisfunctie. Rillingen. Oedeem. Overgevoeligheid. Paronychie.
Soms (0,1-1%): anafylactische reactie, ook met fatale afloop. Congestief hartfalen. Interstitiële longziekte, pleura-effusie.
Zelden (0,01-0,1%): cytokineafgiftesyndroom, tumorlysissyndroom.
Bij ouderen ≥ 65 jaar kwamen de volgende bijwerkingen vaker voor (> 5% hogere incidentie): diarree, verminderde eetlust, anemie, gewichtsverlies, asthenie, smaakstoornis, perifere neuropathie, hypomagnesiëmie.
Bijwerkingen
Combinatietherapie
Zeer vaak (> 10%): bovensteluchtweginfectie (waaronder voornamelijk nasofaryngitis), hoesten, pneumonie (soms fataal) . Vermoeidheid, koorts. Hoofdpijn. Diarree. Gewichtsvermindering. Lymfopenie.
Vaak (1-10%): overgevoeligheid, infusiegerelateerde reacties. Orofaryngeale pijn. Diepveneuze trombose. Pijn op de borst. Herpes zoster. Nachtzweten. Hypo-esthesie. Stemmingsveranderingen. Keelpijn. Leukopenie.
Soms (0,1-1%): anafylactische reactie.
Verder zijn gemeld: tweede primaire maligniteiten (vaste tumoren en niet-melanome huidkanker; voornamelijk bij gecombineerd gebruik met lenalidomide en dexamethason).
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): (ernstige) infusiegerelateerde reacties (zoals koorts, rillingen, duizeligheid, dyspneu, bronchospasmen, urticaria, hypo- óf hypertensie, bewustzijnsverlies, shock), in sommige gevallen met dodelijke afloop. Huidreacties (80%, waarvan 15% ernstig; omvat acne-achtige huiduitslag, jeuk, droge huid, schilfering, hyperhidrose, nagelaandoening, huidnecrose); zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen. Mucositis (kan leiden tot epistaxis). Hypomagnesiëmie, verhoogde ASAT, ALAT, AF.
Vaak (1-10%): hoofdpijn. Conjunctivitis. Diarree, misselijkheid, braken, dehydratie (vooral als gevolg van diarree of mucositis), anorexia (kan leiden tot gewichtsverlies). Vermoeidheid. Hypocalciëmie.
Soms (0,1-1%): blefaritis, keratitis. Diepveneuze trombose. Longembolie, interstitiële longziekte (vooral bij de Japanse bevolkingsgroep).
Zeer zelden (< 0,01%): Stevens-Johnsonsyndroom of toxische epidermale necrolyse.
Verder is gemeld: ernstige cardiovasculaire complicaties. Aseptische meningitis.
In combinatie met radiotherapie kunnen bekende bijwerkingen van bestraling (mucositis, stralingsdermatitis, dysfagie, leukopenie; vooral lymfocytopenie) in een hogere frequentie optreden.
In combinatie met fluoropyrimidinen kunnen vaker cardiale ischemie, myocardinfarct, congestief hartfalen of hand-voetsyndroom optreden.
In combinatie met platinabevattende chemotherapie is er een groter risico van ernstige hypocalciëmie, ernstige leukopenie en/of ernstige neutropenie met meer kans op pneumonie en sepsis.
In combinatie met capecitabine en oxaliplatine (CAPOX) treedt vaker ernstige diarree op.
Bijwerkingen
Monotherapie of combinatietherapie bij non-Hodgkinlymfoom of chronische lymfatische leukemie:
Zeer vaak (> 10%): bacteriële infecties, virale infecties, bronchitis. Infusiegerelateerde reacties, angio-oedeem. Misselijkheid. Jeuk, huiduitslag, alopecia. Koorts, rillingen, asthenie, hoofdpijn. Leukopenie, (febriele) neutropenie, trombocytopenie. Verlaagde IgG-spiegels.
Vaak (1-10%): sepsis, luchtweginfectie, schimmelinfectie, hepatitis B-infectie. Anemie, pancytopenie, granulocytopenie. Overgevoeligheid. Hyperglykemie, gewichtsafname, perifeer oedeem, gezichtsoedeem, LDH-toename, hypocalciëmie. Paresthesie, hypo-esthesie, agitatie, slapeloosheid, vasodilatatie, duizeligheid, angst. Stoornis van de traanproductie, conjunctivitis. Tinnitus, oorpijn. Myocardischemie of -infarct, aritmie, atriumfibrilleren, tachycardie, hypertensie, (orthostatische) hypotensie. Bronchospasme, dyspneu, hoest, rinitis. Braken, diarree, obstipatie, buikpijn, dysfagie, stomatitis, dyspepsie, anorexie, keelirritatie. Urticaria, (nachtelijk) zweten. Hypertonie, myalgie, artralgie, rugpijn. Opvliegers, malaise, koudesyndroom, multiorgaan falen.
Soms (0,1-1%): bradycardie, angina pectoris, hartfalen. Hypoxie, astma, bronchiolitis obliterans. Depressie, nervositeit. Smaakstoornis. Opgezette buik. Stollingsstoornis, aplastische anemie, hemolytische anemie, lymfadenopathie. Pijn op de infusieplaats.
Zelden (0,01-0,1%): anafylaxie. Interstitiële longziekte.
Zeer zelden (< 0,01%): tumorlysis-syndroom, 'cytokine release syndrome', serumziekte. Craniale neuropathie (zoals aangezichtsverlamming, ernstig zichtverlies en gehoorverlies of verlies van overige zintuiglijke waarnemingen), perifere neuropathie. Respiratoir falen. Nierfalen. Gastro-intestinale perforatie. Vasculitis. Ernstige bulleuze huidreacties, toxisch epidermale necrolyse, Stevens-Johnsonsyndroom. Tijdelijke verhoging serum IgM–spiegels.
Verder zijn gemeld: enterovirale meningo-encefalitis, late neutropenie, acute reversibele trombocytopenie. Posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES=RPLS), progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML). Pulmonale infiltraten.
Na subcutane toediening zijn zeer vaak lokale reacties (pijn, zwelling, verharding, erytheem, jeuk, huiduitslag) gemeld, vooral binnen 24 uur na injectie.
Bij reumatoïde artritis:
Zeer vaak (> 10%): infusiegerelateerde reacties, symptomen zijn o.a. koorts, hypertensie, misselijkheid, huiduitslag, jeuk, urticaria, keelirritatie, opvliegers, hypotensie, rinitis, rillingen, tachycardie, vermoeidheid, orofaryngeale pijn, perifeer oedeem, erytheem en soms oedeem (gegeneraliseerd, laryngeaal, angioneurotisch), bronchospasme, piepende ademhaling, gegeneraliseerde jeuk, anafylaxie; fatale afloop is gemeld. Hoofdpijn. Bovensteluchtweginfecties, urineweginfecties. Verlaagde IgM-spiegels.
Vaak (1-10%): bronchitis, sinusitis, gastro-enteritis, tinea pedis. Paresthesie, migraine, duizeligheid, ischias. Alopecia. Depressie, angst. Mondulceratie, dyspepsie, gastro-oesofageale reflux, pijn in de bovenbuik, diarree. Artralgie, spierpijn, osteoartritis, bursitis. Neutropenie, zelden late neutropenie. Hypercholesterolemie. Verlaagde IgG-spiegels.
Zelden (0,01-0,1%): angina pectoris, atriumfibrilleren, hartfalen, myocardinfarct.
Zeer zelden (< 0,01%): progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML), hepatitis B-infectie reactivatie. Serumziekteachtige reactie. Atriumflutter. Toxisch epidermale necrolyse, Stevens-Johnsonsyndroom.
Verder is gemeld: enterovirale meningo-encefalitis, ernstige virale infectie.
Bij granulomatose met polyangiitis en microscopische polyangiitis (meest voorkomende bijwerkingen):
Zeer vaak (> 10%): hypertensie. Hoest, dyspneu, bloedneus. Infusiegerelateerde reacties. Perifeer oedeem. Slapeloosheid. Diarree. Spierspasmen, artralgie.
Vaak (1-10%): 'cytokine release syndrome'. Bronchitis, rinitis, nasofaryngitis. Herpes zoster. Urineweginfectie.. Koorts, griepachtige ziekte. Dyspneu. Duizeligheid, tremor. Acne, blozen. Dyspepsie, obstipatie. Rugpijn, spierzwakte, spierpijn, pijn in ledematen. Hyperkaliëmie. Trombocytopenie, verlaagd hemoglobine.
Verder is gemeld: enterovirale meningo-encefalitis, ernstige virale infectie.
Bij pemphigus vulgaris (meest voorkomende bijwerkingen):
Zeer vaak (> 10%): infusiegerelateerde reacties. Bovensteluchtweginfectie. Dysthymie. Alopecia. Hoofdpijn.
Vaak (1-10%): tachycardie. Herpes simplex, herpes zoster, orale herpes. Ernstige depressie, prikkelbaarheid. Jeuk, urticaria, huiduitslag. Conjunctivitis, nasofaryngitis, orale candidiase, urineweginfectie. Koorts, vermoeidheid, asthenie. Pijn in de bovenbuik. Spierpijn, gewrichtspijn, rugpijn. Duizeligheid. Huidpapilloom.
Verder is gemeld: ernstige virale infectie.
Interacties
Er zijn geen interacties bekend met pertuzumab.
Interacties
Er zijn met elotuzumab geen studies naar farmacokinetische interacties uitgevoerd. Naar verwachting zijn er geen interacties met CYP450- of andere geneesmiddelmetaboliserende enzymen. Zie voor overige interacties:
Interacties
Niet combineren met levende vaccins. Geef indien mogelijk alle vaccins volgens de geldende immunisatierichtlijnen voordat wordt gestart met rituximab. Rond vaccinaties ten minste 4 weken vóór aanvang van de behandeling met rituximab af.
Antihypertensiva kunnen het mogelijke hypotensieve effect van rituximab versterken. Overweeg stoppen van antihypertensieve medicatie 12 uur voorafgaand aan het rituximab-infuus.
Patiënten met humane antimuis antilichaam- of humane anti-chimerische antilichaam (HAMA/HACA)-titers kunnen allergische of overgevoeligheidsreacties vertonen, wanneer ze behandeld worden met andere diagnostische of therapeutische monoklonale antilichamen.
Zwangerschap
Pertuzumab passeert de placenta (bij dieren geconstateerd). Het is bekend dat humaan IgG de placenta passeert.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren in hogere doseringen schadelijk gebleken (toename embryonale/foetale sterfte, renale hypoplasie, longhypoplasie, ventriculaire septumdefecten, kleine skeletafwijkingen).
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens en gedurende 6 maanden na de behandeling.
Zwangerschap
Teratogenese: Onbekend.
Advies: Gebruik ontraden. Elotuzumab wordt gegeven in combinatie met lenalidomide of pomalidomide, die beide gecontra-indiceerd zijn tijdens de zwangerschap. Zie voor de extra maatregelen voor het gebruik van lenalidomide of pomalidomide bij vruchtbare vrouwen én bij mannen lenalidomide#zwangerschap of pomalidomide#zwangerschap.
Overig: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 120 dagen (vrouw) of 180 dagen (man) na de therapie.
Zwangerschap
Monoklonale antilichamen passeren geleidelijk in toenemende mate tijdens het 2e en 3e trimester de placenta.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren is geen teratogeniteit, maar afhankelijk van de dosering wel een verhoogde incidentie van abortus waargenomen. EGFR speelt een rol bij de prenatale ontwikkeling en kan essentieel zijn voor normale organogenese, proliferatie en differentiatie in het zich ontwikkelende embryo.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Zwangerschap
IgG-immunoglobulinen passeren de placenta.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor teratogeniteit.
Farmacologisch effect: Depletie van B-cellen en lymfopenie bij de foetus zijn gemeld bij een aantal pasgeborenen. Ditzelfde is ook gezien in onderzoek bij dieren, waarbij de depletie aanhield tot 6 maanden na de geboorte. Ook een afname van de IgG-spiegel werd bij deze pasgeboren dieren gezien. Gebruik in het 3e trimester kan de afweer bij het kind remmen. Vaccinatie van het kind met een levend verzwakt vaccin in de eerste maanden na de geboorte wordt afgeraden.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 12 maanden na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja (humaan IgG). Het is onbekend in hoeverre pertuzumab kan worden opgenomen door en schadelijk kan zijn voor de zuigeling.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Vanwege de molecuulgrootte wordt geen passieve overgang van elotuzumab in de moedermelk verwacht. Het is onbekend of een actieve overgang plaatsvindt. Een nadelig effect, ook van lenalidomide en pomalidomide, bij de zuigeling is niet uit te sluiten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Vanwege de molecuulgrootte wordt geen passieve overgang van cetuximab in de moedermelk verwacht. Het is onbekend of een actieve overgang plaatsvindt. De mogelijkheid van absorptie en schade aan de zuigeling is onbekend. Gezien de aard van deze middelen is terughoudendheid geboden.
Advies: Gedurende én ten minste twee maanden na de therapie geen borstvoeding geven.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in zeer beperkte mate. Relatief weinig gegevens wijzen uit dat rituximab in zeer lage concentraties overgaat in de moedermelk. Enkele gevallen van follow-up van zuigelingen die borstvoeding kregen, beschrijven een normale groei en ontwikkeling tot 2 jaar. De gegevens zijn echter beperkt en de langetermijngevolgen onbekend.
Advies: Borstvoeding ontraden tijdens en gedurende 6 maanden na de behandeling.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
Zie voor contra-indicaties (in verband met het gebruik van lenalidomide of pomalidomide binnen de combinatietherapie) de rubriek Zwangerschap.
Contra-indicaties
Bij gemetastaseerd colorectaal carcinoom en combinatie met chemotherapieregimes die oxaliplatine bevatten:
- tumoren met een RAS-mutatie;
- een onbekende RAS-status.
Contra-indicaties
Alle indicaties
- actieve ernstige infecties;
- ernstig immuungecompromitteerde status.
Niet-oncologische indicaties
- ernstig hartfalen (NYHA-klasse IV) of ernstige, onvoldoende onder controle gebrachte andere cardiale aandoeningen;
- overgevoeligheid voor muriene eiwitten;
- Bij de subcutane injectie ook: overgevoeligheid voor hyaluronidase.
Waarschuwingen en voorzorgen
Pertuzumab uitsluitend gebruiken bij patiënten met een HER2–positieve tumor. De noodzakelijke testen laten uitvoeren in een gespecialiseerd laboratorium.
Linkerventrikeldisfunctie (LVEF) is gemeld bij geneesmiddelen die de werking van HER2 blokkeren, waaronder pertuzumab. De incidentie van symptomatische systolische linkerventrikeldisfunctie (congestief hartfalen) is hoger bij behandeling met pertuzumab+trastuzumab+chemotherapie dan bij trastuzumab+chemotherapie alleen. De kans hierop is mogelijk groter bij een eerdere behandeling met antracyclinen of radiotherapie van het mediastinum. Pertuzumab is niet onderzocht bij patiënten met: een LVEF ≤ 50% voorafgaand aan de behandeling, een voorgeschiedenis van congestief hartfalen, een LVEF–daling tot < 50% tijdens eerdere adjuvante behandeling met trastuzumab, aandoeningen die de linkerventrikelfunctie kunnen aantasten (bv. slecht controleerbare hypertensie, recent doorgemaakt myocardinfarct, ernstige hartritmestoornis die moet worden behandeld), en een eerdere cumulatieve antracyclineblootstelling van > 360 mg/m² doxorubicine of een equivalent daarvan. Bepaal de LVEF voorafgaand aan de behandeling en vervolgens éénmalig bij een neoadjuvante behandeling of elke 12 weken bij gemetastaseerd mammacarcinoom en bij een adjuvante behandeling. Zie voor de voorwaarden voor (tijdelijk) staken van de behandeling de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2).
Infusiereacties:gevallen met een fatale afloop zijn gemeld. De patiënt gedurende ten minste 60 min na het begin van de eerste infusie en gedurende ten minste 30–60 min na het begin van de vervolginfusies controleren op infusiegerelateerde symptomen. Bij het optreden van een infusiereactie de infusiesnelheid vertragen of de infusie onderbreken en zonodig de symptomen behandelen. De infusie hervatten als de symptomen afnemen.
Overgevoeligheidsreacties (incl. anafylaxie): controleer de patiënt nauwlettend op overgevoeligheidsreacties; ernstige overgevoeligheid, waaronder anafylaxie en gevallen met een fatale afloop zijn gemeld. Bij de NCI–CTCAE graad 4 overgevoeligheidsreactie, bronchospasmen of acute-respiratory-distresssyndroom (ARDS) de behandeling onmiddellijk en definitief staken.
Diarree: kan ernstig zijn en komt het vaakst voor bij gelijktijdige behandeling van pertuzumab met een taxaan. Ouderen hebben meer kans op diarree. Overweeg een vroege interventie met loperamide, vocht en elektrolyten, vooral bij ouderen en bij ernstige of langdurige diarree. Overweeg de behandeling tijdelijk te staken indien dit onvoldoende helpt.
Bij de combinatiebehandeling pertuzumab, trastuzumab én docetaxel is er meer kans op febriele neutropenie, vooral tijdens de eerste drie behandelcycli; deze kan samenhangen met mucositis en diarree. Een pro–actieve behandeling met anti-diarreemiddelen is aan te raden.
Huiduitslag komt vooral voor tijdens de eerste twee cycli (meestal graad 1 of 2); deze reageren in het algemeen goed op topicale of orale acnebehandeling.
Onderzoeksgegevens: de werkzaamheid en veiligheid bij verminderde leverfunctie en bij ernstig verminderde nierfunctie zijn niet vastgesteld. Er zijn relatief weinig gegevens bij ouderen > 75 jaar. Er is geen relevante toepassing bij kinderen (< 18 j.).
Waarschuwingen en voorzorgen
Ernstige infusiereacties kunnen ondanks premedicatie optreden, met name tijdens de eerste infusie. Bij een IRR een graad ≥ 2 bereikt, elotuzumab onderbreken en gepaste medische en ondersteunende maatregelen instellen. Controleer de vitale functies elke 30 minuten tot 2 uur na het einde van de infusie. Zodra de reactie verdwenen is (symptomen ≤ graad 1) kan de infusie opnieuw worden gestart met de aanvankelijke infusiesnelheid van 0,5 ml/min. Indien de symptomen zich niet opnieuw voordoen, de infusiesnelheid elke 30 minuten stapsgewijs verhogen tot een maximum van 5 ml/min (zie ook rubriek Dosering, Toediening). Bij zeer ernstige IRR's overwegen om de behandeling definitief te staken en een noodbehandeling te starten. Bij lichte tot matig ernstige IRR's de infusiesnelheid verlagen en de patient nauwgezet controleren.
Wees bij gecombineerd gebruik met lenalidomide en dexamethason alert op het ontstaan van diepveneuze trombose. Profylaxe kan nodig zijn.
Weesalert op de ontwikkeling van tweede primaire maligniteiten: vaste tumoren en niet-melanome huidkanker, in het bijzonder bij gecombineerd gebruik met lenalidomide en dexamethason.
Onderzoeksgegevens: de werkzaamheid en veiligheid bij een matige of ernstige leverfunctiestoornis (TB > 1,5× ULN en welke ASAT-waarde ook) zijn niet onderzocht. Er zijn relatief weinig gegevens over de werkzaamheid en veiligheid bij ouderen ≥ 85 jaar. Er is geen relevante toepassing bij kinderen < 18 jaar.
Zie voor aanvullende waarschuwingen en voorzorgen:
Waarschuwingen en voorzorgen
Infusiegerelateerde reacties kunnen ernstig zijn en van anafylactische of anafylactoïde aard óf zich uiten in een cytokineafgiftesyndroom. De symptomen kunnen ondanks premedicatie tijdens de eerste infusie en tot enkele uren daarna optreden of tijdens volgende infusies. Nauwgezette monitoring van de patiënt is vereist, vooral tijdens de eerste toediening. De patiënt waarschuwen voor mogelijke late reacties en laat hen onmiddellijk contact opnemen als symptomen optreden. De kans op anafylactische reacties is sterk vergroot bij een voorgeschiedenis van allergie voor rood vlees of tekenbeten of bij positieve testuitslagen voor IgE-antistoffen tegen cetuximab; in deze gevallen cetuximab alleen na zorgvuldige afweging toedienen. Bij ernstige reacties (CTCAE-graad 3–4) de behandeling definitief staken.
Huidreacties komen zeer vaak voor (vooral in combinatie met chemotherapie) en onderbreken of staken van de behandeling kan vereist zijn. Door de huidlaesies is er meer kans op superinfecties met soms ernstige complicaties (gevallen van 'staphylococcal scalded skin syndrome', necrotiserende fasciitis en sepsis, soms met fatale afloop). Overweeg profylactisch oraal tetracycline (6–8 weken) en cutaan 0,1% HCA-crème met vochtinbrenger. Indien huidreacties optreden kan een behandeling nodig zijn met cutaan matig-sterke tot sterke corticosteroïden en een (orale) kuur van een tetracycline.
De elektrolytenspiegels, waaronder kalium, calcium en magnesium vóór en tijdens de behandeling regelmatig controleren en indien nodig aanvullen. Progressief afnemende magnesiumspiegels treden vaak op en kunnen tot ernstige hypomagnesiëmie leiden (reversibel na stoppen van cetuximab). Hypokaliëmie treedt veelal op als gevolg van diarree. Hypocalciëmie ontstaat vooral bij combinatie met op platina gebaseerde chemotherapie.
Cardiovasculaire bijwerkingen: bij leeftijd > 65 jaar, een verminderde algemene conditie, cardio-pulmonale aandoeningen in de voorgeschiedenis en/of gelijktijdige toediening van cardiotoxische geneesmiddelen (bv. fluoropyrimidines) extra controleren op (ernstige) cardiovasculaire bijwerkingen.
Interstitiële longziekte (ILD): let op verergering van bestaande longklachten of het ontstaan van nieuwe pulmonale symptomen. Bij het optreden van longklachten die wijzen op een interstitiële longziekte (ILD) de behandeling staken en de oorzaak onderzoeken; bij vaststelling van behandelinggerelateerde ILD de behandeling definitief staken. Risicofactoren voor het optreden van ILD zijn o.a. Japanse origine, reeds bestaande pulmonale aandoeningen en gelijktijdige chemotherapie (waarvan bekend is dat deze ILD kunnen doen ontstaan).
Neutropenie: controleer patiënten die ook een platinabevattende therapie ontvangen zorgvuldig op het optreden van ernstige neutropenie en (ernstige) infecties, vooral indien huidlaesies, mucositis en/of diarree is opgetreden.
Oogaandoeningen: wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van (ulceratieve) keratitis of ernstig droge ogen. Bij klachten die wijzen op keratitis (bv. acute of verergerende oogontsteking, tranende ogen, gevoeligheid voor licht, wazig zien, oogpijn, rode ogen), doorverwijzen naar een oogarts; bij een diagnose van keratitis ulcerosa de behandeling onderbreken of staken. Het dragen van contactlenzen is een risicofactor voor het ontstaan hiervan.
Onderzoeksgegevens: De veiligheid en werkzaamheid zijn niet vastgesteld bij bestaande hematologische aandoeningen (Hb < 5,6 mmol/l, leukocyten < 3,0 × 109/l, ANC < 1,5 × 109/l en trombocyten < 100 × 109/l), en bij matige tot ernstige nier- of leverfunctiestoornissen. Bij behandeling van colorectaal carcinoom is de ervaring in combinatie met radiotherapie beperkt. Er is geen relevante toepassing bij kinderen. De ervaring bij een leeftijd > 75 j. is beperkt; een dosisaanpassing is echter in principe niet nodig.
Waarschuwingen en voorzorgen
Alle indicaties:
Ernstige infusiegerelateerde reacties, waaronder met een fatale afloop, zijn gemeld, Voorbeelden zijn pulmonale symptomen en allergische reacties zoals hoofdpijn, jeuk, keelirritatie, opvliegers, uitslag, urticaria, hypertensie en koorts. De aanvang van deze reacties varieerde van 30 minuten tot 2 uur na het starten van de eerste infusie. Onderbreek de behandeling of staak de behandeling definitief, afhankelijk van de ernst van de IRR’s en de benodigde interventies. In de meeste gevallen kan de infusie hervat worden met een 50% gereduceerde snelheid als de symptomen volledig verdwenen zijn.
Zeer zeldzame gevallen van fatale progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML) zijn gemeld. Controleer regelmatig op nieuwe of verslechterde neurologische symptomen of signalen die mogelijk op PML kunnen wijzen (bv. cognitieve, neurologische of psychiatrische symptomen). Bij een vermoeden van PML de behandeling onderbreken. Bij bevestiging van PML de behandeling definitief staken.
Hepatitis B-reactivatie is gemeld. Daarom alle patiënten vóór aanvang van de behandeling screenen op hepatitis B-virus. Bij een actieve hepatitis B-infectie géén behandeling beginnen; bij een positieve hepatitis B-serologie (zonder actieve ziekte) doorverwijzen naar een deskundige alvorens behandeling te beginnen.
Wees voorzichtig bij een anamnese van terugkerende of chronische infecties en bij aandoeningen die vatbaar maken voor ernstige infecties. Het wordt aanbevolen vóór de behandeling immunoglobulinespiegels te bepalen.
Controleer regelmatig het volledig bloedbeeld tijdens de behandeling en het aantal neutrofielen minstens voorafgaand aan iedere kuur, bij tekenen van infectie en tot 6 maanden na stoppen van de behandeling (i.v.m. optreden van late neutropenie). Wees voorzichtig bij aantal neutrofielen < 1,5 × 109/l en/of trombocyten < 75 × 109/l, omdat de klinische ervaring hierbij beperkt is. Rituximab is zonder optreden van myelotoxiciteit toegepast bij 21 patiënten die een autologe beenmergtransplantatie ondergingen en bij andere risicogroepen met waarschijnlijk een verminderde beenmergfunctie.
Controleer extra op cardiale bijwerkingen bij een anamnese van een cardiale aandoening en/of cardiotoxische chemotherapie.
Bij optreden van een ernstige huidreactie, zoals het Stevens-Johnsonsyndroom of toxische epidermale necrolyse, als gevolg van rituximab, de behandeling definitief staken.
Onderzoeksgegevens: de veiligheid en effectiviteit bij volwassenen in combinatie met andere chemotherapieën dan CHOP zijn niet vastgesteld. De mate van respons bij patiënten die eerder reageerden op behandeling met rituximab, lijkt vergelijkbaar te zijn bij opnieuw behandelde patiënten. De veiligheid van de subcutane toediening eenmaal per week is niet vastgesteld, daarom wordt gebruik van de subcutane formulering als monotherapie bij patiënten met folliculair lymfoom niet aanbevolen.
Vanwege de kans op fout-negatieve serologische infectietesten, alternatieve diagnostische hulpmiddelen overwegen voor patiënten met symptomen van indicatieve of zeldzame infectieziekten, zoals het westnijlvirus en neuroborreliose.
Oncologische indicaties:
Wees vanwege kans op het tumorlysissyndroom en/of cytokine release syndroom terughoudend bij een hoge tumorlast of een groot aantal (≥ 25 × 109/l) circulerende maligne cellen. . Indien toch wordt behandeld zeer nauwgezet controleren tijdens de eerste infusie en een verlaagde infusiesnelheid overwegen. De syndromen treden binnen 1–2 uur na het begin van de eerste infusie op met verschijnselen zoals ernstige dyspneu, bronchospasme of hypoxie. Staak in dat geval onmiddellijk de toediening en start een agressieve symptomatische behandeling. Het risico op een ernstig beloop is groter bij pulmonale insufficiëntie in de voorgeschiedenis of bij pulmonale tumorinfiltratie. De patiënt zorgvuldig controleren totdat het tumorlysissyndroom en de pulmonale infiltratie zijn verdwenen of uit zijn te sluiten (d.m.v. laboratoriumonderzoek en röntgenonderzoek van de thorax), omdat na een aanvankelijke verbetering van de symptomen een achteruitgang kan optreden. De behandeling hervatten met maximaal de helft van de voorafgaande infusiesnelheid. Indien opnieuw ernstige bijwerkingen optreden, volledig staken van de behandeling ernstig overwegen.
Bij behandeling van CLL met fludarabine/cyclofosfamide/rituximab (FCR) is late neutropenie gemeld (aantal neutrofielen < 1,0 × 109/l vanaf 24 tot 42 dagen na de laatste dosis rituximab).
Niet-oncologische indicaties:
Het gelijktijdige gebruik van rituximab en antireumatische therapieën, anders dan methotrexaat, wordt niet aanbevolen. Patiënten nauwgezet controleren op symptomen van infectie als DMARD’s en/of 'biologicals' (bv. TNF-α-blokkers) aansluitend op de behandeling met rituximab zijn gebruikt.
Overdosering
Neem voor informatie over een overdosering met elotuzumab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met rituximab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Recombinant gehumaniseerd monoklonaal IgG1–antilichaam, geproduceerd in Chinese hamsterovariumcellen. Pertuzumab richt zich specifiek op het extracellulaire dimerisatiedomein van het humane epidermale groeifactorreceptor 2 (HER2)-eiwit. Hiermee remt pertuzumab de ligandafhankelijke intracellulaire signaaltransductie via twee belangrijke signaalcascades, namelijk die via mitogeen geactiveerd–proteïnekinase (MAP–kinase) en via fosfoïnositide 3–kinase (PI3–kinase), wat uiteindelijk leidt tot remming van de celgroei en tot apoptose.
Kinetische gegevens
Metabolisering | zoals de meeste antilichamen via biodegradatie tot kleine peptiden of aminozuren. |
T 1/2el | ca. 18 dagen (mediaan). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Recombinant humaan IgG1 monoklonaal antilichaam, dat wordt geproduceerd in muriene (NS0) cellen. Elotuzumab bindt specifiek aan het eiwit SLAMF7 (signalerend lymfocytactivatiemolecuul familielid 7). Dit wordt tot expressie gebracht op natural killer (NK-)cellen, normale plasmacellen en andere immuuncellen én in hoge mate op multipel myeloom-cellen, onafhankelijk van cytogenetische afwijkingen. Elotuzumab heeft een dubbele werking. Het activeert door de binding aan SLAMF7 op een directe manier de NK-cellen (immunostimulatie). Door de binding aan SLAMF7 op de multipel myeloom-cellen kan het Fc-gedeelte van het monoklonale antilichaam elotuzumab binden aan de inmiddels gestimuleerde NK-cellen, gevolgd door de release van cytotoxische granules, met als resultaat vernietiging van de multipel myeloom-cellen (antilichaamafhankelijke cellulaire cytotoxiciteit). In niet-klinische modellen is synergistische activiteit met lenalidomide, pomalidomide of bortezomib aangetoond.
Kinetische gegevens
V d | ca. 0,086 l/kg. |
Metabolisering | zoals andere antilichamen, vnl. via eiwitkatabolisme tot peptiden en aminozuren. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Chimerisch monoklonaal antilichaam IgG1, gericht tegen de epidermale groeifactor receptor (EGFR). EGFR-signaaltransductieroutes zijn (via activering RAS) betrokken bij de controle van de overleving en de progressie van de levenscyclus van de cel, angiogenese, migratie en cellulaire invasie/metastasering. Cetuximab bindt zich aan de EGFR met een affiniteit die circa 5–10× hoger is dan die van de endogene liganden en remt de werking van de receptor. Tevens richt het cytotoxische immuun effectorcellen naar de tumorcellen met EGFR-expressie (antilichaamafhankelijke celgemedieerde cytotoxiciteit).
Kinetische gegevens
V d | 1,5–6,2 l/m². |
Metabolisering | biodegradatie tot kleine peptiden of aminozuren. Stabiele spiegels worden bij monotherapie na 3 weken bereikt. |
T 1/2el | 70–100 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Rituximab is een chimerisch humaan-muis monoklonaal antilichaam, bestaande uit een geglycosyleerd immunoglobuline met humane IgG1 constante regio's (Fc-domein) en muizen-lichte-keten en -zware-keten variabele regio's (Fab-domein). Het Fab-domein bindt zich specifiek aan het CD20-antigeen op B-lymfocyten en activeert via het Fc-domein immunologische effectorfuncties resulterend in celdood van B-cellen. Het CD20-antigeen komt tot expressie bij > 95% van alle B-cel non-Hodgkin-lymfomen.
Werking: na voltooiing van de eerste dosis dalen de mediane perifere B-cel-aantallen aanzienlijk onder de normaalwaarden. Bij oncologische indicaties bereikt het aantal B-cellen meestal binnen 12 maanden weer de normaalwaarde; soms duurt dit langer tot mediaan 23 maanden na inductietherapie. Bij reumatoïde artritis herstelt het aantal B-cellen in perifeer bloed zich meestal vanaf 6 maanden en vanaf 10 maanden is repopulatie aanwezig. Bij granulomatose met polyangiitis en microscopische polyangiitis treedt herstel van het aantal B-cellen meestal op na 12–18 maanden. De subcutane injectie bevat tevens recombinant humaan hyaluronidase, wat de verspreiding en absorptie bevordert.
Kinetische gegevens
Resorptie | subcutaan: langzaam, maximaal na ca. 3 dagen. |
F | subcutaan = 71%. |
T 1/2el | zeer variabel, bereik 6–62 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
pertuzumab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (intraveneus) (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- sacituzumab govitecan (L01FX17) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- talquetamab (L01FX29) Vergelijk
- teclistamab (L01FX24) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk
Groepsinformatie
elotuzumab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (intraveneus) (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- sacituzumab govitecan (L01FX17) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- talquetamab (L01FX29) Vergelijk
- teclistamab (L01FX24) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk
Groepsinformatie
cetuximab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (intraveneus) (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- sacituzumab govitecan (L01FX17) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- talquetamab (L01FX29) Vergelijk
- teclistamab (L01FX24) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk
Groepsinformatie
rituximab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (intraveneus) (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- sacituzumab govitecan (L01FX17) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- talquetamab (L01FX29) Vergelijk
- teclistamab (L01FX24) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk