Samenstelling
Taloxa Organon Pharma BV
- Toedieningsvorm
- Suspensie
- Sterkte
- 120 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 230 ml
- Toedieningsvorm
- Tablet 'Tabs'
- Sterkte
- 600 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Chloralhydraat Drank/Klysma FNA Formularium der Nederlandse Apothekers
- Toedieningsvorm
- Drank
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Toedieningsvorm
- Klysma
- Sterkte
- 50 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 100 ml
- Toedieningsvorm
- Klysma
- Sterkte
- 150 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 100 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Mysoline SERB SA
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 250 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Topamax Janssen-Cilag bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 25 mg, 100 mg, 200 mg
- Toedieningsvorm
- Capsule 'Sprinkle'
- Sterkte
- 15 mg, 25 mg, 50 mg
Topiramaat Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 25 mg, 50 mg, 100 mg, 200 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Felbamaat is bij Lennox-Gastautsyndroom één van de laatste therapeutische opties omdat het minder veilig is en minder goed wordt verdragen dan andere anti-epileptica.
Felbamaat is bij andere vormen van epilepsie niet geïndiceerd.
Advies
(Dreigende) status epilepticus: Geef bij een epileptisch insult dat langer dan vijf minuten duurt midazolam nasaal, buccaal of intramusculair. Herhaal dit wanneer er vijf minuten na toediening nog symptomen zijn en verwijs met spoed naar de tweedelijnszorg. Diazepam rectiole is tweede keus, maar kan in de thuissituatie eerste keus zijn als noodmedicatie.
Chloralhydraat heeft geen plaats bij status epilepticus.
Bij slapeloosheid is er geen plaats voor chloralhydraat, vanwege het risico van toxiciteit bij overdosering en de beschikbaarheid van voldoende alternatieven.
Voor het gebruik van chloralhydraat bij sedatie bij kinderen, zie Richtlijn Sedatie en/of analgesie (PSA) bij kinderen.
Advies
Bij focale (voorheen partiële) epilepsie heeft als onderhoudsbehandeling lamotrigine de voorkeur. Lacosamide en levetiracetam zijn geschikte alternatieven. Op basis van patiëntkenmerken kunnen carbamazepine, oxcarbazepine, topiramaat, valproïnezuur of zonisamide worden overwogen. Kies als adjuvante behandeling bij voorkeur een van de volgende middelen: brivaracetam, carbamazepine, lacosamide, lamotrigine, levetiracetam, oxcarbazepine, perampanel, topiramaat of valproaat. Geef bij voorkeur middelen met een verschillend werkingsmechanisme.
Bij gegeneraliseerde tonisch-klonische aanvallen zonder myoklonieën zijn lamotrigine, levetiracetam en valproïnezuur middelen van eerste keus als onderhoudsbehandeling. Bij gegeneraliseerde tonisch-klonische aanvallen met myoklonieën zijn levetiracetam en valproïnezuur eerste keus. Clobazam (alleen als ‘add-on’), perampanel en topiramaat zijn bij gegeneraliseerde epilepsie alternatieven bij contra-indicaties voor de eerstekeusmiddelen of als deze onvoldoende effectief zijn.
Primidon is een middel van laatste keus; het wordt in het lichaam grotendeels omgezet in fenobarbital.
Advies
Bij focale (voorheen partiële) epilepsie heeft als onderhoudsbehandeling lamotrigine de voorkeur. Lacosamide en levetiracetam zijn geschikte alternatieven. Op basis van patiëntkenmerken kunnen carbamazepine, oxcarbazepine, topiramaat, valproïnezuur of zonisamide worden overwogen. Kies als adjuvante behandeling bij voorkeur een van de volgende middelen: brivaracetam, carbamazepine, lacosamide, lamotrigine, levetiracetam, oxcarbazepine, perampanel, topiramaat of valproaat. Geef bij voorkeur middelen met een verschillend werkingsmechanisme.
Bij gegeneraliseerde tonisch-klonische aanvallen zonder myoklonieën zijn lamotrigine, levetiracetam en valproïnezuur middelen van eerste keus als onderhoudsbehandeling. Bij gegeneraliseerde tonisch-klonische aanvallen met myoklonieën zijn levetiracetam en valproïnezuur eerste keus. Clobazam (alleen als ‘add-on’), perampanel en topiramaat zijn bij gegeneraliseerde epilepsie alternatieven bij contra-indicaties voor de eerstekeusmiddelen of als deze onvoldoende effectief zijn.
Als profylaxe van episodische migraine zijn metoprolol en candesartan (offlabel) middelen van eerste keus. Vervolgens komt amitriptyline als alternatief in aanmerking en in de tweedelijnszorg ook de anti-epileptica, topiramaat of valproïnezuur (alleen bij mannen, offlabel). Bij profylaxe van chronische migraine in geval van medicatieovergebruikshoofdpijn eerst stoppen met het gebruik van alle hoofdpijnmedicatie gedurende 2–3 maanden (detoxificatie). Herevalueer na detoxificatie de primaire hoofdpijndiagnose en start zo nodig profylaxe voor episodische migraine of, indien toch sprake is van chronische migraine, met topiramaat of valproïnezuur (in de tweedelijnszorg).
Offlabel: Sumatriptan s.c. en medicinale zuurstof zijn eerstekeusmiddelen voor de aanvalsbehandeling van clusterhoofdpijn. Verapamil is middel van eerste keus voor de onderhoudsbehandeling van clusterhoofdpijn.
Indicaties
- Adjuvante behandeling bij het syndroom van Lennox-Gastaut bij falen van alle beschikbare anti-epileptica bij kinderen van 4 jaar of ouder.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Offlabel: Status epilepticus bij kinderen.
- Offlabel: Als sedativum of premedicatie, bijvoorbeeld bij diagnostisch onderzoek of niet-pijnlijke ingrepen bij kinderen.
De offlabel-toepassing bij slaapstoornissen wordt afgeraden.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Alle vormen van epilepsie, met name gegeneraliseerde tonisch-klonische aanvallen en focale (voorheen partiële) epilepsie, met uitzondering van absences.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Epilepsie:
- monotherapie bij volwassenen en kinderen > 6 jaar bij focale (voorheen partiële) aanvallen van epilepsie met of zonder secundaire gegeneraliseerde aanvallen en primair gegeneraliseerde tonisch-klonische aanvallen;
- adjuvante therapie bij kinderen van 2 jaar en ouder en volwassenen met focale aanvallen met of zonder secundaire generalisatie of met primair gegeneraliseerde tonisch-klonische aanvallen en voor de behandeling van aanvallen die samenhangen met het Lennox-Gastautsyndroom.
- Migraineprofylaxe:
- bij volwassenen na zorgvuldige evaluatie van mogelijke alternatieve behandelingsopties.
- Offlabel: Profylaxe clusterhoofdpijn.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Bij gelijktijdig gebruik met carbamazepine, fenytoïne, fenobarbital of valproïnezuur moet de dosering van die stof met 20–30% worden verlaagd bij aanvang van de behandeling met felbamaat.
Adjuvante behandeling bij het syndroom van Lennox-Gastaut:
Kinderen: 4–14 jaar:
Begindosering 7,5 mg/kg lichaamsgewicht per dag tot 15 mg/kg per dag in 2–3 giften.
De dagdosering kan met intervallen van ten minste 1 week met 7,5–15 mg/kg worden verhoogd tot max. 45 mg/kg per dag; max. 3600 mg per dag. De onderhoudsdosering moet worden verdeeld in 3–4 giften.
Ouder dan 14 jaar:
Begindosering 600–1200 mg (= 5–10 ml suspensie) per dag in 2–3 giften; met intervallen van ongeveer 1 week kan deze met 600–1200 mg worden verhoogd tot max. 3600 mg per dag in 3–4 giften.
Bij verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 50 ml/min): begindosis halveren en vervolgens voorzichtig de dosis aanpassen.
Toediening: De suspensie goed schudden voor gebruik en doseren met de meegeleverde doseerspuit met maatverdeling van 0,1 ml; het streepje van 0,1 ml is geschikt voor het afmeten van 12 mg, het streepje van 0,5 ml voor 60 mg en het streepje van 5,0 ml voor 600 mg felbamaat.
De breukstreep is alleen bedoeld voor breken om het inslikken makkelijker te maken en niet om in gelijke doses te verdelen.
Doseringen
Offlabel: Status epilepticus
Kinderen
Volgens het Kinderformularium van het NKFK: Neonaten, aterme: Oraal/rectaal: 30 mg/kg lichaamsgewicht eenmalig. Indien nodig na 30 min herhalen met 15–30 mg/kg/dosis.
Volgens het Kinderformularium van het NKFK: Kinderen van 1–12 maanden: Oraal/rectaal: 50 mg/kg per keer. Zo nodig na 30 min herhalen met 25 mg/kg per keer, max. 1000 mg per keer.
Volgens het Kinderformularium van het NKFK: Kinderen vanaf 1 jaar: Oraal/rectaal: 50 mg/kg lichaamsgewicht per keer. Zo nodig na 30 min herhalen met 25–50 mg/kg per keer, max. 2000 mg per keer.
Offlabel: Als sedativum of premedicatie, bijvoorbeeld bij diagnostisch onderzoek of niet-pijnlijke ingrepen
Kinderen
Volgens het Kinderformularium van het NKFK: Neonaten, aterme: Oraal/Rectaal: 30 mg/kg lichaamsgewicht eenmalig. Indien nodig na 30 min herhalen met 15–30 mg/kg/dosis.
Volgens het Kinderformularium van het NKFK: Kinderen van 1–12 maanden: Oraal/rectaal: 50 mg/kg per keer. Zo nodig na 30 min herhalen met 25 mg/kg per keer, max. 1000 mg per keer.
Volgens het Kinderformularium van het NKFK: Kinderen vanaf 1 jaar: Oraal/rectaal: 50 mg/kg lichaamsgewicht per keer. Zo nodig na 30 min herhalen met 25–50 mg/kg per keer, max. 2000 mg per keer.
Verminderde nierfunctie
- Creatinineklaring < 50 ml/min: Zowel bij kinderen > 3 maanden (volgens het NKFK) als volwassenen: voorzichtigheidshalve niet gebruiken.
- Nierfunctievervangende therapie: Vermijd het gebruik bij intermitterende hemodialyse, continue venoveneuze hemodialyse (CVVH) en -hemo(dia)filtratie of peritoneale dialyse, vanwege het ontbreken van gegevens over de toepassing hierbij.
Toediening: De drank en klysma een kwartier vóór het slapen gaan toedienen. De drank verdund met water of melk innemen. De drank heeft een vieze smaak.
Doseringen
Bij dit geneesmiddel wordt (tevens) gedoseerd op geleide van de bloedspiegel; zie voor meer informatie hierover op Primidon van tdm-monografie.org.
Primidon wordt getitreerd. De onderhoudsdosering over 2 gelijke dagdelen verdelen. Vanwege het sedatieve effect 's avonds met de behandeling beginnen.
Epilepsie
Volwassenen en kinderen ≥ 9 jaar
Startdosis: 125 mg (halve tablet) 's avonds voor het slapen gaan; na 3 dagen de dosis verhogen tot 125 mg 2×/dag, vervolgens elke 3 dagen verhogen met 125 mg tot een dosis van 500 mg per dag. Daarna kan de dosis elke 3 dagen worden verhoogd met 250 mg per dag totdat de aanvallen wegblijven of de maximaal te verdragen dosis is bereikt, bij volwassenen tot 1500 mg.
Onderhoudsdosering per dag 750–1500 mg.
Kinderen < 9 jaar
Startdosis: 125 mg (halve tablet) 's avonds voor het slapen gaan. Daarna de dosis verhogen tot 125 mg 2×/dag, vervolgens elke 3 dagen verhogen met 125 mg tot 500 mg/dag. Daarna de dosis verhogen met 125 mg per dag totdat de aanvallen wegblijven of de maximaal te verdragen dosis is bereikt, bij kinderen tot 1000 mg.
Kinderen 6–9 jaar
Onderhoudsdosering: 750–1000 mg.
Kinderen 2–5 jaar
Onderhoudsdosering: 500–750 mg;
Kinderen < 2 jaar
Onderhoudsdosering: 250–500 mg.
Ouderen: er is geen dosisaanpassing nodig op basis van alleen de leeftijd
Bij verminderde nierfunctie: de dosis aanpassen op basis van klinische respons en bloedspiegel.
Bij verminderde leverfunctie: de dosis aanpassen op basis van klinische respons en bloedspiegel.
Overschakelen van andere anti-epileptica op primidon: Voeg primidon in lage dosering toe en verhoog de dosering geleidelijk totdat ten minste de helft van de onderhoudsdosering van primidon is bereikt; verlaag vervolgens geleidelijk de dosering van het oorspronkelijke anti-epilepticum, zodat niet eerder dan na 2 weken het oorspronkelijke middel geheel is gestaakt. Tijdens de dosisvermindering van het oorspronkelijke anti-epilepticum, kan een verhoging van de primidon-dosering nodig zijn. Indien fenobarbital het grootste deel uitmaakt van de oorspronkelijke anti-epilepticamedicatie, dient zowel het stoppen met fenobarbital en de substitutie met primidon sneller plaats te vinden. Toevoegen van primidon aan fenobarbital in plaats van substitutie is farmacologisch niet zinvol
Toediening: De tabletten in hun geheel met een glas water doorslikken. De onderhoudsdosering in twee gelijke giften 's morgens en 's avonds toedienen. Bij toediening van een oneven aantal tabletten geeft men de hoogste dosis 's avonds voor het slapen gaan. In bijzondere gevallen een grotere dosis geven vóór het tijdstip met de meeste aanvallen. Bij aanvallen die samenhangen met de menstruatie een geringe verhoging op het juiste tijdstip overwegen.
Doseringen
Bij dit geneesmiddel wordt (tevens) gedoseerd op geleide van de bloedspiegel; zie voor meer informatie hierover op Topiramaat van tdm-monografie.org.
Adjuvante therapie bij epilepsie
Volwassenen
Begindosering: 25–50 mg 's avonds gedurende 1 week. Op geleide van het klinisch beeld zo nodig elke 1–2 weken de dosis met 25–50 mg verhogen, waarbij de dosering wordt verdeeld over twee giften; soms volstaat inname 1×/dag. Minimaal effectieve dosis is 200 mg/dag.
Onderhoudsdosering gewoonlijk 200–400 mg/dag in twee doses.
Kinderen > 2 jaar
1–3 mg/kg lichaamsgewicht 's avonds gedurende de eerste week. Op geleide van het klinisch beeld elke 1–2 weken de dosis met 1–3 mg/kg verhogen, waarbij de dosering wordt verdeeld over twee giften. Aanbevolen streefdosis is 5–9 mg/kg/dag verdeeld over twee giften. Doseringen tot 30 mg/kg/dag zijn onderzocht en werden doorgaans goed verdragen.
Monotherapie epilepsie
Volwassenen
Begindosering: 25 mg 's avonds gedurende 1 week, vervolgens de dosis om de 1–2 weken met 25–50 mg verhogen op geleide van het klinisch resultaat, waarbij de dosering wordt verdeeld over twee giften. Aanbevolen dosering: 100–200 mg/dag verdeeld over twee giften, max. 500 mg per dag in twee giften. Bij refractaire vormen van epilepsie wordt soms 1000 mg/dag verdragen.
Kinderen > 6 jaar
0,5 mg/kg lichaamsgewicht 's avonds gedurende de eerste week. Op geleide van het klinisch beeld elke 1–2 weken de dosis met 0,5–1 mg/kg verhogen, waarbij de dosering wordt verdeeld over twee giften. Aanbevolen streefdosis is 100 mg/dag of 2 mg/kg/dag.
Migraineprofylaxe
Volwassenen
Begindosering: 25 mg elke avond gedurende 1 week, vervolgens de dosis elke week op geleide van het klinische effect verhogen met 25 mg/dag tot een onderhoudsdosering van 100 mg/dag verdeeld over twee giften; als de patiënt dit titratieschema niet verdraagt langere intervallen tussen de verhogingen aanhouden. Voor sommige patiënten is een onderhoudsdosering van 50 mg/dag voldoende, anderen hebben tot 200 mg/dag ontvangen.
Offlabel: Profylaxe van clusterhoofdpijn
Volwassenen
volgens de NVN-richtlijn Hoofdpijn, module Clusterhoofdpijn: Algemene inleiding (2023): 50 mg 2×/dag; max. 200 mg/dag.
Bij staken van de therapie: de dosering geleidelijk afbouwen: bij epilepsie is bij volwassenen ervaring met vermindering van de dagdosis met 50–100 mg per week en bij gebruik als migraineprofylaxe in doseringen tot 100 mg per dag met afbouwen met 25–50 mg per week.
Ouderen: er is geen dosisaanpassing nodig op basis van alleen de leeftijd.
Verminderde nierfunctie (creatinine klaring ≤ 70 ml/min): de helft van de gebruikelijke start- en onderhoudsdosering geven.
In geval van dialyse dient de dosis te worden aangepast: topiramaat wordt door hemodialyse uit het plasma verwijderd. De aanvullende dosis is ongeveer de helft van de dagelijkse dosis; deze wordt in verdeelde doses aan het begin en na dialyse gegeven.
Verminderde leverfunctie: wees voorzichtig bij matige tot ernstige leverinsufficiëntie, vanwege een verminderde klaring.
Toediening: de tabletten niet breken. De capsules kunnen worden opengemaakt en de inhoud (granulaat) kan met zacht voedsel worden doorgeslikt, zonder kauwen.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): infecties van de bovenste luchtwegen bij kinderen, misselijkheid, braken, abdominale pijn, dyspepsie, gewichtsverlies, anorexia, slapeloosheid/slaperigheid, ataxie, duizeligheid, hoofdpijn, dubbelzien, visusstoornissen, vermoeidheid.
Soms (0,1-1%): hypofosfatemie, spraakstoornissen, depressie, angst, huiduitslag, abnormale gang.
(Zeer) zelden (< 0,1%): bloeddyscrasieën (aplastische anemie, trombocytopenie, leukopenie, pancytopenie), hepatotoxiciteit; (voor beide afwijkingen in 30% van de gevallen met fatale afloop), ernstige overgevoeligheidsreacties (toxische epidermale necrolyse, bulleuze eruptie, Stevens-Johnsonsyndroom), anafylactische shock, toename van de epilepsie-aanvallen.
Bijwerkingen
Maag-darmstoornissen zoals misselijkheid, braken, diarree en een nare smaak. Paradoxale reacties met opwinding en verwardheid, delirium, nachtmerries. (Allergische) huidreacties.
Verlenging van het QTc-interval, eosinofilie, leukopenie en 'hang over' kunnen voorkomen.
Chronisch gebruik van hoge doses kan leiden tot gastritis, hypotensie, ademhalingsdepressie, ademhalingsstilstand, aritmie, depressie van het myocard en beschadiging van de nieren.
Bij chronisch gebruik kan vanaf de tweede week tolerantie en lichamelijke en psychische afhankelijkheid ontstaan.
Plotseling staken kan delirium en convulsies veroorzaken.
Bijwerkingen
Bijwerkingen treden vooral op in het begin van de behandeling, soms sufheid en lusteloosheid.
Zeer zelden Stevens-Johnson-syndroom (SJS), toxische epidermale necrolyse (TEN).
Verder: megaloblastaire anemie, leukopenie, trombocytopenie, lymfadenopathie, acute psychose, libidostoornissen, ADHD, prikkelbaarheid, irritatie, agressie, slaapstoornis, ataxie, nystagmus, hoofdpijn, duizeligheid, visusstoornissen, misselijkheid en braken, maculopapuleuze -, morbilliforme - en scarlatinaforme huiduitslag, exfoliatieve dermatitis, systemische lupus erythematodes, geneesmiddelenexantheem met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS), artralgie, osteomalacie, Dupuytren-contractuur.
Bij langdurige behandeling: verminderde botdichtheid, osteopenie, osteoporose, botbreuken.
Bij ouderen is agitatie en verwardheid gezien.
Bij kinderen gedragsstoornissen in de vorm van hyperactiviteit, irritatie, agressie en slaapstoornissen.
Bijwerkingen
Bij snelle titratie en hoge begindosering kunnen meer bijwerkingen optreden.
Zeer vaak (> 10%): gewichtsverlies, duizeligheid, vermoeidheid, paresthesie, slaperigheid, misselijkheid, diarree, nasofaryngitis, depressie.
Vaak (1-10%): toegenomen gewicht, anemie, amnesie, cognitieve problemen, nystagmus, smaakveranderingen, tremor, convulsie, psychomotorische vertraging, coördinatiestoornis, sedatie, hypersensitiviteit, moeilijk op woorden kunnen komen, verwardheid, agitatie, angst, stemmingswisselingen, agressie, hoofdpijn, dubbelzien, visusstoornis, vertigo, tinnitus, oorpijn, epistaxis, dyspneu, rinorroe, hoesten, braken, obstipatie, buikpijn, gastritis, droge mond, nefrolithiase, pollakisurie, dysurie, nefrocalcinose, alopecia, jeuk, huiduitslag, spierspasmen, -pijn, gewrichtspijn, anorexie, koorts, asthenie, botpijn, allergische reactie, purpura.
Soms (0,1-1%): kristallen in urine, stijging van leverenzymwaarden, bradycardie, hartkloppingen, leukopenie, trombocytopenie, lymfadenopathie, eosinofilie, spraakstoornis, kwijlen, afasie, hypersomnie, perifere neuropathie, dystonie, droog oog, fotofobie, blefarospasme, toegenomen traanvorming, doofheid, pancreatitis, bloedend tandvlees, urine-incontinentie, anhidrose, gelaatzwelling, gewrichtszwelling, metabole acidose, hypokaliëmie, (orthostatische) hypotensie, hyperthermie, dorst, erectiestoornis, seksuele disfunctie, hallucinaties, psychotische symptomen, zelfmoordneiging, -poging, -gedachten, apathie, euforie, hypokinesie, stupor, folliculitis.
Zelden (0,01-0,1%): verlaagde serumbicarbonaatspiegel, neutropenie, hyperchloremische acidose, hyperammoniëmie, hyperammoniëmische encefalopathie, hyperesthesie, tijdelijke (nacht)blindheid, glaucoom, flikkerscotoom, Stevens-Johnsonsyndroom, erythema multiforme, Raynaudfenomeen, hepatitis, leverfalen, (hypo)manie, paniekstoornis.
Verder: allergisch oedeem, gesloten-kamerhoekglaucoom, maculopathie, gestoorde oogbeweging, conjunctivaal oedeem, uveïtis, toxische epidermale necrolyse.
Bijwerkingen die bij kinderen vaker (≥ 2×) zijn gemeld dan bij volwassenen: veranderde eetlust, hyperchloremische acidose, hypokaliëmie, afwijkend gedrag, agressie, apathie, slaapstoornissen, suïcidaal gedrag, aandachtsstoornis, lethargie, toegenomen traanvorming, sinusbradycardie, gestoorde gang.
Bijwerkingen die alleen bij kinderen zijn gemeld: eosinofilie, psychomotorische hyperactiviteit, vertigo, braken, hyperthermie, koorts, moeite met leren.
Interacties
Felbamaat verhoogt door remming van de eliminatie de plasmaconcentratie van fenytoïne (20–60%) en valproïnezuur (> 18%) en verlaagt die van carbamazepine met ca. 25%, terwijl die van de actieve metaboliet carbamazepine-epoxide met 50% stijgt. Felbamaat verhoogt de beschikbaarheid van fenobarbital met 25%. Andersom kunnen carbamazepine en fenytoïne een plasmaconcentratiedaling van felbamaat veroorzaken tot 20%, fenobarbital doet dit met 35%. De bijwerkingen van carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne of valproïnezuur kunnen worden versterkt.
De werkzaamheid van orale anticonceptiva (gestodeen, ethinylestradiol) kan verminderen.
Hulpstof: Sorbitol in de suspensie kan de biologische beschikbaarheid van andere oraal toegediende geneesmiddelen beïnvloeden.
Interacties
De werking van vitamine K-antagonisten kan aanvankelijk worden versterkt door verdringing uit de eiwitbinding; na enkele dagen vermindert het effect door enzyminductie.
Alcohol en andere centraal dempende stoffen versterken de centrale werking van chloralhydraat.
Interacties
Barbituraten veroorzaken inductie van CYP3A, CYP2C en uridinedifosfaat-glucuronosyltransferase (UGT). Het kan 1–3 weken duren voordat de inductie maximaal is en voordat het effect na staken verdwenen is. De werking van o.a. orale anticoagulantia, anticonceptiva, ulipristal (ook als noodanticonceptie), (tricyclische) antidepressiva, antipsychotica, corticosteroïden, andere anti-epileptica (als fenytoïne, carbamazepine, felbamaat, oxcarbamazepine, topiramaat, lamotrigine, perampanel, zonisamide), theofylline, verapamil, ivabradine, propafenon, disopyramide, HCV-middelen, HIV-middelen, immunosuppressiva, caspofungine, itraconazol, ketoconazol, posaconazol, voriconazol, tyrosinekinaseremmers, irinotecan, alprazolam, midazolam, zolpidem, ticagrelor, atorvastatine, simvastatine, doxycycline, methadon, kinidine kan door inductie verminderen. Het gebruik van primidon (in de afgelopen 4 weken) vermindert ook de werkzaamheid van de morning-afterpil met levonorgestrel; een verdubbeling van het aantal tabletten van de morning-afterpil met levonorgestrel kan dit effect tegen gaan; plaatsen van een koperspiraaltje door een arts heeft echter de voorkeur.
Gebruik van fytotherapeutica die sint-janskruid bevatten, vermijden omdat door enzyminductie de werkzaamheid van barbituraten kan verminderen tot ten minste 2 weken na staken van het gebruik. Indien al sint-janskruid wordt gebruikt, dit gebruik staken en de concentratie van het anti-epilepticum bepalen.
Valproïnezuur en stiripentol kunnen de werking van barbituraten versterken.
Barbituraten versterken de depressieve werking op het centrale zenuwstelsel van alcohol, centraal aangrijpende analgetica, antihistaminica, antidepressiva, hypnotica, anxiolytica, MAO-remmers en antipsychotica. Gelijktijdige inname met alcoholische dranken vermijden.
Interacties
Het veroorzaakt enzyminductie via β-oxidatie en -remming via CYP2C19. Verder is het een zwakke enzyminductor van CYP3A4.
Fenytoïne en carbamazepine kunnen de plasmaspiegel van topiramaat doen dalen; staken of toevoeging van deze middelen vraagt aanpassing van de dosering van topiramaat.
Gelijktijdig gebruik met valproïnezuur is in verband gebracht met hyperammoniëmie met of zonder encefalopathie en met hypothermie (< 35°C) met en zonder hyperammoniëmie.
In combinatie met digoxine dient de digoxineserumspiegel zorgvuldig te worden vervolgd.
In uitzonderlijke gevallen kan het de spiegel van fenytoïne verhogen.
Orale anticonceptiva: Topiramaat verhoogt dosisafhankelijk (vanaf doses van 200 mg/dag) de uitscheiding van ethinylestradiol, waardoor de betrouwbaarheid van anticonceptiva (pil, vaginale ring, anticonceptiepleister) kan afnemen; volgens de NVN-richtlijn Hoofdpijn (2023) is er boven de 100 mg al een interactie met orale anticonceptie. De NVN-richtlijn Epilepsie adviseert voor betrouwbare anticonceptie, bij gebruik van een CYP3A4-enzyminducerend anti-epilepticum, bij voorkeur een levonorgestrelbevattend spiraaltje of een koperhoudend spiraaltje.
Door de remming van CYP2C19 kan het theoretisch een interactie geven met bijvoorbeeld imipramine, diazepam, moclobemide, omeprazol en proguanil. Het kan de opname van pioglitazon verlagen en die van nortriptyline verhogen. Hydrochloorthiazide verhoogt de opname met 30%. Bij gelijktijdig gebruik kan het de systemische blootstelling aan risperidon en glibenclamide verminderen. Hoge doses topiramaat kunnen de systemische blootstelling van lithium verhogen; in combinatie met lithium de lithiumspiegel vervolgen. Toevoeging van diltiazem kan de AUC van topiramaat met 20% doen toenemen.
Zwangerschap
Felbamaat passeert de placenta.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Gebruik ontraden, vanwege het risico van beenmergdepressie bij de foetus. Vermijd plotseling stoppen van de behandeling met anti-epileptica.
Overige: Vrouwen die zwanger kunnen worden moeten gedurende behandeling en tot 1 maand erna een effectief anticonceptivum gebruiken; zie ook de rubriek Interacties. Heroverweeg de noodzaak van behandeling met anti-epileptica als de vrouw zwanger wil worden. Indien mogelijk heeft monotherapie met de kleinste effectieve dosis, de voorkeur.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens.
Farmacologisch effect: Onthoudingsverschijnselen kunnen optreden bij de pasgeborene.
Advies: Gebruik ontraden.
Zwangerschap
Barbituraten passeren de placenta.
Teratogenese: Barbituraten zijn teratogeen. Primidon wordt omgezet in fenobarbital. Het is nog niet duidelijk of primidon vergelijkbaar meer kans op aangeboren afwijkingen geeft. Fenobarbital geeft tijdens het 1e trimester van de zwangerschap (ca. 2–3×) meer kans op aangeboren afwijkingen. Het risico op het ontstaan van afwijkingen neemt toe in combinatie met andere anti-epileptica en lijkt ook samen te hangen met de hoogte van de dosering en/of de piekspiegels. Gemeld zijn: afwijkingen van aangezicht (dysmorfe kenmerken en schisis), hart, ledematen en urinewegen.
Farmacologische effecten: Bij langdurig gebruik ontwenningsverschijnselen, respiratoire insufficiëntie en door vitamine K-tekort bloedingen bij de pasgeborene. Er is meer kans op groeivertraging. Ook langetermijngevolgen zijn beschreven, zoals verminderd cognitief functioneren. Primidon is een foliumzuurantagonist.
Advies: Tijdens zwangerschap primidon niet staken vanwege risico voor de moeder. Tijdens de zwangerschap verandert de farmacokinetiek. Hierdoor kunnen de plasmaspiegels in de loop van de zwangerschap dalen. Dit kan leiden tot verminderde aanvalscontrole. Pas de dosering aan op geleide van de plasmaspiegel. Stel de dosering na de geboorte tijdig bij. Tijdens zwangerschap de bloedspiegel en de foliumzuurspiegel controleren. Zorg voor foliumzuursuppletie; net als voor elke zwangere vrouw 0,4 mg/dag; alleen bij zwangeren met een bewezen foliumzuurtekort of met eerder een kind met een neuralebuisdefect (spina bifida) 5 mg/dag. Overweeg om bloedingen bij de pasgeboren te voorkomen vitamine K toe te dienen tijdens de laatste maand van de zwangerschap, of 10 mg vitamine K tijdens de bevalling en 1 mg aan de neonaat.
Overig: Vrouwen die zwanger kunnen worden, moeten effectieve anticonceptie gebruiken tijdens de behandeling. Heroverweeg bij vrouwen die van plan zijn zwanger te worden de behandeling en/of schakel over op een geschikte andere behandeling.
Zwangerschap
Topiramaat passeert de placenta; de concentratie in bloed uit de navelstreng is vergelijkbaar met die in bloed van de moeder.
Teratogenese: Topiramaat is teratogeen. Na gebruik van monotherapie in het 1e trimester meer kans op aangeboren afwijkingen (gespleten lip/gehemelte, hypospadie en afwijkingen bij diverse lichaamsystemen); gemeld is dat het risico dosisafhankelijk is. In één register was de incidentie ernstige congenitale afwijkingen driemaal zo hoog, vergeleken met een referentiegroep die geen anti-epileptica gebruikte.
Farmacologisch effect: Bij pasgeborenen: meer kans op neurologische ontwikkelingsstoornissen, zoals autisme, ADHD of een verstandelijke beperking. Een hogere prevalentie van een laag geboortegewicht (< 2500 g); een verhoogde prevalentie van een laag gewicht voor de zwangerschapsduur ('small for gestational age'). Topiramaat kan vitamine K-deficiëntie geven waardoor stollingsstoornissen bij de pasgeborene kunnen optreden.
Advies: Het gebruik tijdens de zwangerschap voor migraineprofylaxe is gecontra-indiceerd. Bij epilepsie is gebruik gecontra-indiceerd tenzij er geen geschikte alternatieve behandeling is. Indien de behandeling wordt voortgezet, bij voorkeur als monotherapie en bij toediening in het 1e trimester zorgvuldige prenatale monitoring uitvoeren.
Overige: Bij een vrouw die zwanger kan worden topiramaat niet gebruiken tenzij er geen geschikte alternatieve behandeling is. Vrouwen die zwanger kunnen worden moeten tijdens de behandeling zeer effectieve anticonceptie gebruiken. Doe bij vrouwen die van plan zijn zwanger te worden al het mogelijke om hen vóór de conceptie op een geschikte andere behandeling over te zetten; zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen, achter Zwangerschapspreventieprogramma.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden, vanwege het risico van beenmergdepressie en levertoxiciteit bij de zuigeling.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, de metaboliet trichloorethanol in kleine hoeveelheden.
Farmacologisch effect: Sedatie bij de zuigeling is mogelijk.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Overig: Bij gebruik in de borstvoedingsperiode, de zuigeling controleren op bijwerkingen.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, primidon en fenobarbital in aanzienlijke hoeveelheden.
Farmacologisch effect: sedatie en voedingsproblemen bij de zuigeling.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden. Bij gelijktijdige borstvoeding de pasgeborene controleren op ongewenste sedatie en slecht drinken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, bij dieren. Bij de mens wijzen enkele waarnemingen op uitgebreide uitscheiding.
Farmacologisch effect: Diarree, slaperigheid, prikkelbaarheid en onvoldoende gewichtstoename bij de zuigeling.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
In de voorgeschiedenis:
- bloeddyscrasie;
- verstoorde leverfunctie.
Contra-indicaties
- aangeboren lang-QT-intervalsyndroom;
- ernstige leverfunctiestoornis;
- ernstige hartaandoeningen;
- bij orale toediening tevens: ulcus pepticum, oesofagitis, gastritis.
Contra-indicaties
- acute intermitterende porfyrie;
- ernstige respiratoire insufficiëntie;
- hyperkinesie bij kinderen;
- overgevoeligheid voor barbituraten.
Contra-indicaties
- een vruchtbare vrouw die geen zeer effectieve anticonceptie gebruikt. De enige uitzondering: vrouwen voor wie er geen geschikte alternatieve behandeling is, maar die wel een zwangerschap plannen en volledig op de hoogte zijn van de risico’s van het gebruik van topiramaat tijdens de zwangerschap. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen, achter zwangerschapspreventieprogramma;
- zwangerschap; zie de rubriek Zwangerschap.
Waarschuwingen en voorzorgen
De patiënt voor de behandeling op de hoogtestellen van de zeer ernstige bijwerkingen, als aplastische anemie en leverinsufficiëntie, die fataal kunnen zijn.
Hematologisch bloedbeeld en leverfunctietesten (ASAT, ALAT, bilirubine) vóór het begin en gedurende de behandeling elke 2 weken bepalen. Bij verschijnselen zoals ecchymose, petechiën, bloedingen of verschijnselen van infectie en/of anemie onmiddellijk het bloedbeeld controleren; bij icterus, anorexia, misselijkheid, braken en bij abdominale pijn de leverfunctie. Bij neutropenie (neutrofielen < 1500/mm³) en/of trombocytopenie (trombocyten < 150.000/mm³) of bij klinisch significante leverfunctiestoornissen de behandeling staken.
Wees voorzichtig bij bewezen overgevoeligheidsreacties op andere carbamaten. Bij optreden van overgevoeligheidsreacties de behandeling onmiddellijk staken.
De dosering niet abrupt staken, tenzij noodzakelijk en onder nauwgezet medisch toezicht.
Zorg voor een goede hydratie van de patiënt om het risico van kristalurie te verkleinen.
Controle op verschijnselen van zelfmoordgedachten en -gedrag wordt aanbevolen.
Voor vrouwen die zwanger kunnen worden, zie de rubriek Zwangerschap.
De veiligheid en werkzaamheid is niet vastgesteld bij kinderen < 4 jaar.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Waarschuwingen en voorzorgen
Reeds na enkele weken kan psychische en lichamelijke afhankelijkheid optreden.
Bij chronisch gebruik kunnen zich nierbeschadigingen voordoen.
In verband met mogelijke onthoudingsverschijnselen, gelijkend op delirium tremens, de toediening geleidelijk staken.
Chloralhydraat kan bij de Benedict-suikerreactie op glucose in de urine fout-positieve reacties veroorzaken.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Waarschuwingen en voorzorgen
Wees voorzichtig bij kinderen, ouderen, zwakke patiënten, ernstige lever- en/of nierfunctiestoornissen, ademhalingsstoornissen en bij depressieve en suïcidale patiënten; dit betekent dat in deze gevallen meestal aanpassing van de dosering.
Controleer op suïcidaal gedrag.
Controleer tijdens gebruik op huidreacties. Bij symptomen van SJS, TEN of DRESS (zoals progressieve huiduitslag, vaak met blaren of letsel van het slijmvlies) de behandeling staken. Als SJS of TEN is ontwikkeld tijdens de behandeling primidon of fenobarbital niet opnieuw gebruiken.
Langdurig gebruik kan gewenning en afhankelijkheid induceren. Om onthoudingsverschijnselen, zoals langdurige slapeloosheid, gegeneraliseerde insulten, status epilepticus en delirium te voorkomen, de behandeling niet plotseling staken en zeer langzaam uitsluipen.
Primidon predisponeert mogelijk tot de ontwikkeling van botziekten; tijdens langdurige behandeling kan vitamine D-suppletie nodig zijn.
Bij optreden van een megaloblastaire anemie de behandeling staken en behandelen met foliumzuur en/of vitamine B12.
Niet toepassen bij absences en myoklonische aanvallen, omdat primidon deze kan verergeren.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Waarschuwingen en voorzorgen
Zwangerschapspreventieprogramma: Schrijf bij meisjes en vrouwen die zwanger kunnen worden vanwege de teratogeniteit, topiramaat niet voor, behalve bij epilepsie als er geen geschikte andere behandeling is. Start niet met een behandeling zonder een negatieve zwangerschapstest die is bevestigd door een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg. De noodzaak voor behandeling op zijn minst elk jaar opnieuw beoordelen. Vrouwen die zwanger kunnen worden, moeten effectieve anticonceptie gebruiken tijdens de behandeling, zonder onderbreking, ook bij amenorroe, en gedurende ten minste 4 weken na het stoppen van de behandeling. Gebruik een zeer effectieve anticonceptiemethode (bij voorkeur een gebruikersonafhankelijke, zoals een intra-uteriene methode of implantaat), of twee elkaar aanvullende methoden, waaronder een barrièremiddel. Zorg dat de patiënt uitgebreide informatie krijgt over de risico’s en relevante documentatie ontvangt. Zorg dat de patiënt de noodzaak begrijpt van het gebruik van effectieve anticonceptie, een regelmatige (ten minste jaarlijkse) evaluatie van de behandeling, de noodzaak van zwangerschapstesten en van het snel raadplegen van de arts bij mogelijke zwangerschap of zwangerschapswens. Zorg er bij voorschrijven aan jonge meisjes voor dat ouders/verzorgers de noodzaak begrijpen om contact met de voorschrijver te leggen als het meisje de menarche bereikt. Wanneer het meisje de menarche bereikt, geef dan de ouders/verzorgers voorlichting over de blootstelling aan topiramaat in utero en de noodzaak van het gebruik van zeer effectieve anticonceptie. Zie verder de rubriek Zwangerschap.
De behandeling van meisjes en vrouwen die zwanger kunnen worden moet worden gestart en begeleid door een arts met ervaring in de behandeling van epilepsie of migraine.
Controleer op verschijnselen van zelfmoordgedachten en -gedrag.
Wees voorzichtig bij matig tot ernstig verminderde nierfunctie of predispositie voor nierstenen, een voorgeschiedenis van oogaandoeningen en bij een leverfunctiestoornis. Voldoende vochtinname wordt aanbevolen om het risico van nierstenen te verkleinen en de kans op warmtegerelateerde bijwerkingen te verminderen.
Met name bij jonge kinderen is bij hoge temperatuur verminderd zweten en hyperthermie gemeld.
Bij optreden van secundair gesloten-kamerhoekglaucoom topiramaat zo snel mogelijk afbouwen en maatregelen treffen om de oogboldruk te verlagen. Een syndroom van acute bijziendheid met secundair gesloten-kamerhoekglaucoom is bij kinderen en volwassenen gemeld binnen 1 maand na start van de behandeling.
Bij optreden van defecten in het gezichtsveld, overwegen de behandeling te staken.
Voer bij vrouwen die zwanger kunnen worden vóór de start van de behandeling een zwangerschapstest uit. Wijs de vrouw op de risico's van topiramaat tijdens zwangerschap en de noodzaak van effectieve anticonceptie tijdens de behandeling, zie ook de rubriek Zwangerschap. Instrueer de vrouw om bij zwangerschapswens tijdig contact op te nemen met de arts, om te overleggen over de in die situatie meest geschikte behandeling.
Ernstige huidreacties. Informeer patiënten over tekenen van SJS en TEN. Bij vermoeden van SJS of TEN de behandeling stopzetten.
Controleer bij langdurig gebruik regelmatig op gewichtsverlies; overweeg bij klinisch significant gewichtsverlies, verhoogde voedselinname of dieetsupplement.
Bepaal bij symptomen van metabole acidose (Kussmaul-ademhaling, dyspneu, anorexie, misselijkheid, braken, extreme vermoeidheid, tachycardie of aritmie) en eventueel bij aandoeningen of behandelingen die vatbaar maken voor metabole acidose (als nierziekten, status epilepticus, diarree, operatie, ketogeen dieet) tijdens behandeling de serumbicarbonaatwaarden. Bij aanhouden van metabole acidose overwegen de dosering te verlagen of de behandeling te staken. Chronische onbehandelde metabole acidose verhoogt het risico op nierstenen en nefrocalcinose en leidt mogelijk tot osteopenie. Chronische metabole acidose bij kinderen kan osteomalacie veroorzaken en het groeitempo verlagen. De effecten op de groei en botgerelateerde gevolgen bij volwassenen zijn echter niet systematisch onderzocht.
Hyperammoniëmie en encefalopathie: bepaal de ammoniumspiegel bij patiënten die onverklaarbare lethargie of veranderingen in mentale status ontwikkelen en overweeg hyperammoniëmische encefalopathie; de kans op hyperammoniëmie is dosisgerelateerd en treedt vaker op bij comedicatie met valproïnezuur.
Het gebruik niet plotseling staken, maar geleidelijk afbouwen.
Achteruitgang van het cognitief functioneren is gemeld bij volwassenen, wat het nodig maakte de dosis te verlagen of te stoppen; bij kinderen zijn er nog onvoldoende gegevens op dit vlak.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Overdosering
Voor symptomen en behandeling zie vergiftigingen.info.
Overdosering
Symptomen
Oesofagusstrictuur, beschadiging van slokdarm en maagslijmvlies, concentratiegebrek; in ernstige gevallen: coma, hypotonie, hartfunctiestoornissen en ademhalingsdepressie. Chloralhydraat heeft een smalle therapeutische breedte. De letale dosis chloralhydraat voor een volwassene is 10 gram.
Therapie
Hemodialyse of hemoperfusie bij een serumtrichloorethanolspiegel > 80 microg/ml.
Zie voor meer symptomen en behandeling de monografie op vergiftigingen.info.
Overdosering
Symptomen
depressie van het centrale zenuwstelsel en cardiovasculaire systeem met als mogelijke symptomen ataxie, verlaging van peesreflexen tot areflexie, bewustzijnsdaling tot coma, tachycardie, hypotensie en ademhalingsdepressie. De aanwezigheid van kristalurie is kenmerkend voor een ernstige intoxicatie.
Therapie
symptomatisch. Bij een matig-ernstige intoxicatie kan geforceerde alkalische diurese zinvol zijn. Bij diep coma en hoge bloedconcentratie is hemoperfusie geïndiceerd.
Zie verder voor symptomen en behandeling op toxicologie.org/barbituraten.
Overdosering
Zie voor symptomen en behandeling vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Anti-epilepticum.
Kinetische gegevens
Resorptie | goed. |
T max | 2–6 uur. |
Overig | therapeutische plasmaconcentratie: 32–82 microg/ml, 18 microg/ml bij atonale aanvallen bij syndroom van Lennox-Gastaut. |
T 1/2el | 15–23 uur. |
Metabolisering | 15% via CYP3A4 en CYP2E1, 10% wordt geglucuronideerd. |
Eliminatie | voornamelijk met de urine waarvan 50% onveranderd. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Chloralhydraat heeft een dempende werking op het centrale zenuwstelsel.
De sederende werking begint binnen 30–60 minuten en houdt 4–8 uur aan.
Kinetische gegevens
Resorptie | snel en goed. |
Metabolisering | in de lever en erytrocyten tot actief trichloorethanol. Beide actieve verbindingen worden in de lever en de nieren omgezet in het inactieve trichloorazijnzuur |
Eliminatie | langzaam via de nieren als metabolieten, mogelijk voor een kleiner deel met de feces. Trichloorethanol wordt verwijderd door hemodialyse. Het is niet bekend of peritoneale dialyse chloralhydraat kan verwijderen uit de circulatie. |
T 1/2el | 8–11 uur (trichloorethanol). Deze is bij kinderen < 2 jaar verlengd en met name bij neonaten in sterke mate; tot 66 uur is gemeld. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Anti-epilepticum. Naast primidon hebben de twee metabolieten fenobarbital en fenylethylmalonamide (PEMA) eveneens een anti-epileptische werking. Barbituraten zijn in hoge doses, positieve allosterische modulatoren van GABA-A- receptoren; verder remmen ze het effect van glutamaat en blokkeren AMPA- en kaïnaatreceptoren; men veronderstelt dat een combinatie van deze werkingen verantwoordelijk is voor het anticonvulsieve effect. Het precieze werkingsmechanisme is niet bekend. Door inductie van leverenzymen is er een theoretisch risico van leverbeschadiging.
Kinetische gegevens
Resorptie | snel; nagenoeg volledig. |
T max | 3 (0,5–9) uur. Concentratie primidon en PEMA in liquor cerebrospinalis komt sterk overeen met die in plasma. |
V d | 0,6 l/kg (primidon). |
Overig | Therapeutische bloedspiegel primidon bij epilepsie: 8–12 microg/ml; na het bereiken van de steady-state-concentratie is ook de fenobarbitalconcentratie van therapeutisch belang. |
Metabolisering | in de lever tot actief fenobarbital en fenylethylmalonamide (PEMA). |
Eliminatie | met de urine, 90% onveranderd (primidon); zie verder onder fenobarbital. |
T 1/2el | 10 (4–22) uur (primidon), 17–36 uur (PEMA), 50–160 uur (fenobarbital). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Anti-epilepticum uit klasse van sulfamaatgesubstitueerde monosacchariden. Het werkingsmechanisme is nog niet geheel opgehelderd. Topiramaat blokkeert waarschijnlijk de spanningsgevoelige natriumkanalen, versterkt in hoge mate de activiteit van γ-aminoboterzuur en antagoneert in geringe mate de glutamaatactiviteit.
Kinetische gegevens
Resorptie | 81%. |
T max | 2–3 uur. |
F | 50%. |
V d | 0,55–0,8 l/kg bij vrouwen, 50% van de waarde bij mannen. |
Metabolisering | matig; ca. 20% wordt omgezet in zes metabolieten. |
Eliminatie | vnl. met de urine. |
T 1/2el | 21 uur, bij kinderen korter, bij nierfunctiestoornis: 40–80 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
felbamaat hoort bij de groep anti-epileptica.
- brivaracetam (N03AX23) Vergelijk
- cannabidiol (N03AX24) Vergelijk
- carbamazepine (N03AF01) Vergelijk
- cenobamaat (N03AX25) Vergelijk
- chloralhydraat (N05CC01) Vergelijk
- clonazepam (N03AE01) Vergelijk
- ethosuximide (N03AD01) Vergelijk
- fenfluramine (N03AX26) Vergelijk
- fenobarbital (N03AA02) Vergelijk
- fenytoïne (N03AB02) Vergelijk
- gabapentine (N02BF01) Vergelijk
- lacosamide (N03AX18) Vergelijk
- lamotrigine (N03AX09) Vergelijk
- levetiracetam (N03AX14) Vergelijk
- oxcarbazepine (N03AF02) Vergelijk
- perampanel (N03AX22) Vergelijk
- pregabaline (N02BF02) Vergelijk
- primidon (N03AA03) Vergelijk
- rufinamide (N03AF03) Vergelijk
- stiripentol (N03AX17) Vergelijk
- topiramaat (N03AX11) Vergelijk
- valproïnezuur (N03AG01) Vergelijk
- vigabatrine (N03AG04) Vergelijk
- zonisamide (N03AX15) Vergelijk
Groepsinformatie
chloralhydraat hoort bij de groep anti-epileptica.
- brivaracetam (N03AX23) Vergelijk
- cannabidiol (N03AX24) Vergelijk
- carbamazepine (N03AF01) Vergelijk
- cenobamaat (N03AX25) Vergelijk
- clonazepam (N03AE01) Vergelijk
- ethosuximide (N03AD01) Vergelijk
- felbamaat (N03AX10) Vergelijk
- fenfluramine (N03AX26) Vergelijk
- fenobarbital (N03AA02) Vergelijk
- fenytoïne (N03AB02) Vergelijk
- gabapentine (N02BF01) Vergelijk
- lacosamide (N03AX18) Vergelijk
- lamotrigine (N03AX09) Vergelijk
- levetiracetam (N03AX14) Vergelijk
- oxcarbazepine (N03AF02) Vergelijk
- perampanel (N03AX22) Vergelijk
- pregabaline (N02BF02) Vergelijk
- primidon (N03AA03) Vergelijk
- rufinamide (N03AF03) Vergelijk
- stiripentol (N03AX17) Vergelijk
- topiramaat (N03AX11) Vergelijk
- valproïnezuur (N03AG01) Vergelijk
- vigabatrine (N03AG04) Vergelijk
- zonisamide (N03AX15) Vergelijk
Groepsinformatie
primidon hoort bij de groep anti-epileptica.
- brivaracetam (N03AX23) Vergelijk
- cannabidiol (N03AX24) Vergelijk
- carbamazepine (N03AF01) Vergelijk
- cenobamaat (N03AX25) Vergelijk
- chloralhydraat (N05CC01) Vergelijk
- clonazepam (N03AE01) Vergelijk
- ethosuximide (N03AD01) Vergelijk
- felbamaat (N03AX10) Vergelijk
- fenfluramine (N03AX26) Vergelijk
- fenobarbital (N03AA02) Vergelijk
- fenytoïne (N03AB02) Vergelijk
- gabapentine (N02BF01) Vergelijk
- lacosamide (N03AX18) Vergelijk
- lamotrigine (N03AX09) Vergelijk
- levetiracetam (N03AX14) Vergelijk
- oxcarbazepine (N03AF02) Vergelijk
- perampanel (N03AX22) Vergelijk
- pregabaline (N02BF02) Vergelijk
- rufinamide (N03AF03) Vergelijk
- stiripentol (N03AX17) Vergelijk
- topiramaat (N03AX11) Vergelijk
- valproïnezuur (N03AG01) Vergelijk
- vigabatrine (N03AG04) Vergelijk
- zonisamide (N03AX15) Vergelijk
Groepsinformatie
topiramaat hoort bij de groep anti-epileptica.
- brivaracetam (N03AX23) Vergelijk
- cannabidiol (N03AX24) Vergelijk
- carbamazepine (N03AF01) Vergelijk
- cenobamaat (N03AX25) Vergelijk
- chloralhydraat (N05CC01) Vergelijk
- clonazepam (N03AE01) Vergelijk
- ethosuximide (N03AD01) Vergelijk
- felbamaat (N03AX10) Vergelijk
- fenfluramine (N03AX26) Vergelijk
- fenobarbital (N03AA02) Vergelijk
- fenytoïne (N03AB02) Vergelijk
- gabapentine (N02BF01) Vergelijk
- lacosamide (N03AX18) Vergelijk
- lamotrigine (N03AX09) Vergelijk
- levetiracetam (N03AX14) Vergelijk
- oxcarbazepine (N03AF02) Vergelijk
- perampanel (N03AX22) Vergelijk
- pregabaline (N02BF02) Vergelijk
- primidon (N03AA03) Vergelijk
- rufinamide (N03AF03) Vergelijk
- stiripentol (N03AX17) Vergelijk
- valproïnezuur (N03AG01) Vergelijk
- vigabatrine (N03AG04) Vergelijk
- zonisamide (N03AX15) Vergelijk