Samenstelling
Libtayo XGVS Aanvullende monitoring Genzyme Europe bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 50 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 7 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Tecentriq Aanvullende monitoring Roche Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 60 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 14 ml (= 840 mg), flacon 20 ml (= 1200 mg)
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Voor dit geneesmiddel is geen advies vastgesteld. Voor de behandeling van plaveiselcelcarcinoom van de huid staat op oncoline.nl de geldende behandelrichtlijn (2018).
Advies
Voor atezolizumab bij urotheelcelcarcinoom van de urinewegen na eerdere platinumbevattende chemotherapie staat het advies van commissie BOM (2018) op NVMO.org. De geldende behandelrichtlijn voor gevorderd of gemetastaseerd urotheelcarcinoom van de blaas staat op oncoline.nl.
Voor atezolizumab bij eerder behandeld, gevorderd NSCLC (2018) en gemetastaseerd, niet-plaveiselcellig NSCLC (2019) staan de adviezen van commissie BOM op NVMO.org. De geldende behandelrichtlijn voor gevorderd of gemetastaseerd NSCLC staat op oncoline.nl.
Voor atezolizumab bij 'extensive stage' SCLC in combinatie met chemotherapie staat het advies van commissie BOM (2019) op NVMO.org. De geldende behandelrichtlijn voor 'extensive stage' Kleincellig longcarcinoom staat op oncoline.nl.
De geldende behandelrichtlijn voor triple negatieve borstkanker staat onder adjuvante systemische therapie/chemo/HER2-negatieve borstkanker op oncoline.nl.
Indicaties
- Gemetastaseerd of lokaal gevorderd cutaan plaveiselcelcarcinoom (mCSCC of laCSCC) bij volwassenen als monotherapie, wanneer curatieve chirurgie of curatieve radiotherapie niet in aanmerking komt.
Indicaties
Lokaal gevorderd of gemetastaseerd urotheelcarcinoom (UC) als monotherapie bij volwassenen:
- na eerdere behandeling met platina-bevattende chemotherapie, of
- voor wie cisplatine ongeschikt is én bij wie de tumoren een PD-L1-expressie hebben van ≥ 5%.
Niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) bij volwassenen:
- als monotherapie bij lokaal gevorderde of gemetastaseerde ziekte na eerdere behandeling met chemotherapie. Bij EGFR-activerende mutaties of ALK-positieve mutaties eerst doelgerichte therapieën geven vóórdat een behandeling met atezolizumab wordt gestart.
- in combinatie met bevacizumab, paclitaxel en carboplatine als eerstelijnsbehandeling van gemetastaseerd niet-plaveiselcel NSCLC. Bij EGFR-activerende mutaties of ALK-positieve mutaties deze combinatie alléén starten na falen van geschikte doelgerichte therapie.
- in combinatie met NAB-paclitaxel (Abraxane) en carboplatine als eerstelijnsbehandeling van niet-plaveiselcel NSCLC, zónder dat sprake is van EGFR-activerende mutaties of ALK-positieve mutaties.
Extensive-stage kleincellig longcarcinoom (ES-SCLC) bij volwassenen:
- in combinatie met carboplatine en etoposide als eerstelijnsbehandeling.
Triple negatieve borstkanker (TNBC) bij volwassenen:
- in combinatie met nab-paclitaxel (Abraxane) bij inoperabele, lokaal gevorderde of gemetastaseerde ziekte, bij wie de tumoren een PD-L1-expressie hebben van ≥ 1% en die niet eerder zijn behandeld met chemotherapie voor gemetastaseerde ziekte.
Dosering
Gemetastaseerd of lokaal gevorderd cutaan plaveiselcelcarcinoom:
Volwassenen (incl. ouderen):
350 mg elke 3 weken via i.v. infusie gedurende 30 min. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Verminderde nierfunctie: er is geen dosisaanpassing nodig. Er zijn weinig gegevens over het gebruik bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min), zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Verminderde leverfunctie: bij een licht verminderde leverfunctie (totaal bilirubine 1,0–1,5 × ULN en elke ASAT-waarde) is geen dosisaanpassing nodig. Er kan geen doseringsadvies worden gegeven bij een matig tot ernstig verminderde leverfunctie vanwege onvoldoende gegevens.
Ernstige bijwerkingen: zie voor de richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (infusiereacties, pneumonitis, nefritis, hepatitis, colitis, hypofysitis, hypo- of hyperthyroïdie, bijnierinsufficiëntie, diabetes mellitus type I, infusiegerelateerde bijwerkingen, huidreacties, overige immuungerelateerde bijwerkingen) en voor de behandeling van deze bijwerkingen de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabel 1, en rubriek 4.4). Dosisverlaging van cemiplimab wordt niet aanbevolen.
Toedieningsinformatie: het concentraat verdunnen met NaCl-oplossing 0,9 % of glucose-oplossing 5% tot een concentratie van 1 tot 20 mg/ml. Toedienen via i.v. infusie gedurende 30 min via een intraveneuze lijn met steriele, pyrogeenvrij, inline- of add-onfilter met geringe eiwitbinding (poriegrootte 0,2 tot 5 micron).
Dosering
Dosisverlaging van atezolizumab wordt niet aanbevolen.
Overweeg premedicatie met antipyretica en antihistaminica tegen infusiegerelateerde bijwerkingen.
lokaal gevorderd of gemetastaseerd urotheelcarcinoom of NSCLC:
Volwassenen (incl. ouderen):
Monotherapie: er zijn drie doseerschema's mogelijk: i.v. infusie: 840 mg elke 2 weken óf 1200 mg elke 3 weken óf 1680 mg elke 4 weken óf 1200 mg elke 3 weken. De aanvangsdosis toedienen gedurende 60 min. Als de eerste infusie goed wordt verdragen, dan kunnen de daarop volgende infusies worden toegediend in 30 min. De behandeling voortzetten tot verlies van klinisch voordeel of onaanvaardbare toxiciteit.
Niet-plaveiselcel NSCLC in combinatie met bevacizumab, paclitaxel en carboplatine:
Volwassenen (incl. ouderen):
Inductiefase: i.v. infusie: 1200 mg, gevolgd door bevacizumab, paclitaxel en daarna carboplatine, elke 3 weken gedurende 4–6 cycli. Zie voor doseringen van bevacizumab, paclitaxel en carboplatine bevacizumab, paclitaxel en carboplatine.
Onderhoudsfase: na de inductiefase volgt de onderhoudsfase zónder chemotherapie: i.v. infusie: 1200 mg, gevolgd door bevacizumab, elke 3 weken. De behandeling voortzetten tot verlies van klinisch voordeel of onaanvaardbare toxiciteit.
Niet-plaveiselcel NSCLC in combinatie met NAB-paclitaxel en carboplatine:
Volwassenen (incl. ouderen):
Inductiefase: i.v. infusie: 1200 mg, gevolgd door NAB-paclitaxel en carboplatine op dag 1, elke 3 weken gedurende 4–6 cycli. Dien NAB-paclitaxel óók op dag 8 en 15 toe.
Onderhoudsfase: na de inductiefase volgt de onderhoudsfase zónder chemotherapie: 1200 mg via i.v. infusie, elke 3 weken. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit. Voortzetten van de behandeling ná ziekteprogressie kan worden overwogen.
'Extensive-stage' kleincellig longcarcinoom:
Volwassenen (incl. ouderen):
Inductiefase: i.v. infusie: 1200 mg, gevolgd door carboplatine en daarna etoposide op dag 1, elke 3 weken gedurende 4 cycli. Dien etoposide óók toe op dag 2 en 3.
Onderhoudsfase: na de inductiefase volgt de onderhoudsfase zónder chemotherapie: 1200 mg via i.v. infusie, elke 3 weken. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit. Voortzetten van de behandeling ná ziekteprogressie kan worden overwogen.
Triple negatieve borstkanker:
Volwassenen (incl. ouderen):
i.v. infusie: 840 mg, gevolgd door NAB-paclitaxel 100 mg/m² lichaamsoppervlakte. De cyclusduur is 28 dagen: dien atezolizumab toe op dag 1 en 15 en NAB-paclitaxel op dag 1, 8 en 15. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Nierfunctiestoornis: bij licht tot matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 30 ml/min) is geen dosisaanpassing nodig. Er kan geen doseeradvies worden gegeven over het gebruik bij ernstig verminderde nierfunctie vanwege onvoldoende gegevens.
Leverfunctiestoornis: bij licht verminderde leverfunctie (bilirubine ≤ ULN en ASAT > ULN, óf bilirubine 1,0–1,5 × ULN en elke ASAT) is geen dosisaanpassing nodig. Er kan geen doseeradvies worden gegeven over het gebruik bij matig en ernstig verminderde leverfunctie (bilirubine ≥ 1,5× ULN) vanwege onvoldoende gegevens.
Ernstige bijwerkingen: zie voor de richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (pneumonitis, myocarditis, nefritis, hepatitis, colitis, pancreatitis, endocrinopathieën, infusiegerelateerde bijwerkingen, huiduitslag, neurologische bijwerkingen, overige immuungerelateerde bijwerkingen) en voor de behandeling van deze bijwerkingen de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, o.a. tabel 1, en rubriek 4.4). Dosisverlaging van atezolizumab wordt niet aanbevolen.
Gemiste dosis: een gemiste dosis zo snel mogelijk alsnog toedienen. Het toedieningsschema dan zó aanpassen dat de tijd tussen de doses 3 weken blijft.
Toedieningsinformatie: het concentraat toevoegen aan 250 ml 0,9% NaCl-oplossing; 1 ml bevat dan ca. 4,4 mg atezolizumab. De infusievloeistof na bereiding onmiddellijk i.v. toedienen over een periode van 60 min. Als de eerste infusie goed wordt verdragen, dan kunnen de daarop volgende infusies worden toegediend in 30 min.
Bijwerkingen
Een aantal bijwerkingen hebben een immuungerelateerde achtergrond. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Zeer vaak (> 10%): diarree (incl. colitis). Vermoeidheid (incl. asthenie). Jeuk, huiduitslag (bv. erythemateus, maculeus, maculo-papuleus, bulleus; dermatitis, pemfigoïd, psoriasis).
Vaak (1-10%): infusiereactie. Pneumonitis, dyspneu. Stomatitis. Hepatitis. Artralgie, myalgie, artritis. Hypothyroïdie, hyperthyroïdie. Stijging waarden in bloed van ALAT, ASAT, alkalische fosfatase en creatinine.
Soms (0,1-1%): myocarditis, pericarditis. Vasculitis, immuungemedieerde trombocytopenie (ITP), Sjögren-syndroom. Keratitis. Perifere neuropathie, chronische inflammatoire demyeliniserende polyradiculoneuropathie, meningitis, encefalitis, Guillain-Barré-syndroom, paraneoplastische encefalomyelitis, myasthenia gravis. Spierzwakte, polymyalgia rheumatica (PMR). Nefritis. Thyroïditis, hypofysitis, bijnierinsufficiëntie, diabetes mellitus type I.
Zelden (0,01-01,1%): myositis.
Verder is gemeld: afstoting van getransplanteerde organen.
Bijwerkingen
Monotherapie
Zeer vaak (> 10%): dyspneu (bij ca. 21%), hoest. Misselijkheid (bij ca. 24%), braken, diarree (bij ca. 20%). Verminderde eetlust (bij ca. 26%). Urineweginfecties. Vermoeidheid (bij ca. 36%), asthenie, koorts (bij ca. 20%), hoofdpijn. Gewrichtspijn, rugpijn, spierpijn. Jeuk, huiduitslag (bij ca. 20%; waaronder erytheem, maculeuze of maculopapuleuze uitslag, papulosquameuze uitslag, pustuleuze uitslag, dermatitis (allergisch, bulleus, acneïform, exfoliatief, seborroïsch), folliculitis, steenpuist, acne, eczeem, hand-voetsyndroom, erythema multiforme).
Vaak (1-10%): hypotensie. Pneumonitis, hypoxie, verstopte neus, nasofaryngitis. Dysfagie, keelpijn, colitis, buikpijn. Hepatitis (incl. auto-immuunhepatitis). Infusiegerelateerde reactie (incl. cytokine release syndroom), griepachtige verschijnselen, rillingen. Overgevoeligheid. Droge huid. Hypothyroïdie (incl. thyroïditis). Trombocytopenie. Hypokaliëmie, hyponatriëmie, hyperglykemie. Stijging ALAT, ASAT. Stijging creatinine in het bloed.
Soms (0,1-1%): pancreatitis. Meningo-encefalitis, syndroom van Guillain-Barré, demyeliniserende polyneuropathie. Myositis (incl. rabdomyolyse). Hyperthyroïdie, diabetes mellitus, bijnierinsufficiëntie.
Zelden (0,01-0,1%): myocarditis. Nefritis (incl. Henoch-Schönlein-purpura-nefritis). Myastheen syndroom. Hypofysitis. Stijging serumamylase.
Combinatietherapie
Zeer vaak (> 10%): hypertensie. Dyspneu, hoesten, longinfectie (waaronder (tracheo-)bronchitis, pneumonie, infectieuze pleurale effusie, longabces, pyopneumothorax). Misselijkheid (bij ca. 36%), braken, diarree (bij ca. 29%), obstipatie (bij ca. 27%). Perifere neuropathie (bij ca. 28%; incl. polyneuropathie, herpes zoster), duizeligheid, hoofdpijn. Gewrichtspijn, rugpijn, spierpijn (bij ca. 21%). Jeuk, huiduitslag (bij ca. 28%; waaronder erytheem, maculeuze of maculopapuleuze uitslag, papulosquameuze uitslag, pustuleuze uitslag, dermatitis (allergisch, bulleus, acneïform, exfoliatief, seborroïsch), folliculitis, steenpuist, acne, eczeem, hand-voetsyndroom, erythema multiforme), alopecia (bij ca. 33%). Gewrichtspijn, spierpijn, rugpijn. Verminderde eetlust (bij ca. 25%). Vermoeidheid (bij ca. 35%), koorts, asthenie. Hypothyroïdie. Anemie (bij ca. 36%), trombocytopenie (bij ca. 24%), neutropenie (bij ca. 35%; incl. febriele neutropenie, neutropene sepsis), leukopenie.
Vaak (1-10%): syncope. Stomatitis, smaakstoornis. Dysfonie. Hypokaliëmie, hyponatriëmie, hypomagnesiëmie. Stijging ALAT, ASAT, alkalische fosfatase. Proteïnurie, stijging creatinine in het bloed.
Verder zijn gemeld: bloedneus, hemoptoë/longbloeding, CVA (met fataal verloop). Mucositis.
Verder zijn nog bijwerkingen mogelijk zoals vermeld bij atezolizumab monotherapie en bij bevacizumab, paclitaxel, carboplatine en etoposide.
Interacties
Doorgaans hebben monoklonale antilichamen geen groot potentieel voor geneesmiddelinteracties, omdat zij geen direct effect hebben op CYP-enzymen en geen substraten zijn van renale of hepatische transporters.
Vóór het starten van cemiplimab het gebruik van systemische corticosteroïden en andere immunosuppressiva (uitgezonderd fysiologische doses systemische corticosteroïden (≤ 10 mg/dag prednison of equivalent)) vermijden, in verband met mogelijke beïnvloeding van de farmacodynamiek en werkzaamheid. Ná het starten van cemiplimab kunnen systemische corticosteroïden en andere immunosuppressiva echter wél gebruikt worden om immuungerelateerde bijwerkingen te bestrijden.
Interacties
Doorgaans hebben monoklonale antilichamen geen groot potentieel voor geneesmiddelinteracties, omdat zij geen direct effect hebben op CYP-enzymen en geen substraat zijn van renale of hepatische transporters.
Vóór het starten van atezolizumab het gebruik van systemische corticosteroïden en andere immunosuppressiva vermijden, in verband met mogelijke beïnvloeding van de farmacodynamiek en werkzaamheid. Ná het starten van atezolizumab kunnen systemische corticosteroïden en andere immunosuppressiva echter wél gebruikt worden om immuungerelateerde bijwerkingen te bestrijden. Patiënten die systemische immunosuppressiva binnen 2 weken, systemische immunostimulantia binnen 4 weken of een levend verzwakt vaccin binnen 28 dagen toegediend hadden gekregen voorafgaand aan deelname aan het onderzoek, werden uitgesloten van klinische onderzoeken.
Zwangerschap
Humaan IgG passeert geleidelijk in toenemende mate tijdens het 2e en 3e trimester de placenta.
Teratogenese: Bij de mens onbekend. Bij dieren resulteert remming van de Pd-L1/PD-1 signaalroute in immuungerelateerde afstoting van de zich ontwikkelende foetus met foetaal overlijden tot gevolg. Op grond van het werkingsmechanisme wordt daarom een toename in aantal abortussen of doodgeborenen verwacht.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 4 maanden na de therapie.
Zwangerschap
Monoklonale antilichamen passeren in geleidelijk toenemende mate tijdens het 2e en 3e trimester de placenta.
Teratogenese: Bij de mens onvoldoende gegevens. Bij dieren resulteert remming van de Pd-L1/PD-1 signaalroute in immuungerelateerde afstoting van de zich ontwikkelende foetus, met foetaal overlijden tot gevolg. Op grond van het werkingsmechanisme wordt daarom een toename in aantal abortussen of doodgeborenen verwacht.
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 5 maanden na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Vanwege de molecuulgrootte wordt geen passieve overgang van cemiplimab in de moedermelk verwacht. Het is onbekend of een actieve overgang plaatsvindt. Een nadelig effect op de zuigeling kan daarom niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden gedurende én tot ten minste 4 maanden na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Vanwege de molecuulgrootte wordt geen passieve overgang van atezolizumab in de moedermelk verwacht. Het is onbekend of een actieve overgang plaatsvindt.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel ontraden.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen relevante contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Immuungerelateerde bijwerkingen: controleer voortdurend tijdens én ook regelmatig na de therapie op het optreden van één of meer immuungerelateerde bijwerkingen (bv. pneumonitis, myocarditis, colitis, hepatitis, nefritis, endocrinopathie (o.a. hyper-/hypothyroïdie, bijnierinsufficiëntie, hypofysitis, diabetes mellitus type 1), huiduitslag, Guillain-Barrésyndroom, myastheen syndroom en meningo-encefalitis). Met het oog hierop ook voorafgaand aan de behandeling de nierfunctie, leverfunctie (ALAT, ASAT, bilirubine) en de schildklierfunctie controleren. Afhankelijk van de ernst van immuungerelateerde bijwerkingen de behandeling onderbreken of definitief staken en een behandeling starten met corticosteroïden en/of ondersteunende zorg (incl. zonodig hormoonvervangende therapie). Cemiplimab niet hervatten zolang immunosuppressieve doses corticosteroïden of andere immunosuppressiva worden gegeven (zie ook de rubriek Interacties).
Bij infusiereacties CTCAE-graad 1 of 2 de infusiesnelheid verlagen of de behandeling onderbreken; bij graad 3 of 4 de behandeling definitief staken. Bij graad 1 of 2 de toediening voortzetten/hervatten onder nauwlettende controle; overweeg premedicatie met antipyretica en antihistaminica.
Onderzoeksgegevens: er zijn geen gegevens over het gebruik bij kinderen (< 18 j.); er zijn geen gegevens over het gebruik bij matig tot ernstige leverfunctiestoornis (bilirubine > 1,5 × ULN en elke ASAT) en een ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min). Patiënten met de volgende aandoeningen werden uitgesloten van de klinische onderzoeken:
- (een voorgeschiedenis van) auto-immuunziekte waarvoor systemische therapie met immunosuppressiva nodig is gedurende de afgelopen 5 jaar;
- een voorgeschiedenis van solide-orgaantransplantatie;
- een voorgeschiedenis van pneumonitis gedurende de afgelopen 5 jaar;
- actieve hersenmetastasen;
- HIV-, hepatitis B- of hepatitis C-infectie;
- een ECOG-score ≥ 2;
- eerdere behandeling met een anti-PD-1/PD-L1 of met andere 'checkpoint'-remmers.
Waarschuwingen en voorzorgen
Immuungerelateerde bijwerkingen: controleer voortdurend tijdens én ook regelmatig na de therapie op het optreden van immuungerelateerde bijwerkingen (met name pneumonitis, myocarditis, colitis, hepatitis, pancreatitis, nefritis, endocrinopathie (o.a. hyper-/hypothyroïdie, bijnierinsufficiëntie, hypofysitis, diabetes mellitus type 1), huiduitslag, Guillain-Barré syndroom, myastheen syndroom en meningo-encefalitis). Met het oog hierop ook voorafgaand aan de behandeling de leverfunctie (ALAT, ASAT, bilirubine) en de schildklierfunctie controleren. De meeste immuungerelateerde bijwerkingen zijn reversibel na onderbreken van de behandeling en na starten met corticosteroïden en/of ondersteunende zorg. Na verbetering de behandeling met corticosteroïden langzaam afbouwen gedurende ten minste een maand. Overweeg andere immunosuppressiva indien geen verbetering optreedt. Atezolizumab niet hervatten zolang immunosuppressieve doses corticosteroïden of andere immunosuppressiva worden gegeven. De behandeling definitief staken bij elke terugkerende immuungerelateerde bijwerking van CTCAE-graad 3 en bij elke immuungerelateerde bijwerking van graad 4, behalve voor endocrinopathieën die onder controle kunnen worden gehouden met bijvoorbeeld hormoonvervangende therapie.
Bij infusiereacties CTCAE-graad 1 of 2 de infusiesnelheid verlagen of de behandeling onderbreken; bij graad 3 of 4 de behandeling definitief staken. Bij graad 1 of 2 de toediening voortzetten/hervatten onder nauwlettende controle; overweeg premedicatie met antipyretica en antihistaminica.
Onderzoeksgegevens: er zijn geen gegevens over de werkzaamheid en veiligheid bij kinderen (< 18 j.); er zijn weinig gegevens over het gebruik bij ouderen (combinatietherapie; ≥ 75 j.), matig tot ernstige leverfunctiestoornis (bilirubine > 1,5 × ULN en elke ASAT) en een ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min). Patiënten met de volgende aandoeningen werden uitgesloten van de klinische onderzoeken:
- een voorgeschiedenis van auto-immuunziekte;
- een voorgeschiedenis van pneumonitis;
- actieve hersenmetastasen;
- HIV-, hepatitis B- of hepatitis C-infectie;
- een ECOG-score ≥ 2 (bij NSCLC en tweedelijns UC; monotherapie);
- duidelijke tumorinfiltratie in de grote thoracale vaten of duidelijke holtevorming van pulmonale laesies (bij NSCLC; in combinatie met bevacizumab, paclitaxel en carboplatine);
- EGFR-mutaties die progressief waren na gebruik van erlotinib + bevacizumab (NSCLC; in combinatie met bevacizumab, paclitaxel en carboplatine).
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met atezolizumab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Humaan immunoglobuline G4 (IgG4) monoklonaal antilichaam, geproduceerd in ovariumcellen van de Chinese hamster met behulp van recombinant-DNA-techniek. Cemiplimab bindt zich aan de geprogrammeerde celdood-1(PD-1)-receptor en voorkómt daardoor de interactie tussen de PD-1-receptor en de liganden PD-L1 en PD-L2, die tot expressie kunnen komen in tumoren of andere cellen in de micro-omgeving van de tumor. Hechting van PD-1 aan deze liganden zorgt voor de remming van T-cel-proliferatie en secretie van cytokinen. Door blokkering hiervan maakt cemiplimab T-celrespons mogelijk, waaronder anti-tumorrespons.
Kinetische gegevens
Metabolisering | (waarschijnlijk) op dezelfde wijze als endogeen IgG via katabolische routes tot kleine peptiden en aminozuren. |
T 1/2el | ca. 19 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Atezolizumab is een Fc-gemodificeerd, gehumaniseerd IgG1 monoklonaal antilichaam, geproduceerd in ovariumcellen van de Chinese hamster door middel van recombinant-DNA-technologie. Bindt aan 'programmed death-ligand 1' (PD-L1), dat tot expressie kan komen op tumorcellen en/of tumorinfiltrerende cellen. Hierdoor worden zowel PD-1- als B7.1-receptoren geblokkeerd. Dit heft de PD-L1/PD-1-gemedieerde remming van de immuunrespons op en de antitumor-immuunrespons wordt op gang gebracht zonder inductie van antilichaam-afhankelijke cellulaire cytotoxiciteit. Atezolizumab heeft géén invloed op de Pd-L2/PD-1-interactie.
Kinetische gegevens
Overig | stabiele spiegels worden na 6–9 weken (2 tot 3 cycli) bereikt. |
Metabolisering | biodegradatie tot kleine peptiden of aminozuren. |
T 1/2el | ca. 27 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
cemiplimab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- atezolizumab (L01XC32) Vergelijk
- avelumab (L01XC31) Vergelijk
- bevacizumab (L01XC07) Vergelijk
- blinatumomab (L01XC19) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01XC12) Vergelijk
- cetuximab (L01XC06) Vergelijk
- daratumumab (L01XC24) Vergelijk
- durvalumab (L01XC28) Vergelijk
- elotuzumab (L01XC23) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01XC05) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01XC26) Vergelijk
- ipilimumab (L01XC11) Vergelijk
- isatuximab (L01XC38) Vergelijk
- nivolumab (L01XC17) Vergelijk
- obinutuzumab (L01XC15) Vergelijk
- panitumumab (L01XC08) Vergelijk
- pembrolizumab (L01XC18) Vergelijk
- pertuzumab (L01XC13) Vergelijk
- ramucirumab (L01XC21) Vergelijk
- rituximab (L01XC02) Vergelijk
- trastuzumab (L01XC03) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01XC14) Vergelijk
Groepsinformatie
atezolizumab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- avelumab (L01XC31) Vergelijk
- bevacizumab (L01XC07) Vergelijk
- blinatumomab (L01XC19) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01XC12) Vergelijk
- cemiplimab (L01XC33) Vergelijk
- cetuximab (L01XC06) Vergelijk
- daratumumab (L01XC24) Vergelijk
- durvalumab (L01XC28) Vergelijk
- elotuzumab (L01XC23) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01XC05) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01XC26) Vergelijk
- ipilimumab (L01XC11) Vergelijk
- isatuximab (L01XC38) Vergelijk
- nivolumab (L01XC17) Vergelijk
- obinutuzumab (L01XC15) Vergelijk
- panitumumab (L01XC08) Vergelijk
- pembrolizumab (L01XC18) Vergelijk
- pertuzumab (L01XC13) Vergelijk
- ramucirumab (L01XC21) Vergelijk
- rituximab (L01XC02) Vergelijk
- trastuzumab (L01XC03) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01XC14) Vergelijk