Samenstelling
Depakine (-zuur en Na-zout in verhouding 1:2, sterkte is uitgedrukt als het natriumzout) Aanvullende monitoring Sanofi SA
- Toedieningsvorm
- Druppelvloeistof
- Sterkte
- 300 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 60 ml
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 400 mg
- Verpakkingsvorm
- met solvens 4 ml
- Toedieningsvorm
- Stroop, suikervrij
- Sterkte
- 40 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 200 ml, 300 ml
- Toedieningsvorm
- Tablet, maagsapresistent 'Enteric'
- Sterkte
- 150 mg, 300 mg, 500 mg
- Toedieningsvorm
- Tablet, deelbaar met gereguleerde afgifte 'Chrono'
- Sterkte
- 300 mg, 500 mg
- Toedieningsvorm
- Granulaat met gereguleerde afgifte 'Chronosphere'
- Sterkte
- 100 mg, 250 mg, 500 mg, 750 mg, 1000 mg
Natriumvalproaat (-zuur en Na-zout in verhouding 1:2, sterkte is uitgedrukt als het natriumzout) Aanvullende monitoring Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Drank
- Sterkte
- 60 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 250 ml + doseerlepel voor 2,5/5 ml
- Toedieningsvorm
- Tablet, maagsapresistent
- Sterkte
- 150 mg, 300 mg, 600 mg
- Toedieningsvorm
- Tablet met gereguleerde afgifte 'Chrono'
- Sterkte
- 300 mg, 500 mg
Orfiril (Na-zout) Aanvullende monitoring Pharmachemie bv
- Toedieningsvorm
- Oplossing voor injectie
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 3 ml
Valproïnezuur Zetpillen FNA Aanvullende monitoring Formularium der Nederlandse Apothekers
- Toedieningsvorm
- Zetpil
- Sterkte
- 250 mg, 500 mg
In een vette basis. (Suppositoria acidi valproici FNA)
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Vimpat infusievloeistof XGVS UCB Pharma bv
- Toedieningsvorm
- Infusievloeistof
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 20 ml
Bevat per flacon tevens: natrium 59,8 mg.
Vimpat stroop/tablet UCB Pharma bv
- Toedieningsvorm
- Stroop
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- fles 200 ml (met maatbekertje met maatverdeling)
Bevat tevens: natrium 28,4 mg per dosis van 200 mg lacosamide. Conserveermiddel: methylparahydroxybenzoaat.
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 50 mg, 150 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Bij meisjes en vrouwen die zwanger kunnen worden komt valproïnezuur alleen in aanmerking bij epilepsie en manie als andere behandelingen niet effectief zijn of niet worden verdragen. Schrijf bij vrouwen in de vruchtbare leeftijd valproïnezuur alleen voor, in combinatie met effectieve anticonceptie en breng de patiënte hiervan op de hoogte (informed consent).
Valproïnezuur is bij focale (voorheen partiële) epilepsie, de idiopathische vorm van gegeneraliseerde epilepsie, myoklonieën en bij absences een middel van eerste keus, behalve bij meisjes en vrouwen in de vruchtbare leeftijd. Bij hen komt valproïnezuur alleen in aanmerking als andere behandelingen niet effectief zijn of niet worden verdragen. Schrijf valproïnezuur bij vrouwen in de vruchtbare leeftijd alleen voor in combinatie met effectieve anticonceptie en pas ‘informed consent’ toe.
Een bipolaire stoornis wordt behandeld door of in overleg met een specialistisch team. Bij een ernstige manische episode zijn haloperidol, olanzapine, quetiapine of risperidon de middelen van eerste keus. Bij een ernstige depressieve episode zijn quetiapine óf de combinatie van olanzapine met fluoxetine (SSRI) de middelen van eerste keus. Overweeg lithium of valproïnezuur als monotherapie bij beide soorten episoden.
Als onderhoudsbehandeling van een bipolaire stoornis is lithium het middel van eerste keus, omdat lithium behalve de kans op recidieven van manie en depressie, ook de kans op suïcide vermindert. Overweeg valproïnezuur, quetiapine of olanzapine als tweede keus voor de onderhoudsbehandeling, bij gebleken effectiviteit tijdens de acute behandelfase, of bij onvoldoende effect en/of onverdraaglijke bijwerkingen van lithium.
Als profylaxe van episodische migraine is metoprolol het middel van eerste keus. In de tweedelijnszorg heeft candesartan (offlabel) de voorkeur, vanwege minder bijwerkingen waardoor de behandeling moet worden gestaakt. Vervolgens komen β-blokkers (metoprolol, propranolol) of de anti-epileptica, topiramaat of valproïnezuur (alleen bij mannen, offlabel) als tweede keus in aanmerking. Bij chronische migraine in geval van medicatieovergebruikshoofdpijn eerst stoppen met het gebruik van alle hoofdpijnmedicatie gedurende 2–3 maanden (detoxificatie). Evalueer na detoxificatie de primaire hoofdpijndiagnose en start zo nodig profylaxe voor episodische migraine of, indien toch sprake is van chronische migraine met topiramaat of valproïnezuur.
Bij het voorschrijven van dit geneesmiddel dient volgens de Regeling Geneesmiddelenwet de reden van voorschrijven op het recept te worden vermeld.
Let op: de concentratie van de drankvorm verschilt per merknaam.
Advies
Bij alle vormen van focale (voorheen partiële) epilepsie zijn carbamazepine, lacosamide, lamotrigine, levetiracetam, oxcarbazepine en valproïnezuur middelen van eerste keus als onderhoudsbehandeling. Middelen van tweede keus zijn brivaracetam, clobazam (alleen als ‘add-on’), gabapentine, perampanel, pregabaline, topiramaat en zonisamide.
Indicaties
- Idiopathische gegeneraliseerde epilepsie: typische en atypische absences (petit-mal-aanval), myoklonieën, tonisch-klonische aanvallen (grand-mal-aanval) en mengvormen hiervan. Indien niet reagerend op andere anti-epileptica: symptomatische vormen van gegeneraliseerde epilepsie, vooral de akinetische en atonische aanvallen.
- Focale (voorheen partiële) epilepsie, zowel met elementaire (focale) als complexe (psychomotorische) verschijnselen. Combinatie met andere anti-epileptica is hierbij vaak nodig.
- Manische episode bij bipolaire depressie, wanneer lithium is gecontra-indiceerd of niet wordt verdragen. Bij patiënten met acute manie, die reageerden, voortzetting van de behandeling na de manische episode overwegen.
- Offlabel: onderhoudsbehandeling van migraine bij mannen.
Gerelateerde informatie
Indicaties
Monotherapie en adjuvante therapie bij focaal (voorheen partieel) beginnende epilepsie-aanvallen met of zonder secundaire generalisatie bij volwassenen en kinderen vanaf 4 jaar. De infusievloeistof is een alternatief als orale toediening tijdelijk niet mogelijk is.
Gerelateerde informatie
Dosering
Bij dit geneesmiddel wordt (tevens) gedoseerd op geleide van de bloedspiegel; zie voor meer informatie hierover op Valproïnezuur van tdm-monografie.org (van de NVZA).
Depakine Chrono 300 mg is ook geschikt voor kinderen.
Epilepsie
Volwassenen
Begindosering 10–20 mg/kg lichaamsgewicht per dag in twee of meer giften. De dosis kan wekelijks (bij 'Chronosphere' elke 2–3 dagen) worden verhoogd met 5–10 mg/kg per dag, tot het gewenste resultaat is bereikt.
In het algemeen is de onderhoudsdosering 20–30 mg/kg per dag (spreiding: 9–35 mg/kg per dag). Gebruikelijke dosering: 900–2500 mg per dag. Bij doseringen > 35 mg/kg/dag de plasmaspiegel bepalen.
Kinderen
Gewoonlijk 20–30 mg/kg per dag (spreiding: 15–60 mg/kg per dag). Bij doseringen > 35 mg/kg/dag de plasmaspiegel bepalen.
Indien orale toediening tijdelijk niet mogelijk is bij patiënten die reeds oraal valproïnezuur gebruiken, kan een i.v.-injectie of continu i.v.-infuus worden gegeven met een dosering vergelijkbaar aan die van de orale toediening. Bij overige patiënten is de aanbevolen dosering 400–800 mg via langzame i.v.-injectie gedurende 3–5 min, afhankelijk van het lichaamsgewicht (tot 10 mg/kg), gevolgd door continue of herhaalde infusie tot max. 2500 mg per dag.
Manische episode
Volwassenen
Oraal: begindosering: 750 mg/dag in verdeelde doses (in klinische studies was een startdosis van 20 mg/kg ook aanvaardbaar); formuleringen met gereguleerde afgifte kunnen 1–2×/dag worden toegediend; vervolgens verhogen tot het gewenste effect is bereikt. Gemiddelde dosis: 1000–2000 mg/dag. Patiënten met doses > 45 mg/kg/dag, zorgvuldig controleren.
Offlabel: Migraineprofylaxe bij mannen
Volwassenen
Preparaat met gereguleerde afgifte: volgens de NHG-Standaard Hoofdpijn (2014): 500 mg 1–2×/dag. Volgens NVN-richtlijn migraine (2017): start met 300 mg 1×/per dag, vervolgens elke 2 weken verhogen tot onderhoudsdosering 300–500 mg 2×/dag; max. 1500 mg/dag.
Kinderen
Preparaat met gereguleerde afgifte: Volgens NVN-richtlijn migraine (2017): dosering opbouwen tot 10 mg/kg lichaamsgewicht per dag.
Nierfunctiestoornis: de dosering aanpassen aan de hand van de klinische controle.
Leverfunctiestoornis: gebruik is gecontra-indiceerd.
Bij een vrouw die zwanger kan worden: valproïnezuur niet gebruiken tenzij andere behandelingen ondoeltreffend zijn of niet worden verdragen; valproïnezuur bij voorkeur gebruiken als monotherapie in de laagst werkzame dosis, indien mogelijk als preparaat met gereguleerde afgifte om hoge piekplasmaspiegels te voorkomen. De dagdosis opsplitsen in ten minste twee enkelvoudige doses. Opstarten en controleren mag alleen door een gespecialiseerde arts met ervaring in de behandeling van epilepsie of bipolaire stoornis en in overeenstemming met het zwangerschapspreventieprogramma voor valproïnezuur; zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Toediening valproïnezuur innemen tijdens de maaltijd, de capsules/tabletten/granulaat met gereguleerde afgifte en maagsapresistente tabletten/capsules zónder kauwen. Het 'Chronosphere' granulaat niet met warme of hete eet- en drinkwaren innemen. De tabletten van Depakine Chrono zijn deelbaar. Van Depakine 'Chrono' zijn er echter parallelproducten in de handel zonder breukgleuf die niet gebroken kunnen worden zonder verlies van de gereguleerde afgifte. De tabletten en oplossing niet innemen met koolzuurhoudende dranken.
De injectievloeistof direct na de bereiding gebruiken, deze is alleen geschikt voor eenmalig gebruik.
Dosering
Epilepsie, als monotherapie:
Volwassenen en kinderen (≥ 4 j.) met een lichaamsgewicht ≥ 50 kg:
Oraal, i.v.: begindosering: 50 mg 2×/dag (gewoonlijk eenmaal 's morgens en eenmaal 's avonds), na 1 week verhogen tot therapeutische startdosering van 100 mg 2×/dag, óf alternatief: begindosering 100 mg 2×/dag ter beoordeling van de arts, die de gewenste aanvalsvermindering afweegt tegen de bijwerkingen. Vervolgens: indien nodig iedere week met 2×/dag 50 mg verhogen tot maximaal 2×/dag 300 mg (600 mg (= 60 ml)/dag) .
Alternatieve begindosering in situaties waarin een snel effect van lacosamide is vereist: starten met een enkele oplaaddosis van 200 mg, na 12 uur gevolgd door een onderhoudsdosis van 100 mg 2×/dag; vervolgens individueel aanpassen. De oplaaddosis onder medisch toezicht toedienen wegens meer kans op ernstige hartritmestoornissen en meer centrale bijwerkingen. De toediening van een oplaaddosis is niet onderzocht in acute omstandigheden zoals status epilepticus.
Bij patiënten die een onderhoudsdosis hebben > 400 mg/dag en die een bijkomend anti-epilepticum nodig hebben: volg de dosering voor adjuvante therapie.
Kinderen ≥ 4 j. met een lichaamsgewicht < 50 kg:
Oraal, i.v.: begindosering: 2 mg/kg/dag, na 1 week verhogen tot therapeutische startdosering van 4 mg/kg/dag. Vervolgens: indien nodig geleidelijk verhogen met wekelijks 2 mg/kg/dag tot respons wordt bereikt; bij kinderen < 40 kg tot max. 12 mg/kg/dag; bij 40–50 kg tot max. 10 mg/kg/dag.
Epilepsie, als adjuvans:
Volwassenen en kinderen (≥ 4 j.) met een lichaamsgewicht ≥ 50 kg:
Oraal, i.v.: begindosering 50 mg 2×/dag (gewoonlijk eenmaal 's morgens en eenmaal 's avonds), na 1 week verhogen tot therapeutische startdosering van 100 mg 2×/dag; indien nodig iedere week met 2×/dag 50 mg verhogen tot maximaal 2×/dag 200 mg (=2×/dag 20 ml).
Alternatieve begindosering in situaties waarin een snel effect van lacosamide is vereist: starten met een enkele oplaaddosis van 200 mg, na 12 uur gevolgd door een onderhoudsdosis van 100 mg 2×/dag; vervolgens individueel aanpassen. De oplaaddosis onder medisch toezicht toedienen wegens kans op meer centrale bijwerkingen. De toediening van een oplaaddosis is niet onderzocht in acute omstandigheden zoals status epilepticus.
Kinderen ≥ 4 j. met een lichaamsgewicht < 50 kg:
Oraal, i.v.: begindosering: 2 mg/kg/dag, na 1 week verhogen tot therapeutische startdosering van 4 mg/kg/dag. Vervolgens: indien nodig geleidelijk verhogen met wekelijks 2 mg/kg/dag tot respons wordt bereikt; bij kinderen < 20 kg tot max. 12 mg/kg/dag (door hogere klaring t.o.v. volwassenen); bij 20–30 kg tot maximaal 10 mg/kg/dag; bij 30–50 kg tot maximaal 8 mg/kg/dag (bij enkele kinderen van 30–50 kg is in een open label studie tot 12 mg/kg/dag gebruikt).
Ouderen (> 65 j.): er is geen dosisaanpassing nodig op basis van alleen de leeftijd; er is er weinig ervaring, met name met doses > 400 mg/dag.
Nierfunctiestoornis: Bij volwassenen en kinderen ≥ 50 kg met een lichte of matige nierfunctiestoornis (creatinineklaring > 30 ml/min): er is geen dosisaanpassing nodig. Bij kinderen < 50 kg met een lichte of matige nierfunctiestoornis: wees voorzichtig bij dosistitratie boven 200 mg/dag. Bij volwassenen en kinderen ≥ 50 kg met een ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring ≤ 30 ml/min): max. 250 mg/dag; voorzichtig optitreren; oplaaddosis (indien nodig) is 100 mg, gevolgd door 50 mg 2×/dag gedurende de eerste week. Bij kinderen < 50 kg met een ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring ≤ 30 ml/min): verlaag de max. dosis met 25%. Bij alle patiënten met hemodialyse wordt een supplement van max. 50% van de verdeelde dagelijkse dosis direct na afloop van de hemodialyse aanbevolen.
Leverfunctiestoornis: Bij volwassenen en kinderen ≥ 50 kg met een lichte of matige leverfunctiestoornis: wees voorzichtig bij dosistitratie boven 200 mg/dag; max. dosering 300 mg/dag. Bij kinderen < 50 kg met een lichte of matige leverfunctiestoornis: verlaag de max. dosis met 25%. Bij een ernstige leverfunctiestoornis is de kinetiek van lacosamide niet geëvalueerd; vervolg bij toepassing de potentiële bijwerkingen en pas eventueel de dosering aan.
Een vergeten dosis onmiddellijk innemen en de volgende dosis op het gebruikelijke tijdstip innemen. Als minder dan 6 uur over is voor de volgende geplande dosis moet de patiënt wachten met het innemen van de volgende dosis tot het gebruikelijke tijdstip. Geen dubbele dosis innemen.
Bij staken van de behandeling de dagdosis geleidelijk afbouwen met bv. 200 mg/week.
Omschakeling naar orale of i.v.-toediening kan zonder titreren, direct plaatsvinden. Bij omschakelen tussen orale en i.v.-toediening, de totale dagelijkse dosis en de toediening 2×/dag, handhaven. Uit klinische studies is er ervaring met 2×/dag infusies gedurende 5 dagen als adjuvante therapie.
Toedieningsinformatie: De tablet of drank kan met of zonder voedsel worden ingenomen. De fles met stroop voor gebruik goed schudden. De infusievloeistof toedienen gedurende 15–60 min; bij een dosering > 200 mg per infusie heeft een infusieduur van minstens 30 min de voorkeur.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): tremor, misselijkheid.
Vaak (1-10%): anemie, trombocytopenie, overgevoeligheid, hyponatriëmie, verwardheid, agressie, agitatie, aandachtsstoornis, hallucinaties, duizeligheid, extrapiramidale aandoeningen, slaperigheid, stupor, verminderd geheugen, hoofdpijn, nystagmus, doofheid, hemorragie, braken, buikpijn en diarree, gingiva-aandoening (-dysplasie), leverbeschadiging, alopecia, nagelafwijking, nagelbedstoornis, urine-incontinentie, onregelmatige menses, dysmenorroe, verhoogd gewicht.
Soms (0,1-1%): leukopenie, pancytopenie (afhankelijk van dosering en relatief vaak bij vrouwen en ouderen), SIADH, hyperandrogenisme, lethargie die soms leidt tot voorbijgaand coma (encefalopathie), verergering van convulsies, reversibel parkinsonisme, ataxie, paresthesie, (cutane) vasculitis, pleurale effusie, pancreatitis (soms met fataal verloop), angio-oedeem, huiduitslag, haaraandoening (abnormale textuur, kleurverandering, abnormale haargroei), nierfalen, amenorroe, perifeer oedeem, hypothermie.
Zelden (< 0,1%): myelodysplastisch syndroom, gegeneraliseerde lupus erythematodes, hypothyroïdie, hyperammoniëmie, zwaarlijvigheid, abnormaal gedrag, psychomotorische hyperactiviteit, leerstoornis, reversibele dementie samenhangend met reversibele cerebrale atrofie, cognitieve aandoening, diplopie, porfyrie, geneesmiddelenreactie met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS), erythema multiforme, Stevens-Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse, rabdomyolyse, nachtelijke enurese, syndroom van Fanconi, tubulo-interstitiële nefritis, mannelijke onvruchtbaarheid, polycystisch ovarium syndroom, verlaagde stollingsfactoren, abnormale coagulatietest.
Zeer zelden (< 0,01%): gynaecomastie, factor VIII-deficiëntie, beenmergsuppressie (waaronder erytrocytaire aplasie en agranulocytose), macrocytaire anemie, macrocytose, reversibele dementie.
Verder zijn gemeld: lymfocytose, verlengde bloedingstijd (door beïnvloeding van de trombocytenaggregatie), apathie (bij combinatie met ander anti-epileptica), sedatie, maag-darmstoornissen, constipatie, toename of afname van de eetlust. Verminderde botdichtheid, osteopenie, osteoporose en botbreuken na langdurige behandeling. Congenitale misvormingen en ontwikkelingsstoornissen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): duizeligheid, hoofdpijn, dubbelzien, misselijkheid. Tevens bij kinderen: (naso)faryngitis, pyrexie.
Vaak (1-10%): depressie, verwardheidstoestand, slapeloosheid, evenwichtsstoornis, abnormale coördinatie, geheugenzwakte, cognitieve stoornis, slaperigheid, tremor, nystagmus, hypo-esthesie, dysarthria, aandachtsstoornis, paresthesie, wazig zien, vertigo, tinnitus, braken, obstipatie, flatulentie, dyspepsie, droge mond, diarree, jeuk, huiduitslag, spierspasmen, loopstoornis, asthenie, vermoeidheid, prikkelbaarheid, dronkengevoel, vallen, contusie. Alleen bij i.v. toediening: pijn op de injectieplaats, irritatie. Tevens bij kinderen: verminderde eetlust, lethargie en abnormaal gedrag.
Soms (0,1-1%): geneesmiddelenovergevoeligheid, agressie, agitatie, euforie, psychose, zelfmoordpoging, -gedachte, hallucinatie, syncope, abnormale coördinatie, AV-blok, bradycardie, atriumfibrilleren, atriumflutter, afwijkende leverfunctietesten (verhoging van ALAT > 2× de ULN), angio-oedeem, urticaria. Alleen bij i.v.-toediening: erytheem.
Verder zijn gemeld: agranulocytose, multi-orgaan overgevoeligheidsreactie (geneesmiddelgerelateerde huiduitslag met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS)), convulsie, ventriculaire tachyaritmie, Stevens-Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse, dosisafhankelijke verlenging van het PQ-interval.
Bij kinderen kwamen slaperigheid, braken en convulsies vaker voor dan bij volwassenen.
Interacties
Algemene informatie: Het veroorzaakt remming van CYP2C9, epoxidehydroxylase en uridinedifosfaat glucuronosyl transferase (UGT). Valproïnezuur kan een matig inducerend effect hebben op p-glycoproteïne.
Invloed van valproïnezuur op andere anti-epileptica: De totale plasmaspiegel van fenytoïne kan worden verlaagd, meestal zonder gevolgen van klinisch belang, omdat de hoeveelheid ongebonden fenytoïne ongewijzigd blijft. Soms echter treedt door compartimentverschuivingen een fenytoïne-intoxicatie op bij een lage fenytoïneplasmaspiegel.
Het metabolisme van lamotrigine kan verminderen en de gemiddelde halfwaardetijd verdubbelen. De combinatie met lamotrigine vermeerdert de kans op ernstige huidreacties; indien nodig de dosering lamotrigine verlagen. De klaring van felbamaat kan met 16–21% verminderen. Het kan het toxisch effect van carbamazepine versterken. Het kan de plasmaspiegel van rufinamide verhogen, met name bij kinderen.
Invloed van andere anti-epileptica op valproïnezuur: Fenytoïne, fenobarbital, primidon en carbamazepine kunnen de plasmahalfwaardetijd van valproïnezuur verkorten. Felbamaat verhoogt de serumconcentratie van valproïnezuur; dosiscontrole van valproïnezuur is aangewezen. Gelijktijdig gebruik van fenytoïne of fenobarbital kan de spiegels van de metabolieten van valproïnezuur verhogen; controle op hyperammoniëmie is dan aangewezen.
Bij gelijktijdig gebruik van topiramaat controleren op symptomen van hyperammoniëmische encefalopathie.
Invloed van valproïnezuur op andere werkzame stoffen: De werking van barbituraten, antipsychotica, MAO-remmers, benzodiazepinen, primidon en antidepressiva wordt versterkt. Eveneens kan de werking van acetylsalicylzuur en anticoagulantia worden versterkt. De plasmaconcentratie van zidovudine kan worden verhoogd. In een studie was de AUC van de actieve metaboliet van bupropion bijna verdubbeld. De blootstelling aan nimodipine kan met 50% worden verhoogd; bij hypotensie de nimodipinedosering verlagen. De bloedspiegel van ongeconjugeerd propofol wordt verhoogd; valproïnezuur verlaagt de behoefte aan propofol bij algehele anesthesie met 25–35%; overweeg verlaging van de propofoldosering.
Valproïnezuur kan de plasmaconcentratie van olanzapine verlagen; verder zijn er bij gelijktijdig gebruik met olanzapine bij kinderen aanwijzingen voor het eerder bereiken van hepatotoxiciteit.
Invloed van andere werkzame stoffen op valproïnezuur: Gelijktijdig gebruik van oestrogeenbevattende producten (incl. oestrogeenbevattende anticonceptiva) kan de effectiviteit van valproïnezuur verlagen, omdat oestrogenen de UDP-glucuronosyl transferase isovormen induceren die betrokken zijn bij de valproïnezuur glucuronidering en daarmee de klaring van valproïnezuur verhogen. In combinatie met olanzapine is vaker neutropenie gemeld. Mefloquine verhoogt het metabolisme van valproïnezuur en heeft een convulsief effect. Bij gelijktijdig gebruik kunnen epileptische aanvallen optreden. Bij gelijktijdig gebruik van acetazolamide controleren op symptomen van hyperammoniëmische encefalopathie.
Proteaseremmers (als lopinavir, ritonavir) verlagen de plasmaspiegel. Gelijktijdig gebruik met carbapenems (als meropenem, imipenem en ertapenem) wordt afgeraden; ze kunnen de bloedspiegel binnen 2 dagen met 60–100% verlagen. Gelijktijdig gebruik met rifampicine kan het effect van valproïnezuur verminderen; aanpassing van de dosis valproïnezuur kan nodig zijn. Bij kinderen onder de 3 jaar de combinatie met salicylaten vermijden vanwege meer kans op levertoxiciteit. Gelijktijdig gebruik van colestyramine kan leiden tot verlaging van de plasmaspiegel.
Interacties
Wees voorzichtig bij combinatie met andere middelen die het PQ-interval verlengen, zoals anti-aritmica, carbamazepine, lamotrigine en pregabaline; in klinisch onderzoek met gelijktijdig gebruik van carbamazepine of lamotrigine kwam echter geen PQ-verlenging naar voren.
Wees voorzichtig met sterke remmers van CYP2C9 (fluconazol) en CYP3A4 (itraconazol, ketoconazol, ritonavir, claritromycine) omdat hierdoor de systemische blootstelling aan lacosamide kan toenemen.
Sterke enzyminductoren zoals rifampicine, sint-janskruid (Hypericum perforatum), carbamazepine, fenytoïne, fenobarbital kunnen in geringe mate de systemische blootstelling aan lacosamide verminderen: met 25% bij volwassenen en met 17% bij kinderen.
Zwangerschap
Valproïnezuur passeert de placenta.
Teratogenese: Valproïnezuur is teratogeen. Het geeft (2–4×) meer kans op aangeboren afwijkingen bij het nageslacht (van 3% naar 6–11%). Het risico is dosisafhankelijk; boven de 1.000 mg/dag of bij piekspiegels boven de 70 microg/ml neemt de kans disproportioneel toe. Bij polytherapie is er meer kans op dan bij monotherapie met valproïnezuur. Gemeld zijn: neuralebuisdefect (spina bifida; 10–20× meer kans (absoluut risico 1 tot 2:100)); verder: schisis, hartafwijkingen, afwijkingen aan de ledematen, urogenitale afwijkingen (onder andere hypospadie) en craniofaciale afwijkingen. Ook unilaterale en bilaterale gehoorbeschadiging of doofheid (door misvorming van oren en/of neus en/of directe toxiciteit op de gehoorfunctie) is gemeld. Pasgeborenen hebben meer kans op ontwikkelingsstoornissen (o.a. later lopen en spreken), een lager IQ, autisme(spectrumstoornis) en ADHD. Bij gebruik aan het einde van de zwangerschap kunnen neonatale onthoudingsverschijnselen optreden.
Farmacologisch effect: Bij pasgeborenen: hypoglykemie, hypothyroïdie en zeer zelden hemorragisch syndroom en (fataal) afibrinogenemie.
Advies: Bij manie/bipolaire stoornis en bij de offlabel-indicaties (migraine, neurologische pijn) is gebruik gecontra-indiceerd. Bij epilepsie is gebruik gecontra-indiceerd tenzij andere mogelijke behandelingen onvoldoende werkzaam zijn of niet worden verdragen. Staken van een anticonvulsieve therapie tijdens de zwangerschap is niet wenselijk, omdat tonisch-klonische aanvallen en status epilepticum met hypoxie een bijzonder risico geven op overlijden voor de moeder en het ongeboren kind; weeg de kans op een kind met aangeboren afwijkingen af tegen de gevaren van onderbreking van de behandeling. Indien de behandeling wordt voortgezet, de dosis verdelen over meerdere giften, bij voorkeur als monotherapie en in een formulering met gereguleerde afgifte. Verwijs alle zwangeren die aan valproïnezuur zijn blootgesteld en hun partners naar een gespecialiseerde arts met ervaring in teratologie voor advies.
Overig: Antenataal onderzoek dient plaats te vinden om sluitingsdefecten van de neurale buis op te sporen. Controle van de stollingsstatus wordt aanbevolen. Verder: Bij een vrouw die zwanger kan worden valproïnezuur niet gebruiken tenzij andere behandelingen ondoeltreffend zijn of niet worden verdragen. Vrouwen die zwanger kunnen worden, moeten tijdens behandeling effectieve anticonceptie gebruiken. Doe bij vrouwen die van plan zijn zwanger te worden al het mogelijke om hen vóór de conceptie op een geschikte andere behandeling over te zetten; zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen, achter Zwangerschapspreventieprogramma. Bij mannen en vrouwen kan valproïnezuur schadelijk zijn voor de vruchtbaarheid; bij vrouwen is amenorroe, polycysteuze ovaria en verhoogd testosterongehalte gemeld. 'Case reports' geven aan dat na staken van de behandeling, de verstoring van de vruchtbaarheid omkeerbaar is.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren is het middel, in voor de moeder toxische doses, schadelijk gebleken.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in lage concentraties (1–10% van de totale serumconcentratie).
Farmacologisch effect: hematologische stoornissen bij pasgeborenen/peuters.
Advies: Weeg het risico van het gebruik van dit geneesmiddel in combinatie met het geven van borstvoeding af. Bij gebruik tijdens lactatie is controle op bijwerkingen (slaperigheid, moeite met drinken, braken) en in het bijzonder hematologische aandoeningen aangewezen.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, (bij dieren); bij de mens onbekend.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- gebruik bij vrouwen die zwanger kunnen worden, tenzij aan de voorwaarden van het zwangerschapspreventieprogramma wordt voldaan; zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen, achter zwangerschapspreventieprogramma;
- lever- of pancreasfunctiestoornissen; familie-anamnese met aan gebruik van valproaten toegeschreven leverbeschadiging;
- hemorragische diathese;
- porfyrie;
- mitochondriale aandoeningen, door mutaties in het kern-gen voor polymerase γ (POLG) zoals bij het syndroom van Alpers-Hüttenlocher, en bij kinderen < 2 jaar met een vermoeden van een POLG-gerelateerde aandoening;
- voorgeschiedenis van ureumcyclusstoornissen.
Zie voor meer contra-indicaties onder Zwangerschap.
Contra-indicaties
- Tweede- of derdegraads atrioventriculair-blok.
Waarschuwingen en voorzorgen
Zwangerschapspreventieprogramma: Schrijf bij meisjes en vrouwen die zwanger kunnen worden vanwege de teratogeniteit, valproïnezuur niet voor, behalve bij epilepsie en manie als andere behandelingen niet effectief zijn of niet worden verdragen. Start niet met een behandeling zonder een negatieve zwangerschapstest die is bevestigd door een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg. Vrouwen die zwanger kunnen worden, moeten effectieve anticonceptie gebruiken tijdens de behandeling, zonder onderbreking, ook bij amenorroe. Gebruik een effectieve anticonceptiemethode (bij voorkeur een gebruikersonafhankelijke, zoals een intra-uteriene methode of implantaat), of twee elkaar aanvullende methoden, waaronder een barrièremiddel. Heroverweeg de voordelen en risico’s zorgvuldig en regelmatig bij evaluaties van de behandeling, in de puberteit en dringend bij kinderwens of zwangerschap. Evalueer met de patiënt diens individuele omstandigheden, behandelopties en risico's. Zorg dat de patiënt uitgebreide informatie krijgt over de risico’s en relevante documentatie ontvangt, zoals een 'Informatiefolder voor de patiënt' en een 'Patiëntenkaart'. Deze informatie helpt de patiënt de teratogene risico’s en de risico’s op ontwikkelingsstoornissen te begrijpen; zie ook DHPC Valproaat op de CBG-site. Zorg dat de patiënt de noodzaak begrijpt van het gebruik van effectieve anticonceptie, een regelmatige (ten minste jaarlijkse) evaluatie van de behandeling, de noodzaak van zwangerschapstesten en van het snel raadplegen van de arts bij mogelijke zwangerschap of zwangerschapswens. Zorg er bij voorschrijven aan jonge meisjes voor dat ouders/verzorgers de noodzaak begrijpen om contact met de voorschrijver te leggen als het meisje de menarche bereikt. Wanneer het meisje de menarche bereikt, geef dan de ouders/verzorgers voorlichting over de teratogene risico’s en de risico’s op ontwikkelingsstoornissen. Beoordeel vervolgens elk jaar de noodzaak voor het gebruik van valproïnezuur, overweeg andere behandelopties en doe al het mogelijke om het meisje op een geschikte andere behandeling over te zetten voordat ze volwassen is. Verwijs een vrouw met epilepsie die zwanger wil worden naar een gespecialiseerde arts met ervaring in het behandelen van epilepsie en doe al het mogelijke om de vrouw vóór het stoppen met anticonceptie op een alternatieve behandeling over te zetten. Als overstappen niet mogelijk is, informeer de vrouw over de risico's voor het ongeboren kind. Verwijs een vrouw met bipolaire stoornis die zwanger wil worden naar een gespecialiseerde arts met ervaring in het behandelen van bipolaire stoornis en zorg dat vóór het stoppen met de anticonceptie de behandeling met valproïnezuur is gestopt en zonodig op een alternatieve behandeling is overgeschakeld. Als overstappen niet mogelijk is, informeer de vrouw over de risico's voor het ongeboren kind. Zie verder de rubriek Zwangerschap. Verwijs alle zwangeren die aan valproïnezuur zijn blootgesteld en hun partners naar een gespecialiseerde arts met ervaring in teratologie voor advies. De patiënt bevestigt jaarlijks in een formulier dat de arts de risico's van valproïnezuur heeft besproken en dat zij de risico's en voorzorgsmaatregelen begrijpt. De apotheker dient bij iedere afgifte van valproïnezuur de Patiëntenkaart te verstrekken, na te gaan of de patiënt de inhoud begrijpt en te vermelden dat geadviseerd wordt bij een geplande of vermoede zwangerschap om niet te stoppen met de behandeling, maar direct contact op te nemen met de gespecialiseerde arts.
Bij vrouwen in de vruchtbare leeftijd moet de behandeling met valproïnezuur worden gestart, en ten minste jaarlijks gecontroleerd, door een neuroloog of psychiater. Die moet ervaring hebben met de behandeling van epilepsie, bipolaire stoornissen en/of migraine. Starten en controleren gebeurt niet door de huisarts. Het NHG adviseert huisartsen deze vrouwen ook geen herhaalrecepten meer voor te schrijven voor deze indicaties; zie ook het NHG-bericht Huisarts mag geen valproïnezuur meer starten...
Tijdens behandeling controleren op suïcidaal gedrag.
Controle van het bloedbeeld wordt aangeraden voor aanvang van de therapie, voor operatieve en tandheelkundige ingrepen en bij spontane hematomen en bloedingen. Gelijktijdig gebruik van quetiapine verhoogt mogelijk de incidentie van leukopenie.
Leverfuntiestoornis: Voor aanvang en periodiek tijdens de eerste zes maanden van behandeling dient de leverfunctie te worden gecontroleerd. Bij klinische verschijnselen die voorafgaan aan icterus (asthenie, anorexie, malaise, oedeem, soms ook braken, stollingsstoornissen en toename van convulsie) is controle van leverfuncties, in bijzonder een stollingstest (PT) aangewezen. Ook bij tijdelijke stijging van transaminasen zonder klinische verschijnselen in het begin van de behandeling is uitgebreider onderzoek, in ieder geval een stollingstest zoals de PT, aangewezen. Bij ernstig verstoorde leverfunctietesten (transaminasen en/of bilirubine, en/of fibrinogeenstollingsfactoren) de behandeling staken. Het risico van hepatotoxiciteit is groter bij combinatie met andere anti-epileptica en met salicylaten, in het bijzonder bij kinderen jonger dan drie jaar. Daarom wordt bij kinderen < 3 jaar monotherapie aangeraden en gebruik van salicylaten afgeraden. Wanneer in deze leeftijdsgroep de epilepsie gepaard gaat met cerebrale afwijkingen, psychische retardatie, genetische degeneratie of bekende metabole stoornissen en/of leverfunctiestoornissen is vooral gedurende de eerste zes maanden van behandeling het risico van hepatotoxiciteit het grootst.
Pancreatitis: Ernstige epilepsieaanvallen, lage leeftijd, neurologische afwijkingen in combinatie met andere anti-epileptica zijn risicofactoren voor zelden optredende ernstige pancreatitis. Leverfalen in combinatie met pancreatitis vermeerdert de kans op een fatale afloop. Acute buikpijn verdient direct medisch onderzoek; bij pancreatitis de behandeling staken.
Bij hyperammoniëmie met symptomen zoals braken, ataxie en somnolentie de behandeling direct staken . Bij verdenking op een enzymstoornis in de ureumcyclus de behandeling pas beginnen na stofwisselingsonderzoek vanwege de kans op hyperammoniëmie.
Abrupt staken door toxische verschijnselen dient te gebeuren onder adequate dosis van een ander anti-epilepticum.
Voorzichtigheid is geboden bij symptomen suggestief voor SLE.
Gewichtstoename nauwkeurig volgen, omdat dit een risicofactor is voor polycystisch ovarieel syndroom.
Patiënten met carnitinepalmitoyltransferase-type II-deficiëntie waarschuwen voor meer kans op rabdomyolyse.
De nitroprussidemethode voor de bepaling van ketonlichamen in de urine kan fout-positieve resultaten geven.
Bij verergering van de convulsies moet de patiënt direct contact opnemen met de arts.
Onverteerbare resten van capsules, granulaat of matrixtablet kunnen in de feces worden teruggevonden nadat valproïnezuur is afgegeven.
De veiligheid en werkzaamheid bij de behandeling van manie is niet vastgesteld bij kinderen < 18 jaar.
Het gebruik kan leiden tot verminderd reactie- en concentratievermogen. Vele dagelijkse bezigheden (bv. autorijden) kunnen daarvan hinder ondervinden.
Waarschuwingen en voorzorgen
Wees voorzichtig bij patiënten met geleidingsproblemen, een ernstige hartaandoening (zoals een voorgeschiedenis van myocardinfarct, hartfalen, structurele hartaandoening of natriumkanalopathieën) en bij ouderen (vanwege het PQ-verlengend effect); overweeg het maken van een ECG vóór verhoging van de dosering > 400 mg/dag en nadat naar een steady-state is getitreerd. Adviseer patiënten om bij optreden van symptomen van hartritmestoornissen (langzame, snelle of onregelmatige pols, kortademigheid, licht gevoel in het hoofd, flauwvallen) direct medisch advies te vragen. Weeg bij patiënten die ernstige hartritmestoornissen ontwikkelen, voor- en nadelen af en overweeg om de behandeling te staken.
Controleer op verschijnselen van zelfmoordgedachten en -gedrag.
De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 4 jaar is niet vastgesteld.
Het gebruik kan leiden tot verminderd reactie- en concentratievermogen. Vele dagelijkse bezigheden (bv. autorijden) kunnen daarvan hinder ondervinden.
Overdosering
Zie voor symptomen en behandeling toxicologie.org/valproïnezuur en/of vergiftigingen.info.
Overdosering
Zie voor symptomen en behandeling op vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Anti-epilepticum. Het werkingsmechanisme is onbekend. Vermoedelijk wordt de cerebrale en cerebellaire concentratie van de neurotransmitter γ-aminoboterzuur (GABA) verhoogd, als gevolg van remming van de afbraak en/of beïnvloeding van de GABA-receptor, en is er een effect op de spanningsgevoelige natrium- en kaliumkanalen. Werking: na enkele dagen tot > 1 week.
Kinetische gegevens
Resorptie | goed. |
F | oraal = rectaal. |
T max | 1–6 uur, Chrono en Chronosphere 6–10 uur. |
Eiwitbinding | 80–95%. Therapeutische plasmaspiegel bij epilepsie 40–100 mg/l. Bij plasmaconcentratie > 100 mg/l neemt de vrije fractie toe. Zowel de interindividuele als de intra-individuele variatie in plasmaspiegels binnen een etmaal is groot. De Cmax van de vormen met gereguleerde afgifte is ca. 25% lager dan van de vormen met onmiddellijke afgifte. |
Metabolisering | in de lever voornamelijk (50%) via glucuronidering (via UGT1A6, UGT1A9, UGT2B7); 30–40% via mitochondriale β-oxidatie en 10% via CYP2C9, CYP2C19 en CYP2A6. |
Eliminatie | vnl. met de urine als metabolieten, < 5% onveranderd. |
T 1/2el | 10–15 uur, 6–10 uur bij kinderen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Anti-epilepticum. Analogon van het endogene aminozuur en NMDA-receptor-modulator D-serine. Het werkingsmechanisme is niet volledig bekend; het vermindert de overactiviteit van natriumkanalen door de langzame inactivering van voltage-afhankelijke natriumkanalen selectief te versterken.
Kinetische gegevens
F | oraal ca. 100%. |
T max | ½–4 uur (oraal). |
V d | 0,6 l/kg. |
Metabolisering | vnl. CYP2C9, CYP2C19 en CYP3A4 kunnen de vorming van de O-desmethylmetaboliet katalyseren, waarvan de farmacologische activiteit onbekend is. |
Eliminatie | vnl. met de urine, ca. 40% onveranderd en voor < 30% als de O-desmethylmetaboliet. |
T 1/2el | ca. 13 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
valproïnezuur hoort bij de groep anti-epileptica.
- brivaracetam (N03AX23) Vergelijk
- carbamazepine (N03AF01) Vergelijk
- chloralhydraat (N05CC01) Vergelijk
- clonazepam (N03AE01) Vergelijk
- ethosuximide (N03AD01) Vergelijk
- felbamaat (N03AX10) Vergelijk
- fenobarbital (N03AA02) Vergelijk
- fenytoïne (N03AB02) Vergelijk
- gabapentine (N03AX12) Vergelijk
- lacosamide (N03AX18) Vergelijk
- lamotrigine (N03AX09) Vergelijk
- levetiracetam (N03AX14) Vergelijk
- oxcarbazepine (N03AF02) Vergelijk
- perampanel (N03AX22) Vergelijk
- pregabaline (N03AX16) Vergelijk
- primidon (N03AA03) Vergelijk
- rufinamide (N03AF03) Vergelijk
- stiripentol (N03AX17) Vergelijk
- topiramaat (N03AX11) Vergelijk
- vigabatrine (N03AG04) Vergelijk
- zonisamide (N03AX15) Vergelijk
Groepsinformatie
lacosamide hoort bij de groep anti-epileptica.
- brivaracetam (N03AX23) Vergelijk
- carbamazepine (N03AF01) Vergelijk
- chloralhydraat (N05CC01) Vergelijk
- clonazepam (N03AE01) Vergelijk
- ethosuximide (N03AD01) Vergelijk
- felbamaat (N03AX10) Vergelijk
- fenobarbital (N03AA02) Vergelijk
- fenytoïne (N03AB02) Vergelijk
- gabapentine (N03AX12) Vergelijk
- lamotrigine (N03AX09) Vergelijk
- levetiracetam (N03AX14) Vergelijk
- oxcarbazepine (N03AF02) Vergelijk
- perampanel (N03AX22) Vergelijk
- pregabaline (N03AX16) Vergelijk
- primidon (N03AA03) Vergelijk
- rufinamide (N03AF03) Vergelijk
- stiripentol (N03AX17) Vergelijk
- topiramaat (N03AX11) Vergelijk
- valproïnezuur (N03AG01) Vergelijk
- vigabatrine (N03AG04) Vergelijk
- zonisamide (N03AX15) Vergelijk
Kosten
Kosten
Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- bipolaire stoornis
- epilepsie, onderhoudsbehandeling
- migraine, onderhoudsbehandeling volwassenen
- migraine, profylaxe bij kinderen