Samenstelling
Tetaquin Sanquin Plasma Products BV
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 125 IE/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 2 ml
Tetaquin is bereid uit menselijk plasma met ≥ 100 IE/ml tetanusantistoffen. De eiwitconcentratie bedraagt 100–180 g/l en bestaat uit ten minste 90% IgG. Het maximale IgA-gehalte is 6 g/l. Het preparaat bevat glycine. Door productieproblemen is Tetaquin niet leverbaar. Via de website van Sanquin.org op tetaquin is een gelijkwaardig vervangend geneesmiddel te bestellen (Tetanus Gamma).
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
VariQuin Sanquin Plasma Products BV
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 100 IE/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 2 ml
Bereid uit menselijk plasma met een hoge titer aan varicella-zosterantistoffen; Variquin bevat ten minste 100 IE varicella-zosterantistof per ml. De eiwitconcentratie bedraagt 0,10–0,18 mg/ml en bestaat uit ten minste 90% IgG, geringe hoeveelheden IgA (max. 0,006 mg/ml) en IgM en sporen van andere plasma-eiwitten. Door productieproblemen is Variquin niet leverbaar. Via de website van Sanquin.org, is voor variquin op artsenverklaring een gelijkwaardig vervangend geneesmiddel te bestellen (dat in Engeland is geregistreerd). Sanquin zorgt dat er door de patiënt geen extra kosten gemaakt te hoeven worden, een eventueel eigen risico blijft van toepassing.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor meer informatie de LCI-richtlijn Tetanus.
Advies
Varicella-zosterimmunoglobuline kan bij de genoemde indicaties worden voorgeschreven.
Indicaties
- Postexpositie profylaxe (PEP) van tetanus bij wonden met risico op infectie met Clostridioides difficile (open wond met (mogelijk) contact met straatvuil, aarde of mest, dierenbeet of diepe 2e of 3e graads brandwonden) bij:
- niet of onvolledig gevaccineerde personen;
- volledig onbekende vaccinatiestatus;
- vermoedelijk volledig (zonder documentatie) gevaccineerde mannen geboren vóór 1936 of vrouwen geboren vóór 1950;
- immuungecompromiteerde personen (volledig, onvolledig of niet gevaccineerd).
- Behandeling klinisch manifeste tetanus.
Voor Tetanus post-expositieprofylaxe (PEP) bij wonden zie het Stroomschema Tetanus-PEP op lci.rivm.nl. Kijk hier ook voor de bepaling van de vaccinatiegraad en een aanbeveling over de toediening van tetanusvaccin en tetanusimmunoglobuline (TIG).
Indicaties
Het voorkómen van infectie met varicella-zostervirus (VZV) bij hoog-risico patiënten die zijn blootgesteld aan het virus zoals:
-
pasgeborenen, van wie de moeder in de periode van 7 dagen vóór tot en met 7 dagen na de bevalling varicella doormaakt;
-
prematuren jonger dan 28 weken met een laag geboortegewicht, onafhankelijk van de aan- of afwezigheid van antistoffen tegen VZV bij de moeder;
-
overige pasgeborenen van wie de moeder geen klinische of immunologische aanwijzingen voor een doorgemaakte varicella heeft;
-
personen die als immunodeficiënt moeten worden beschouwd (bv. gebruik van steroïden, cytostatica, radiotherapie, recente stamceltransplantatie, congenitale of verworven immunodeficiënties bij patiënten die geen substitutietherapie ondergaan met immunoglobulinen) en waterpokken nog niet hebben doorgemaakt c.q. bij wie géén antistoffen tegen het VZV aantoonbaar zijn.
Toediening kan ook worden overwogen bij volwassenen en ouderen met zwakke gezondheidsstatus en bij zwangere vrouwen (met name tot in het begin van het 3e trimester) zonder doorgemaakte varicella in de voorgeschiedenis.
Dosering
De incubatieperiode van tetanus is 24 uur tot 3 weken. TIG en tetanusvaccinatie daarom zo snel mogelijk na de verwonding toedienen. Bij latere presentatie is het nog zinvol om dit tot 21 dagen na de verwonding te doen.
Postexpositie profylaxe van tetanus:
Volwassenen en kinderen:
i.m. 250 IE zo snel mogelijk na de verwonding. Overweeg 500 IE bij geïnfecteerde wonden waarbij geschikte medische behandeling niet binnen 24 uur kan plaatsvinden of bij diepe of gecontamineerde wonden met weefselschade en verminderde zuurstoftoevoer en verwondingen door een vreemd lichaam (zoals bijt-, steek- en schotwonden). Start tegelijkertijd actieve immunisatie, zie tetanusvaccin.
Klinisch manifeste tetanusinfectie:
Volwassenen en kinderen:
3000 IE (12 flacons; op verschillende injectieplaatsen toedienen); de volgende dag nogmaals 3000 IE. Na volledig herstel alsnog actief immuniseren tegen tetanus.
Kinderen die deelnemen aan het Rijksvaccinatieprogramma nooit apart tetanusvaccin geven, maar altijd de eerstvolgende D(K)TP vaccinatie waar zij in het Rijksvaccinatieprogramma aan toe zouden zijn.
Langzaam, diep i.m. inspuiten. Overweeg bij de profylaxe van tetanus s.c.-toediening bij ernstige trombocytopenie of een hemorragische diathese; de werking is echter bij deze toedieningswijze niet onderzocht. Pijn en gevoeligheid op de injectieplaats kunnen worden verminderd door een groter volume (> 2 ml voor kinderen of > 5 ml voor volwassenen) te verdelen over meerdere injectieplaatsen. Bij tegelijk toedienen van het immunoglobuline en het vaccin deze op verschillende injectieplaatsen toedienen (contralaterale zijden).
Het preparaat is niet geschikt voor i.v.-toediening.
Dosering
Bij pasgeborenen, van wie de moeder in de periode van 7 dagen vóór tot en met 7 dagen ná de bevalling varicella doormaakt, dient toediening zo snel mogelijk te geschieden. In de andere gevallen geldt: zo spoedig mogelijk, het liefst binnen 3 dagen, maar uiterlijk binnen 10 dagen na het contact met een varicella-patiënt toedienen.
Elke patiënt gedurende 20 minuten na toediening onder observatie houden.
Het voorkómen van infectie met VZV bij patiënten met een vergroot risico na blootstelling aan varicella:
Pasgeborenen:
Tot 2 kg lichaamsgewicht: 1 ml;
Patiënten met een lichaamsgewicht van:
2–10 kg: 1 flacon à 2 ml;
10–30 kg: 2 flacons à 2 ml;
vanaf 30 kg: 3 flacons à 2 ml.
Geadviseerd wordt de injectie te herhalen wanneer herexpositie later dan 3 weken na de injectie plaatsvindt.
Langzaam, diep i.m. toedienen. Het preparaat bij voorkeur op lichaamstemperatuur brengen alvorens het toe te dienen.
Bij ernstige trombocytopenie of een hemorragische diathese kan s.c.-toediening worden overwogen; het is niet onderzocht of de werking dan gegarandeerd is. Het preparaat is niet geschikt voor i.v.-toediening.
In het geval dat een substantieel volume toegediend moet worden (> 2 ml bij kinderen, > 5 ml bij volwassenen) wordt het aanbevolen dit te verdelen over twee injectieplaatsen.
Bijwerkingen
Zelden (0,01-0,1 %): koorts, malaise, rilling, misselijkheid, braken, hoofdpijn, hypotensie, artralgie, tachycardie en overgevoeligheids- of anafylactische reacties (incl. shock).
Verder zijn gemeld: op de injectieplaats: pijn en gevoeligheid, zwelling, erytheem, verharding, warmte, jeuk en huiduitslag.
Bijwerkingen
Op de injectieplaats: pijn en gevoeligheid, zwelling, erytheem, verharding, warmte, jeuk, huiduitslag.
Zelden: hypotensie, tachycardie. Overgevoeligheids- of anafylactische reacties (incl. shock), koorts en/of exantheem, rillingen, malaise, jeuk. Hoofdpijn. Artralgie. Misselijkheid, braken.
Interacties
De immuunrespons op bepaalde vaccins met verzwakt levend virus, met name mazelen-, bof-, varicella- of rubellavaccin kan door immunoglobuline worden verzwakt. Na toediening van tetanusimmunoglobuline tot ten minste 3 maanden daarna vaccinatie met verzwakt levend vaccin uitstellen; in geval van mazelenvaccin 5 maanden uitstellen.
Interacties
De immuunrespons op bepaalde vaccins met verzwakt levend virus, m.n. mazelen-, bof-, rubella- of varicella-zostervaccin kan door immunoglobuline worden verzwakt. Na toediening van een dergelijk vaccin moet binnen 3–4 weken geen immunoglobuline worden toegediend. Indien dat toch noodzakelijk is na 3 maanden revaccineren. Na toediening van varicella-zosterimmunoglobulinen; vaccinatie met een verzwakt levend vaccin tot ten minste 3 maanden daarna uitstellen.
Zwangerschap
IgG passeert de placenta.
Teratogenese: Langdurige klinische ervaring met immunoglobulinen wijst er op dat er geen schadelijke effecten op het verloop van de zwangerschap, bij de foetus en de neonaat zijn te verwachten.
Advies: Kan worden gebruikt.
Zwangerschap
IgG passeert de placenta.
Teratogenese: Langdurige klinische ervaring met immunoglobulinen wijst er op dat er geen schadelijke effecten op het verloop van de zwangerschap, bij de foetus en de neonaat zijn te verwachten.
Advies: Kan (voor zover bekend zonder gevaar, overeenkomstig het voorschrift) worden gebruikt.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja.
Farmacologisch effect: Levert mogelijk een bijdrage aan de overdracht van beschermende antistoffen aan de zuigeling.
Advies: Kan worden gebruikt.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja.
Farmacologisch effect: Levert mogelijk een bijdrage aan de overdracht van beschermende antistoffen aan de zuigeling.
Advies: Kan (voor zover bekend zonder gevaar) volgens voorschrift worden gebruikt.
Contra-indicaties
- intolerantie voor humane immunoglobulinen.
Contra-indicaties
- patiënten met selectieve IgA-deficiëntie bij wie anti-IgA-antistoffen zijn aangetoond (bij voorkeur) niet met dit preparaat behandelen vanwege de kans op een anafylactische reactie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Niet toedienen bij gebleken overgevoeligheid voor bloedproducten wegens risico van een anafylactische reactie; indien toediening toch noodzakelijk wordt geacht, is nauwkeurige klinische controle aangewezen. Patiënten met selectieve IgA-deficiëntie bij wie anti-IgA-antistoffen zijn aangetoond, bij voorkeur niet met dit preparaat behandelen vanwege de kans op een anafylactische reactie. Indien toch noodzakelijk, dan onder nauwkeurige klinische controle toedienen.
In zeldzame gevallen kunnen hypotensie en een anafylactische reactie optreden, ook bij patiënten die humaan immunoglobuline eerder wel konden verdragen.
Wees voorzichtig bij reeds bestaande risicofactoren voor trombotische voorvallen (zoals hoge leeftijd, langdurige immobilisatie, hypertensie, diabetes mellitus met een voorgeschiedenis van vaatziekte of trombotische episoden, trombofiele aandoeningen, ernstige hypovolemie, ziekten met een verhoogde bloedviscositeit); het gebruik van immunoglobulinen is in verband gebracht met arteriële en veneuze trombo-embolische voorvallen zoals myocardinfarct, beroerte, diepveneuze trombose en longembolie. Patiënten dienen voldoende gehydrateerd te zijn vóór het gebruik. Adviseer patiënten om direct contact op te nemen bij de eerste symptomen van een trombo-embolisch voorval zoals dyspneu, pijn op de borst, focale uitvalsverschijnselen, pijn in, of het opzwellen van, een ledemaat.
Bij een uit menselijk bloed of plasma bereid geneesmiddel is overdracht van besmettelijke agentia nooit volledig uit te sluiten. De genomen maatregelen worden als effectief beschouwd tegen HIV, HBV, HCV en het niet-omhulde hepatitis A-virus.
Na injectie met immunoglobulinen kan de tijdelijke stijging van de titer van de verschillende passief overgedragen antistoffen in het bloed leiden tot fout-positieve resultaten bij serologisch onderzoek. Passieve overdracht van antistoffen tegen erytrocytenantigenen kan interfereren met bijvoorbeeld de Coombs-test.
Waarschuwingen en voorzorgen
Niet toedienen bij gebleken overgevoeligheid voor bloedproducten (bv. IgA-deficiëntie) wegens risico van een anafylactische reactie; indien toediening toch noodzakelijk wordt geacht, is nauwkeurige klinische controle aangewezen.
Wees voorzichtig bij reeds bestaande risicofactoren voor trombotische voorvallen (zoals hoge leeftijd, langdurige immobilisatie, hypertensie, diabetes mellitus met een voorgeschiedenis van vaatziekte of trombotische episoden, trombofiele aandoeningen, ernstige hypovolemie, ziekten met een verhoogde bloedviscositeit); het gebruik van immunoglobulinen is in verband gebracht met arteriële en veneuze trombo-embolische voorvallen zoals myocardinfarct, beroerte, diepveneuze trombose en longembolie. Patiënten dienen voldoende gehydrateerd te zijn vóór het gebruik. Adviseer patiënten om direct contact op te nemen bij de eerste symptomen van een trombo-embolisch voorval zoals dyspneu, pijn op de borst, focale uitvalsverschijnselen, pijn in - of het opzwellen van - een ledemaat.
Het preparaat is niet geschikt voor de preventie van herpes zoster bij patiënten die waterpokken hebben doorgemaakt c.q. bij wie antistoffen tegen het varicella-zostervirus aantoonbaar zijn en het beïnvloedt bij hen ook niet het verloop van herpes zoster. Bij klinisch manifeste varicella is toediening evenmin zinvol.
Na injectie met immunoglobulinen kan tijdelijke stijging van de titer van verschillende passief overgedragen antistoffen in het bloed leiden tot fout-positieve resultaten bij serologisch onderzoek (bv. Coombs-test).
Eigenschappen
Humaan tetanus immunoglobuline. Passief immuniserende werking tegen het toxine van Clostridium tetani. In het algemeen wordt aangenomen dat een antistoftiter in het serum hoger dan 0,01 IE/ml bescherming biedt tegen tetanus. Bij klinisch manifeste tetanus zal toediening van 3000 IE tetanusimmunoglobuline vrij circulerend en nieuw gevormd tetanustoxine neutraliseren.
Kinetische gegevens
T max | i.m. 2–3 dagen. |
Metabolisering | IgG en IgG-complexen worden afgebroken in het macrofagensysteem van het weefsel. |
T 1/2el | 3–4 weken; kan per persoon verschillen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Humaan varicella-immunoglobuline bereid uit plasma van humane donoren. Passief immuniserende werking tegen varicella-zostervirus. De antistoffen zullen het virus neutraliseren, waardoor het niet meer kan binden aan de targetcel. Vervolgens vindt verdere eliminatie plaats. De maximale plasmaspiegel wordt na 2–3 dagen bereikt. De werkingsduur bedraagt ongeveer 2 weken, mogelijk langer.
Kinetische gegevens
Metabolisering | afbraak van IgG als zodanig en van IgG in complexen vindt plaats in het weefselmacrofagensysteem. |
T 1/2el | de halfwaardetijd van IgG is ca. 21–28 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
tetanusimmunoglobuline hoort bij de groep immunoglobulinen.
- bezlotoxumab (J06BB21) Vergelijk
- cytomegalovirus-immunoglobuline (J06BB09) Vergelijk
- hepatitis B-immunoglobuline (J06BB04) Vergelijk
- normaal immunoglobuline (im en sc) (J06BA01) Vergelijk
- normaal immunoglobuline (iv) (J06BA02) Vergelijk
- palivizumab (J06BB16) Vergelijk
- rhesus(D)immunoglobuline (J06BB01) Vergelijk
- varicella-zosterimmunoglobuline (J06BB03) Vergelijk
Groepsinformatie
varicella-zosterimmunoglobuline hoort bij de groep immunoglobulinen.
- bezlotoxumab (J06BB21) Vergelijk
- cytomegalovirus-immunoglobuline (J06BB09) Vergelijk
- hepatitis B-immunoglobuline (J06BB04) Vergelijk
- normaal immunoglobuline (im en sc) (J06BA01) Vergelijk
- normaal immunoglobuline (iv) (J06BA02) Vergelijk
- palivizumab (J06BB16) Vergelijk
- rhesus(D)immunoglobuline (J06BB01) Vergelijk
- tetanusimmunoglobuline (J06BB02) Vergelijk