Samenstelling
Praxbind XGVS Boehringer Ingelheim bv
- Toedieningsvorm
- Infusie-/injectievloeistof
- Sterkte
- 50 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 50 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Toxogonin (chloride) SERB SA
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 250 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 1 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Fluimucil XGVS Zambon Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 200 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 25 ml (= 5 g)
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Ondexxya XGVS Aanvullende monitoring Portola Netherlands bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor infusievloeistof
- Sterkte
- 200 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor het advies de module Bloeding of ingreep bij DOAC's van de NIV-Richtlijn Antitrombotisch beleid op richtlijnendatabase.nl.
Advies
Voor dit geneesmiddel is geen advies vastgesteld.
Advies
Bij het vermoeden van ernstige paracetamolintoxicatie is acetylcysteïne het antidotum van eerste keus. Intraveneuze toediening van acetylcysteïne heeft hierbij de voorkeur, omdat niet-optimale therapie door braken (t.g.v. paracetamoloverdosering of bij orale inname van acetylcysteïne) is te voorkomen. Zie voor meer informatie toxicologie.org/paracetamol en de stofmonografie paracetamol via vergiftigingen.info.
Advies
Zie voor het advies de module Bloeding of ingreep bij DOAC's (update 2021) van de NIV-Richtlijn Antitrombotisch beleid 2020 op richtlijnendatabase.nl.
Indicaties
Het snel neutraliseren van het anticoagulerend effect van dabigatran bij volwassenen die hiermee worden behandeld ten bate van:
- het verrichten van spoedoperaties of andere dringende ingrepen;
- het tot stase brengen van een levensbedreigende of ongecontroleerde bloeding.
Indicaties
- Vergiftiging door organische fosforverbindingen, zoals in plantenziektenbestrijdingsmiddelen en insecticiden (bv. parathion = E 605; Phosdrin; Merkon e.a.) en zoals zenuwgassen in oorlogssituaties (bv. Sarin, Soman, Novichok).
Indicaties
- Intoxicatie met paracetamol.
Indicaties
- Als antidotum voor volwassenen die worden behandeld met een directe factor Xa-remmer (apixaban of rivaroxaban), wanneer omkering van antistolling nodig is vanwege levensbedreigende of ongecontroleerde bloedingen.
Doseringen
Het neutraliseren van het anticoagulerend effect van dabigatran
Volwassenen (incl. ouderen)
Intraveneus: 5 g (2 ampullen van 2,5 g/50 ml) per keer in twee achtereenvolgende infusies van elk 5–10 minuten, of als bolusinjectie.
Tot 24 uur na toediening kan ongebonden dabigatran terugkeren met daarmee gepaard gaande verlengde stollingstijd. Overweeg een tweede dosis (van 5 g), wanneer sprake is van verlengde stollingstijden én indien er opnieuw klinisch relevante bloedingen optreden óf als een potentieel optredende nieuwe bloeding levensbedreigend zou zijn (bv. subarachnoïdale bloeding) óf als een tweede spoedoperatie of anderszins dringende ingreep verricht moet worden.
Hervatten behandeling: Behandeling met dabigatran kan 24 uur na toediening van idarucizumab weer worden gestart mits de patiënt klinisch stabiel is en er voldoende hemostase is bereikt. Starten met een ander antitromboticum kan op elk moment, eveneens als de patiënt klinisch stabiel is en de hemostase voldoende hersteld is. Weeg hierbij de voordelen van antistolling af tegen de risico’s van hernieuwde bloeding.
Verminderde nierfunctie: Geen dosisaanpassing nodig.
Verminderde leverfunctie: Geen dosisaanpassing nodig.
Toediening: Niet mengen met andere geneesmiddelen.
Doseringen
Intoxicatie door organische fosforverbindingen
Volwassenen
Eerst snel atropine toedienen: 2–5 mg i.v. Herhaal iedere 5–15 min tot het effect van atropine duidelijk is: warme droge huid, droge mond, milde tachycardie. Na de eerste atropinedosering(en) de behandeling met obidoxim starten: 250 mg (1 ampul) langzaam i.v.. Daarna als continu infuus van 750 mg/24 uur zo lang als reactivering van acetylcholinesterase mogelijk is.
Kinderen
Volgens het Kinderformularium van het NKFK: vanaf 1 maand: combineren met atropine i.v. of i.m. 0,05 mg/kg per dosis, zo nodig elke 10–30 min herhalen op geleide van sinusritme. Maximale dosering atropine per dosis: 2 mg. Obidoxim 4–8 mg/kg per dosis in 5–10 minuten. Eventueel na 1–2 uur herhalen. Volgens de fabrikant eerst atropine: 1–3 mg i.v. per dosis. Herhaal iedere 5–15 min tot het effect van atropine duidelijk is: warme droge huid, droge mond, milde tachycardie. Na de eerste atropinedosering(en) de behandeling met obidoxim starten: 4–8 mg/kg lichaamsgewicht langzaam i.v. Continu infuus 10 mg/kg lichaamsgewicht/24 uur zo lang als reactivering van acetylcholinesterase mogelijk is.
Verminderde nierfunctie: bij een glomerulaire filtratiesnelheid <30 ml/min is mogelijk aanpassing van de dosis nodig.
Toediening: obidoxim kan ook i.m. worden toegediend.
Doseringen
Paracetamolintoxicatie
Volwassenen en kinderen
De therapie zo snel mogelijk (binnen 8–10 uur) na een paracetamoloverdosering inzetten. Toediening kan zelfs nog tot 36 uur na inname van een overdosis paracetamol zinvol zijn, omdat leverbeschadiging en -necrose daardoor beperkt(er) kunnen blijven. Toxicologie.org hanteert een interventiegrens van 150 mg/l (4 uur na inname) en de fabrikant formuleert geen interventiegrens; bij ondervoeding, chronisch alcoholisme, leverinsufficiëntie en bij inductie van CYP2E1 (o.a. isoniazide) wordt een grens van 75 mg/l gehanteerd. Ook het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum hanteert een interventiegrens van 150 mg/l (eveneens 4 uur na inname); met voor de genoemde bijzondere condities 100 mg/l. De grenswaarden zijn van toepassing bij eenmalige orale inname (binnen één periode van 8 uur) van paracetamolpreparaten met een directe afgifte. Voor meer informatie zie ook de stofmonografie paracetamol via vergiftigingen.info of zie toxicologie.org/paracetamol.
Begindosis: 150 mg/kg lichaamsgewicht in 200 ml langzaam i.v. in 60 min. Daarna vervolgen met 75 mg/kg in 500 ml i.v. elke 4 uur totdat de plasmaspiegel van paracetamol < 10 mg/l is, maar gedurende ten minste 24 uur. Zie voor het benodigde flaconvolume (ml) de Doseringstabel voor volwassenen in rubriek 4.2 van de officiële productinformatie CBG/EMA via 'Zie ook'.
Bij personen > 110 kg lichaamsgewicht een maximum rekengewicht van 110 kg aanhouden voor het berekenen van de benodigde dosering.
Verminderde nierfunctie of verminderde leverfunctie: de dosis hoeft niet aangepast te worden. Indien voor behandeling van andere met paracetamol ingenomen geneesmiddelen hemodialyse wordt toegepast, is het niet nodig de dosering acetylcysteïne aan te passen.
Toediening
- Vóór toediening de benodigde hoeveelheid concentraat (hypertoon) eerst verdunnen met infusievloeistof tot 200 ml. Glucose 5% en 10%, fysiologisch zout (NaCl 0,9%) of glucose/zoutoplossing (gluc 5%/NaCl 0,9%) kunnen ter verdunning gebruikt worden, glucose 5% als infusievloeistof heeft de voorkeur.
- Acetylcysteïne kan rubber en metaal aantasten; gebruik bij i.v.-toediening glazen - en/of plastic toedieningssystemen.
- Er zijn orale toedieningsvormen voor de behandeling van een paracetamoloverdosering, echter deze zijn hier niet voor geregistreerd. Zie daarom voor de orale dosering de stofmonografie paracetamol via vergiftigingen.info of zie toxicologie.org/paracetamol; let op, deze bronnen verschillen iets in hun doseringsadvies.
Doseringen
Het aanbevolen doseerschema van andexanet α is gebaseerd op de dosis apixaban of rivaroxaban die de patiënt gebruikt op het moment van omkering van de antistolling, alsmede op de verstreken tijd sinds de laatste dosis. Als de sterkte van de laatste dosis antistollingsmiddel of het interval tussen de laatste dosis en de bloedingsepisode niet bekend is, is er geen dosisaanbeveling beschikbaar. Controleer voor toediening eerst (als de tijd dit toelaat) de anti-Fxa spiegel.
Omkering van antistolling met apixaban
Volwassenen (incl. ouderen)
Bij een lage dosis apixaban: d.w.z. laatste dosis van ≤ 5 mg óf indien de laatste dosis ≥ 8 uur geleden bij > 5 mg: intraveneus 400 mg met een snelheid van ca. 30 mg/min gedurende 15 minuten, gevolgd door continue i.v.-infusie van 4 mg/min gedurende 2 uur (480 mg).
Bij een hoge dosis apixaban: d.w.z. laatste dosis van > 5 mg toegediend < 8 uur geleden: intraveneus 800 mg met een snelheid van ca. 30 mg/min gedurende 30 minuten, gevolgd door continue i.v.-infusie van 8 mg/min gedurende 2 uur (960 mg).
Omkering van antistolling met rivaroxaban
Volwassenen (incl. ouderen)
Bij een lage dosis rivaroxaban: d.w.z. laatste dosis van ≤ 10 mg óf indien de laatste dosis ≥ 8 uur geleden bij > 10 mg: intraveneus 400 mg met een snelheid van ca. 30 mg/min gedurende 15 minuten, gevolgd door continue i.v.-infusie van 4 mg/min gedurende 2 uur (480 mg).
Bij een hoge dosis rivaroxaban: d.w.z. laatste dosis van > 10 mg toegediend < 8 uur geleden: intraveneus 800 mg met een snelheid van ca. 30 mg/min gedurende 30 minuten, gevolgd door continue i.v.-infusie van 8 mg/min gedurende 2 uur (960 mg).
Hervatten behandeling: Behandeling met antitrombotica weer starten als de patiënt klinisch stabiel is en er voldoende hemostase is bereikt. Weeg hierbij de voordelen van antistolling af tegen de risico’s van hernieuwde bloeding.
Verminderde nierfunctie: Geen dosisaanpassing nodig; zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Verminderde leverfunctie: Geen dosisaanpassing nodig; zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Bijwerkingen
Voorbijgaande proteïnurie is gemeld; zie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Bijwerkingen
Hoge doses kunnen neuromusculaire blokkade veroorzaken. Verder zijn gemeld: toegenomen hartfrequentie, aritmie, bloeddrukstijging, droge mond, geelzucht en afwijkende leverfunctie, hypo-esthesie, spierzwakte, warm en koud voelen, een mentholsmaak.
Bijwerkingen
Gemeld zijn: anafylactische/anafylactoïde reacties, anafylactische shock, andere ernstige (overgevoeligheids)reacties zoals hypotensie, tachycardie, ernstige ademnood met bronchospasmen, angio-oedeem; een fatale afloop is zeer zelden gerapporteerd. Milde overgevoeligheidsreacties zoals misselijkheid, braken, hoesten, dyspneu, koorts, duizeligheid, urticaria, (gegeneraliseerde) erythemateuze huiduitslag, jeuk, (overmatig) blozen. Bradycardie. Hypertensie, vasodilatatie, syncope. Pijn of beklemd gevoel op de borst, adem- of hartstilstand, stridor. Uitpuilende ogen, wazig zien. Gezichts- of oogpijn, gegeneraliseerd insult. Gezichtsoedeem. Angst. Zweten, cyanose. Artropathie, artralgie. Malaise. Acidose, verlaagde ureumspiegel in bloed. Verslechtering van de leverfunctie, verlengde protrombinetijd. Trombocytopenie, afname bloedplaatjesaggregatie. Bij extravasatie, reacties op de plaats van toediening.
Bijwerkingen
Gemeld bij patiënten met acute ernstige bloedingen (doelgroep)
Vaak (1-10%): CVA, ischemische beroerte. Myocardinfarct. Diepveneuze trombose, longembolie. Koorts.
Soms (0,1-1%): herseninfarct, TIA. Hartstilstand. Arteria iliaca-occlusie. Voorbijgaande infusie gerelateerde reactie met stijfheid, koude rillingen, hypertensie, zuurstofdesaturatie, agitatie en verwardheid (licht tot matig in ernst).
Interacties
Er is geen formeel onderzoek naar interactie met andere geneesmiddelen gedaan. Op grond van farmacokinetische eigenschappen en het gegeven dat het zich zeer specifiek bindt aan dabigatran, worden klinisch relevante interacties met andere geneesmiddelen onwaarschijnlijk geacht.
Interacties
Er zijn van dit middel geen interacties bekend. Vanwege de renale uitscheiding is interactie met geneesmiddelen die ook renaal worden uitgescheiden theoretisch mogelijk.
Interacties
Gelijktijdig gebruik van nitroglycerine en acetylcysteïne kan leiden tot ernstige hypotensie en een verwijding van de arteria temporalis. Wanneer gelijktijdig gebruik noodzakelijk is, controleer op het ontstaan van (ernstige) hypotensie en waarschuw dat hoofdpijn kan optreden.
In vitro is inactivering van antibiotica (voornamelijk β–lactamantibiotica) geconstateerd bij mengen met acetylcysteïne; niet mengen in dezelfde infuuszak.
De uitscheiding van tegelijkertijd toegediende metalen kan verhoogd zijn.
Interacties
Vermijd gebruik van andexanet α voorafgaand aan hepariniseren, bv. tijdens een operatie, omdat andexanet α ongevoeligheid voor heparine veroorzaakt. Het gebruik van andexanet α als antidotum voor heparine of LMWH's is niet geëvalueerd en wordt niet aanbevolen.
Andexanet α kan worden gebruikt in combinatie met standaard hemostatische ondersteunende maatregelen. Vermijd indien mogelijk de combinatie met procoagulante factor-behandelingen (bv. 3- of 4-factor-protrombinecomplexconcentraat (PCC)/geactiveerd PCC, recombinant factor VIIa, vers bevroren plasma) en volbloed. De veiligheid is niet onderzocht bij patiënten die binnen zeven dagen voorafgaand aan het bloedingsvoorval protrombinecomplexconcentraten, recombinant factor VIIa of volbloed kregen.
Zwangerschap
Antilichamen passeren de placenta.
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, geen gegevens.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens.
Advies: In geval van een ernstige intoxicatie dient een zwangere als een niet-zwangere behandeld te worden.
Zwangerschap
Acetylcysteïne passeert de placenta (paracetamol ook).
Teratogenese: Bij de mens, weinig gegevens. Deze wijzen niet op schadelijke effecten op de foetus. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Acetylcysteïne kan (ook in hoge dosering) worden gebruikt bij een paracetamolintoxicatie tijdens de zwangerschap. Bovendien is een paracetamolintoxicatie zeer schadelijk voor de moeder en daarmee, in ieder geval indirect, ook voor het kind. Gevallen van foetaal en neonataal overlijden ten gevolge van hepatische necrose zijn beschreven als gevolg van maternale paracetamoloverdosering.
Zwangerschap
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, onvoldoende gegevens.
Advies: Gebruik ontraden vanwege het ontbreken van gegevens.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Antilichamen gaan over in de moedermelk.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden vanwege het ontbreken van gegevens.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: In het algemeen wordt aangeraden geen borstvoeding te geven ten tijde van een intoxicatie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend (NB: paracetamol gaat in geringe mate over in de moedermelk).
Farmacologisch effect: Er zijn geen gegevens bekend over toepassing van hoge doses acetylcysteïne (die gebruikt worden bij een paracetamolintoxicatie) gedurende lactatie. De opname uit het maag-darmkanaal van de zuigeling zal echter beperkt zijn door de lage biologische beschikbaarheid (4–10%). Bovendien heeft acetylcysteïne een hoog verdelingsvolume, waardoor de plasmaspiegel bij de moeder relatief laag is. In cases waarbij acetylcysteïne direct aan neonaten werd gegeven (als slijmverdunner), werd geen toxiciteit gezien. Deze doseringen zijn waarschijnlijk hoger dan de hoeveelheid die de zuigeling via de borstvoeding binnen krijgt.
Advies: Acetylcysteïne kan (ook hoog gedoseerd) waarschijnlijk veilig gebruikt worden. In het algemeen wordt het geven van borstvoeding tijdens intoxicaties echter afgeraden; tijdens een episode van paracetamolintoxicatie geen borstvoeding geven.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden vanwege het ontbreken van gegevens.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
- Vergiftiging met cholinesteraseremmende stoffen van het carbamaattype; atropine kan dan wèl gegeven worden.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
- bekende overgevoeligheid voor hamstereiwit.
Waarschuwingen en voorzorgen
Idarucizumab bindt zich specifiek aan dabigatran en heft het anticoagulerend effect ervan op. Het heft niet de effecten van andere anticoagulantia op.
Weeg het risico van gebruik bij eerdere overgevoeligheid voor idarucizumab af tegen het voordeel van deze spoedbehandeling. Als een anafylactische reactie of andere ernstige allergische reactie zich voordoet; staak de toediening en stel een passende behandeling in.
Voorbijgaande proteïnurie kan optreden als gevolg van de grote eiwitbelasting na een intraveneuze bolusinjectie of relatief snelle intraveneuze infusie met idarucizumab. Deze proteïnurie wijst dus niet op nierschade; houd hiermee rekening bij urineonderzoek. De proteïnurie is meestal maximaal na ca. 4 uur en normaliseert in het algemeen binnen 12–24 uur.
Onderzoeksgegevens
- Een nierfunctiestoornis heeft volgens beschikbare gegevens geen invloed op het neutraliserende effect van idarucizumab; de blootstelling aan zowel dabigatran als idarucizumab neemt toe.
- Er is in onderzoek geen relevant effect van een gestoorde leverfunctie gevonden.
- De werkzaamheid en veiligheid zijn niet vastgesteld bij kinderen (< 18 j.).
Waarschuwingen en voorzorgen
Het gebruik van obidoxim vervangt nooit de toediening van atropine. Geef atropine bij voorkeur al voordat de patiënt naar het ziekenhuis gaat, om hartstilstand te voorkomen. Geef in ieder geval atropine alvorens over te gaan tot toediening van obidoxim. Bij organofosfaatvergiftiging worden hoge doses atropine verdragen.
Bij vergiftigingen per os, direct de maag spoelen, waarbij wegens aspiratiegevaar de ademhalingswegen zorgvuldig moeten worden vrijgehouden. Rijkelijke toediening van geactiveerde kool is noodzakelijk.
Bij vergiftigingen door huidcontact met een organofosfaat, de kleding verwijderen en het gehele lichaam wassen met een natriumbicarbonaatoplossing of polyethyleenglycol. Als dat niet kan, wassen met water en zeep.
Wees voorzichtig bij patiënten met myasthenia gravis die een cholinesteraseremmer gebruiken, vanwege het risico op een myastene crisis bij toediening van obidoxim.
Controleer de leverfuncties indien hoge dosis obidoxim worden gegeven omdat obidoxim vanaf 8 mg/kg hepatotoxisch kan zijn, veelal van voorbijgaande aard.
Waarschuwingen en voorzorgen
De intraveneuze toediening van acetylcysteïne dient onder strikt medisch toezicht plaats te vinden, in het bijzonder de initiële oplaaddosis. De kans op anafylactoïde/overgevoeligheidsreacties is groter wanneer het geneesmiddel te veel en/of te snel wordt toegediend en deze vinden gewoonlijk plaats tussen 15 en 60 minuten na start van de infusie. In veel gevallen verminderen de bijwerkingen na het stoppen van de infusie; een antihistaminicum kan nodig zijn en soms corticosteroïden. Zodra de reactie onder controle is, de infusie vervolgen met een infusiesnelheid van 75 mg/kg in 500 ml i.v. elke 4 uur totdat de plasmaspiegel van paracetamol < 10 mg/l is, gedurende ten minste 24 uur.
Bronchospasmen en ernstige huidreacties: Bij astma is bij i.v.-toediening meer kans op (ernstige) overgevoeligheidsreacties; ook ernstige huidreacties (zoals SJS en TEN) zijn opgetreden. Controleer (o.a. huid en slijmvliezen) nauwgezet op eerste verschijnselen en symptomen van overgevoeligheidsreacties en stop de behandeling onmiddellijk bij bronchospasme.
Wees voorzichtig bij de behandeling van patiënten lichter dan veertig kilogram, vanwege het risico op een te hoge vloeistoftoediening met als gevolg hyponatriëmie, toevallen en overlijden.
Omdat acetylcysteïne ook mucolytische eigenschappen heeft en bij kinderen jonger dan twee jaar het vermogen tot ophoesten beperkt kan zijn, rekening houden met luchtwegobstructie; neem zo nodig passende maatregelen.
Invloed op stollingstesten: Een hoge dosering acetylcysteïne, zoals die bij een paracetamolintoxicatie gegeven wordt, kan invloed hebben op de protrombinetijd en INR.
Resultaten van de urine ketonentest en de waarde van colorimetrische salicylaatbepalingen kunnen beïnvloed worden door acetylcysteïne.
Hulpstoffen: Wees voorzichtig met natrium bij een natriumarm dieet.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vermijd het gebruik van andexanet α voorafgaand aan hepariniseren (bv. tijdens een operatie); zie de rubriek Interacties. Andexanet α is niet geschikt als voorbehandeling bij spoedeisende operaties. Gebruik voor omkering van de antistolling met edoxaban of enoxaparine wordt niet aanbevolen vanwege een gebrek aan gegevens.
Monitor de behandeling op basis van klinische parameters die duiden op een passende respons (het bereiken van hemostase), gebrek aan werkzaamheid (opnieuw bloeden) en bijwerkingen (trombotische voorvallen); monitoring mag niet gebaseerd zijn op anti-FXa-activiteit. Commerciële anti-FXa-activiteitstests zijn niet geschikt voor het meten van anti-FXa-activiteit na toediening van andexanet α, aangezien deze testen leiden tot foutief verhoogde anti-FXa-activiteitsniveaus, met als gevolg een aanzienlijke onderschatting van het omkerend effect van andexanet α.
Monitor tijdens behandeling op symptomen van trombose, aangezien neutralisatie van het anticoagulerend effect van behandeling met factor Xa-remmers patiënten blootstelt aan het tromboserisico van hun onderliggende aandoening. Bij patiënten met een acute ernstige bloeding zijn trombotische voorvallen gemeld binnen 30 dagen na toediening; zie voor meer informatie de rubriek Bijwerkingen. Daarnaast is het pro-coagulerend effect van andexanet α, gemedieerd door de remming van ‘tissue factor pathway inhibitor’ (TFPI), aangetoond; dosisafhankelijke verhoging van stollingsmarkers en verlaging van TFPI is waargenomen bij gezonde (niet bloedende) proefpersonen. Voorlopige gegevens bij patiënten met acute ernstige bloedingen duiden op meer kans op trombose bij patiënten die de hogere dosis andexanet ontvangen, voorheen de lagere dosis van de anti-factor Xa-remmer, en patiënten die rivaroxaban gebruiken. Overweeg na het beëindigen van behandeling met andexanet α de antistollingstherapie te hervatten om het risico van trombotische voorvallen te verminderen.
Overweeg bij het optreden van matig-ernstige infusiereacties (zie de rubriek Bijwerkingen) tijdens de infusie een korte onderbreking of verlaging van de infusiesnelheid. Eventueel kan difenhydramine worden toegediend.
Het ontwikkelen van niet-neutraliserende antistoffen tegen andexanet α is waargenomen bij ca. 10 % van de patiënten. Deze antistoffen hadden echter meestal een lage titer en geen klinische gevolgen. Er werden geen neutraliserende antistoffen of antistoffen tegen factor X of factor Xa waargenomen.
Overige onderzoeksgegevens
- De veiligheid van andexanet α op lange termijn is nog onbekend;
- De veiligheid en werkzaamheid bij een nierfunctiestoornis zijn niet vastgesteld; aangezien er weinig tot geen uitscheiding via de nieren plaatsvindt is dosisaanpassing niet nodig;
- De veiligheid en werkzaamheid bij een leverfunctiestoornis zijn niet vastgesteld; aangezien eiwitten niet via gal en/of feces worden uitgescheiden is dosisaanpassing niet nodig;
- De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen zijn niet vastgesteld.
Overdosering
Symptomen
Ernstige overdosering met obidoxim kan een averechts effect geven, namelijk verdere remming van acetylcholinesterase en toename van de vergiftigingssymptomen. Daarnaast kan ernstige overdosering voorbijgaande verstoringen van de leverfunctie veroorzaken.
Therapie
Neem voor informatie over een vergiftiging met obidoxim contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
bij een overdosering zijn naast gastro-intestinale symptomen en duizeligheid ook effecten passend bij 'anafylactoïde reacties' zoals angio-oedeem, hypotensie, bronchospasmen, rinorroe, en urticaria mogelijk.
Zie voor meer symptomen en behandeling de monografie acetylcyteïne antidotum op Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Er is geen ervaring met overdosering van andexanet α. Er is geen dosisbeperkende toxiciteit waargenomen tijdens klinische onderzoeken.
Neem voor meer informatie over een overdosering met andexanet α contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Specifiek antidotum voor dabigatran. Gehumaniseerd monoklonaal antilichaamfragment (Fab), geproduceerd door middel van recombinant DNA-technologie in ovariumcellen van de Chinese hamster. Bindt met een zeer hoge affiniteit aan (ongebonden) dabigatran, ongeveer 300 × zo sterk als de bindingsaffiniteit van dabigatran voor trombine. Het idarucizumab-dabigatrancomplex is een zeer stabiel complex en neutraliseert zo het anticoagulerend effect van dabigatran. Idarucizumab alleen heeft geen protrombotisch effect.
Werking: onmiddellijk na toediening. Werkingsduur: ca. 12 uur. Tot 24 uur na toediening kan ongebonden dabigatran terugkeren met daarmee gepaard gaande verlengde stollingstijd. Bij opnieuw toedienen van dabigatran 24 uur na de infusie van idarucizumab treedt weer de te verwachten anticoagulerende werking op.
Kinetische gegevens
V d | ca. 0,13 l/kg. |
Metabolisering | biodegradatie tot kleine peptiden of aminozuren. |
Eliminatie | ca. 32% van een i.v. dosis in de urine binnen 6 uur (en ca. 1% vanaf 6 tot 24 uur), men neemt aan dat het resterende deel wordt geëlimineerd via eiwitafbraak, hoofdzakelijk in de nieren. |
T 1/2el | ca. 10 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Obidoxim is een antidotum bij een organofosfaatvergiftiging. Het reactiveert de geblokkeerde acetylcholinesterases. Obidoxim wordt in combinatie met atropine toegepast, waarbij atropine de muscarinerge symptomen van de vergiftiging tegengaat, en obidoxim de nicotinerge. Een significant effect wordt gezien bij plasmaspiegels van 10–20 micromol (3,6–7,2 mg) obidoximchloride/liter. Bij hogere dan de aanbevolen doseringen, kan juist remming van acetylcholinesterasen optreden.
Kinetische gegevens
T max | 20–40 minuten. |
V d | 0,171 l/kg; bij organofosfaatvergiftiging hoger, tot 0,32 l/kg. |
Eliminatie | snel, voornamelijk met de urine. |
T 1/2el | ca. 2 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Antidotum. Acetylcysteïne vermindert de hepatotoxiciteit van NAPQI (n-acetyl-p-benzo-quinon-imine), de zeer reactieve intermediaire metaboliet na inname van een hoge dosis paracetamol, door de volgende mechanismen:
- Acetylcysteïne is een precursor in de synthese van glutathion. Zo handhaaft het de cellulaire gluthationspiegel op een niveau dat voldoende is om NAPQI te inactiveren. Men veronderstelt dat acetylcysteïne hierdoor effectief is in het voorkomen van leverbeschadiging en -necrose in de vroege fasen van paracetamolintoxicatie. Binnen 8–10 uur na overdosering kan het een gunstig effect hebben.
- Later dan 8–10 uur neemt de effectiviteit in het voorkomen van hepatotoxiciteit progressief af als functie van het interval tussen overdosering en inzet van de behandeling.
- Binnen 12 uur na inname van paracetamol is acetylcysteïne waarschijnlijk nog steeds effectief door reductie van de geoxideerde thiolgroepen in de belangrijkste enzymen.
- Binnen 24 uur na overdosering werkt het nog gunstig; waarschijnlijk door het verbeteren van de systemische hemodynamiek en het zuurstoftransport.
Acetylcysteïne heeft ook mucolytische eigenschappen.
Kinetische gegevens
T max | binnen enkele minuten. |
V d | 0,3–0,5 l/kg. |
Overig | verdeelt zich over het gehele lichaam, de hoogste weefselconcentraties worden bereikt in lever, nieren en longen. |
Metabolisering | in de darmwand en lever tot het actieve cysteïne en inactieve di-acetylcysteïne. |
Eliminatie | met de urine (vnl. als anorganisch sulfaat), ca. 20–30% onveranderd. |
T 1/2el | ca. 5,6 uur. Bij neonaten 11 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Andexanet α is een gemodificeerde vorm van humaan factor Xa-eiwit, bereid via DNA-recombinanttechniek in ovariumcellen van Chinese hamsters. Het is een specifiek antidotum voor de direct werkende anticoagulantia apixaban en rivaroxaban. Het bindt met hoge affiniteit aan directe factor Xa-remmers, waardoor deze niet langer beschikbaar zijn om hun antistollingseffecten uit te oefenen. Mogelijk levert remming van de activiteit van ‘tissue factor pathway inhibitor’ (TFPI) door binding aan TFPI, ook een bijdrage aan de werking. Andexanet α bevat geen enzymatische factor Xa–activiteit. Hierdoor is het niet in staat om protrombine te splitsen en te activeren en zich in het protrombinasecomplex te assembleren, waardoor eventuele antistollingseffecten niet op kunnen treden.
De maximale omkering van de anti-factor Xa-activiteit treedt op binnen 2 minuten na voltooiing van de bolustoediening. Bij opvolgende toediening als continue infusie blijft de afgenomen anti-factor Xa-activiteit gehandhaafd. Afhankelijk van de dosering keert de anti-factor Xa-activiteit ca. 2 uur na het einde van een bolus of infusie terug tot het oorspronkelijke niveau en daarboven. Herstel van trombinegeneratie na toediening is dosis- en dosisschema-afhankelijk en hangt niet samen met anti-factor Xa-activiteit na ca. 4 uur.
Kinetische gegevens
V d | (steady-state) 0,13–0,14 l/kg (na bolusinjectie 400 mg resp. 800 mg). |
Metabolisering | waarschijnlijk door endogene proteasen. |
T 1/2el | 3,8–4,2 uur (na bolusinjectie 400 mg resp. 800 mg). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
idarucizumab hoort bij de groep antidota, overige.
- acetylcysteïne (bij paracetamolintoxicatie) (V03AB23) Vergelijk
- andexanet alfa (V03AB38) Vergelijk
- calciumgluconaat (cutaan) (D11AX03) Vergelijk
- flumazenil (V03AB25) Vergelijk
- fomepizol (V03AB34) Vergelijk
- fysostigmine (V03AD19) Vergelijk
- geactiveerde kool (A07BA01) Vergelijk
- hydroxocobalamine (als antidotum) (V03AB33) Vergelijk
- methylthionine (V03AB17) Vergelijk
- naloxon (V03AB15) Vergelijk
- obidoxim (V03AB13) Vergelijk
- protamine (V03AB14) Vergelijk
- sugammadex (V03AB35) Vergelijk
Groepsinformatie
obidoxim hoort bij de groep antidota, overige.
- acetylcysteïne (bij paracetamolintoxicatie) (V03AB23) Vergelijk
- andexanet alfa (V03AB38) Vergelijk
- calciumgluconaat (cutaan) (D11AX03) Vergelijk
- flumazenil (V03AB25) Vergelijk
- fomepizol (V03AB34) Vergelijk
- fysostigmine (V03AD19) Vergelijk
- geactiveerde kool (A07BA01) Vergelijk
- hydroxocobalamine (als antidotum) (V03AB33) Vergelijk
- idarucizumab (V03AB37) Vergelijk
- methylthionine (V03AB17) Vergelijk
- naloxon (V03AB15) Vergelijk
- protamine (V03AB14) Vergelijk
- sugammadex (V03AB35) Vergelijk
Groepsinformatie
acetylcysteïne (bij paracetamolintoxicatie) hoort bij de groep antidota, overige.
- andexanet alfa (V03AB38) Vergelijk
- calciumgluconaat (cutaan) (D11AX03) Vergelijk
- flumazenil (V03AB25) Vergelijk
- fomepizol (V03AB34) Vergelijk
- fysostigmine (V03AD19) Vergelijk
- geactiveerde kool (A07BA01) Vergelijk
- hydroxocobalamine (als antidotum) (V03AB33) Vergelijk
- idarucizumab (V03AB37) Vergelijk
- methylthionine (V03AB17) Vergelijk
- naloxon (V03AB15) Vergelijk
- obidoxim (V03AB13) Vergelijk
- protamine (V03AB14) Vergelijk
- sugammadex (V03AB35) Vergelijk
Groepsinformatie
andexanet alfa hoort bij de groep antidota, overige.
- acetylcysteïne (bij paracetamolintoxicatie) (V03AB23) Vergelijk
- calciumgluconaat (cutaan) (D11AX03) Vergelijk
- flumazenil (V03AB25) Vergelijk
- fomepizol (V03AB34) Vergelijk
- fysostigmine (V03AD19) Vergelijk
- geactiveerde kool (A07BA01) Vergelijk
- hydroxocobalamine (als antidotum) (V03AB33) Vergelijk
- idarucizumab (V03AB37) Vergelijk
- methylthionine (V03AB17) Vergelijk
- naloxon (V03AB15) Vergelijk
- obidoxim (V03AB13) Vergelijk
- protamine (V03AB14) Vergelijk
- sugammadex (V03AB35) Vergelijk