Farmacotherapeutisch Kompas

U bevindt zich hier:

Farmacotherapeutisch Kompas Geneesmiddelen
Wis invoer

Uitbreiden…

Open/sluiten

Welke geneesmiddelen wilt u aan de vergelijking toevoegen?

remifentanil

Opioïden N01AH06

Sluiten

oxycodon

Opioïden N02AA05

Sluiten

Samenstelling

Alleen de belangrijkste hulpstoffen worden genoemd. Raadpleeg altijd de productinformatie van CBG/EMA voor een compleet overzicht van hulpstoffen.

Remifentanil (als hydrochloride) XGVS Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Poeder voor concentraat voor infusie- of injectievloeistof
Sterkte
1 mg, 2 mg, 5 mg

Bevat tevens: glycine.

Ultiva (als hydrochloride) XGVS Aspen Netherlands bv

Toedieningsvorm
Poeder voor concentraat voor infusie- of injectievloeistof
Sterkte
1 mg, 2 mg, 5 mg

Bevat tevens: glycine.

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Samenstelling

Alleen de belangrijkste hulpstoffen worden genoemd. Raadpleeg altijd de productinformatie van CBG/EMA voor een compleet overzicht van hulpstoffen.

Oxycodon (hydrochloride) Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Capsule
Sterkte
5 mg, 10 mg, 20 mg
Toedieningsvorm
Drank
Sterkte
10 mg/ml
Verpakkingsvorm
120 ml

1 ml bevat natriumbenzoaat 4,5 mg.

Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
10 mg/ml
Verpakkingsvorm
ampul 2 ml
Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
50 mg/ml
Verpakkingsvorm
ampul 1 ml
Toedieningsvorm
Tablet
Sterkte
5 mg, 10 mg
Toedieningsvorm
Tablet met gereguleerde afgifte
Sterkte
5 mg, 10 mg, 15 mg, 20 mg, 30 mg, 40 mg, 60 mg, 80 mg

OxyContin (hydrochloride) Mundipharma Pharmaceuticals bv

Toedieningsvorm
Tablet met gereguleerde afgifte 'Retard'
Sterkte
5 mg, 10 mg, 15 mg, 20 mg, 30 mg, 40 mg, 60 mg, 80 mg, 120 mg

Bevat tevens: sorbinezuur.

OxyNorm (hydrochloride) Mundipharma Pharmaceuticals bv

Toedieningsvorm
Capsule
Sterkte
5 mg, 10 mg, 20 mg
Toedieningsvorm
Drank
Sterkte
10 mg/ml
Verpakkingsvorm
120 ml

De drank bevat als conserveermiddel benzoëzuur.

Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
10 mg/ml
Verpakkingsvorm
2 ml
Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
50 mg/ml
Verpakkingsvorm
1 ml
Toedieningsvorm
Tablet, orodispergeerbaar ('Instant')
Sterkte
5 mg, 10 mg, 20 mg

De orodispergeerbare tabletten bevatten respectievelijk 2,7 mg, 5,4 mg, 10,8 mg aspartaam (overeenkomend met fenylalanine 1,5 mg, 3 mg en 6 mg).

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

Pijn: remifentanil wordt gebruikt tijdens inductie of onderhoud van algehele anesthesie en bij kunstmatig beademde intensivecare-patiënten. Er is voor deze toepassing geen advies vastgesteld.

Advies

Volg bij acute en chronische nociceptieve pijn een stapsgewijze aanpak en ga bij onvoldoende pijnstilling, contra-indicaties of een specifieke indicatie over naar de volgende stap.

Begin met paracetamol. De volgende stap is een NSAID (diclofenac, ibuprofen of naproxen) eventueel in combinatie met paracetamol. De daaropvolgende stap is tramadol, bij voorkeur in combinatie met paracetamol of een NSAID. De volgende stap is een sterkwerkend opioïd, oraal (morfine) of transdermaal fentanylpleister), bij voorkeur in combinatie met paracetamol of een NSAID. De laatste medicamenteuze stap is subcutane of intraveneuze toediening van een sterkwerkend opioïd (morfine).

Bij pijn met een oncologische oorzaak wordt meestal gelijk met sterkwerkende opioïden gestart, bij voorkeur gecombineerd met paracetamol en/of een NSAID. Zorg bij doorbraakpijn dat, naast een effectieve onderhoudsbehandeling, ook snelwerkende pijnstilling als rescue-medicatie beschikbaar is (wees bedacht op het sterk verslavende effect). Neem eventueel contact op met het palliatieteam.

Voor de behandeling van hevige postoperatieve pijn met een opioïd kan oxycodon injectie worden toegepast als alternatief voor morfine. Bij de behandeling van chronische hevige pijn bij maligniteiten is morfine met gereguleerde afgifte de eerste keus. Indien hier niet mee uitgekomen wordt, kan o.a. oxycodon met gereguleerde afgifte worden toegepast. Er zijn aanwijzingen uit klinisch onderzoek dat bij gebruik van oxycodon vaker aanvullende medicatie nodig kan zijn. Oxycodon heeft geen voordelen boven morfine. Daarnaast kan gebruik van oxycodon duurder zijn dan morfine.

De medicamenteuze behandeling van een niersteenkoliek bestaat uit pijnstilling en bevordering van de steenlozing. Ten aanzien van de acute pijnstilling heeft diclofenac intramusculair de voorkeur. Kies bij onvoldoende effect of als diclofenac gecontra-indiceerd is, voor subcutane of intramusculaire toediening van morfine. In de tweedelijnszorg is ook paracetamol i.v. een optie. Geef hierna voor recidiverende pijn gedurende enkele dagen een orale of rectale toediening van een NSAID of opioïd. Overweeg ter bevordering van de steenlozing offlabel kortdurend een α-blokker voor te schrijven, waarbij de voorkeur uitgaat naar tamsulosine.

Indicaties

Analgeticum tijdens inductie en/of onderhoud van de algehele anesthesie. Analgeticum voor kunstmatig beademde intensivecare-patiënten van 18 jaar en ouder.

Gerelateerde informatie

  • acute en chronische nociceptieve pijn

Indicaties

  • Behandeling van hevige pijn die het gebruik van sterk werkende opioïden vereist;
  • Hevige post-operatieve pijn;
  • Behandeling van matige tot ernstige pijn bij patiënten met kanker.

Gerelateerde informatie

  • acute en chronische nociceptieve pijn
  • niersteenkoliek

Dosering

Klap alles open Klap alles dicht

Als analgeticum tijdens algehele anesthesie:

Volwassenen:

Inductie: (samen met een standaarddosis van een hypnoticum): continue i.v. infusie: 0,5–1 microg/kg/min, met of zonder initiële langzame bolusinjectie van 1 microg/kg over minimaal 30 seconden toegediend. Bij endotracheale intubatie later dan 8–10 min na start remifentanil infusie is een bolusinjectie niet noodzakelijk. Onderhoudsdosering na endotracheale intubatie: aanvankelijk 0,25 microg/kg/min bij gebruik van isofluraan (aanvangsdosis 0,5 MAC) of propofol (aanvangsdosis 100 microg/kg/min), of 0,4 microg/kg/min bij gebruik van lachgas (66%). Max. 2 microg/kg/min. Pas de snelheid van toediening gedurende de anesthesie zo nodig elke 2–5 min aan, naar boven titreren in stappen van 25% tot 100% en naar beneden titreren in stappen van 25% tot 50%. In reactie op een te lichte anesthesie kan iedere 2–5 min een aanvullende langzame bolusinjectie worden gegeven. Bij volwassen patiënten die kunstmatig worden beademd, kan remifentanil ook worden toegediend door 'Target Controlled Infusion' (TCI).

Kinderen 1–12 jaar:

Bolusinjectie 1 microg/kg gedurende minimaal 30 seconden. Onderhoudsdosering (bij gelijktijdige toediening van lachgas + zuurstof in een verhouding 2:1): aanvangssnelheid 0,25 microg/kg/min; onderhoudsdosering bij gebruik halothaan (aanvangsdosis 0,3 MAC): 0,05–1,3 microg/kg/min, bij gebruik van isofluraan (aanvangsdosis 0,5 MAC) 0,06–0,9 microg/kg/min, bij gebruik van sevofluraan (aanvangsdosis 0,3 MAC) 0,05–0.9 microg/kg/min en bij gebruik van uitsluitend lachgas (70%) 0,4–3 microg/kg/min. Bij gebruik van een continu infuus zonder bolusinjectie de ingreep niet eerder dan 5 min na aanvang van het infuus starten.

Ouderen (> 65 j.):

beginnen met de helft van de dosis zoals bij volwassenen, vervolgens te titreren op geleide van het effect.

Anesthesie bij hartchirurgie:

Volwassenen:

gebruik rondom inductie/intubatie: intraveneus als continue infusie: begindosering 1 microg/kg/min, een bolusinjectie worden ontraden. Onderhoudsdosering: bij gebruik van isofluraan (aanvangsdosis 0,4 MAC) 0,003–4 microg/kg /min en bij gebruik van propofol (aanvangsdosis 50 micro/kg/min) 0,01–4,3 microg/kg/min; bij voortzetting van postoperatieve analgesie vóór extubatie tot 1 microg/kg/min. Indien nodig kunnen gedurende algehele anesthesie langzame bolusdoses worden toegediend. Voor patiënten waarbij de risico's groter zijn, zoals bij slechte hartkleppen, slechte ventriculaire functie of hypotherme cardiopulmonaire 'bypass', geldt een maximale bolusdosis van 0,5 microg/kg/min. Postoperatief de infusiesnelheid op de laatst gebruikte intra-operatieve snelheid houden; vóór het beëindigen van de toediening de infusiesnelheid met tijdsintervallen van ten minste 10 min in stappen van 25% verminderen. Remifentanil kan bij deze indicatie ook worden toegediend door 'Target Controlled Infusion' (TCI).

Anesthesie tijdens spontane ademhaling:

Volwassenen:

0,04 microg/kg/min met titratie op geleide van het effect. Infusiesnelheden in een range van 0,025–0,1 microg/kg/min zijn onderzocht. Bolusinjecties zijn hierbij niet aanbevolen. Bij beëindigen van de toediening de infusiesnelheid verlagen tot 0,1 microg/kg/min en vervolgens elke 5 min verhogen of verlagen met max. 0,025 microg/kg/min op geleide van de mate van analgesie en de ademhalingsfrequentie. Bij een dosering < 0,1 microg/kg/min kan de toediening worden gestaakt.

Analgeticum voor kunstmatig beademde intensivecare-patiënten gedurende max. 3 dagen:

Volwassenen:

begindosering: intraveneus als infusie met 0,1–0,15 microg/kg/min. De infusiesnelheid titreren met stappen van 0,025 microg/kg/min (met > 5 min tussen doseringsaanpassingen) om gewenste diepte van de analgesie te bereiken. Indien een infusiesnelheid van 0,2 microg/kg/min wordt bereikt en sedatie nodig is, wordt aanbevolen met toediening van een geschikt sedativum te starten. Aanbevolen aanvangsdoseringen propofol en midazolam zijn respectievelijk: tot 0,5 mg/kg bolus en 0,5 mg/kg/uur voor propofol en tot 0,03 mg/kg bolus en 0,03 mg/kg/uur voor midazolam. Indien aanvullende analgesie is vereist bij stimulerende of pijnlijke behandelingen minimaal 5 min voor aanvang de infusiesnelheid op ten minste 0,1 microg/kg/min handhaven. Verdere doseringsaanpassingen gedurende continue infusie, waaronder die tijdens stimulerende of pijnlijke behandelingen, kunnen elke 2–5 min in stappen van 25–50% worden gemaakt, met een doseringsrange van 0,006 microg/kg/min tot maximaal 0,74 microg/kg/min. Gemiddeld is 0,25 microg/kg/min nodig om te voorzien in aanvullende analgesie tijdens stimulerende behandelingen. Voorafgaand aan extubatie de infusiesnelheid in stappen verlagen tot 0,1 microg/kg/min over een periode tot 1 uur. Na extubatie de infusiesnelheid in stappen van 25% verminderen in tijdsintervallen van ten minste 10 min. Bij beëindiging van de toediening de intraveneuze canule afsluiten of verwijderen om onbedoelde toediening te voorkomen.

Bij overgewicht doseren op basis van het ideale lichaamsgewicht, zowel bij algehele anesthesie als bij hartchirurgie. Bij toediening door 'Target Controlled Infusion' (TCI) volgens het Minto-model is onderschatting mogelijk van de berekende 'lean body mass' bij vrouwen met een BMI hoger dan 35 kg/m² en bij mannen met een BMI hoger dan 40 kg/m², waardoor onderdosering zou kunnen optreden. Remifentanil niet gebruiken als analgeticum tijdens procedures waarin patiënten bij bewustzijn blijven of die geen beademing krijgen.

Toedieningsinformatie

  • Uitsluitend bedoeld voor i.v.-toepassing.
  • Er is 5–10 min na beëindigen van de toediening van remifentanil geen activiteit van het opioïd meer aanwezig.
  • Alleen toedienen met de aanbevolen infusievloeistoffen. Niet mengen met andere middelen

Dosering

De dosering is afhankelijk van de ernst van de pijn en van de reeds gebruikte analgetica. Niet langer dan nodig toepassen.

In verband met de kans op het optreden van ontwenningsverschijnselen de behandeling bij chronische pijn niet abrupt staken maar stapsgewijs afbouwen.

Klap alles open Klap alles dicht

Chronische hevige pijn:

Volwassenen en kinderen > 12 jaar:

Normale begindosering: oraal: capsule/drank/tablet (orodispergeerbare): 5 mg elke 4–6 uur, zo nodig verhogen tot voldoende pijnstilling is bereikt. Tablet met gereguleerde afgifte: 10 mg 2×/dag, eventueel kan een aanvangsdosis van 5 mg worden toegepast om de incidentie van bijwerkingen zo laag mogelijk te houden;

Verhogen op geleide van de pijn en het optreden van tolerantie. Er bestaat bij maligne pijn geen maximum wanneer wordt gedoseerd op geleide van de pijn. De dosering kan per 24 uur met 50–100% worden verhoogd.

Bij overschakeling van orale morfine met gereguleerde afgifte op oxycodon met gereguleerde afgifte is een richtlijn voor de vereiste dosis: 10 mg oxycodon is gelijk aan circa 20 mg morfine. Vanwege individuele verschillen in gevoeligheid voor verschillende opioïden wordt aanbevolen te beginnen met ½ –²/ 3 van deze berekende dosis.

Postoperatieve pijn/chronische pijn:

Volwassenen:

Intraveneus: i.v. (bolus) 1–10 mg van een verdunde oplossing van 1 mg/ml langzaam gedurende 1–2 minuten toedienen, niet vaker dan iedere 4 uur herhalen; i.v. infusie 2 mg/uur met een verdunde oplossing van 1 mg/ml; i.v. (PCA) bolusdosering van 0,03 mg/kg met een verdunde oplossing van 1 mg/ml toedienen met een minimale intervaltijd (lock-out tijd) van 5 minuten. Subcutaan (bolus) startdosering 5 mg met een verdunde oplossing van 1 mg/ml (of 0,5 ml geven van een onverdunde oplossing van 10 mg/ml), zo nodig iedere 4 uur herhalen; bij doseringen > 20 mg de 50 mg/ml-oplossing gebruiken. Subcutaan (infusie) bij opioïdnaieve patiënten een startdosering van 7,5 mg/dag met een verdunde oplossing van 1 mg/ml, daarna titreren op geleide van de pijn. Bij eerder oraal gebruik van oxycodon kan een hogere dosering nodig zijn.

Bij overschakeling van orale naar parenterale toediening: 2 mg oraal oxycodon komt overeen met 1 mg parenteraal. Bij eerdere i.v. morfinebehandeling: 5 mg i.v. oxycodon komt overeen met 5 mg i.v. morfine. Bij langdurige parenterale toediening regelmatig controleren of verdere behandeling nodig is. Niet langer gebruiken dan noodzakelijk; de 50 mg/ml injectie max. 4 weken.

Bij chronische hevige pijn en licht tot matig gestoorde nierfunctie en matig gestoorde leverfunctie starten met een 50% lagere dan de normale dosering.

Toedieningsinformatie: de orodispergeerbare tablet in de mond houden, waar de tablet smelt. De tabletten met gereguleerde afgifte in zijn geheel innemen; het breken, kauwen of vermalen kan leiden tot een (mogelijk fatale) versnelde afgifte en resorptie. De lege matrix van de tablet met gereguleerde afgifte kan worden waargenomen in de feces.

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): spierrigiditeit, hypotensie, misselijkheid, braken.

Vaak (1-10%): bradycardie, post-operatieve hypertensie en rillen, ademhalingsdepressie, apneu, jeuk.

Soms (0,1-1%): hypoxie, obstipatie, eerdere behoefte aan post-operatieve pijnstilling.

Zelden (< 0,1%): sedatie (tijdens herstel na algehele anesthesie), asystolie of hartstilstand (gewoonlijk voorafgegaan door bradycardie) bij combinatie met één of meer anesthetische middelen, allergische reacties (waaronder anafylaxie).

Verder zijn gemeld: afhankelijkheid, convulsies, AV–blok.

  • Informatie bijwerkingen Lareb
  • Meldformulier bijwerkingen

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): sedering of sufheid, slaperigheid, obstipatie, misselijkheid en braken, hoofdpijn, jeuk.

Vaak (1-10%): anorexie, diarree, buikpijn, dyspepsie, droge mond, duizeligheid, tremor, asthenie, lethargie, vermoeidheid, nervositeit, slapeloosheid, angst, verwardheid, abnormale gedachten en dromen depressie, bronchospasme, verminderde hoestreflex, dyspneu, huiduitslag, hyperhidrose, koorts.

Soms ( 0,1-1%): droge huid, exfoliatieve dermatitis, desoriëntatie, euforie, agitatie, stemmingsveranderingen, hallucinaties, nachtmerries, visusstoornissen, miose, vertigo, palpitaties (als ontwenningsverschijnsel), supraventriculaire tachycardie, syncope, vasodilatatie, convulsies, paresthesie, spiertrekkingen, smaak– en spraakstoornis, amnesie, hypertonie, hypotonie, hypo-esthesie, dorst, dehydratie, urineretentie, oedeem, stijging van leverenzymwaarden. Dysfagie, gastritis, oprispingen, flatulentie, maardarmstoornissen, ileus, de hik, rillingen. Verminderd libido, erectiestoornis, hypogonadisme, malaise. Ademhalingsdepressie en lichamelijke afhankelijkheid kan optreden.

Zelden (0,01-0,1%): urticaria, Frequentie onbekend: allergische reacties, anafylaxie, tandbederf, (orthostatische) hypotensie (bij parenterale toediening vaak), spasmen van de galwegen of urethra, cholestasis, amenorroe.

Gemeld zijn agressie, neonataal abstinentiesyndroom en met name bij hoge doseringen hyperalgesie.

  • Informatie bijwerkingen Lareb
  • Meldformulier bijwerkingen

Interacties

Gelijktijdig gebruik van andere centraal depressieve stoffen (zoals anesthetica, antipsychotica, anxiolytica, hypnotica en sedativa) kan de depressieve werking op het centrale zenuwstelsel versterken (meer kans op ademhalingsdepressie, versterkte sedering). Combinatie met sedativa zoals benzodiazepinen, kan leiden tot sedatie, ademhalingsdepressie, coma en overlijden. Beperk het voorschrijven van dergelijke sedativa tot situaties waarin geen andere behandelmogelijkheid bestaat, doseer zo laag mogelijk en pas zo kort mogelijk toe. Volg de patiënt op tekenen van ademhalingsdepressie of sedatie.

De cardiovasculaire effecten van remifentanil (hypotensie en bradycardie) kunnen worden versterkt door gelijktijdig gebruik van antihypertensiva als β-blokkers en Ca-antagonisten.

Remifentanil verlaagt de benodigde dosis van intraveneuze anesthetica en benzodiazepine-agonisten voor anesthesie; de doses van isofluraan, thiopental, propofol en temazepam kunnen tot aan 75% worden gereduceerd indien gelijktijdig gebruikt met remifentanil.

Interacties

Gelijktijdig gebruik van alcohol of andere centraal depressieve stoffen (zoals andere opioïden, anesthetica, antipsychotica, anxiolytica, anticholinergica en anti-epileptica zoals pregabaline en gabapentine) kan de depressieve werking op het centrale zenuwstelsel versterken. Er is dan met name meer kans op ademhalingsdepressie en versterkte sedering.

Combinatie met sedativa, zoals benzodiazepinen, kan leiden tot sedatie, ademhalingsdepressie, coma en overlijden. Beperk de combinatie met sedativa tot die patiënten voor wie er geen andere behandelmogelijkheid is en gebruik oxycodon in de laagst mogelijke dosering en zo kort mogelijk. Volg de patiënt zorgvuldig.

De kans op anticholinerge bijwerkingen neemt toe bij combinatie met anticholinerge middelen, zoals tricyclische antidepressiva, antihistaminica, antipsychotica, spierrelaxantia en antiparkinsonmiddelen.

Bij gelijktijdig gebruik van sommige morfinomimetica (fentanyl, methadon, oxycodon, pethidine en tramadol) met MAO-remmers neemt de kans op een serotonerg syndroom toe; daarom wordt gebruik van een morfinomimeticum afgeraden tijdens of binnen 2 weken na behandeling met een MAO-remmer.

Oxycodon is substraat voor CYP3A4 en CYP2D6. Remmers (bv. macrolide antibiotica, azolen tegen schimmelinfecties, proteaseremmers, grapefruit-/pompelmoessap, paroxetine, kinidine) of induceerders (bv. rifampicine, carbamazepine, fenytoïne, sint-janskruid) kunnen leiden tot klinisch relevante interacties; aanpassing van de dosering van oxycodon kan nodig zijn. Monitoring is geboden bij introductie of beëindiging van deze middelen bij oxycodon-gebruik. De oxycodondosering bij CYP3A4- en CYP2D6-remmers behoudend instellen.

Combinatie met serotonerge middelen zoals SSRI's of SNRI's kan serotoninetoxiciteit veroorzaken. Symptomen hiervan zijn agitatie, hallucinaties, coma; tachycardie, labiele bloeddruk, hyperthermie; hyperreflexie, incoördinatie, stijfheid; misselijkheid , braken, diarree. Wees voorzichtig en verlaag eventueel de dosering.

Zwangerschap

Remifentanil passeert de placenta. De concentratie van remifentanil in het foetale bloed is ca. 50% van die van het maternale bloed. Een deel hiervan wordt door de foetus zelf gemetaboliseerd.

Teratogenese: Bij de mens onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.

Farmacologisch effect: Gebruik van remifentanil tijdens de eindfase van de zwangerschap en tijdens de baring kan depressie van de ademhaling bij de pasgeborene veroorzaken.

Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij zwangerschap

Zwangerschap

Oxycodon passeert de placenta.

Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren in hoge doses extra presacrale wervels en extra paren ribben.

Farmacologisch effect: Gebruik tijdens de zwangerschap kan het neonataal opioïde abstinentiesyndroom veroorzaken. Bij toediening 3–4 weken voor de partus kan ademhalingsdepressie bij de pasgeborene optreden.

Advies: Alleen gebruiken op strikte indicatie.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij zwangerschap

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Van fentanyl-analogen is bekend dat zij overgaan in de moedermelk.

Advies: Geef binnen 24 uur na toediening geen borstvoeding.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij lactatie

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja.

Farmacologisch effect: oxycodon kan ademhalingsdepressie bij de pasgeborene veroorzaken. Ook is sedatie bij de pasgeborene waargenomen.

Advies: Gebruik of het geven van borstvoeding ontraden.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij lactatie

Contra-indicaties

Overgevoeligheid voor fentanylanalogen. Aangezien de formulering glycine bevat is deze ongeschikt voor epiduraal en intrathecaal gebruik.

Contra-indicaties

  • ernstige ademhalingsdepressie met hypoxie;
  • (ernstige) astma en COPD;
  • coma, convulsieve aandoeningen;
  • cor pulmonale, cyanose, verhoogde CO2-spiegels (hypercapnie);
  • hersentrauma, verhoogde intracraniële druk;
  • delirium tremens;
  • acute leveraandoeningen, ernstig gestoorde lever- of nierfunctie (creatinineklaring < 10 ml/min);
  • chronische obstipatie, ileusverschijnselen.

Waarschuwingen en voorzorgen

Wees voorzichtig bij cardiovasculaire aandoeningen (niet toedienen bij een LVEF < 35%), hypovolemie, hypotensie en oudere of verzwakte patiënten.

Bij inductie van anesthesie remifentanil altijd combineren met een hypnoticum, zoals propofol, thiopental of isofluraan.

Bij langere toediening, > 3 dagen, zijn onthoudingsverschijnselen, waaronder tachycardie, hypertensie en agitatie gezien bij plotselinge beëindiging van de behandeling. In die gevallen opnieuw starten en dan de infusie geleidelijk verminderen. Bij kunstmatig beademde intensivecare-patiënten is gebruik langer dan 3 dagen niet aanbevolen.

Alleen toepassen indien monitoring en ondersteuning van ademhalings- en cardiovasculaire functies mogelijk is. Het voorkómen van ademhalingsdepressie en spierrigiditeit maakt gebruik van kunstmatige ademhaling en spierrelaxantia noodzakelijk. Bij optreden van ademhalingsdepressie (die ook kan optreden tot 30 min na staken van de toediening): adequaat behandelen met naloxon (0,1–0,2 mg i.v.; zo nodig na 2–3 min herhalen) en zo nodig de infusiesnelheid met 50% verlagen of de toediening tijdelijk staken.

Patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis kunnen gevoeliger zijn voor ademhalingsdepressie.

De incidentie van spierrigiditeit bij inductie kan worden beperkt door de bolusinjectie langzaam in > 30 s toe te dienen. Excessieve spierrigiditeit behandelen met een spierverslapper en/of toevoeging van een hypnoticum. Indien spierrigiditeit optreedt bij toepassing van remifentanil als een analgeticum de toediening staken of de toedieningssnelheid verlagen.

De kans op cardiovasculaire effecten kan worden verminderd door de infusiesnelheid van remifentanil te verminderen of de dosering van gelijktijdig toegediende anesthetica te verlagen.

Bij patiënten met een ASA III/IV-status wordt een lagere aanvangsdosis en verder optitreren op geleide van effect aanbevolen.

Bij operatieve ingrepen waarbij postoperatieve pijn wordt verwacht moeten, i.v.m. de korte werkingsduur van remifentanil, analgetica worden toegediend vóór het stopzetten van de toediening van remifentanil. Er moet voldoende tijd worden gereserveerd om het maximale effect van het langer werkende analgeticum te bereiken. Vóór staken van de behandeling zorgdragen voor voldoende analgesie en sedatie.

Bij gebruik bij kunstmatig beademde intensivecare-patiënten kunnen tolerantie en hyperalgesie voorkomen.

Toediening bij neonaten en kinderen < 1 jaar wordt niet aanbevolen omdat er onvoldoende klinische gegevens zijn voor een dosisaanbeveling. Er zijn onvoldoende gegevens voor een doseringsadvies voor gebruik tijdens hartchirurgie bij kinderen van 1-12 jaar.

Het gebruik kan leiden tot verminderd reactie- en concentratievermogen. Vele dagelijkse bezigheden (bv. zelfstandige dagelijkse verzorging) kunnen daarvan hinder ondervinden.

  • Rij Veilig met Medicijnen

Waarschuwingen en voorzorgen

Opioïden zijn geen eerstelijnstherapie voor chronische niet-maligne pijn, en ook niet geschikt als monotherapie. Beoordeel de voorgeschiedenis op het gebied van verslaving, bv. aan alcohol, en misbruik; oxycodon kan door mensen met latente of manifeste verslaving gezocht en misbruikt worden. Beoordeel de noodzaak van voortgezette behandeling bij niet-maligne pijn (bv. chronische osteoartritische pijn en tussenwervelschijfaandoeningen) regelmatig opnieuw.

Het gebruik kan leiden tot gewenning (hogere doseringen kunnen nodig zijn voor adequate pijnstilling) en psychische afhankelijkheid; wees voorzichtig bij voor verslaving gevoelige patiënten.

Bij abrupt staken van een chronische behandeling kunnen ontwenningsverschijnselen optreden (rusteloosheid, tranenvloed, loopneus, geeuwen, transpiratie, koude rillingen, myalgie, mydriase, palpitaties; eventueel ook prikkelbaarheid, angst, rugpijn, gewrichtspijn, zwakte, buikkramp, slapeloosheid, misselijkheid, anorexie, braken, diarree, verhoogde bloeddruk/ademhalingsfrequentie/hartslag).

Wees voorzichtig bij oudere en verzwakte patiënten, bij cardiovasculaire aandoeningen, hypotensie, hypovolemie, aandoeningen aan de galwegen, pancreatitis, ontsteking aan de darmen, prostaathyperplasie, prostaathypertrofie, cholelithiase, pancreatitis, ziekte van Addison, bijnierschorsinsufficiëntie, alcoholisme, delirium tremens, toxische psychose, een recente operatie aan maag-darmkanaal of urinewegen, ernstig verminderde longfunctie en/of overmatige slijmvorming in de luchtwegen, hoofdletsel of verhoogde intracraniële druk.

Pas de begindosering aan bij matig gestoorde leverfunctie en licht tot matig gestoorde nierfunctie, hypothyroïdie of myxoedeem.

Bij CYP2D6-polymorfismen kan bij 'poor' en 'intermediate metabolizers' de plasmaconcentratie van oxycodon verhoogd en die van de actieve metaboliet verlaagd zijn; bij ultrarapid metabolizers kan de plasmaconcentratie van oxycodon verlaagd en die van de actieve metaboliet verhoogd zijn. Een alternatief of monitoring wordt aanbevolen.

Opioïden kunnen de hypothalamus-hypofyse-bijnier-as of de hypothalamus- hypofyse-gonade-as beïnvloeden, waardoor de prolactinespiegel stijgt en de cortisol- en testosteronspiegel dalen.

Bij paralytische ileus het gebruik onmiddellijk staken.

Hyperalgesie die niet reageert op dosisverhoging kan optreden, met name bij hoge doseringen; eventueel de dosis verlagen of overstappen op een ander opioïd.

Het gebruik dient zes uur (capsule/tablet/injectie) dan wel 24 uur (tablet met gereguleerde afgifte) vóór een pijnverlichtende operatie te worden gestaakt. Indien nodig kan na de operatie de dosering aan de nieuwe behoefte worden aangepast.

Oxynorm capsule 5 mg en drank bevatten zonnegeel (E 110) wat allergische reacties kan veroorzaken (m.n. bij voor acetylsalicylzuur allergische personen).

Het gebruik kan leiden tot verminderd reactie- en concentratievermogen. Vele dagelijkse bezigheden (bv. autorijden) kunnen daarvan hinder ondervinden.

  • Rij Veilig met Medicijnen

Overdosering

Symptomen

misselijkheid en braken; ademhalingsdepressie, depressie van het centrale zenuwstelsel (van stupor tot coma), miose, hypothermie, bradycardie, spierzwakte, hallucinaties, longoedeem, hypotensie en shock.

Therapie

bij ernstige overdosering (coma of ademhalingsdepressie): voor een volwassene antidotum naloxon 0,4–2 mg i.v., zo nodig elke 2–3 min herhalen (of een infuus geven). Bij minder ernstige overdosering (maar wel klinisch significante ademhalings- of circulatoire depressie) : 0,2 mg naloxon i.v. zo nodig gevolgd door 0,1 mg elke 2 min. Observeer de patiënt na de laatste dosis naloxon nog minstens 6 uur, of 8 uur bij een oxycodonpreparaat met vertraagde afgifte. Bij patiënten die lichamelijk afhankelijk zijn van oxycodon kan een abrupte of complete omkering van de opioïde effecten pijn en acute ontwenningsverschijnselen veroorzaken.

Zie voor meer informatie over symptomen en behandeling toxicologie.org/opioïden of vergiftigingen.info.

Eigenschappen

Opiaatagonist met sterk analgetische werking. De werking treedt snel in en houdt zeer kort aan. Dit preparaat valt onder de bepalingen van de Opiumwet in zijn volle omvang.

Kinetische gegevens

V d 0,35 l/kg. Remifentanilspiegels zijn evenredig aan de toegediende dosis. Toename van de infusiesnelheid met stappen van 0,1 microg/kg/ml geeft een toename van de remifentanilbloedspiegel van 2,5 nanog/ml per stap.
Metabolisering in bloed en weefsels door niet-specifieke esterasen tot weinig actieve (niet van klinische betekenis) metabolieten.
Eliminatie hoofdzakelijk met de urine.
T 1/2el 3–10 min.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Eigenschappen

Oxycodon is een agonist voor de μ-, к- en δ-receptor met een analgetische, anxiolytische, antitussieve en sedatieve werking. De farmacologische werking wijkt weinig af van die van morfine; uit klinisch onderzoek zijn er wel aanwijzingen dat aanvullende analgetische medicatie frequenter nodig is dan bij een vergelijkbaar morfinepreparaat. Dit preparaat valt onder de bepalingen van de Opiumwet in zijn volle omvang.

Kinetische gegevens

Resorptie snelle fase van ca. 37 minuten en een langzame fase van ca. 6 uur. Vrouwen hebben gemiddeld een tot 25% hogere plasmaconcentratie dan mannen (op basis van lichaamsgewicht).
T max ca. 1½ uur (capsule/tablet orodispergeerbaar); 2½ uur (tablet met gereguleerde afgifte), voedsel vertraagt de resorptie uit de tablet (Tmax = ca. 4,2 uur).
Metabolisering vnl. in de N-desmethylmetaboliet noroxycodon door CYP3A4 en in de O-desmethylmetaboliet oxymorfon door CYP2D6. Plasmaconcentratie van noroxycodon is ongeveer gelijk aan die van oxycodon na orale toediening en ca. 50% van de oxycodonplasmaconcentratie na parenterale toediening; de plasmaconcentratie van oxymorfon is zeer laag. De analgetische werking van noroxycodon is ca. 1% van die van oxycodon, oxymorfon is veertienmaal potenter. Bij nier- en leverfunctiestoornissen nemen de AUC en Cmax statistisch significant toe.
T 1/2el ca. 3 uur (capsule/tablet), 3½ uur (injectievloeistof), 4–8 uur (tablet met gereguleerde afgifte); bij milde tot matige leverfunctiestoornissen verlengd met 2 uur.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Groepsinformatie

remifentanil hoort bij de groep Opioïden.

  • alfentanil (N01AH02) Vergelijk
  • buprenorfine (N02AE01) Vergelijk
  • fentanyl (bij doorbraakpijn) (N02AB03) Vergelijk
  • fentanyl (parenteraal) (N01AH01) Vergelijk
  • fentanyl (transdermaal) (N02AB03) Vergelijk
  • hydromorfon (N02AA03) Vergelijk
  • morfine (N02AA01) Vergelijk
  • morfine (retard) (N02AA01) Vergelijk
  • nalbufine (N02AF02) Vergelijk
  • oxycodon (N02AA05) Vergelijk
  • oxycodon/naloxon (N02AA55) Vergelijk
  • pethidine (N02AB02) Vergelijk
  • piritramide (N02AC03) Vergelijk
  • sufentanil (N01AH03) Vergelijk
  • tapentadol (N02AX06) Vergelijk
  • tramadol (N02AX02) Vergelijk

Groepsinformatie

oxycodon hoort bij de groep Opioïden.

  • alfentanil (N01AH02) Vergelijk
  • buprenorfine (N02AE01) Vergelijk
  • fentanyl (bij doorbraakpijn) (N02AB03) Vergelijk
  • fentanyl (parenteraal) (N01AH01) Vergelijk
  • fentanyl (transdermaal) (N02AB03) Vergelijk
  • hydromorfon (N02AA03) Vergelijk
  • morfine (N02AA01) Vergelijk
  • morfine (retard) (N02AA01) Vergelijk
  • nalbufine (N02AF02) Vergelijk
  • oxycodon/naloxon (N02AA55) Vergelijk
  • pethidine (N02AB02) Vergelijk
  • piritramide (N02AC03) Vergelijk
  • remifentanil (N01AH06) Vergelijk
  • sufentanil (N01AH03) Vergelijk
  • tapentadol (N02AX06) Vergelijk
  • tramadol (N02AX02) Vergelijk

Kosten

Kosten laden…

Kosten

Kosten laden…

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • Opioïden

Indicaties

  • acute en chronische nociceptieve pijn

Externe links

  • Officiële productinformatie CBG/EMA
  • Medicijnkosten.nl
  • Kinderformularium (NKFK)

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • Opioïden

Indicaties

  • acute en chronische nociceptieve pijn
  • niersteenkoliek

Externe links

  • Officiële productinformatie CBG/EMA
  • Medicijnkosten.nl
  • GIPdatabank
  • Kinderformularium (NKFK)
  • Geneesmiddelen bij ouderen
???naar.zoeken???
Zorginstituut Nederland
Onafhankelijke geneesmiddelinformatie
voor zorgprofessionals

Service

  • Contact
  • E-learning cursus FK
  • Mobiele apps
  • Help

Over

  • Over deze site
  • Verantwoording
  • Veelgestelde vragen
  • Proclaimer
  • Copyright
  • Cookies
Het Farmacotherapeutisch Kompas gebruikt analytische cookies om het gebruik van de website te analyseren en daarmee de website te kunnen verbeteren.
Lees meer over cookies en hoe u cookies kunt uitschakelen

Web-App

Installeer deze Web-App op je iPhone: Tap het deel-icoon en daarna "Zet op beginscherm".