Samenstelling
Libtayo XGVS Aanvullende monitoring Genzyme Europe bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 50 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 7 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Gazyvaro XGVS Roche Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 25 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 40 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Kadcyla XGVS Aanvullende monitoring Roche Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor infusievloeistof
- Sterkte
- 100 mg, 160 mg
Bevat na reconstitutie 20 mg/ml.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Yervoy XGVS Bristol-Myers Squibb
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 10 ml, flacon 40 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Perjeta XGVS Roche Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 30 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 14 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor het advies over cemiplimab voor lokaal gevorderd of gemetastaseerd plaveiselcelcarcinoom van de huid (2022) de commissie BOM.
Voor de behandeling van plaveiselcelcarcinoom van de huid, basaalcelcarcinoom, niet-kleincellig longcarcinoom en cervixcarcinoom staan op richtlijnendatabase.nl de geldende behandelrichtlijnen.
Advies
Zie voor de behandeling van chronische lymfatische leukemie de geldende behandelrichtlijn (2020) via hovon.nl.
Zie voor de behandeling van folliculair lymfoom de behandelrichtlijn (2019) via hovon.nl.
Advies
Zie voor de behandeling van borstkanker (mammacarcinoom) de geldende behandelrichtlijn op de richtlijnendatabase.nl.
Advies
Zie voor de adviezen over ipilimumab van de commisie BOM de nvmo.org.
Zie voor de behandeling van melanoom, niercelcarcinoom, niet-kleincellig longcarcinoom en colorectaal carcinoom de geldende behandelrichtlijnen op richtlijnendatabase.nl.
- ZIN-rapport 2019 ipilimumab Yervoy icm Opdivo® gevorderd niercelcarcinoom met intermediair ongunstig risicoprofiel
- ZIN-rapport 2021 ipilimumab Yervoy icm Opdivo® bij eerstelijnsbehandeling van inoperabel maligne pleuraal mesothelioom
- ZIN-rapport 2021 ipilimumab Yervoy icm Opdivo® gemetastaseerd nietkleincellig longcarcinoom bij volwassenen zonder sensibiliserende EGFRmutatie of ALK-translocatie
Advies
Zie voor de behandeling van borstkanker de geldende behandelrichtlijn op de richtlijnendatabase.nl met de plaats van pertuzumab daarbij.
Indicaties
Cutaan plaveiselcelcarcinoom
- Gemetastaseerd of lokaal gevorderd cutaan plaveiselcelcarcinoom (mCSCC of laCSCC), als monotherapie bij volwassenen die niet in aanmerking komen voor curatieve chirurgie of curatieve radiotherapie.
Basaalcelcarcinoom
- Lokaal gevorderd of gemetastaseerd basaalcelcarcinoom (laBCC of mBCC), als monotherapie bij volwassenen met ziekteprogressie of intolerantie voor een hedghehog-signaalrouteremmer.
Niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC)
- eerstelijnsbehandeling van NSCLC met PD-L1-expressie (in ≥ 50% van de tumorcellen), zonder EGFR-, ALK- of ROS1-aberraties, als monotherapie bij volwassenen met:
- lokaal gevorderde ziekte die niet in aanmerking komen voor definitieve chemoradiotherapie óf;
- gemetastaseerde ziekte.
- eerstelijnsbehandeling van NSCLC met PD-L1-expressie (in ≥ 1% van de tumorcellen), zonder EGFR-, ALK- of ROS1-abberaties, in combinatie met platinumbevattende chemotherapie bij volwassenen met:
- lokaal gevorderde ziekte die niet in aanmerking komt voor definitieve chemoradiotherapie óf;
- gemetastaseerde ziekte.
Cervixcarcinoom
- Recidiverend of gemetastaseerd cervixcarcinoom, als monotherapie bij volwassenen met ziekteprogressie tijdens of na platinabevattende chemotherapie.
Indicaties
Chronische lymfatische leukemie (CLL) bij volwassenen
- als eerste behandeling in combinatie met chloorambucil, wanneer behandeling met een volledige dosis fludarabine niet mogelijk is vanwege comorbiditeit.
Folliculair lymfoom (FL) bij volwassenen
- als eerste behandeling in combinatie met chemotherapie (bendamustine, CHOP, CVP), bij respons gevolgd door monotherapie als onderhoudsbehandeling;
- in combinatie met bendamustine gevolgd door monotherapie als onderhoudsbehandeling, bij geen respons op een eerdere therapie óf bij progressie tijdens (of tot 6 maanden na) een behandeling die rituximab bevat (incl. rituximab als monotherapie).
Indicaties
HER2-positief mammacarcinoom
- Vroeg HER2-positief mammacarcinoom, als monotherapie (adjuvante behandeling) bij volwassenen met invasieve restziekte in de borst en/of de lymfeklieren na een op taxaan gebaseerde en HER2-gerichte neoadjuvante behandeling.
- Niet reseceerbaar, lokaal gevorderd of gemetastaseerd HER2-positief mammacarcinoom, als monotherapie bij volwassenen die eerder trastuzumab en een taxaan (afzonderlijk of in combinatie) hebben ontvangen:
- bij falen hiervan óf
- bij een recidief binnen 6 maanden na het voltooien van adjuvante therapie.
Indicaties
Inoperabel of gemetastaseerd melanoom in een gevorderd stadium
- als monotherapie of in combinatie met nivolumab bij volwassenen en kinderen van ≥ 12 jaar;
Gevorderd niercelcarcinoom (RCC)
- in combinatie met nivolumab als eerstelijnsbehandeling bij volwassenen met een intermediair/ongunstig risicoprofiel.
Niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC)
- in combinatie met nivolumab en chemotherapie die platinum bevat, als eerstelijnsbehandeling bij volwassenen met tumoren zónder sensibiliserende EGFR-mutatie of ALK-translocatie.
Inoperabel maligne pleuraal mesothelioom (MPM)
- in combinatie met nivolumab als eerstelijnsbehandeling bij volwassenen.
Gemetastaseerd mismatch-repair-deficiënt (dMMR) of microsatellietinstabiliteit-hoog (MSI-H) colorectaalcarcinoom (CRC)
- in combinatie met nivolumab na eerdere behandeling met chemotherapie die fluoropyrimidine bevat, bij volwassenen.
Oesofageaal plaveiselcelcarcinoom (OSCC)
- in combinatie met nivolumab als eerstelijnsbehandeling van inoperabel, gevorderd, recidiverend of gemetastaseerd OSCC met een tumorcel-PD-L1-expressie ≥ 1%, bij volwassenen.
Indicaties
Gemetastaseerd mammacarcinoom
- In combinatietherapie met trastuzumab en docetaxel bij volwassenen met HER2–positief gemetastaseerd of lokaal teruggekeerd, niet–reseceerbaar mammacarcinoom, die niet eerder een anti–HER2–therapie of chemotherapie voor hun gemetastaseerde ziekte hebben gehad.
Neoadjuvante behandeling van mammacarcinoom
- In combinatietherapie met trastuzumab en chemotherapie voor de neoadjuvante behandeling van volwassenen met HER2–positief, lokaal gevorderd inflammatoir, of vroeg-stadium mammacarcinoom met veel kans op een recidief.
Adjuvante behandeling van mammacarcinoom
- In combinatietherapie met trastuzumab en chemotherapie voor de adjuvante behandeling van volwassenen met HER2–positief vroeg-stadium mammacarcinoom met veel kans op een recidief.
Doseringen
Test bij niet-kleincellig longcarcinoom voorafgaand aan de behandeling op de aanwezigheid van PD-L1-tumorexpressie.
Cutaan plaveiselcelcarcinoom, basaalcelcarcinoom, niet-kleincellig longcarcinoom, cervixcarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen ≥ 65 jaar)
350 mg elke 3 weken via i.v.-infusie gedurende 30 min. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Verminderde nierfunctie: er is geen dosisaanpassing nodig. Er zijn weinig gegevens over het gebruik bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min), zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Verminderde leverfunctie: bij een licht of matig verminderde leverfunctie (totaal bilirubine 1,0–3,0 × ULN en elke ASAT-waarde) is geen dosisaanpassing nodig. Er kan geen doseringsadvies worden gegeven bij een ernstig verminderde leverfunctie vanwege onvoldoende gegevens.
Ernstige bijwerkingen: zie voor de richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (infusiereacties, pneumonitis, nefritis, hepatitis, colitis, hypofysitis, hypo- of hyperthyroïdie, bijnierinsufficiëntie, diabetes mellitus type I, infusiegerelateerde bijwerkingen, huidreacties, overige immuungerelateerde bijwerkingen) en voor de behandeling van deze bijwerkingen de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabel 1, en rubriek 4.4). Dosisverlaging van cemiplimab wordt niet aanbevolen.
Toediening: het concentraat verdunnen met NaCl-oplossing 0,9 % of glucose-oplossing 5% tot een concentratie van 1 tot 20 mg/ml. Toedienen via i.v. infusie gedurende 30 min via een intraveneuze lijn met steriele, pyrogeenvrij, inline- of add-onfilter met geringe eiwitbinding (poriegrootte 0,2 tot 5 micron).
Doseringen
Profylaxe en premedicatie van tumorlysissyndroom: start bij een hoge tumorlast of een hoog aantal circulerende lymfocyten (> 25 × 109/l) en/of een nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 70 ml/min) 12–24 uur vóór toediening met adequate hydratie en toediening van allopurinol of rasburicase. Overhydratie vermeerdert echter de kans op het 'cytokine release syndrome'.
Premedicatie gericht tegen infusiegerelateerde bijwerkingen: richtlijn: i.v.-corticosteroïden (bv. 100 mg prednis(ol)on of 20 mg dexamethason of 80 mg methylprednisolon; hydrocortison niet gebruiken omdat het niet effectief is gebleken), een oraal analgeticum (bv. 1 g paracetamol) én een antihistaminicum. Zie voor de premedicatieschema's bij de diverse indicaties tijdens de diverse cycli de officiële productinformatie van CBG/EMA (rubriek 4.2, tabel 1). De i.v.-corticosteroïde is niet nodig indien een chemotherapie die corticosteroïde bevat op dezelfde dag wordt toegediend als obinutuzumab (de orale corticosteroïde dan geven ten minste 60 min vóór obinutuzumab.
Overweeg een antihypertensieve behandeling te staken gedurende (ten minste) 12 uur vóór tot 1 uur na iedere toediening vanwege kans op infusiegerelateerde hypotensie; houd hierbij rekening met antihypertensiva met een lange werkingsduur zoals preparaten met een gereguleerde afgifte.
Chronische lymfatische leukemie (CLL)
Volwassenen (incl. ouderen)
In combinatie met chloorambucil#doseringen: als i.v.-infuus van 1000 mg verdeeld over dag 1 en 2 (resp. 100 mg en 900 mg), en 1000 mg op dag 8 en 15 van de eerste 28-daagse behandelcyclus. Tijdens de cycli 2–6 i.v.-infuus van 1000 mg op dag 1. Bij zeer goed verdragen van de allereerste dosis (cyclus 1) kan met voldoende tussentijd de tweede dosis van 900 mg eventueel óók op de eerste dag worden gegeven. Chloorambucil wordt oraal toegediend: 0,5 mg/kg lichaamsgewicht op dag 1 en 15 van alle behandelcycli.
Folliculair lymfoom (FL)
Volwassenen (incl. ouderen)
Nog niet eerder behandeld FL
Inductiebehandeling (in combinatie met chemotherapie): als i.v.-infuus van 1000 mg op dag 1, 8 en 15 van de eerste behandelcyclus. Een cyclus bedraagt 28 dagen indien gecombineerd met bendamustine (i.v. 90 mg/m²/dag op dag 1 en 2) en 21 dagen indien gecombineerd met CHOP of CVP. Tijdens de cycli 2–6 (gecombineerd met bendamustine) of 2–8 (gecombineerd met CHOP of CVP) als i.v.-infuus van 1000 mg op dag 1.
Onderhoudsbehandeling (monotherapie): bij complete of gedeeltelijke respons op de inductiebehandeling als i.v.-infuus van 1000 mg eenmaal per 2 maanden gedurende maximaal 2 jaar of tot ziekteprogressie.
Eerder behandeld FL
Inductiebehandeling in combinatie met bendamustine: als i.v.-infuus van 1000 mg op dag 1, 8 en 15 van de eerste 28-daagse behandelcyclus. Tijdens de cycli 2–6 als i.v.-infuus van 1000 mg op dag 1. Bendamustine: i.v. 90 mg/m²/dag op dag 1 en 2 van elke cyclus.
Onderhoudsbehandeling (monotherapie): bij complete of gedeeltelijke respons op de inductiebehandeling of bij stabiele ziekte als i.v.-infuus van 1000 mg eenmaal per 2 maanden gedurende maximaal 2 jaar of tot ziekteprogressie.
Nierfunctiestoornis: bij een licht tot matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring 30–89 ml/min) is een aanpassing van de dosis niet nodig. Er kan geen doseringsadvies gegeven worden bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) vanwege onvoldoende gegevens.
Leverfunctiestoornis: er kan geen doseringsadvies gegeven worden vanwege onvoldoende gegevens.
Bij (ernstige) bijwerkingen worden er géén dosisverlagingen voor obinutuzumab aanbevolen. Bij infusiegerelateerde bijwerkingen de infusiesnelheid verlagen, de behandeling onderbreken of definitief staken, zie hiervoor de officiële productinformatie van CBG/EMA (rubriek 4.2, tabellen 4 t/m 6 en de tekst onder de tabel).
Bij een uitgestelde dosis vanwege het optreden van toxiciteit bij folliculair lymfoom: als de toxiciteit optreedt vóór cyclus 1 dag 8 of cyclus 1 dag 15, waardoor uitstel van de behandeling nodig is, de uitgestelde doses na herstel van de toxiciteit toedienen. Hierdoor schuiven de vervolgafspraken en start van cyclus 2 op.
Bij een gemiste dosis: deze zo snel mogelijk alsnog toedienen.
Toediening: na verdunning als intraveneuze infusie toedienen via een aparte lijn; zie voor de (aanpassingen van) infusiesnelheden bij de verschillende indicaties de officiële productinformatie van CBG/EMA (rubriek 4.2, tabellen 4 t/m 6). Niet toedienen als push- of bolusinjectie.
Doseringen
Voorafgaand aan de behandeling de HER2-positieve tumorstatus bevestigen, gedefinieerd als een immunohistochemie (IHC)-score van 3+ of een in-situhybridisatie (ISH) of fluorescente in-situhybridisatie (FISH)-ratio van ≥ 2,0.
HER2-positief mammacarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen ≥ 65 jaar)
3,6 mg/kg lichaamsgewicht als i.v.-infusie, iedere 3 weken (cyclus van 21 dagen).
De eerste infusie gedurende 90 min toedienen en de patiënt tot ten minste 90 min na de infusie controleren op infusiegerelateerde reacties. Bij goed verdragen van de eerste infusie, volgende infusies gedurende 30 min toedienen; de patiënt tot ten minste 30 min na de infusie observeren. Bij optreden van infusiegerelateerde reacties de infusiesnelheid verminderen, de infusie onderbreken of de behandeling staken, afhankelijk van de ernst van de reactie.
Bij vroeg mammacarcinoom toedienen gedurende 14 cycli, tenzij er een recidief of onacceptabele toxiciteit optreedt. Bij gemetastaseerd mammacarcinoom de behandeling voortzetten tot aan ziekteprogressie of onacceptabele toxiciteit.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen en afwijkende testresultaten (o.a. linkerventrikeldisfunctie, hartfalen, interstitiële longziekte/pneumonitis, bestralingsgerelateerde pneumonitis, perifere neuropathie, trombocytopenie, verhoogde transaminasen, hyperbilirubinemie, geneesmiddelgeïnduceerde leverschade (DILI), nodulaire regeneratieve hyperplasie (NRH)) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, o.a. tabel 1 en 2), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'. De dosis niet meer verhogen nadat een dosisverlaging is doorgevoerd.
Bij gestoorde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 30 ml/min): een aanpassing van de startdosis is niet nodig. Bij ernstige nierfunctiestoornis is de noodzaak tot dosisaanpassing niet vastgesteld; controleer daarom zorgvuldig.
Bij gestoorde leverfunctie (Child-Pughscore 5–9): een aanpassing van de startdosis is niet nodig. Wees echter voorzichtig vanwege de hepatotoxiciteit van trastuzumab emtansine. Gebruik bij een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10–15) is niet onderzocht.
Een gemiste dosis zo snel mogelijk toedienen, en toedieningsschema aanpassen zodat et 3-wekelijks interval gehandhaafd blijft.
Toediening: na reconstitutie en verdunning toedienen als i.v.-infusie; niet toedienen als i.v. push- of bolusinjectie. Controleer de infusieplaats nauwlettend op subcutane infiltratie tijdens de toediening.
Doseringen
Indien gespecificeerd voor de indicatie, voorafgaand aan de behandeling testen op aanwezigheid van PD-L1-expressie.
Premedicatie tegen infusiereacties kan nodig zijn.
Inoperabel of gemetastaseerd melanoom
Volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar met lichaamsgewicht ≥ 50 kg
Monotherapie: Inductieschema: i.v. 3 mg/kg lichaamsgewicht elke 3 weken, gedurende 4 cycli. Geef het volledige schema, ongeacht het verschijnen van nieuwe laesies of groei van bestaande laesies. Na voltooiing van de inductietherapie de tumorrespons evalueren.
Combinatietherapie: Eerste fase: i.v. 3 mg ipilimumab/kg lichaamsgewicht in combinatie met nivolumab 1 mg/kg, elke 3 weken, met een totaal van 4 doses.
Tweede fase: monotherapie met nivolumab i.v. 240 mg elke 2 weken óf 480 mg elke 4 weken. Deze tweede fase start 3 weken na de laatste toediening van de combinatietherapie (bij de 240 mg/2 weken) óf 6 weken na de laatste toediening van de combinatietherapie (bij de 480 mg/4 weken). De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onverdraaglijke toxiciteit optreedt.
Kinderen ≥ 12 jaar met lichaamsgewicht < 50 kg
Monotherapie: Inductieschema: i.v. 3 mg/kg lichaamsgewicht elke 3 weken, met een totaal van 4 doses. Geef het volledige schema geven, ongeacht het verschijnen van nieuwe laesies of groei van bestaande laesies. Na voltooiing van de inductietherapie de tumorrespons evalueren.
Combinatietherapie: Eerste fase: i.v. 3 mg ipilimumab/kg lichaamsgewicht in combinatie met nivolumab 1 mg/kg, elke 3 weken, met een totaal van 4 doses.
Tweede fase: monotherapie met nivolumab i.v. 3 mg/kg elke 2 weken óf 6 mg/kg elke 4 weken. Deze tweede fase start 3 weken na de laatste toediening van de combinatietherapie (bij 3 mg/kg elke 2 weken) óf 6 weken na de laatste toediening van de combinatietherapie (bij 6 mg/kg elke 4 weken). De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of niet te verdragen toxiciteit optreedt.
Niercelcarcinoom (RCC) of MMR of MSI-H colorectaalcarcinoom (CRC)
Volwassenen
Eerste fase: i.v. 1 mg/kg lichaamsgewicht in combinatie met nivolumab (3 mg/kg), elke 3 weken, met een totaal van 4 doses.
Tweede fase: monotherapie met nivolumab i.v. 240 mg elke 2 weken óf 480 mg elke 4 weken. Deze tweede fase start 3 weken na de laatste toediening van de combinatie (bij de 240 mg/2 weken) óf 6 weken na de laatste toediening van de combinatie (bij 480 mg/4 weken). De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onverdraaglijke toxiciteit optreedt.
Niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC)
Volwassenen
i.v. 1 mg/kg lichaamsgewicht elke 6 weken, in combinatie met 360 mg nivolumab en chemotherapie die platinum bevat, elke 3 weken. Na afronden van 2 cycli chemotherapie de behandeling voortzetten met 1 mg ipilimumab/kg elke 6 weken en 360 mg nivolumab elke 3 weken. De behandeling vootzetten tot ziekteprogressie of onverdraaglijke toxiciteit optreedt, met een maximale duur van 24 maanden.
Maligne pleuraal mesothelioom (MPM)
Volwassenen
i.v. 1 mg/kg lichaamsgewicht elke 6 weken, in combinatie met 360 mg nivolumab elke 3 weken. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onverdraaglijke toxiciteit optreedt, met een maximale duur van 24 maanden.
Oesofageaal plaveiselcelcarcinoom (OSCC)
Volwassenen
i.v. 1 mg/kg lichaamsgewicht elke 6 weken, in combinatie met i.v. 3 mg/kg nivolumab elke 2 weken óf i.v. 360 mg nivolumab elke 3 weken. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onverdraaglijke toxiciteit optreedt, met een maximale duur van 24 maanden.
Ouderen: er is geen dosisaanpassing nodig op basis van alleen de leeftijd; er zijn relatief weinig gegevens over het gebruik bij eerstelijns RCC- NSCLC-, dMMR of MSI-H CRC-patiënten ≥ 75 jaar.
Verminderde nierfunctie: op basis van farmacokinetische gegevens is de verwachting dat een dosisaanpassing bij een lichte tot matige nierfunctiestoornis niet nodig is; er kan geen dosisaanbeveling worden gedaan bij een ernstige nierfunctiestoornis vanwege onvoldoende gegevens.
Verminderde leverfunctie: op basis van farmacokinetische gegevens is de verwachting dat een dosisaanpassing bij een lichte leverfunctiestoornis niet nodig is; er kan geen dosisaanbeveling worden gedaan bij een matige tot ernstige leverfunctiestoornis (transaminasen ≥ 5 × ULN ('upper limit of normal') of bilirubine > 3 × ULN) vanwege onvoldoende gegevens.
Ernstige bijwerkingen: bij immuungerelateerde bijwerkingen kan het nodig zijn verdere behandeling uit te stellen of te staken; dosisverlaging wordt niet aanbevolen. Zie voor richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (gastro-intestinaal, hepatisch, dermaal, neurologisch, andere orgaansystemen (met nefritis, pneumonitis, pancreatitis, niet-infectieuze myocarditis) de productinformatie (SPC) van de fabrikant (rubriek 4.2, tabellen 3A en 3B (monotherapie) en 3C (combinatietherapie; eerste en tweede fase)), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'.
Toediening
- Ipilimumab met of zonder verdunning toedienen via een i.v.-infuus gedurende 30 minuten;
- De infusievloeistof kan worden verdund (NaCl 0,9% of glucose 5%) tot een concentratie van 1–4 mg/ml;
- Bij combinatie met nivolumab of nivolumab + chemotherapie: nivolumab als eerste toedienen, gevolgd door ipilimumab en daarna chemotherapie op dezelfde dag. Gebruik aparte infuuszakken en filters.
- Niet toedienen als bolusinjectie.
Doseringen
Bij oncologische indicaties zijn dosering en toedieningsfrequentie sterk individueel bepaald, aan wijzigingen onderhevig en afhankelijk van onder andere algemene toestand en bloedbeeld.
HER2–positief gemetastaseerd mammacarcinoom, (neo-)adjuvante behandeling HER2–positief mammacarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen ≤ 75 jaar)
In combinatietherapie: i.v.: de aanbevolen eerste oplaaddosis is 840 mg, na 3 weken gevolgd door een onderhoudsdosis van 420 mg elke 3 weken. De aanbevolen eerste oplaaddosis van trastuzumab is óf 8 mg/kg lichaamsgewicht, na 3 weken gevolgd door een onderhoudsdosis van 6 mg/kg lichaamsgewicht elke 3 weken óf 600 mg s.c. (ongeacht lichaamsgewicht) elke 3 weken. De dosering van docetaxel is 75 mg/m² lichaamsoppervlak elke 3 weken, bij goed verdragen eventueel verhogen naar 100 mg/m², tenzij de combinatie carboplatine+trastuzumab+pertuzumab wordt gebruikt. De dosering van paclitaxel is 80 mg/m² 1×/week gedurende 12 weken. De oncolytica ná elkaar toedienen (het taxaan als laatste) en niet in dezelfde infuuszak mengen. Bij gemetastaseerd mammacarcinoom behandelen tot aan ziekteprogressie of oncontroleerbare toxiciteit, ook als de behandeling met docetaxel wordt beëindigd. Bij neo-adjuvante behandeling van mammacarcinoom pertuzumab gedurende 3–6 cycli toedienen als onderdeel van een behandelregime voor vroege borstkanker. In adjuvante setting: met pertuzumab in combinatie met trastuzumab gedurende 1 jaar (max. 18 cycli) behandelen óf tot aan recidief of oncontroleerbare toxiciteit. Start (neo)adjuvante therapie op dag 1 van de chemotherapie en continueer de behandeling ook na beëindiging van de chemotherapie.
Verminderde nierfunctie: bij een licht tot matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 30 ml/min) is een dosisaanpassing niet nodig. Er kan geen doseringsadvies worden gegeven bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min).
Verminderde leverfunctie: Er kan geen doseringsadvies worden gegeven bij een ernstig verminderde leverfunctie, zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen, achter Onderzoeksgegevens.
Ernstige bijwerkingen: zie voor richtlijnen bij (ernstige) bijwerkingen (linkerventrikeldisfunctie, overgevoeligheid/anafylaxie, infusiegerelateerde bijwerkingen, beenmergsuppressie) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2). Een dosisverlaging van pertuzumab of van trastuzumab wordt niet aanbevolen. Van docetaxel en andere chemotherapie kan wel de dosis verlaagd worden, zie daarvoor de afzonderlijke geneesmiddelteksten. De behandeling met pertuzumab beëindigen als de behandeling met trastuzumab wordt beëindigd. Wanneer in de gemetastaseerde setting docetaxel wordt beëindigd, dan kan de behandeling met pertuzumab en trastuzumab worden voortgezet tot aan ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Uitgestelde of overgeslagen doses:
< 6 weken tussen twee opeenvolgende toedieningen
- pertuzumab: de dosis van 420 mg zo spoedig mogelijk alsnog toedienen, daarna het oorspronkelijke schema vervolgen.
- trastuzumab: de dosis van 6 mg/kg i.v. óf 600 mg s.c. zo spoedig mogelijk alsnog toedienen, daarna het oorspronkelijke schema vervolgen.
≥ 6 weken tussen twee opeenvolgende toedieningen
- pertuzumab: een initiële dosis van 840 mg geven (via een 60 min. durend infuus), gevolgd door onderhoudsdoses van 420 mg (via een 30–60 min durend infuus) elke 3 weken.
- trastuzumab: óf een initiële dosis van 8 mg/kg geven (via een 90 min durend infuus), gevolgd door onderhoudsdoses van 6 mg/kg (via een 90 min durend infuus, 30 min als het eerder goed verdragen werd) elke 3 weken, óf de dosis van 600 mg s.c. zo spoedig mogelijk alsnog toedienen, daarna het oorspronkelijke schema vervolgen.
Toediening: het concentraat verdunnen tot een sterkte van 3,02 mg/ml voor de initiële dosis en 1,59 mg/ml voor de onderhoudsdosis. De intraveneuze infusie bij initiële oplaaddosis in 60 min. toedienen. Vervolginfusies in 30–60 min. toedienen, indien de eerste infusie van 60 min. goed werd verdragen. Na afloop van elke infusie wordt een observatieperiode van 30–60 minuten (na een eerste infusie 60 minuten)aanbevolen.
Bijwerkingen
Een aantal bijwerkingen hebben een immuungerelateerde achtergrond. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Zeer vaak (> 10%): misselijkheid, obstipatie, diarree, buikpijn. Bovensteluchtweginfectie. Vermoeidheid (incl. asthenie). Verminderde eetlust. Hoest. Jeuk, huiduitslag (bv. erythemateus, maculeus, maculo-papuleus, bulleus; dermatitis, pemfigoïd, psoriasis). Skeletspierpijn. Anemie.
Vaak (1-10%): braken, stomatitis, colitis. Infusiegerelateerde reactie. Hypertensie. Urineweginfectie. Perifere neuropathie. Actinische keratose. Pneumonitis, dyspneu. Stomatitis. Hepatitis. Hoofdpijn, koorts, oedeem. Nefritis. Hypothyroïdie, hyperthyroïdie. Stijging waarden in bloed van ALAT, ASAT, alkalische fosfatase en creatinine.
Soms (0,1-1%): myocarditis, pericarditis. Immuungemedieerde gastritis. Sjögren-syndroom. Spierzwakte, polymyalgia rheumatica (PMR), myositis, artritis. Thyroïditis, hypofysitis, bijnierinsufficiëntie. Stijging waarden in bloed van TSH, bilirubine. (Immuungemedieerde) trombocytopenie.
Zelden (0,01-0,1%): Diabetes mellitus type I. Chronische inflammatoire demyeliniserende polyradiculoneuropathie, meningitis, encefalitis, Paraneoplastische encefalomyelitis, myasthenia gravis. Keratitis. Verlaagde bloedwaarde van TSH.
Verder zijn gemeld: afstoting van getransplanteerde organen. Niet-infectieuze cystitis. Hemofagocytaire lymfohistiocytose. Coeliakie. Pancreatische exocriene insufficiëntie.
Bijwerkingen
Combinatietherapie: Zeer vaak ( > 10%): infusiegerelateerde reacties (vooral bij infusie van de eerste 1000 mg, afnemend bij de volgende infusies of cycli (zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen)). Bovenste luchtweginfectie, pneumonie, sinusitis, herpes zoster, urineweginfectie, nasofaryngitis. Hoesten. Koorts, vermoeidheid, asthenie. Diarree, obstipatie. Hoofdpijn. Artralgie, pijn in de rug, pijn in de ledematen. Slapeloosheid. Jeuk, alopecia. Neutropenie, leukopenie, trombocytopenie, anemie.
Vaak (1-10%): hypertensie. Atriumfibrilleren. Pijn op de borst. Tumorlysissyndroom. Orale herpesinfectie, rinitis, faryngitis, influenza. Verstopte neus, rinorroe, orofaryngeale pijn. Dyspepsie, aambeien, gastro-intestinale perforatie. Dysurie, urine-incontinentie. Plaveiselcelcarcinoom van de huid, basaalcelcarcinoom, eczeem. Depressie, angst. Skeletspierpijn van de borstkas, botpijn. Gewichtstoename. Hyperurikemie, hypokaliëmie. Febriele neutropenie.
Soms (0,1-1%): diffuse intravasculaire coagulatie. Hepatitis B-reactivatie.
Verder zijn gemeld: anafylaxie, serumziekte. 'Cytokine release syndrome'. Verergering van bestaande hartaandoening, zoals hartfalen, aritmieën, angina pectoris, acuut coronair syndroom (soms met fataal verloop). Progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML). Kort na de eerste infusie tijdelijke verhoging van ASAT, ALAT, AF.
Bij een leeftijd > 75 jaar (bij CLL) of bij een creatinineklaring < 50 ml/min (CLL en FL) treden er meer ernstige (incl. soms fatale) bijwerkingen op.
Bijwerkingen
Zeer vaak ≥ 10%): urineweginfectie. Perifere neuropathie, hoofdpijn, slapeloosheid. Neusbloeding en andere bloedingen. Hoesten, dyspneu. Stomatitis, droge mond, misselijkheid, braken, buikpijn, diarree, obstipatie. Gewrichtspijn, spierpijn, skeletpijn. Vermoeidheid, koorts, asthenie. Trombocytopenie, anemie. Stijging van transaminasenwaarden.
Vaak (1–10%): linkerventrikeldisfunctie, hypertensie. Perifeer oedeem, rillingen. Overgevoeligheidsreactie (incl. anafylactische shock). Dysgeusie, duizeligheid, geheugenstoornis. Droge ogen, conjunctivitis, wazig zien, toegenomen traanproductie. Dyspepsie, tandvleesbloeding. Huiduitslag, jeuk, alopecia, nagelaandoening, hand-voetsyndroom, urticaria. Infusiegerelateerde reacties (o.a. blozen, hypotensie, bronchospasme en tachycardie). Neutropenie, leukopenie. Hypokaliëmie, stijging van alkalische fosfatase en bilirubine in het bloed.
Soms (0,1–1%): interstitiële longziekte waaronder (bestralingsgerelateerde) pneumonitis. Levertoxiciteit, leverfalen, nodulaire regeneratieve hyperplasie, portale hypertensie.
Verder zijn gemeld: ernstige hemorragische voorvallen, waaronder bloeding in het centrale zenuwstelsel. Acuut respiratoir stresssyndroom.
Bijwerkingen
Een aantal bijwerkingen van ipilimumab hebben een immuungerelateerde achtergrond. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Monotherapie
Zeer vaak (>10%): verminderde eetlust. Diarree, braken, misselijkheid, obstipatie, buikpijn. Huiduitslag, jeuk. Spierpijn. Vermoeidheid, injectieplaatsreactie, koorts, oedeem, pijn.
Vaak (1-10%): sepsis, urineweginfectie, luchtweginfectie. Tumorpijn. Anemie, lymfopenie, trombocytopenie, neutropenie. Hypopituïtarisme (incl. hypofysitis), hypothyroïdie. Dehydratie, hypokaliëmie, gewichtsverlies, hyponatriëmie. Verwardheid, depressie. Perifere (sensorische) neuropathie, duizeligheid, hoofdpijn, lethargie, hersenzenuwneuropathie, hersenoedeem, Wazig zien, oogpijn. Aritmie, atriumfibrilleren. Hypotensie, blozen, opvlieger. Dyspneu, hoesten, allergische rinitis. Gastro-intestinale bloeding, colitis, gastro-oesofageale refluxziekte, mucositis, gastro-enteritis, stomatitis. Verminderde leverfunctie. Dermatitis, erytheem, vitiligo, urticaria, eczeem, alopecia, nachtzweten, droge huid. Artralgie, myalgie, spierspasmen, artritis. Nierfalen. Koude rillingen, asthenie, influenza-achtige ziekte. Stijging ALAT, ASAT, AF, bilirubine en lipase in het bloed.
Soms (0,1-1%): septische shock, pneumonie. Paraneoplastisch syndroom. Hemolytische anemie, eosinofilie. Overgevoeligheid. Bijnierinsufficiëntie (incl. secundaire), hyperthyroïdie, hypogonadisme. Alkalose, hypofosfatemie, tumorlysissyndroom, hypocalciëmie. Verandering in psychische toestand, verminderd libido. Guillain-Barré-syndroom, (aseptische) meningitis, encefalitis, syncope, ataxie, tremor, myoclonus, dysartrie. Uveïtis, glasvochtbloeding, iritis, oogoedeem, blefaritis, conjunctivitis. Vasculitis, angiopathie, perifere ischemie, orthostatische hypotensie. Respiratoir falen, acute ademhalingsnoodsyndroom, longinfiltraat, pulmonaal oedeem, pneumonitis. Gastro-intestinale perforatie, dikkedarmperforatie, intestinale perforatie, peritonitis, diverticulitis, pancreatitis, enterocolitis, maagulcus, dikkedarmulcus, oesofagitis, ileus, proctitis. Leverfalen, hepatitis, hepatomegalie, geelzucht. Toxische epidermale necrolyse, leukocytoclastische vasculitis, huidexfoliatie, haarkleurverandering. Polymyalgia rheumatica, myositis, spierzwakte. Nefritis, niertubulus acidose, hematurie, niet-infectieuze cystitis, proteïnurie. Amenorroe. Orgaanfalen, systemische ontstekingsreactiesyndroom, infusiegerelateerde reactie. Stijging γ-GT, creatinine, amylase en TSH in het bloed. Daling cortisol, corticotrofine, testosteron in het bloed. Antinucleaire antistof positief.
Zelden (0,01-0,1%): (auto-immuun) thyroïditis, Diabetes mellitus type I, diabetische ketoacidose. Myasthenia gravis. Vogt-Koyanagi-syndroom, sereuze netvliesloslating. Erythema multiforme, psoriasis, geneesmiddelexantheem met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS). Pancreatische exocriene insufficiëntie, coeliakie. Polymyositis. Daling TSH, thyroxine in het bloed. Abnormale waarde prolactine in het bloed.
Zeer zelden (< 0,01%): anafylactische reactie.
Verder zijn gemeld: hemofagocytaire lymfohistiocytose. Afstoting van solide orgaantransplantaat. Myelitis. Pemfigoïd.
In combinatie met nivolumab, met of zonder chemotherapie
Zeer vaak (> 10%): bovensteluchtweginfectie. Anemie, trombocytopenie, leukopenie, lymfopenie, neutropenie. Hypothyroïdie. Verminderde eetlust, hyperglykemie, hypoglykemie. Hoofdpijn, duizeligheid. Hoesten, dyspneu. Diarree, braken, misselijkheid, buikpijn, obstipatie. Huiduitslag, jeuk. Spierpijn, artralgie. Vermoeidheid, koorts, (perifeer) oedeem. Stijging AF, ASAT, ALAT, totaal bilirubine, creatinine, amylase, lipase in het bloed. Hyponatriëmie, hyperkaliëmie, hypokaliëmie, hypercalciëmie, hypocalciëmie.
Vaak (1-10%): pneumonie, bronchitis, conjuctivitis. Eosinofilie. Infusiegerelateerde reactie (incl. cytokineafgiftesyndroom), overgevoeligheid. Hyperthyroïdie, thyroïditis, bijnierinsufficiëntie, hypofysitis, hypopituïtarisme, diabetes mellitus. Dehydratie, hypoalbuminemie, hypofosfatemie, gewichtsverlies. Perifere neuropathie. Wazig zien, droge ogen. Tachycardie, atriumfibrilleren. Hypertensie. Pneumonitis, longembolie, pleurale effusie, hoesten. Colitis, pancreatitis, stomatitis, gastritis, droge mond. Hepatitis. Alopecia, vitiligo, urticaria, droge huid, erytheem. Spierspasmen, spierzwakte, artritis. (Acuut) nierfalen. Niet-cardiale pijn op de borst, pijn, koude rillingen. Stijging γ-GT en TSH in het bloed. Hypernatriëmie, hypermagnesiëmie.
Soms (0,1-1%): febriele neutropenie. Diabetische ketoacidose. Metabole acidose. Polyneuropathie, peroneale zenuwverlamming, auto-immuun neuropathie (waaronder parese van nervus facialis en nervus abducens), encefalitis, myastenia gravis. Uveïtis, episcleritis. Myocarditis, (ventriculaire) aritmie, bradycardie. Duodenitis. Stevens-Johnsonsyndroom, erythema multiforme, psoriasis. Polymyalgia rheumatica, myopathie, myositis (waaronder polymyositis). (Tubulo-interstitiële) nefritis.
Zelden (0,01-0,1%): aseptische meningitis. Sarcoïdose. Hypoparathyroïdie. Guillan-Barré-syndroom, neuritis, myelitis (incl. myelitis transversa). Vogt-Koyanagi-Harada-syndroom, sereuze netvliesloslating. Darmperforatie. Toxische epidermale necrolyse, lichen sclerosus, andere lichenaandoeningen. Pancreatische exocriene insufficiëntie, coeliakie. Spondyloartropathie, syndroom van Sjögren, rabdomyolyse. Niet-infectieuze cystitis.
Verder zijn gemeld: hemofagocytaire lymfohistiocytose. Afstoting van solide orgaantransplantaat. Tumorlysissyndroom. Pericardiale aandoeningen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): infusiereactie (met koorts, rillingen, myalgie, vermoeidheid, hoofdpijn, asthenie, braken, smaakstoornis, overgevoeligheid), ook met fatale afloop. Verminderde eetlust, stomatitis, misselijkheid, braken, dyspepsie, buikpijn, obstipatie, diarree (afhankelijk van indicatie en oncolytische combinatie: 46–71%). Slapeloosheid. Perifere (sensorische) neuropathie, paresthesie, hoofdpijn, duizeligheid, smaakstoornis. Nasofaryngitis. Hoest, dyspneu, bloedneus. Huiduitslag (26–52%), droge huid, jeuk, alopecia, nagelaandoening. Toegenomen traanproductie. Myalgie, artralgie, pijn in extremiteiten. Opvliegers. Mucositis, perifeer oedeem, koorts, vermoeidheid, asthenie. (Febriele) neutropenie, leukopenie (bij ca. 63%), anemie.
Vaak (1-10%): bovensteluchtweginfectie. Linkerventrikeldisfunctie. Rillingen. Oedeem. Overgevoeligheid. Paronychie.
Soms (0,1-1%): anafylactische reactie, ook met fatale afloop. Congestief hartfalen. Interstitiële longziekte, pleura-effusie.
Zelden (0,01-0,1%): cytokineafgiftesyndroom, tumorlysissyndroom.
Bij ouderen ≥ 65 jaar kwamen de volgende bijwerkingen vaker voor (> 5% hogere incidentie): diarree, verminderde eetlust, anemie, gewichtsverlies, asthenie, smaakstoornis, perifere neuropathie, hypomagnesiëmie.
Interacties
Doorgaans hebben monoklonale antilichamen geen groot potentieel voor geneesmiddelinteracties, omdat zij geen direct effect hebben op CYP-enzymen en geen substraten zijn van renale of hepatische transporters.
Vóór het starten van cemiplimab het gebruik van systemische corticosteroïden en andere immunosuppressiva (uitgezonderd fysiologische doses systemische corticosteroïden (≤ 10 mg/dag prednison of equivalent)) vermijden, in verband met mogelijke beïnvloeding van de farmacodynamiek en werkzaamheid. Ná het starten van cemiplimab kunnen systemische corticosteroïden en andere immunosuppressiva echter wél gebruikt worden om immuungerelateerde bijwerkingen te bestrijden.
Interacties
Tijdens de behandeling met obinutuzumab en tot aan herstel van het aantal B-cellen géén levende vaccins toedienen, vanwege de toegenomen kans op infectie. Zo ook aan een pasgeborene die tijdens de zwangerschap is blootgesteld aan obinutuzumab géén levende vaccins geven tot het aantal B-cellen hersteld is.
Wees in verband met de kans op trombocytopenie voorzichtig met de combinatie met antistollingsmiddelen inclusief plaatjesremmers, vooral tijdens de eerste cyclus.
Interacties
Bij combinatie met sterke CYP3A4-remmers (o.a. claritromycine, erytromycine, grapefruit-/pompelmoessap, itraconazol, ketoconazol, posaconazol, ritonavir en voriconazol) is de blootstelling aan het cytotoxische DM1 mogelijk verhoogd; vermijd deze combinatie. Indien het gebruik van een sterke CYP3A4-remmer toch noodzakelijk is, overweeg de behandeling uit te stellen (ca. 3 keer de halfwaardetijd van de CYP3A4-remmer). Anders de patiënt zorgvuldig controleren op bijwerkingen.
Wees voorzichtig met de combinatie met stollingsremmers zoals vitamine K-antagonisten en (laagmoleculairgewicht en ongefractioneerde) heparine, vanwege een toegenomen kans op bloedingen.
Interacties
Vóór het starten van ipilimumab het gebruik van systemische corticosteroïden vermijden, omdat deze de farmacodynamische activiteit en doeltreffendheid van ipilimumab verstoren. Ná de start van de behandeling met ipilimumab kunnen (hoog-gedoseerde) corticosteroïden echter nuttig zijn voor de bestrijding van immuungerelateerde bijwerkingen; daarna de corticosteroïden geleidelijk (gedurende ten minste 1 maand) afbouwen.
Aangezien gastro-intestinale bloeding een bijwerking is van ipilimumab patiënten die antistollingsmiddelen gebruiken nauwkeurig controleren.
Gelijktijdig gebruik van vemurafenib wordt ontraden, wegens het optreden van graad 3-verhogingen van transaminasen en bilirubine. Bij toedienen van ipilimumab ná vemurafenib bij gemetastaseerd melanoom met een BRAF-mutatie komen graad-3 huidreacties vaker voor.
Interacties
Er zijn geen interacties bekend met pertuzumab.
Zwangerschap
Humaan IgG passeert geleidelijk in toenemende mate tijdens het 2e en 3e trimester de placenta.
Teratogenese: Bij de mens onbekend. Bij dieren resulteert remming van de Pd-L1/PD-1 signaalroute in immuungerelateerde afstoting van de zich ontwikkelende foetus met foetaal overlijden tot gevolg. Op grond van het werkingsmechanisme wordt daarom een toename in aantal abortussen of doodgeborenen verwacht.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 4 maanden na de therapie.
Zwangerschap
Obinutuzumab passeert geleidelijk in toenemende mate tijdens het 2e en 3e trimester de placenta.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Bij dieren is bij 2–5× de klinische blootstelling bij de pasgeboren jongen een volledige depletie van B-cellen gezien; het aantal B-cellen normaliseerde en de immunologische functie herstelde binnen 6 maanden post partum.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 18 maanden na de therapie. Controleer bij een pasgeborene die tijdens de zwangerschap is blootgesteld aan obinutuzumab het aantal B-cellen en geef geen levende vaccins tot het aantal B-cellen hersteld is.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Van trastuzumabis het bekend dat het oligohydramnion of anhydramnion kan veroorzaken, soms met fatale pulmonale hypoplasie van de foetus. DM1-cytotoxische metaboliet: bij dieren aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Gebruik ontraden. Indien noodzakelijk om in het 2e of 3e trimester (kortdurend) te gebruiken, dan dient de hoeveelheid vruchtwater, nierfunctie en foetale groei gemonitord te worden.
Overig: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens en tot ten minste 7 maanden na de therapie.
Zwangerschap
Humaan IgG1 passeert in geleidelijk toenemende mate, tijdens het 2e en 3e trimester de placenta.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren schadelijk gebleken in het 3e trimester (verhoogde incidentie van foetale sterfte, premature bevalling en zuigelingensterfte).
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overige: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen.
Zwangerschap
Pertuzumab passeert de placenta (bij dieren geconstateerd). Het is bekend dat humaan IgG de placenta passeert.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren in hogere doseringen schadelijk gebleken (toename embryonale/foetale sterfte, renale hypoplasie, longhypoplasie, ventriculaire septumdefecten, kleine skeletafwijkingen).
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens en gedurende 6 maanden na de behandeling.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Vanwege de molecuulgrootte wordt geen passieve overgang van cemiplimab in de moedermelk verwacht. Het is onbekend of een actieve overgang plaatsvindt. Een nadelig effect op de zuigeling kan daarom niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden gedurende én tot ten minste 4 maanden na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, bij dieren. Vanwege de molecuulgrootte wordt geen passieve overgang van obinutuzumab in de moedermelk verwacht. Het is onbekend of er een actieve overgang plaatsvindt. Een risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding staken tijdens en tot 18 maanden na de behandeling.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Vanwege de molecuulgrootte wordt geen passieve overgang van trastuzumab in de moedermelk verwacht. Het is onbekend of een actieve overgang plaatsvindt.
Advies: Tijdens en gedurende 7 maanden na de laatste toediening geen borstvoeding geven.
Lactatie
Overgang in moedermelk: Onbekend. Vanwege de molecuulgrootte wordt geen passieve overgang van ipilimumab in de moedermelk verwacht. Het is onbekend of een actieve overgang plaatsvindt.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja (humaan IgG). Het is onbekend in hoeverre pertuzumab kan worden opgenomen door en schadelijk kan zijn voor de zuigeling.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
Van dit middel zijn geen relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Controleer voortdurend tijdens én ook regelmatig na de therapie op het optreden van één of meer immuungerelateerde bijwerkingen (bv. pneumonitis, myocarditis, colitis, hepatitis, nefritis, endocrinopathie (o.a. hyper-/hypothyroïdie, bijnierinsufficiëntie, hypofysitis, diabetes mellitus type 1), huiduitslag, Guillain-Barrésyndroom, myastheen syndroom, meningo-encefalitis) en andere immuungerelateerde bijwerkingen (zoals paraneoplastische encefalomyelitis, meningitis, myositis, niet-infectieuze cystitis, hemofagocytaire lymfohistiocytose). Met het oog hierop ook voorafgaand aan de behandeling de nierfunctie, leverfunctie (ALAT, ASAT, bilirubine) en de schildklierfunctie controleren. Afhankelijk van de ernst van immuungerelateerde bijwerkingen de behandeling onderbreken of definitief staken en een behandeling starten met corticosteroïden en/of ondersteunende zorg (incl. zonodig hormoonvervangende therapie). Cemiplimab niet hervatten zolang immunosuppressieve doses corticosteroïden of andere immunosuppressiva worden gegeven (zie ook de rubriek Interacties).
Bij infusiereacties CTCAE-graad 1 of 2 de infusiesnelheid verlagen of de behandeling onderbreken; bij graad 3 of 4 de behandeling definitief staken. Bij graad 1 of 2 de toediening voortzetten/hervatten onder nauwlettende controle; overweeg premedicatie met antipyretica en antihistaminica.
Onderzoeksgegevens: er zijn te weinig gegevens over het gebruik bij kinderen (< 18 j.) om een doseeradvies te geven; er zijn geen gegevens over het gebruik bij een ernstige leverfunctiestoornis (bilirubine > 3,0 × ULN en elke ASAT) en een ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min). De gegevens bij ouderen ≥ 75 jaar zijn beperkt. Patiënten met de volgende aandoeningen werden uitgesloten van de klinische onderzoeken:
- (een voorgeschiedenis van) auto-immuunziekte waarvoor systemische therapie met immunosuppressiva nodig is gedurende de afgelopen 5 jaar (2 jaar bij NSCLC);
- actieve infectie, waaronder HIV-, hepatitis B- of hepatitis C-infectie;
- een ECOG-score ≥ 2;
- een voorgeschiedenis van solide-orgaantransplantatie (alléén bij CSCC en BC);
- eerdere behandeling met een anti-PD-1/PD-L1 of met andere 'checkpoint'-remmers (alléén bij CSCC en BC).
Bij CSCC tevens: actieve hersenmetastasen, een voorgeschiedenis van pneumonitis gedurende de afgelopen 5 jaar, chronische lymfatische leukemie.
Bij NSCLC tevens: aberraties is EGFR, ALK of ROS1 van het tumorgenoom, een voorgeschiedenis van interstitiële longziekte, patiënten die nooit hebben gerookt.
Waarschuwingen en voorzorgen
Hepatitis B-reactivatie is gemeld. Screen daarom iedere patiënt vóór het begin van de behandeling op HBsAg en HBcAg. Bij positieve hepatitis B serologie een leverspecialist raadplegen.
Niet toedienen bij een actieve infectie. Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van recidiverende of chronische infecties. Het optreden van fatale infecties is gemeld; bij CLL bij een comorbiditeitsscore (CIRS) > 6 en creatinineklaring < 70 ml/min bestaat meer kans op infecties. Bij FL worden meer ernstige infecties tijdens de onderhoudsfase waargenomen indien tijdens de inductiebehandeling ook bendamustine wordt toegepast.
Infusiegerelateerde reacties (IRR's) zijn de meest voorkomende bijwerkingen. Stop de behandeling definitief bij optreden van IRR's graad 4 of een tweede keer graad 3 of bij acute levensbedreigende ademhalingssymptomen. IRR's bestaan o.a. uit tachycardie, atriumfibrilleren, hypotensie of hypertensie, blozen, dyspneu, bronchospasme, laryngeaal oedeem, misselijkheid, braken, diarree, koorts, rillingen, hoofdpijn. Deze komen meer voor en zijn ernstiger na infusie van de eerste 1000 mg. Bij volgende infusies kwamen zulke reacties minder voor. Risicofactoren voor het optreden van ernstige IRR's zijn een hoge tumorlast, verminderde nierfunctie (< 50 ml/min) en een comorbiditeitsscore (Cumulative Illness Rating Scale: CIRS) > 6.
Overgevoeligheid is gemeld en onderscheidt zich meestal van IRR's door optreden ná eerdere blootstelling en zeer zelden bij de eerste infusie. Overgevoeligheid kan zich acuut uiten (anafylaxie) of pas na enige tijd (serumziekte). De incidentie van IRR's is lager wanneer een combinatie van preventieve maatregelen is toegediend, zie aanbevelingen hiervoor in de rubriek Dosering.
Controleer regelmatig het algemeen bloedbeeld in verband met de kans op neutropenie en trombocytopenie. Ook late neutropenie (optredend 28 dagen na de behandeling) en langdurig aanhoudende neutropenie (optredend gedurende meer dan 28 dagen na afronding/staken van de behandeling) zijn gemeld. Bij een verminderde nierfunctie (< 50 ml/min) is er meer kans op neutropenie en trombocytopenie. Bij ernstige neutropenie of trombocytopenie dosisuitstel overwegen en gepaste behandeling instellen volgens lokale voorschriften.
Afwijkingen in de coagulatie, icl. diffuse intravasculaire coagulatie (DIC) is gemeld, waaronder fatale gevallen. Bij een vermoeden van niet-manifeste DIC, de patiënt nauwlettend controleren aan de hand van stollingsparameters, waaronder trombocytentelling en klinische observatie. Bij optreden van DIC de behandeling met obinutuzumab staken en een passende behandeling starten volgens protocol. Meestal is er sprake van niet-manifeste DIC, met subklinische (asymptomatische) veranderingen in de bloedplaatjes- en laboratoriumstollingsparameters, die optreden binnen 1–2 dagen na de eerste infusie en die meestal binnen 1–2 weken spontaan verdwijnen. Soms gaan voorvallen gepaard met infusiegerelateerde reacties (IRR's) en/of tumorlysissyndroom (TlS). Specifieke risicofactoren voor DIC voorafgaand aan de behandeling zijn niet vastgesteld.
Wees voorzichtig bij bestaande hart- of longaandoeningen.
Controleer op tekenen van progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML) zoals ontwikkeling of verergering van neurologische, cognitieve of gedragsmatige afwijkingen. Als de diagnose PML wordt bevestigd de behandeling definitief staken.
Onderzoeksgegevens: de veiligheid en werkzaamheid zijn niet vast gesteld bij: leverfunctiestoornissen, ernstige nierfunctiestoornissen (creatinineklaring < 30 ml/min) en bij kinderen (< 18 jaar).
Waarschuwingen en voorzorgen
Levertoxiciteit: de leverfunctie vóór aanvang van de behandeling en vóór elke toediening controleren. Bij klinische symptomen van portale hypertensie en/of een cirrose-achtig patroon op een CT-scan van de lever, maar met normale transaminasespiegels en zonder andere manifestaties van cirrose, de diagnose nodulaire regeneratieve hyperplasie overwegen. De behandeling permanent staken in de volgende gevallen: bij het ontstaan van nodulaire regeneratieve hyperplasie, bij serumtransaminasewaarden > 3× ULN en gelijktijdig totaal bilirubine > 2× ULN.
Trombocytopenie: voorafgaand aan elke toediening het trombocytenaantal controleren. Wees voorzichtig bij vooraf bestaande trombocytopenie (< 100 × 109/l) en bij gebruik van stollingsremmers zoals vitamine K-antagonisten en (laagmoleculairgewicht en ongefractioneerde) heparine. Dien geen trastuzumab-emtansine toe als het aantal trombocyten is afgenomen tot < 50 × 109/l. Hervat de behandeling als het aantal trombocyten zich heeft hersteld naar ≥ 75 × 109/l.
Cardiotoxiciteit: een standaardtest voor de cardiale functie (middels echocardiografie of MUGA-scan) voor aanvang van de behandeling uitvoeren en met regelmaat (bv. elke 3 maanden) gedurende de behandeling herhalen. Bij behandeling met trastuzumab-emtansine kan een linkerventrikeldisfunctie optreden. Risicofactoren voor cardiotoxiciteit zijn: leeftijd > 50 jaar, lage LVEF-waarden bij aanvang (< 55%), eerder of gelijktijdig gebruik van antihypertensiva, eerdere behandeling met een antracycline en een hoge BMI (> 25 kg/m²). In klinische onderzoeken met trastuzumab-emtansine waren patiënten met een voorgeschiedenis van congestief hartfalen, ernstige cardiale aritmie waar behandeling voor nodig was, instabiele angina pectoris of myocardinfarct binnen 6 maanden voor randomisatie, en bij het bestaan van dyspneu in rust als gevolg van een gevorderde maligniteit uitgesloten van deelname. Wees daarom bij toepassing in dergelijke gevallen zeer voorzichtig.
Neurotoxiciteit: controleer patiënten voortdurend op verschijnselen van perifere neuropathie, die doorgaans overwegend sensorisch is. Onderbreek de behandeling bij perifere neuropathie CT-CAE graad 3 of 4, totdat de symptomen verdwenen zijn of verbeterd tot graad ≤ 2.
Pulmonale toxiciteit: controleer nauwlettend op symptomen van interstitiële longziekte of pneumonitis, zoals dyspneu, hoesten, vermoeidheid en pulmonale infiltraten. Wees extra voorzichtig bij patiënten met risicofactoren voor pulmonale toxiciteit, zoals bij dyspneu in rust als gevolg van een gevorderde maligniteit, of comorbiditeiten of bij gelijktijdige pulmonale bestralingstherapie. Staak de behandeling definitief bij interstitiële longziekte of pneumonitis; bij bestralingsgerelateerde pneumonitis in de adjuvante setting de behandeling staken wanneer sprake is van CT-CAE graad 2 indien met standaardbehandeling geen verbetering optreedt, óf bij graad ≥ 3.
Verlaag bij het optreden van infusiegerelateerde reacties de infusiesnelheid of onderbreek de toediening; bij levensbedreigende infusiegerelateerde reacties de behandeling definitief staken.
Controleer nauwlettend op overgevoeligheidsreacties, vanwege de kans op mogelijk ernstige anafylactische reacties. Overgevoeligheidsreacties nemen in ernst toe bij volgende infusies, waarmee ze kunnen worden onderscheiden van infusiegerelateerde reacties. Staak de behandeling definitief bij optreden van overgevoeligheidsreacties. Behandeling met trastuzumab-emtansine wordt niet aanbevolen bij patiënten bij wie eerdere behandeling met trastuzumab definitief gestaakt werd als gevolg van overgevoeligheid.
Indien extravasatie optreedt de infusie onmiddellijk staken en de patiënt regelmatig controleren, omdat necrose kan optreden binnen enkele dagen tot weken na de infusie.
Onderzoeksgegevens: er is geen relevante toepassing bij kinderen < 18 jaar. Er zijn onvoldoende gegevens over het gebruik bij ouderen ≥ 75 jaar en bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) of leverfunctie (Child-Pughscore 10-15).
Waarschuwingen en voorzorgen
Cardiopulmonale bijwerkingen: bij de combinatie met nivolumab zijn cardiale bijwerkingen (atriumfibrillatie en ventriculaire aritmieën) en longembolieën gezien. Controleer voortdurend én tot ten minste 5 maanden na de therapie nauwgezet op cardiale en pulmonale bijwerkingen. Controleer vóór aanvang en regelmatig tijdens de behandeling op klinische tekenen, symptomen en laboratoriumafwijkingen die kunnen wijzen op verstoringen van de water- en elektrolytenbalans. Staak de combinatiebehandeling bij levensbedreigende of opnieuw optredende, ernstige cardiale en pulmonale bijwerkingen.
Controleer vóór elke dosis de schildklierfunctie en waarden van levertransaminasen en bilirubine. Wees voorzichtig bij uitgangswaarden vóór aanvang van de behandeling van transaminasen ≥ 5× ULN ('upper limit of normal') of bilirubine > 3× ULN.
Immuungerelateerde bijwerkingen: niet gebruiken bij ernstige actieve auto-immuunziekten, omdat verdere immuunactivering snel levensbedreigend kan worden. Wees voorzichtig bij auto-immuunziekten in de voorgeschiedenis. Controleer voortdurend tijdens én tot ten minste 5 maanden na de therapie op het optreden van immuungerelateerde bijwerkingen (m.n. pneumonitis, colitis, gastro-intestinale perforatie, hepatitis, nefritis, endocrinopathie (o.a. hypopituïtarisme, hyper- of hypothyroïdie, bijnierinsufficiëntie, diabetes mellitus I, diabetische ketoacidose), spiertoxiciteit (myositis, myocarditis en rabdomyolyse), huiduitslag en verder pancreatitis, uveïtis (incl. syndroom van Vogt-Koyanagi-Harada), neuropathie, Guillain-Barré-syndroom, myasthenia gravis, myastheen syndroom, aseptische meningitis, encefalitis en sarcoïdose). Bij optreden van immuungerelateerde bijwerkingen is vroege diagnose en adequate behandeling essentieel om de kans op levensbedreigende complicaties te minimaliseren. Tenzij een alternatieve oorzaak is vastgesteld, moeten diarree, verhoogde frequentie van de stoelgang, bloed in de ontlasting, stijging van leverenzymwaarden, huiduitslag en endocrinopathie, als inflammatoir en ipilimumab-gerelateerd worden beschouwd. Bij optreden van diarree of colitis ontlastingsonderzoek uitvoeren om infectieuze (zoals door cytomegalovirus (CMV)) of andere oorzaken uit te sluiten. Op basis van de ernst van een immuungerelateerde bijwerking een dosis uitstellen of de behandeling staken en hoog-gedoseerde corticosteroïden toedienen met in sommige gevallen de toevoeging van een andere immunosuppressieve therapie; profylactische antibiotica tegen opportunistische infecties wordt hierbij aanbevolen. Bij corticosteroïd-refractaire colitis eerst andere oorzaken (zoals infectie met/reactivering van CMV of andere virale, bacteriële en parasitaire oorzaak) uitsluiten voordat toevoeging van een andere immunosuppressieve therapie aan het corticosteroïd wordt overwogen. Na verbetering de behandeling met corticosteroïden langzaam afbouwen gedurende ten minste één maand. Ipilimumab (en nivolumab) niet hervatten zolang immunosuppressieve doses corticosteroïden of andere immunosuppressiva worden gegeven. De behandeling definitief staken in geval van iedere immuungerelateerde bijwerking die opnieuw optreedt en van iedere levensbedreigende immuungerelateerde bijwerking. Voor specifieke aanbevelingen bij immuungerelateerde bijwerkingen en informatie over de ernst en mediane tijd tot optreden ervan zie de productinformatie (SPC) van de fabrikant (rubrieken 4.2, 4.4, 4.8). Staak de behandeling bij optreden van ernstige infusiereacties. Hematofagische histiocytose is gemeld gerelateerd aan ipilimumab, meestal tijdens of na eerdere behandeling met een PD-1 of PD-L1 remmer; in het algemeen is een behandeling met corticosteroïden afdoende.
Onderzoeksgegevens: de veiligheid en werkzaamheid zijn verder niet of onvoldoende onderzocht bij:
- verminderde lever- of nierfunctie;
- kinderen < 12 jaar;
- in combinatie met nivolumab bij kinderen < 18 jaar, behalve bij kinderen ≥ 12 jaar met melanoom;
- oculair melanoom, primair CNS melanoom, mucosaal melanoom;
- actieve hersenmetastasen;
- aanwezige infectie met HIV, hepatitis B of C;
- RCC: patiënten met (een voorgeschiedenis van) hersenmetastasen, een actieve auto-immuunziekte of systemische behandeling met immunosuppressiva;
- NSCLC: patiënten met (een voorgeschiedenis van) hersenmetastasen, actieve auto-immuunziekte, symptomatische interstitiële longziekte, systemische behandeling met immunosuppressiva, die eerder zijn behandeld voor gevorderde ziekte of met tumoren met sensibiliserende EGFR-mutaties of ALK-translocaties;
- MPM: patiënten met primitief peritoneaal, pericardiaal, testis- of tunica vaginalis mesothelioom, interstitiële longziekte, actieve auto-immuunziekte, systemische behandeling met immunosuppressiva en hersenmetastasen (tenzij operatief gereseceerd of behandeld met stereotaxische radiotherapie en geen evolutie binnen 3 maanden vóór incusie in de studie);
- dMMR of MSI-H CRC: patiënten met een baseline performance score ≥ 2, actieve hersenmetastasen of leptomeningeale metastasen, actieve auto-immuunziekte of systemische behandeling met immunosuppressiva;
- OSCC: patiënten met een 'baseline performance score' ≥ 2, voorgeschiedenis van hersenmetastasen, actieve auto-immuunziekte, systemische behandeling met immunosuppressiva of een hoog risico op bloedingen of fistels als gevolg van aantoonbare doorbraak van de tumor naar organen grenzend aan het oesofaguscarcinoom.
Waarschuwingen en voorzorgen
Pertuzumab uitsluitend gebruiken bij patiënten met een HER2–positieve tumor. De noodzakelijke testen laten uitvoeren in een gespecialiseerd laboratorium.
Linkerventrikeldisfunctie (LVEF) is gemeld bij geneesmiddelen die de werking van HER2 blokkeren, waaronder pertuzumab. De incidentie van symptomatische systolische linkerventrikeldisfunctie (congestief hartfalen) is hoger bij behandeling met pertuzumab+trastuzumab+chemotherapie dan bij trastuzumab+chemotherapie alleen. De kans hierop is mogelijk groter bij een eerdere behandeling met antracyclinen of radiotherapie van het mediastinum. Pertuzumab is niet onderzocht bij patiënten met: een LVEF ≤ 50% voorafgaand aan de behandeling, een voorgeschiedenis van congestief hartfalen, een LVEF–daling tot < 50% tijdens eerdere adjuvante behandeling met trastuzumab, aandoeningen die de linkerventrikelfunctie kunnen aantasten (bv. slecht controleerbare hypertensie, recent doorgemaakt myocardinfarct, ernstige hartritmestoornis die moet worden behandeld), en een eerdere cumulatieve antracyclineblootstelling van > 360 mg/m² doxorubicine of een equivalent daarvan. Bepaal de LVEF voorafgaand aan de behandeling en vervolgens éénmalig bij een neoadjuvante behandeling of elke 12 weken bij gemetastaseerd mammacarcinoom en bij een adjuvante behandeling. Zie voor de voorwaarden voor (tijdelijk) staken van de behandeling de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2).
Infusiereacties:gevallen met een fatale afloop zijn gemeld. De patiënt gedurende ten minste 60 min na het begin van de eerste infusie en gedurende ten minste 30–60 min na het begin van de vervolginfusies controleren op infusiegerelateerde symptomen. Bij het optreden van een infusiereactie de infusiesnelheid vertragen of de infusie onderbreken en zonodig de symptomen behandelen. De infusie hervatten als de symptomen afnemen.
Overgevoeligheidsreacties (incl. anafylaxie): controleer de patiënt nauwlettend op overgevoeligheidsreacties; ernstige overgevoeligheid, waaronder anafylaxie en gevallen met een fatale afloop zijn gemeld. Bij de NCI–CTCAE graad 4 overgevoeligheidsreactie, bronchospasmen of acute-respiratory-distresssyndroom (ARDS) de behandeling onmiddellijk en definitief staken.
Diarree: kan ernstig zijn en komt het vaakst voor bij gelijktijdige behandeling van pertuzumab met een taxaan. Ouderen hebben meer kans op diarree. Overweeg een vroege interventie met loperamide, vocht en elektrolyten, vooral bij ouderen en bij ernstige of langdurige diarree. Overweeg de behandeling tijdelijk te staken indien dit onvoldoende helpt.
Bij de combinatiebehandeling pertuzumab, trastuzumab én docetaxel is er meer kans op febriele neutropenie, vooral tijdens de eerste drie behandelcycli; deze kan samenhangen met mucositis en diarree. Een pro–actieve behandeling met anti-diarreemiddelen is aan te raden.
Huiduitslag komt vooral voor tijdens de eerste twee cycli (meestal graad 1 of 2); deze reageren in het algemeen goed op topicale of orale acnebehandeling.
Onderzoeksgegevens: de werkzaamheid en veiligheid bij verminderde leverfunctie en bij ernstig verminderde nierfunctie zijn niet vastgesteld. Er zijn relatief weinig gegevens bij ouderen > 75 jaar. Er is geen relevante toepassing bij kinderen (< 18 j.).
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met obinutuzumab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met trastuzumab emtansine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met ipilimumab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Humaan immunoglobuline G4 (IgG4) monoklonaal antilichaam, geproduceerd in ovariumcellen van de Chinese hamster met behulp van recombinant-DNA-techniek. Cemiplimab bindt zich aan de geprogrammeerde celdood-1(PD-1)-receptor en voorkómt daardoor de interactie tussen de PD-1-receptor en de liganden PD-L1 en PD-L2, die tot expressie kunnen komen in tumoren of andere cellen in de micro-omgeving van de tumor. Hechting van PD-1 aan deze liganden zorgt voor de remming van T-cel-proliferatie en secretie van cytokinen. Door blokkering hiervan maakt cemiplimab T-celrespons mogelijk, waaronder anti-tumorrespons.
Kinetische gegevens
Metabolisering | (waarschijnlijk) op dezelfde wijze als endogeen IgG via katabolische routes tot kleine peptiden en aminozuren. |
T 1/2el | ca. 20,3 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Obinutuzumab is een recombinant gehumaniseerd monoklonaal IgG1–antilichaam type II anti-CD20, geproduceerd in een ovariumcellijn van de Chinese hamster. Richt zich specifiek op CD20-transmembraan-antigeen op het oppervlak van maligne en niet-maligne voorloper- en rijpe B-lymfocyten en induceert celdood. De glyco-engineering van het Fc-gedeelte van obinutuzumab leidt tot een hogere affiniteit voor FcγRIII-receptoren op immuuneffectorcellen zoals NK-cellen, macrofagen en monocyten.
Kinetische gegevens
Overig | de distributie is hoofdzakelijk beperkt tot het bloedplasma en interstitieel vocht. |
Metabolisering | zoals de meeste antilichamen via biodegradatie tot kleine peptiden of aminozuren. |
T 1/2el | ca. 26 dagen (bij CLL), 37 dagen (bij FL). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Antilichaam-geneesmiddelconjugaat, bestaande uit trastuzumab – een gehumaniseerd monoklonaal IgG1-antilichaam gericht tegen de humane epidermale groeifactor-receptor-2 (HER2) – en het covalent gebonden mertansine (DM1), wat een zeer krachtige microtubulineremmer is. Na binding aan HER2 ondergaat trastuzumab-emtansine receptorgemedieerde internalisatie en daarop volgt lysosomale afbraak. Hierbij komen DM1-bevattende cytotoxische katabolieten vrij, die celdood induceren door remming van de tubulinepolymerisatie.
Kinetische gegevens
Metabolisering | via proteolyse in cellulaire lysosomen tot de katabolieten MCC-DM1, Lys-MCC-DM1 en DM1. DM1 wordt hoofdzakelijk gemetaboliseerd door CYP3A4 en in mindere mate door CYP3A5. |
Eliminatie | vnl. met de feces (katabolieten). |
T 1/2el | ca. 4 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Volledig humaan monoklonaal antilichaam (IgG1κ), geproduceerd in een cellijn van ovariumcellen van de Chinese hamster. Cytotoxisch T-lymfocyt antigeen-4 (CTLA-4) is een negatieve regulator van T-celactivering. Ipilimumab is een T-cel-stimulator die specifiek het remmende signaal van CTLA-4 blokkeert, wat leidt tot T-cel activatie, proliferatie en lymfocyteninfiltratie in tumoren, met tumorceldood als gevolg.
Kinetische gegevens
V d | ca. 0,11 l/kg. |
T 1/2el | ca. 15 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Recombinant gehumaniseerd monoklonaal IgG1–antilichaam, geproduceerd in Chinese hamsterovariumcellen. Pertuzumab richt zich specifiek op het extracellulaire dimerisatiedomein van het humane epidermale groeifactorreceptor 2 (HER2)-eiwit. Hiermee remt pertuzumab de ligandafhankelijke intracellulaire signaaltransductie via twee belangrijke signaalcascades, namelijk die via mitogeen geactiveerd–proteïnekinase (MAP–kinase) en via fosfoïnositide 3–kinase (PI3–kinase), wat uiteindelijk leidt tot remming van de celgroei en tot apoptose.
Kinetische gegevens
Metabolisering | zoals de meeste antilichamen via biodegradatie tot kleine peptiden of aminozuren. |
T 1/2el | ca. 18 dagen (mediaan). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
cemiplimab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (intraveneus) (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- sacituzumab govitecan (L01FX17) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- talquetamab (L01FX29) Vergelijk
- teclistamab (L01FX24) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk
Groepsinformatie
obinutuzumab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (intraveneus) (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- sacituzumab govitecan (L01FX17) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- talquetamab (L01FX29) Vergelijk
- teclistamab (L01FX24) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk
Groepsinformatie
trastuzumab-emtansine hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (intraveneus) (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- sacituzumab govitecan (L01FX17) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- talquetamab (L01FX29) Vergelijk
- teclistamab (L01FX24) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
Groepsinformatie
ipilimumab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (intraveneus) (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- sacituzumab govitecan (L01FX17) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- talquetamab (L01FX29) Vergelijk
- teclistamab (L01FX24) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk
Groepsinformatie
pertuzumab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (intraveneus) (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- sacituzumab govitecan (L01FX17) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- talquetamab (L01FX29) Vergelijk
- teclistamab (L01FX24) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk