Samenstelling
Mylotarg XGVS Pfizer bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 5 mg
Na reconstitutie bevat het concentraat 1 mg/ml gemtuzumab ozogamicine.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Kadcyla XGVS Aanvullende monitoring Roche Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor infusievloeistof
- Sterkte
- 100 mg, 160 mg
Bevat na reconstitutie 20 mg/ml.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Besponsa XGVS Pfizer bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 1 mg
- Verpakkingsvorm
- flacon
Bevat na reconstitutie 0,25 mg/ml inotuzumab ozogamicine.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Libtayo XGVS Aanvullende monitoring Genzyme Europe bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 50 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 7 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Voor de behandeling van acute myeloïde leukemie (AML) staat op HOVON de geldende behandelrichtlijn en de concept-richtlijn 2018.
Advies
Zie voor de behandeling van borstkanker (mammacarcinoom) de geldende behandelrichtlijn op de richtlijnendatabase.nl.
Advies
Voor de behandeling van acute lymfatische leukemie staat op hovon.nl de geldende behandelrichtlijn (2020).
Advies
Zie voor het advies over cemiplimab voor lokaal gevorderd of gemetastaseerd plaveiselcelcarcinoom van de huid (2022) de commissie BOM.
Voor de behandeling van plaveiselcelcarcinoom van de huid, basaalcelcarcinoom, niet-kleincellig longcarcinoom en cervixcarcinoom staan op richtlijnendatabase.nl de geldende behandelrichtlijnen.
Indicaties
- Niet eerder behandelde de novo CD33-positieve acute myeloïde leukemie (AML), met uitzondering van acute promyelocytaire leukemie (APL), in combinatie met daunorubicine en cytarabine (AraC), bij volwassenen en kinderen ≥ 15 jaar.
Indicaties
HER2-positief mammacarcinoom
- Vroeg HER2-positief mammacarcinoom, als monotherapie (adjuvante behandeling) bij volwassenen met invasieve restziekte in de borst en/of de lymfeklieren na een op taxaan gebaseerde en HER2-gerichte neoadjuvante behandeling.
- Niet reseceerbaar, lokaal gevorderd of gemetastaseerd HER2-positief mammacarcinoom, als monotherapie bij volwassenen die eerder trastuzumab en een taxaan (afzonderlijk of in combinatie) hebben ontvangen:
- bij falen hiervan óf
- bij een recidief binnen 6 maanden na het voltooien van adjuvante therapie.
Indicaties
- Gerecidiveerde of refractaire CD22-positieve precursor-B-cel acute lymfoblastische leukemie (ALL) bij volwassenen als monotherapie.
- Philadelphiachromosoom-positieve (Ph+) gerecidiveerde of refractaire CD22-positieve precursor-B-cel acute lymfoblastische leukemie (ALL) bij volwassenen als monotherapie, indien ten minste één tyrosinekinaseremmer niet werkzaam is gebleken.
Indicaties
Cutaan plaveiselcelcarcinoom
- Gemetastaseerd of lokaal gevorderd cutaan plaveiselcelcarcinoom (mCSCC of laCSCC), als monotherapie bij volwassenen die niet in aanmerking komen voor curatieve chirurgie of curatieve radiotherapie.
Basaalcelcarcinoom
- Lokaal gevorderd of gemetastaseerd basaalcelcarcinoom (laBCC of mBCC), als monotherapie bij volwassenen met ziekteprogressie of intolerantie voor een hedghehog-signaalrouteremmer.
Niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC)
- eerstelijnsbehandeling van NSCLC met PD-L1-expressie (in ≥ 50% van de tumorcellen), zonder EGFR-, ALK- of ROS1-aberraties, als monotherapie bij volwassenen met:
- lokaal gevorderde ziekte die niet in aanmerking komen voor definitieve chemoradiotherapie óf;
- gemetastaseerde ziekte.
- eerstelijnsbehandeling van NSCLC met PD-L1-expressie (in ≥ 1% van de tumorcellen), zonder EGFR-, ALK- of ROS1-abberaties, in combinatie met platinumbevattende chemotherapie bij volwassenen met:
- lokaal gevorderde ziekte die niet in aanmerking komt voor definitieve chemoradiotherapie óf;
- gemetastaseerde ziekte.
Cervixcarcinoom
- Recidiverend of gemetastaseerd cervixcarcinoom, als monotherapie bij volwassenen met ziekteprogressie tijdens of na platinabevattende chemotherapie.
Doseringen
Premedicatie ter vermindering van infusiereacties wordt aanbevolen: 1 uur voorafgaand aan de toediening een corticosteroïd, H1-antihistaminicum en paracetamol geven.
Bij een hoge tumorlast vóór en tijdens de behandeling maatregelen nemen ter preventie van uraatnefropathie zoals een adequate hydratie, alkaliseren van de urine en zo nodig toedienen van allopurinol of rasburicase. Tevens de nierfunctie bewaken. Dit vanwege het mogelijk optreden van het tumorlysissyndroom.
Bij hyperleukocytaire AML (leukocytentelling ≥ 30 × 10⁹/l) wordt aanbevolen 48 uur vóór de start van de behandeling met gemtuzumab ozogamicine cytoreductie uit te voeren met leukaferese, oraal hydroxyureum óf cytarabine met of zonder hydroxyureum.
Niet eerder behandelde de novo CD33-positieve acute myeloïde leukemie (AML)
Volwassenen (incl. ouderen) en kinderen ≥ 15 jaar
Inductiefase: 3 mg/m² lichaamsoppervlak (tot max. één injectieflacon van 5 mg) via een i.v.-infusie over een periode van 2 uur toedienen op dag 1, 4 en 7. Daunorubicine 60 mg/m² via een i.v.-infusie over een periode van 30 min geven op dag 1 tot en met dag 3 en cytarabine (AraC) 200 mg/m²/dag via continue i.v.-infusie op dag 1 tot en met dag 7.
Mocht een tweede inductiebehandeling nodig zijn, dan mag gemtuzumab ozogamicine hierbij niet worden toegediend. Dien alléén daunorubicine en cytarabine toe: daunorubicine 35 mg/m²/dag op dag 1 en 2 en cytarabine 1000 mg/m² elke 12 uur op dag 1 tot en met dag 3.
Consolidatiefase: na inductie van een complete remissie: max. 2 kuren: 3 mg/m² gemtuzumab ozogamicine (tot max. één injectieflacon van 5 mg) via een i.v.-infusie over een periode van 2 uur toedienen op dag 1, 4 en 7. Daunorubicine 60 mg/m² via een i.v.-infusie over een periode van 30 min geven op dag 1 (eerste kuur) óf op dag 1 én dag 2 (tweede kuur) en cytarabine (AraC) 1000 mg/m² elke 12 uur via een i.v.-infusie over een periode van 2 uur op dag 1 tot en met dag 4. Er is sprake van een complete remissie na de inductiefase bij < 5% blasten in normocellulair beenmerg en een ANC > 1,0 × 10⁹ cellen/l, met een plaatsjestelling ≥ 100 × 10⁹/l in perifeer bloed zonder transfusie.
Verminderde nierfunctie: bij lichte tot matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 30 ml/min) is geen dosisaanpassing nodig. Er kan geen doseeradvies worden gegeven bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) vanwege onvoldoende gegevens.
Verminderde leverfunctie: op basis van farmacokinetische gegevens is de verwachting dat een dosisaanpassing niet nodig is bij een licht verminderde leverfunctie (totaal bilirubine ≤ 2× 'upper limit of normale range' (ULN) en ASAT/ALAT ≤ 2,5 × ULN. Gemtuzumab ozogamicine niet toedienen bij bilirubinewaarden en ASAT/ALAT-waarden die hoger zijn dan de hiervoor genoemde; zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen/hepatotoxiciteit.
Ernstige bijwerkingen: zie voor richtlijnen voor onderbreking/uitstel of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (persisterende trombocytopenie en/of neutropenie, stijging leverenzymwaarden, infusiegerelateerde bijwerkingen, andere ernstige of levensbedreigende niet-hematologische toxiciteiten) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabellen 3 en 4).
Toediening: na reconstitutie verder verdunnen met steriel NaCl-oplossing 0,9% volgens de handleiding van de fabrikant. De verdunde oplossing onmiddellijk als i.v.-infusie toedienen over een periode van 2 uur, onder nauwlettende klinische bewaking van o.a. hartslag, bloeddruk en temperatuur. Niet als snelle i.v.-injectie of bolus toedienen.
Doseringen
Voorafgaand aan de behandeling de HER2-positieve tumorstatus bevestigen, gedefinieerd als een immunohistochemie (IHC)-score van 3+ of een in-situhybridisatie (ISH) of fluorescente in-situhybridisatie (FISH)-ratio van ≥ 2,0.
HER2-positief mammacarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen ≥ 65 jaar)
3,6 mg/kg lichaamsgewicht als i.v.-infusie, iedere 3 weken (cyclus van 21 dagen).
De eerste infusie gedurende 90 min toedienen en de patiënt tot ten minste 90 min na de infusie controleren op infusiegerelateerde reacties. Bij goed verdragen van de eerste infusie, volgende infusies gedurende 30 min toedienen; de patiënt tot ten minste 30 min na de infusie observeren. Bij optreden van infusiegerelateerde reacties de infusiesnelheid verminderen, de infusie onderbreken of de behandeling staken, afhankelijk van de ernst van de reactie.
Bij vroeg mammacarcinoom toedienen gedurende 14 cycli, tenzij er een recidief of onacceptabele toxiciteit optreedt. Bij gemetastaseerd mammacarcinoom de behandeling voortzetten tot aan ziekteprogressie of onacceptabele toxiciteit.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen en afwijkende testresultaten (o.a. linkerventrikeldisfunctie, hartfalen, interstitiële longziekte/pneumonitis, bestralingsgerelateerde pneumonitis, perifere neuropathie, trombocytopenie, verhoogde transaminasen, hyperbilirubinemie, geneesmiddelgeïnduceerde leverschade (DILI), nodulaire regeneratieve hyperplasie (NRH)) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, o.a. tabel 1 en 2), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'. De dosis niet meer verhogen nadat een dosisverlaging is doorgevoerd.
Bij gestoorde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 30 ml/min): een aanpassing van de startdosis is niet nodig. Bij ernstige nierfunctiestoornis is de noodzaak tot dosisaanpassing niet vastgesteld; controleer daarom zorgvuldig.
Bij gestoorde leverfunctie (Child-Pughscore 5–9): een aanpassing van de startdosis is niet nodig. Wees echter voorzichtig vanwege de hepatotoxiciteit van trastuzumab emtansine. Gebruik bij een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10–15) is niet onderzocht.
Een gemiste dosis zo snel mogelijk toedienen, en toedieningsschema aanpassen zodat et 3-wekelijks interval gehandhaafd blijft.
Toediening: na reconstitutie en verdunning toedienen als i.v.-infusie; niet toedienen als i.v. push- of bolusinjectie. Controleer de infusieplaats nauwlettend op subcutane infiltratie tijdens de toediening.
Doseringen
Vóór aanvang van de behandeling vaststellen dat de baseline CD22-positiviteit > 0% is met behulp van een gevalideerde en gevoelige test.
Premedicatie ter vermindering van infusiereacties voorafgaand aan de toediening wordt aanbevolen: een corticosteroïd, H1-antihistaminicum en paracetamol geven.
Bij een hoge tumorlast vóór en tijdens de behandeling maatregelen nemen ter preventie van uraatnefropathie zoals een adequate hydratie, alkaliseren van de urine en zonodig toedienen van allopurinol of rasburicase. Tevens de nierfunctie bewaken. Dit vanwege het mogelijk optreden van het tumorlysissyndroom.
Het wordt aanbevolen om bij circulerende lymfoblasten vóór de eerste dosis een cytoreductie uit te voeren met een combinatie van hydroxycarbamide, corticosteroïden en/of vincristine tot het aantal blasten in perifeer bloed ≤ 10 × 109/l.
Gerecidiveerde of refractaire CD22-positieve precursor-B-cel ALL:
Volwassenen (incl. ouderen):
Eerste cyclus: i.v.- infusie: 1,8 mg/m² lichaamsoppervlak per cyclus, gegeven als 3 doses verdeeld over dag 1 (0,8 mg/m²), dag 8 (0,5 mg/m²) en dag 15 (0,5 mg/m²). De duur van cyclus 1 bedraagt 3 weken, maar kan worden verlengd tot 4 weken (dus met een behandelvrije week) bij het bereiken van een complete remissie (CR) of van een complete remissie met incompleet hematologisch herstel (CRi) en/of om tijd te geven voor herstel van een toxiciteit. Volgende cycli: 1,5 mg/m² lichaamsoppervlak per cyclus, gegeven als 3 doses verdeeld over dag 1 (0,5 mg/m²), dag 8 (0,5 mg/m²) en dag 15 (0,5 mg/m²) indien bij de vorige cyclus een CR/CRi bereikt is óf 1,8 mg/m² lichaamsoppervlak per cyclus, gegeven als 3 doses verdeeld over dag 1 (0,8 mg/m²), dag 8 (0,5 mg/m²) en dag 15 (0,5 mg/m²) indien géén CR/CRi bereikt is. De duur van de vervolgcyclus is 4 weken. Indien wordt overgegaan tot een hematopoëtische stamceltransplantatie (HSCT) is de aanbevolen behandelduur in totaal twee cycli; overweeg een derde cyclus indien géén CR óf CRi en minimale residuale ziekte-negativiteit bereikt is. Indien niet wordt overgegaan tot een HSCT kunnen max. 6 cycli worden toegediend; staak de behandeling indien binnen 3 cycli géén CR/CRi is bereikt.
Nierfunctiestoornis: een dosisaanpassing is niet nodig bij een licht, matig of ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 15 ml/min). Er kan geen dosisaanbeveling worden gedaan bij ESRD (creatinineklaring < 15 ml/min).
Leverfunctiestoornis: een dosisaanpassing is niet nodig bij een verminderde leverfunctie met totaal bilirubine ≤ 1,5 × 'upper limit of normale range' (ULN) en ASAT/ALAT ≤ 2,5 × ULN. Inotuzumab ozogamicine niet toedienen bij bilirubinewaarden en ASAT/ALAT-waarden die hoger zijn dan de hiervoor genoemde, tenzij het een gevolg is van hemolyse of van het syndroom van Gilbert; zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen/hepatotoxiciteit.
(Ernstige bijwerkingen): zie voor richtlijnen voor onderbreking/uitstel, dosisverlaging of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (neutropenie, trombocytopenie, stijging leverenzymwaarde en bilirubine, VOD/SOS of andere ernstige levertoxiciteit, infusiegerelateerde bijwerkingen, andere ernstige of levensbedreigende niet-hematologische toxiciteiten (CTCAE graad ≥ 2)) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabellen 2, 3 en 4). Indien de dosis is verlaagd vanwege een toxiciteit, mag de dosis niet meer worden verhoogd.
Toedieningsinformatie: de verdunde oplossing als i.v.-infusie toedienen over een periode van 1 uur. Niet als snelle i.v.-injectie of bolus toedienen.
Doseringen
Test bij niet-kleincellig longcarcinoom voorafgaand aan de behandeling op de aanwezigheid van PD-L1-tumorexpressie.
Cutaan plaveiselcelcarcinoom, basaalcelcarcinoom, niet-kleincellig longcarcinoom, cervixcarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen ≥ 65 jaar)
350 mg elke 3 weken via i.v.-infusie gedurende 30 min. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Verminderde nierfunctie: er is geen dosisaanpassing nodig. Er zijn weinig gegevens over het gebruik bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min), zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Verminderde leverfunctie: bij een licht of matig verminderde leverfunctie (totaal bilirubine 1,0–3,0 × ULN en elke ASAT-waarde) is geen dosisaanpassing nodig. Er kan geen doseringsadvies worden gegeven bij een ernstig verminderde leverfunctie vanwege onvoldoende gegevens.
Ernstige bijwerkingen: zie voor de richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (infusiereacties, pneumonitis, nefritis, hepatitis, colitis, hypofysitis, hypo- of hyperthyroïdie, bijnierinsufficiëntie, diabetes mellitus type I, infusiegerelateerde bijwerkingen, huidreacties, overige immuungerelateerde bijwerkingen) en voor de behandeling van deze bijwerkingen de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabel 1, en rubriek 4.4). Dosisverlaging van cemiplimab wordt niet aanbevolen.
Toediening: het concentraat verdunnen met NaCl-oplossing 0,9 % of glucose-oplossing 5% tot een concentratie van 1 tot 20 mg/ml. Toedienen via i.v. infusie gedurende 30 min via een intraveneuze lijn met steriele, pyrogeenvrij, inline- of add-onfilter met geringe eiwitbinding (poriegrootte 0,2 tot 5 micron).
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hypertensie, hypotensie. Tachycardie. Hemorragie (bij ca. 90%; waaronder bloedneus,bloedbraken, bloedplassen, subcutane bloeding, bloeding in het maag-darmkanaal of CZS). Dyspneu. Sepsis/bacteriëmie (bij ca. 53%), schimmelinfecties. Stomatitis, misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, buikpijn. Hoofdpijn. Huiduitslag (erythemateus, bulleus, (maculo-)papuleus, vesiculeus, exfoliatief, allergisch). Koorts, koude rillingen, vermoeidheid, oedeem. Verminderde eetlust, hyperglykemie (bij ca. 92%). Stijging ASAT (bij ca. 89%), ALAT (ca. 78%), alkalische fosfatase (ca. 80%), bilirubine (ca. 52%). Verhoging lactaatdehydrogenase. Hyperurikemie. (Febriele) neutropenie, leukopenie, trombocytopenie, anemie. Verhoging protrombinetijd (PT; bij ca. 85%), verlenging aPTT (bij ca. 80%).
Vaak (1-10%): infusiereactie (waaronder anafylaxie). Tumorlysissyndroom. Veno-occlusieve leverziekte, icterus, hepatomegalie. Ascites. Dyspepsie, oesofagitis. 'Multiple organ disfunction syndrome' (MODS). Jeuk. Lymfocytopenie, pancytopenie. Afwijkende leverfunctiewaarden, verhoogd γ-GT.
Soms (0,1-1%): leverfalen. Budd-Chiarisyndroom.
Verder zijn gemeld: interstitiële pneumonie. Neutropene colitis. Hemorragische cystitis.
Bijwerkingen
Zeer vaak ≥ 10%): urineweginfectie. Perifere neuropathie, hoofdpijn, slapeloosheid. Neusbloeding en andere bloedingen. Hoesten, dyspneu. Stomatitis, droge mond, misselijkheid, braken, buikpijn, diarree, obstipatie. Gewrichtspijn, spierpijn, skeletpijn. Vermoeidheid, koorts, asthenie. Trombocytopenie, anemie. Stijging van transaminasenwaarden.
Vaak (1–10%): linkerventrikeldisfunctie, hypertensie. Perifeer oedeem, rillingen. Overgevoeligheidsreactie (incl. anafylactische shock). Dysgeusie, duizeligheid, geheugenstoornis. Droge ogen, conjunctivitis, wazig zien, toegenomen traanproductie. Dyspepsie, tandvleesbloeding. Huiduitslag, jeuk, alopecia, nagelaandoening, hand-voetsyndroom, urticaria. Infusiegerelateerde reacties (o.a. blozen, hypotensie, bronchospasme en tachycardie). Neutropenie, leukopenie. Hypokaliëmie, stijging van alkalische fosfatase en bilirubine in het bloed.
Soms (0,1–1%): interstitiële longziekte waaronder (bestralingsgerelateerde) pneumonitis. Levertoxiciteit, leverfalen, nodulaire regeneratieve hyperplasie, portale hypertensie.
Verder zijn gemeld: ernstige hemorragische voorvallen, waaronder bloeding in het centrale zenuwstelsel. Acuut respiratoir stresssyndroom.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): infusiegerelateerde reacties. Bacteriëmie, sepsis. Luchtweginfecties. Koorts, vermoeidheid, koude rillingen. Hoofdpijn. Stomatitis, misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, buikpijn. Verminderde eetlust. Bloedneus. (Febriele) neutropenie (bij resp. ca. 26 en 49%), leukopenie, lymfopenie, trombocytopenie (bij ca. 51%), anemie. Stijging ASAT, ALAT, γ-GT, alkalische fosfatase en hyperbilirubinemie.
Vaak (1-10%): overgevoeligheid. Bloeding in centraal zenuwstelsel. Maag-darmbloeding, abdominale distensie, ascites. Veno-occlusieve leverziekte of sinusoïdaal-obstructie syndroom (VOD/SOS). Tumorlysissyndroom, hyperurikemie. QT-verlenging. Pancytopenie. Stijging amylase, lipase.
Bijwerkingen
Een aantal bijwerkingen hebben een immuungerelateerde achtergrond. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Zeer vaak (> 10%): misselijkheid, obstipatie, diarree, buikpijn. Bovensteluchtweginfectie. Vermoeidheid (incl. asthenie). Verminderde eetlust. Hoest. Jeuk, huiduitslag (bv. erythemateus, maculeus, maculo-papuleus, bulleus; dermatitis, pemfigoïd, psoriasis). Skeletspierpijn. Anemie.
Vaak (1-10%): braken, stomatitis, colitis. Infusiegerelateerde reactie. Hypertensie. Urineweginfectie. Perifere neuropathie. Actinische keratose. Pneumonitis, dyspneu. Stomatitis. Hepatitis. Hoofdpijn, koorts, oedeem. Nefritis. Hypothyroïdie, hyperthyroïdie. Stijging waarden in bloed van ALAT, ASAT, alkalische fosfatase en creatinine.
Soms (0,1-1%): myocarditis, pericarditis. Immuungemedieerde gastritis. Sjögren-syndroom. Spierzwakte, polymyalgia rheumatica (PMR), myositis, artritis. Thyroïditis, hypofysitis, bijnierinsufficiëntie. Stijging waarden in bloed van TSH, bilirubine. (Immuungemedieerde) trombocytopenie.
Zelden (0,01-0,1%): Diabetes mellitus type I. Chronische inflammatoire demyeliniserende polyradiculoneuropathie, meningitis, encefalitis, Paraneoplastische encefalomyelitis, myasthenia gravis. Keratitis. Verlaagde bloedwaarde van TSH.
Verder zijn gemeld: afstoting van getransplanteerde organen. Niet-infectieuze cystitis. Hemofagocytaire lymfohistiocytose.
Interacties
Er zijn van dit middel geen interacties bekend. Het is onwaarschijnlijk dat andere geneesmiddelen via een invloed op de bekende CYP-enzymen een interactie geven met gemtuzumab ozogamicine. Gemtuzumab ozogamicine had bij in vitro testen geen noemenswaardige invloed op de bekende enzymsystemen en transporters.
Interacties
Bij combinatie met sterke CYP3A4-remmers (o.a. claritromycine, erytromycine, grapefruit-/pompelmoessap, itraconazol, ketoconazol, posaconazol, ritonavir, saquinavir en voriconazol) is de blootstelling aan het cytotoxische DM1 mogelijk verhoogd; vermijd deze combinatie. Indien het gebruik van een sterke CYP3A4-remmer toch noodzakelijk is, overweeg de behandeling uit te stellen (ca. 3 keer de halfwaardetijd van de CYP3A4-remmer). Anders de patiënt zorgvuldig controleren op bijwerkingen.
Wees voorzichtig met de combinatie met stollingsremmers zoals vitamine K-antagonisten en (laagmoleculairgewicht en ongefractioneerde) heparine, vanwege een toegenomen kans op bloedingen.
Interacties
Vaccinatie met levende virale vaccins wordt niet aanbevolen gedurende ten minste 2 weken vóór de start van de behandeling, tijdens de behandeling en tot het herstel van B-lymfocyten na de laatste behandelcyclus.
Wees voorzichtig met de combinatie met andere geneesmiddelen die het QT–interval verlengen zoals amiodaron, kinidine, disopyramide, sotalol, domperidon, tricyclische antidepressiva, sommige antipsychotica, methadon, macrolide antibiotica, fluorchinolonen, enkele antimycotica, selectieve serotonine 5HT3- receptorantagonisten (granisetron, ondansetron). Bij combinatie het QT-interval nauwgezet controleren.
Er zijn van dit middel verder geen interacties bekend. Het is onwaarschijnlijk dat andere geneesmiddelen via een invloed op de bekende CYP-enzymen een interactie geven met inotuzumab ozogamicine. Inotuzumab ozogamicine had bij in vitro testen geen noemenswaardige invloed op de bekende enzymsystemen en transporters.
Interacties
Doorgaans hebben monoklonale antilichamen geen groot potentieel voor geneesmiddelinteracties, omdat zij geen direct effect hebben op CYP-enzymen en geen substraten zijn van renale of hepatische transporters.
Vóór het starten van cemiplimab het gebruik van systemische corticosteroïden en andere immunosuppressiva (uitgezonderd fysiologische doses systemische corticosteroïden (≤ 10 mg/dag prednison of equivalent)) vermijden, in verband met mogelijke beïnvloeding van de farmacodynamiek en werkzaamheid. Ná het starten van cemiplimab kunnen systemische corticosteroïden en andere immunosuppressiva echter wél gebruikt worden om immuungerelateerde bijwerkingen te bestrijden.
Zwangerschap
Teratogenese: Onbekend. Bij dieren aanwijzingen voor schadelijkheid bij supratherapeutische doseringen (o.a. afwezigheid van de aortaboog, misvormingen van de vingers, afwijkingen in de lange botten in de voorpoten, misvormde scapula, aan elkaar vastgegroeide sternebrae).
Advies: Gebruik ontraden.
Vruchtbaarheid: bij supratherapeutische doseringen is bij dieren een verminderde vruchtbaarheid waargenomen. Bij mannelijke dieren o.a. een verminderd aantal spermatocyten, een afname van testiculaire spermatiden en epididymaal sperma, vacuolisering van de nucleus in spermatiden en/of het verschijnen van reuscellen. De effecten waren gedeeltelijk reversibel of niet reversibel. Bij vrouwelijke dieren zijn atrofie van de eierstokken, eileiders, uterus en cervix gezien bij gebruik van zeer hoge doses. Raad een man of vrouw voorafgaand aan de behandeling aan om advies in te winnen over cryopreservatie van sperma of eicellen.
Overig: Een vruchtbare vrouw of man dient twee vormen van anticonceptie toe te passen tijdens en na de therapie; vrouwen tot 7 maanden en mannen tot 4 maanden na de therapie.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Van trastuzumabis het bekend dat het oligohydramnion of anhydramnion kan veroorzaken, soms met fatale pulmonale hypoplasie van de foetus. DM1-cytotoxische metaboliet: bij dieren aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Gebruik ontraden. Indien noodzakelijk om in het 2e of 3e trimester (kortdurend) te gebruiken, dan dient de hoeveelheid vruchtwater, nierfunctie en foetale groei gemonitord te worden.
Overig: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens en tot ten minste 7 maanden na de therapie.
Zwangerschap
Teratogenese: Onbekend. Bij dieren schadelijk gebleken vooral bij doses toxisch voor het moederdier.
Advies: Gebruik ontraden.
Vruchtbaarheid: Op basis van niet-klinische bevindingen wordt aangenomen dat inotuzumab ozogamicine de voortplantingsfunctie en vruchtbaarheid kan aantasten. Bij supratherapeutische doseringen is bij dieren een verminderde vruchtbaarheid waargenomen: bij mannelijke dieren testiculaire degeneratie (in combinatie met hypospermie), atrofie van de prostaat en de zaadblaasjes; bij vrouwelijke dieren atrofie van de eierstokken, uterus, vagina en borstklieren. Raad een man of vrouw voorafgaand aan de behandeling aan om advies in te winnen over cryopreservatie van sperma of eicellen.
Overig: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptie toe te passen tijdens en na de therapie; vrouwen tot 8 maanden en mannen tot 5 maanden na de therapie.
Zwangerschap
Humaan IgG passeert geleidelijk in toenemende mate tijdens het 2e en 3e trimester de placenta.
Teratogenese: Bij de mens onbekend. Bij dieren resulteert remming van de Pd-L1/PD-1 signaalroute in immuungerelateerde afstoting van de zich ontwikkelende foetus met foetaal overlijden tot gevolg. Op grond van het werkingsmechanisme wordt daarom een toename in aantal abortussen of doodgeborenen verwacht.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 4 maanden na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden gedurende en tot ten minste 1 maand na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Vanwege de molecuulgrootte wordt geen passieve overgang van trastuzumab in de moedermelk verwacht. Het is onbekend of een actieve overgang plaatsvindt.
Advies: Tijdens en gedurende 7 maanden na de laatste toediening geen borstvoeding geven.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden gedurende en tot ten minste 2 maanden na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Vanwege de molecuulgrootte wordt geen passieve overgang van cemiplimab in de moedermelk verwacht. Het is onbekend of een actieve overgang plaatsvindt. Een nadelig effect op de zuigeling kan daarom niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden gedurende én tot ten minste 4 maanden na de therapie.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
- (een geschiedenis van) bevestigde diagnose van ernstige of aanhoudende veno-occlusieve leverziekte/sinusoïdaal-obstructiesyndroom (VOD/SOS);
- ernstig aanhoudende leverziekte zoals cirrose, nodulaire regeneratieve hyperplasie, actieve hepatitis.
Waarschuwingen en voorzorgen
Ernstige hematologische toxiciteitmet levensbedreigende en fataal verlopende infecties en bloedingen komen voor. Daarom vóór iedere dosis gemtuzumab ozogamicine en regelmatig tijdens en na de behandeling een complete bloedtelling uitvoeren. Controleer nauwgezet op klachten en symptomen van infectie, bloeding en andere complicaties van beenmergremming. Het kan nodig zijn een dosis uit te stellen of de behandeling definitief te staken.
Ernstige hepatotoxiciteit met evensbedreigend en fataal leverfalen en hepatische veno-occlusieve ziekte/sinusoïdaal obstructiesyndroom (VOD/SOS) zijn gemeld. Toediening van gemtuzumab ozogamicine bij een matig tot ernstig verminderde leverfunctie vermeerdert de kans op VOD. Controleer bij alle patiënten vóór elke dosis ALAT, ASAT, totaal bilirubine en alkalische fosfatase; bij afwijkende waarden frequenter controleren. Het kan nodig zijn een dosis uit te stellen of de behandeling definitief te staken. Controleer nauwgezet op klachten en symptomen van VOD/SOS zoals hepatomegalie, snelle gewichtstoename en het ontstaan van ascites. Indien bij een complete remissie besloten wordt een hematopoëtische stamceltransplantatie (HSCT) uit te voeren, wordt voor de zekerheid aanbevolen tussen de laatste dosis gemtuzumab ozogamicine en de HSCT een interval van 2 maanden aan te houden.
Vanwege de kans op infusiereacties de infusie toedienen onder nauwlettende klinische bewaking (o.a. hartslag, bloeddruk en lichaamstemperatuur). Het wordt daarnaast aanbevolen ca. 1 uur vóór toediening pre-medicatie te geven (corticosteroïd, H1-antihistaminicum en paracetamol). De patiënt bewaken totdat alle verschijnselen volledig zijn verdwenen. Een onderbreking van de infusie of definitief staken van de behandeling kan nodig zijn. Klachten en verschijnselen die binnen 24 uur na toediening kunnen optreden zijn koorts, koude rillingen, hypotensie, tachycardie, dyspneu, bronchospasme en anafylaxie.
Vanwege de kans op het tumorlysissyndroom vóór en tijdens de behandeling maatregelen nemen ter preventie van uraatnefropathie zoals een adequate hydratie, alkaliseren van de urine en zo nodig toedienen van allopurinol of rasburicase. Tevens de nierfunctie bewaken. Bij hyperleukocytaire AML (leukocytentelling ≥ 30 × 10⁹/l) wordt aanbevolen 48 uur vóór de start van de behandeling met gemtuzumab ozogamicine een cytoreductie uit te voeren met leukaferese, oraal hydroxyureum óf cytarabine met of zonder hydroxyureum. Bij een hoge tumorlast zijn fatale gevallen van het tumorlysissyndroom gemeld, met acuut nierfalen als complicatie.
Onderzoeksgegevens: de werkzaamheid van gemtuzumab ozogamicine is aangetoond bij AML met gunstige en intermediaire cytogenetische risicokenmerken; de werkzaamheid is nog onvoldoende onderzocht bij AML met ongunstige cytogenetische risicokenmerken. De werkzaamheid en veiligheid bij kinderen < 15 jaar, met niet eerder behandelde AML óf met gerecidiveerde of refractaire AML, zijn niet vastgesteld. Gemtuzumab ozogamicine is niet onderzocht bij een verminderde nier- of leverfunctie; er zijn ook geen farmacokinetische onderzoeken uitgevoerd. De aanbevelingen van het gebruik bij een verminderde nier- of leverfunctie zijn gebaseerd op een farmacokinetische populatieanalyse.
Waarschuwingen en voorzorgen
Levertoxiciteit: de leverfunctie vóór aanvang van de behandeling en vóór elke toediening controleren. Bij klinische symptomen van portale hypertensie en/of een cirrose-achtig patroon op een CT-scan van de lever, maar met normale transaminasespiegels en zonder andere manifestaties van cirrose, de diagnose nodulaire regeneratieve hyperplasie overwegen. De behandeling permanent staken in de volgende gevallen: bij het ontstaan van nodulaire regeneratieve hyperplasie, bij serumtransaminasewaarden > 3× ULN en gelijktijdig totaal bilirubine > 2× ULN.
Trombocytopenie: voorafgaand aan elke toediening het trombocytenaantal controleren. Wees voorzichtig bij vooraf bestaande trombocytopenie (< 100 × 109/l) en bij gebruik van stollingsremmers zoals vitamine K-antagonisten en (laagmoleculairgewicht en ongefractioneerde) heparine. Dien geen trastuzumab-emtansine toe als het aantal trombocyten is afgenomen tot < 50 × 109/l. Hervat de behandeling als het aantal trombocyten zich heeft hersteld naar ≥ 75 × 109/l.
Cardiotoxiciteit: een standaardtest voor de cardiale functie (middels echocardiografie of MUGA-scan) voor aanvang van de behandeling uitvoeren en met regelmaat (bv. elke 3 maanden) gedurende de behandeling herhalen. Bij behandeling met trastuzumab-emtansine kan een linkerventrikeldisfunctie optreden. Risicofactoren voor cardiotoxiciteit zijn: leeftijd > 50 jaar, lage LVEF-waarden bij aanvang (< 55%), eerder of gelijktijdig gebruik van antihypertensiva, eerdere behandeling met een antracycline en een hoge BMI (> 25 kg/m²). In klinische onderzoeken met trastuzumab-emtansine waren patiënten met een voorgeschiedenis van congestief hartfalen, ernstige cardiale aritmie waar behandeling voor nodig was, instabiele angina pectoris of myocardinfarct binnen 6 maanden voor randomisatie, en bij het bestaan van dyspneu in rust als gevolg van een gevorderde maligniteit uitgesloten van deelname. Wees daarom bij toepassing in dergelijke gevallen zeer voorzichtig.
Neurotoxiciteit: controleer patiënten voortdurend op verschijnselen van perifere neuropathie, die doorgaans overwegend sensorisch is. Onderbreek de behandeling bij perifere neuropathie CT-CAE graad 3 of 4, totdat de symptomen verdwenen zijn of verbeterd tot graad ≤ 2.
Pulmonale toxiciteit: controleer nauwlettend op symptomen van interstitiële longziekte of pneumonitis, zoals dyspneu, hoesten, vermoeidheid en pulmonale infiltraten. Wees extra voorzichtig bij patiënten met risicofactoren voor pulmonale toxiciteit, zoals bij dyspneu in rust als gevolg van een gevorderde maligniteit, of comorbiditeiten of bij gelijktijdige pulmonale bestralingstherapie. Staak de behandeling definitief bij interstitiële longziekte of pneumonitis; bij bestralingsgerelateerde pneumonitis in de adjuvante setting de behandeling staken wanneer sprake is van CT-CAE graad 2 indien met standaardbehandeling geen verbetering optreedt, óf bij graad ≥ 3.
Verlaag bij het optreden van infusiegerelateerde reacties de infusiesnelheid of onderbreek de toediening; bij levensbedreigende infusiegerelateerde reacties de behandeling definitief staken.
Controleer nauwlettend op overgevoeligheidsreacties, vanwege de kans op mogelijk ernstige anafylactische reacties. Overgevoeligheidsreacties nemen in ernst toe bij volgende infusies, waarmee ze kunnen worden onderscheiden van infusiegerelateerde reacties. Staak de behandeling definitief bij optreden van overgevoeligheidsreacties. Behandeling met trastuzumab-emtansine wordt niet aanbevolen bij patiënten bij wie eerdere behandeling met trastuzumab definitief gestaakt werd als gevolg van overgevoeligheid.
Indien extravasatie optreedt de infusie onmiddellijk staken en de patiënt regelmatig controleren, omdat necrose kan optreden binnen enkele dagen tot weken na de infusie.
Onderzoeksgegevens: er is geen relevante toepassing bij kinderen < 18 jaar. Er zijn onvoldoende gegevens over het gebruik bij ouderen ≥ 75 jaar en bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) of leverfunctie (Child-Pughscore 10-15).
Waarschuwingen en voorzorgen
Hematologische toxiciteit: ernstige bloedbeeldafwijkingen met levensbedreigende en fataal verlopende infecties en bloedingen komen voor. Daarom vóór iedere dosis inotuzumab ozogamicine en regelmatig tijdens en na de behandeling een complete bloedceltelling uitvoeren. Controleer nauwgezet op klachten en symptomen van infectie tijdens de behandeling en na hematopoëtische stamceltransplantatie (HSCT), bloeding en andere complicaties van beenmergremming. Het kan nodig zijn een dosis uit te stellen, te verlagen of de behandeling definitief te staken. Zonodig profylactisch middelen tegen infecties geven.
Hepatotoxiciteit: levensbedreigend en fataal leverfalen en hepatische veno-occlusieve ziekte/sinusoïdaal obstructiesyndroom (VOD/SOS) zijn gemeld. Controleer bij alle patiënten vóór en na elke dosis ALAT, ASAT, totaal bilirubine en alkalische fosfatase; bij afwijkende waarden frequenter levertesten uitvoeren en controleren op symptomen van leverziekte. Controleer bij alle patiënten tevens nauwgezet op klachten en symptomen van VOD/SOS zoals hepatomegalie, snelle gewichtstoename en het ontstaan van ascites. Risicofactoren voor het optreden van VOD/SOS zijn een leeftijd van ≥ 55 jaar, een voorgeschiedenis van leverziekte en/of hepatitis, een eerdere HSCT, een groter aantal behandelcycli, salvagebehandelingen opgestart in een later stadium. De kans op VOD/SOS is vooral significant groter indien ná inotuzumab ozogamicine een HSCT wordt uitgevoerd; VOD/SOS treedt bij ≥ 50% van de patiënten op indien sprake is van een leeftijd ≥ 65 jaar, een serumbilirubine ≥ ULN (voor aanvang van de HSCT) of een HSCT-conditioneringsschema met 2 alkylerende middelen. De behandeling definitief staken indien VOD/SOS optreedt.
Infusiereacties: klachten en verschijnselen die tijdens en na de toediening kunnen optreden zijn koorts, koude rillingen, hypotensie, tachycardie, dyspneu, bronchospasme en anafylaxie. Daarom de infusie toedienen onder nauwlettende klinische controle en het wordt aanbevolen vóór toediening pre-medicatie te geven (corticosteroïd, H1-antihistaminicum en paracetamol). De patiënt gedurende ten minste 1 uur na het einde van de infusie controleren op deze reacties. Een onderbreking van de infusie of definitief staken van de behandeling kan nodig zijn.
Tumorlysissyndroom: bij hoge tumorlast kunnen ernstige complicaties optreden zoals acuut nierfalen. Daarom vóór en tijdens de behandeling maatregelen nemen ter preventie van uraatnefropathie zoals een adequate hydratie, alkaliseren van de urine en zonodig toedienen van allopurinol of rasburicase. Tevens de nierfunctie bewaken. Het wordt aanbevolen om bij circulerende lymfoblasten vóór de eerste dosis een cytoreductie uit te voeren met een combinatie van hydroxycarbamide, corticosteroïden en/of vincristine tot het aantal blasten in perifeer bloed ≤ 10 × 109/l.
Wees voorzichtig bij risicofactoren voor QT-verlenging zoals hypocalciëmie, hypokaliëmie, hypomagnesiëmie, relevante hartziekte, bradycardie, comedicatie met geneesmiddelen die QT-interval verlengen en congenitaal of verworven QT-verlenging. Vóór aanvang van de behandeling en regelmatig tijdens de behandeling elektrolyten controleren en ECG beoordelen.
Controleer regelmatig op verhogingen van amylase en lipase.
Onderzoeksgegevens: De werkzaamheid en veiligheid zijn niet vastgesteld bij kinderen (< 18 j.). Er zijn weinig gegevens over het gebruik bij een verminderde leverfunctie met totaal bilirubine > 1,5 × 'upper limit of normale range' (ULN) en ASAT/ALAT > 2,5 × ULN. Het gebruik is niet onderzocht bij ESRD (creatinineklaring < 15 ml/min). Zie ook de informatie onder Hepatotoxiciteit: in deze rubriek.
Waarschuwingen en voorzorgen
Controleer voortdurend tijdens én ook regelmatig na de therapie op het optreden van één of meer immuungerelateerde bijwerkingen (bv. pneumonitis, myocarditis, colitis, hepatitis, nefritis, endocrinopathie (o.a. hyper-/hypothyroïdie, bijnierinsufficiëntie, hypofysitis, diabetes mellitus type 1), huiduitslag, Guillain-Barrésyndroom, myastheen syndroom, meningo-encefalitis) en andere immuungerelateerde bijwerkingen (zoals paraneoplastische encefalomyelitis, meningitis, myositis, niet-infectieuze cystitis, hemofagocytaire lymfohistiocytose). Met het oog hierop ook voorafgaand aan de behandeling de nierfunctie, leverfunctie (ALAT, ASAT, bilirubine) en de schildklierfunctie controleren. Afhankelijk van de ernst van immuungerelateerde bijwerkingen de behandeling onderbreken of definitief staken en een behandeling starten met corticosteroïden en/of ondersteunende zorg (incl. zonodig hormoonvervangende therapie). Cemiplimab niet hervatten zolang immunosuppressieve doses corticosteroïden of andere immunosuppressiva worden gegeven (zie ook de rubriek Interacties).
Bij infusiereacties CTCAE-graad 1 of 2 de infusiesnelheid verlagen of de behandeling onderbreken; bij graad 3 of 4 de behandeling definitief staken. Bij graad 1 of 2 de toediening voortzetten/hervatten onder nauwlettende controle; overweeg premedicatie met antipyretica en antihistaminica.
Onderzoeksgegevens: er zijn geen gegevens over het gebruik bij kinderen (< 18 j.); er zijn geen gegevens over het gebruik bij een ernstige leverfunctiestoornis (bilirubine > 3,0 × ULN en elke ASAT) en een ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min). De gegevens bij ouderen ≥ 75 jaar zijn beperkt. Patiënten met de volgende aandoeningen werden uitgesloten van de klinische onderzoeken:
- (een voorgeschiedenis van) auto-immuunziekte waarvoor systemische therapie met immunosuppressiva nodig is gedurende de afgelopen 5 jaar (2 jaar bij NSCLC);
- actieve infectie, waaronder HIV-, hepatitis B- of hepatitis C-infectie;
- een ECOG-score ≥ 2;
- een voorgeschiedenis van solide-orgaantransplantatie (alléén bij CSCC en BC);
- eerdere behandeling met een anti-PD-1/PD-L1 of met andere 'checkpoint'-remmers (alléén bij CSCC en BC).
Bij CSCC tevens: actieve hersenmetastasen, een voorgeschiedenis van pneumonitis gedurende de afgelopen 5 jaar, chronische lymfatische leukemie.
Bij NSCLC tevens: aberraties is EGFR, ALK of ROS1 van het tumorgenoom, een voorgeschiedenis van interstitiële longziekte, patiënten die nooit hebben gerookt.
Overdosering
Symptomen
Bij doses tot 9 mg/m² is geen overdosering vastgesteld. Hogere doses zijn niet getest.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met gemtuzumab ozogamicine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met trastuzumab emtansine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met inotuzumab ozogamicine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Gemtuzumab ozogamicine is een antilichaam-geneesmiddelconjugaat, dat is samengesteld uit een gehumaniseerd IgG4κ-antilichaam gericht tegen CD33 (geproduceerd door celkweek in NS0-zoogdiercellen), covalent gebonden aan het cytotoxische middel N-acetyl-γ-calicheamicine. Het CD33-antigeen is een adhesie-eiwit dat zich op het oppervlak van myeloïde leukemische blastcellen en onrijpe normale cellen van de myelomonocytaire cellijn bevindt, maar niet op normale hematopoëtische stamcellen. N-acetyl-γ-calicheamicine is een semisynthetisch product. Na binding aan CD33 ontstaat een antilichaam-geneesmiddelconjugaat-CD33-complex, waarna het N-acetyl-γ-calicheamicine(dimethylhydrazide) intracellulair wordt afgegeven. Na activatie veroorzaakt N-acetyl-γ-calicheamicine breuken in dubbelstrengs DNA, met als gevolg een stilstand van de celcyclus en apoptotische celdood.
Kinetische gegevens
Metabolisering | IgG4κ waarschijnlijk op dezelfde wijze als endogeen IgG via katabolische routes tot kleine peptiden en aminozuren. N-acetyl-γ-calicheamicine(dimethylhydrazide) wordt uitgebreid gemetaboliseerd via niet-enzymatische reductie van de disulfidecomponent. |
T 1/2el | ca. 160 uur (IgG4κ). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Antilichaam-geneesmiddelconjugaat, bestaande uit trastuzumab – een gehumaniseerd monoklonaal IgG1-antilichaam gericht tegen de humane epidermale groeifactor-receptor-2 (HER2) – en het covalent gebonden mertansine (DM1), wat een zeer krachtige microtubulineremmer is. Na binding aan HER2 ondergaat trastuzumab-emtansine receptorgemedieerde internalisatie en daarop volgt lysosomale afbraak. Hierbij komen DM1-bevattende cytotoxische katabolieten vrij, die celdood induceren door remming van de tubulinepolymerisatie.
Kinetische gegevens
Metabolisering | via proteolyse in cellulaire lysosomen tot de katabolieten MCC-DM1, Lys-MCC-DM1 en DM1. DM1 wordt hoofdzakelijk gemetaboliseerd door CYP3A4 en in mindere mate door CYP3A5. |
Eliminatie | vnl. met de feces (katabolieten). |
T 1/2el | ca. 4 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Antilichaam-geneesmiddelconjugaat, dat is samengesteld uit een recombinant gehumaniseerd IgG4κ-antilichaam gericht tegen CD22 (geproduceerd door celkweek in NS0-zoogdiercellen), covalent gebonden aan N-acetyl-γ-calicheamicinedimethylhydrazine. Het CD22-antigeen is een transmembraan glycoproteïne dat specifiek op het oppervlak van B-cellen voorkomt. N-acetyl-γ-calicheamicinedimethylhydrazine is een cytotoxische stof. Na binding aan CD22 ontstaat een antilichaam-geneesmiddelconjugaat-CD22-complex, waarna het N-acetyl-γ-calicheamicinedimethylhydrazide intracellulair wordt afgegeven. Na activering induceert N-acetyl-γ-calicheamicine breuken in dubbelstrengs DNA, met als gevolg een stilstand van de celcyclus en apoptotische celdood.
Kinetische gegevens
V d | ca. 0,17 l/kg (inotuzumab ozogamicine). |
Metabolisering | IgG4κ waarschijnlijk op dezelfde wijze als endogeen IgG via katabolische routes tot kleine peptiden en aminozuren. N-acetyl-γ-calicheamicine(dimethylhydrazide) wordt uitgebreid gemetaboliseerd via niet-enzymatische reductie van de disulfidecomponent. |
T 1/2el | ca. 12 dagen (inotuzumab ozogamicine). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Humaan immunoglobuline G4 (IgG4) monoklonaal antilichaam, geproduceerd in ovariumcellen van de Chinese hamster met behulp van recombinant-DNA-techniek. Cemiplimab bindt zich aan de geprogrammeerde celdood-1(PD-1)-receptor en voorkómt daardoor de interactie tussen de PD-1-receptor en de liganden PD-L1 en PD-L2, die tot expressie kunnen komen in tumoren of andere cellen in de micro-omgeving van de tumor. Hechting van PD-1 aan deze liganden zorgt voor de remming van T-cel-proliferatie en secretie van cytokinen. Door blokkering hiervan maakt cemiplimab T-celrespons mogelijk, waaronder anti-tumorrespons.
Kinetische gegevens
Metabolisering | (waarschijnlijk) op dezelfde wijze als endogeen IgG via katabolische routes tot kleine peptiden en aminozuren. |
T 1/2el | ca. 20,3 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
gemtuzumab ozogamicine hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk
Groepsinformatie
trastuzumab-emtansine hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
Groepsinformatie
inotuzumab ozogamicine hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk
Groepsinformatie
cemiplimab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk