Farmacotherapeutisch Kompas

U bevindt zich hier:

Farmacotherapeutisch Kompas Geneesmiddelen
Wis invoer

Uitbreiden…

Open/sluiten

Welke geneesmiddelen wilt u aan de vergelijking toevoegen?

olaparib

oncolytica, overige L01XK01

Sluiten

asparaginase

oncolytica, overige L01XX02

Sluiten

Samenstelling

Alleen de belangrijkste hulpstoffen worden genoemd.

Lynparza XGVS AstraZeneca bv

Toedieningsvorm
Capsule, hard
Sterkte
50 mg
Toedieningsvorm
Tablet, omhuld
Sterkte
100 mg, 150 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Samenstelling

Alleen de belangrijkste hulpstoffen worden genoemd. Raadpleeg altijd de productinformatie van CBG/EMA voor een compleet overzicht van hulpstoffen.

Erwinase (Erwinia L-asparaginase = crisantaspase) XGVS Jazz Pharmaceuticals Nederland BV

Toedieningsvorm
Poeder voor injectie- of infusievloeistof
Sterkte
10.000 IE

Spectrila (E. coli-asparaginase = colaspase) XGVS Lamepro bv

Toedieningsvorm
Poeder voor injectievloeistof
Sterkte
10.000 IE

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

Voor onderhoudsbehandeling met olaparib bij gemetastaseerd pancreascarcinoom staat het advies van commissie BOM op NVMO.org.

Zie voor het advies voor PARP-remmers als onderhoudsbehandeling bij gerecidiveerd platinagevoelig epitheliaal ovariumcarcinoom, de commissie BOM op NVMO.org. Zie voor de behandeling van ovarium- en tubacarcinoom de geldende behandelrichtlijn op oncoline.nl.

  • Farmacotherapeutisch rapport 2020 olaparib Lynparza® onderhoudsbehandeling BRCA1 en 2, ovarium-, tuba- of primair peritoneaal carcinoom

Advies

Zie voor de behandeling van acute lymfatische leukemie de behandelrichtlijn via HOVON - ALL.

Indicaties

Ovarium, tuba- of primair peritoneaal carcinoom

  • Tablet en capsule: als monotherapie voor de onderhoudsbehandeling van volwassenen met platinagevoelig recidief hooggradig sereus epitheliaal ovarium, tuba- of primair peritoneaal carcinoom, die een volledige of partiële respons vertoont op chemotherapie die platina bevat. Bij de capsule moet er tevens sprake zijn van een BRCA-mutatie (in de kiembaan en/of somatisch).
  • Tablet: als monotherapie voor de onderhoudsbehandeling van volwassenen met gevorderd (FIGO stadia III en IV), BRCA1/2-gemuteerd (kiembaan en/of somatisch) hooggradig epitheliaal ovarium, tuba- of primair peritoneaal carcinoom, die een volledige of partiële respons vertoont na voltooien van eerstelijns chemotherapie die platina bevat.
  • Tablet: als combinatietherapie met bevacizumab voor de onderhoudsbehandeling van volwassenen met gevorderd (FIGO stadia III en IV) hooggradig epitheliaal ovarium, tuba- of primair peritoneaal carcinoom, die een volledige of partiële respons vertoont na voltooien van eerstelijns chemotherapie die platina bevat én bij wie het carcinoom geassocieerd is met een positieve homologe recombinatie.

Mammacarcinoom

  • Tablet: als monotherapie bij HER2-negatief lokaal gevorderd of gemetastaseerd mammacarcinoom bij volwassenen met kiembaan BCRCA1/2 mutaties, die eerder zijn behandeld met een antracycline en een taxaan in de (neo)adjuvante of gemetastaseerde setting tenzij zij niet in aanmerking kwamen voor deze behandeling. Bij hormoonreceptor (HR)-positief mammacarcinoom moet eerst progressie vertoond zijn tijdens of na eerdere endocriene therapie, tenzij deze therapie niet in aanmerking kwam.

Adenocarcinoom van de pancreas

  • Tablet: onderhoudsbehandeling van gemetastaseerd adenocarcinoom van de pancreas als monotherapie bij volwassenen met kiembaan BRCA1/2-mutaties, zonder vertoonde progressie na een minimale eerstelijns chemotherapie van 16 weken platinabevattende therapie binnen een eerstelijns chemotherapie regime.
  • Prostaatcarcinoom:
  • Tablet: als monotherapie voor de behandeling van volwassenen met gemetastaseerd castratie-resistent prostaatcarcinoom en BRCA1/2-mutaties (kiembaan en/of somatisch) die progressie hebben vertoond na eerdere behandeling met een nieuw hormonaal middel.

Indicaties

Erwinase

  • acute lymfatische leukemie (ALL), hoofdzakelijk bij kinderen, in combinatie met andere chemotherapeutica, bij overgevoeligheid (klinische allergie of stille inactivatie) voor E. coli asparaginase of pegaspargase.

Spectrila

  • acute lymfatische leukemie (ALL) bij kinderen vanaf de geboorte en bij volwassenen, in combinatie met andere anti-neoplastische geneesmiddelen.

Dosering

Vóór aanvang van de behandeling de BRCA-mutatie (kiembaan of tumor) vaststellen op basis van een gevalideerde analysemethode in een ervaren laboratorium; dit geldt in elk geval voor eerstelijns onderhoudsbehandeling van ovarium, tuba- of primair peritoneaal carcinoom en de indicatie mamma-, pancreas- en prostaatcarcinoom.

Let op: vanwege verschillen in biologische beschikbaarheid de capsules en tabletten niet op milligram-op-milligram basis substitueren. Volg de specifieke doseringsvoorschriften per toedieningsvorm.

Klap alles open Klap alles dicht

Hooggradig sereus epitheliaal ovarium, tuba- of primair peritoneaal carcinoom

Volwassenen:

Onderhoudsbehandeling/monotherapie: Capsule: 400 mg (= acht capsules) 2×/dag. Tablet: 300 mg (= 2 tabletten van 150 mg) 2×/dag. De behandeling niet later dan 8 weken na de laatste dosis platina-bevattende chemotherapie beginnen. De behandeling voortzetten tot aan ziekteprogressie of onacceptabele toxiciteit. Indien bij eerstelijns onderhoudsbehandeling van ovarium, tuba- of primair peritoneaal carcinoom na 2 jaar behandelen er géén radiologisch bewijs is van ziekte, dan de behandeling staken.

HER2-negatief lokaal gevorderd of gemetastaseerd mammacarcinoom, gemetastaseerd adenocarcinoom van de pancreas en gemetastaseerd castratie-resistent prostaatcarcinoom

Volwassenen:

Tablet: 300 mg (= 2 tabletten van 150 mg) 2×/dag. De behandeling niet later dan 8 weken na de laatste dosis platina-bevattende chemotherapie beginnen. De behandeling voortzetten tot aan ziekteprogressie of onacceptabele toxiciteit.

Ouderen (> 75 j.): er is geen dosisaanpassing nodig op basis van alleen de leeftijd.

Nierfunctiestoornis: bij een licht verminderde nierfunctie (creatinineklaring 51–80 ml/min) is een dosisaanpassing niet nodig. Bij een matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring 31–50 ml/min) 300 mg 2×/dag (capsules) óf 200 mg 2×/dag (tabletten). Gebruik bij een ernstig verminderde nierfunctie of bij eindstadium nierziekte (creatinineklaring ≤ 30 ml/min) wordt niet aanbevolen vanwege onvoldoende gegevens, zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen/Onderzoeksgegevens.

Leverfunctiestoornis: bij een licht tot matig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 5–9) is een dosisaanpassing niet nodig. Er kan geen doseringsadvies gegeven worden bij een ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 10–15) vanwege onvoldoende gegevens.

In combinatie met matige tot sterke CYP3A4-remmers: wordt niet aanbevolen. Indien noodzakelijk: bij matig sterke remmers: 200 mg 2×/dag (capsules) óf 150 mg 2×/dag (tabletten); bij sterke remmers: 150 mg 2×/dag (capsules) óf 100 mg 2×/dag (tabletten).

Om hogere CTCAE-graad bijwerkingen zoals misselijkheid, braken, diarree en anemie onder controle te krijgen, overwegen om de behandeling te onderbreken en/of de dosis te verlagen. De dosis kan worden verlaagd tot 200 mg 2×/dag (capsules) óf 250 mg 2×/dag (tabletten) en zo nodig verder tot 100 mg 2×/dag (capsules) óf 200 mg 2×/dag (tabletten).

Bij het missen van een dosis de volgende normale dosis op het geplande tijdstip innemen.

Toedieningsinformatie: de capsules bij voorkeur ten minste 1 uur na de maaltijd innemen, daarna de eerste 2 uur niets eten. De tabletten in hun geheel (zonder kauwen, fijnmalen of oplossen) innemen met wat water; er hoeft bij de tabletten geen rekening gehouden te worden met de maaltijden.

Dosering

Een intracutane test of kleine intraveneuze testdosis voor iedere behandeling is te overwegen; de test voorspelt echter niet nauwkeurig welke patiënt een (ernstige) allergische reactie zal krijgen. De kans op overgevoeligheid tijdens de behandeling neemt toe met het aantal doses.

Ter preventie van uraatnefropathie door massale tumorcellysis, o.a. voldoende vloeistof toedienen en allopurinol/rasburicase overwegen.

Het wordt aanbevolen om tijdens de behandeling de dalwaarde van asparaginaseactiviteit te controleren (zie ook de rubriek Eigenschappen).

Klap alles open Klap alles dicht

Als onderdeel van combinatietherapie bij acute lymfatische leukemie:

Volwassenen:

Erwinase: i.v. infusie of i.m.: gebruikelijke dosis 25.000 IE/m² lichaamsoppervlak 3×/week (maandag, woensdag, vrijdag) gedurende 2 weken, om elke dosis pegaspargase te vervangen of elke cyclus van de behandeling met asparaginase. De behandeling verder aanpassen volgens lokaal protocol.

Spectrila: i.v. infusie: 5.000 IE/m² lichaamsoppervlak elke derde dag gegeven.

Kinderen:

Erwinase: als bij volwassenen.

Spectrila: i.v. infusie: bij een leeftijd > 1 jaar: als bij volwassenen; bij 6–12 maanden: 7.500 IE/m² lichaamsoppervlak elke derde dag gegeven; bij < 6 maanden: 6.700 IE/m² lichaamsoppervlak elke derde dag gegeven.

Nierfunctiestoornis: een dosisaanpassing is niet nodig.

Leverfunctiestoornis: bij lichte tot matige leverfunctiestoornis is een dosisaanpassing niet nodig; ernstige leverfunctiestoornis is een contra-indicatie.

Toedieningsinformatie: Erwinase wordt via een i.m. injectie toegediend of via i.v. infusie gedurende 1-2 uur. Niet tegelijk met andere geneesmiddelen toedienen over dezelfde i.v. infuuslijn. Spectrila mag in verband met de kans op ernstige overgevoeligheidsreacties alleen worden toegediend via een i.v. infusie over een periode van ½–2 uur.

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): misselijkheid, braken, dyspepsie, diarree. Verminderde eetlust. Hoofdpijn, duizeligheid, dysgeusie. Hoest, dyspneu. Vermoeidheid (waaronder asthenie). Neutropenie, leukopenie, anemie, trombocytopenie.

Vaak (1-10%): stomatitis, bovenbuikpijn. Huiduitslag (o.a. erythemateus, papuleus, maculo-papuleus, exfoliatief). Lymfopenie. Stijging serumcreatininespiegel.

Soms (0,1-1%): overgevoeligheid, angio-oedeem, dermatitis (allergisch, exfoliatief), geneesmiddelovergevoeligheid. Stijging gemiddeld corpusculair volume (MCV).

Zelden (0,01-0,1%): erythema nodosum.

Verder zijn gemeld: secundair myelodysplastisch syndroom of secundaire acute myeloïde leukemie (in de meeste gevallen fataal), m.n. bij predisponerende factoren (voorgeschiedenis van kanker of beenmergdysplasie, gelijktijdig gebruik van andere DNA-verstorende middelen en radiotherapie). Pneumonitis (in enkele gevallen fataal), m.n. bij predisponerende factoren (een onderliggende longziekte incl. maligniteit en/of metastasen in de longen, een voorgeschiedenis van roken en/of eerdere chemotherapie en radiotherapie).

  • Informatie bijwerkingen Lareb
  • Meldformulier bijwerkingen

Bijwerkingen

Erwinase

Zeer vaak (> 10%): infecties (viraal, bacterieel, schimmel-), sepsis (mogelijk fataal). Overgevoeligheidsreacties. Hepatotoxiciteit. Misselijkheid, braken. Gewichtsverlies. Skeletspierpijn, myalgie, artralgie, pijn in extremiteiten. Hyperglykemie, hyperlipidemie, hypercholesterolemie, hypertriglyceridemie. Leukopenie, (febriele) neutropenie, trombocytopenie, anemie. Verlaagde spiegel antitrombine III, fibrinogeen, verminderde activiteit proteïne C en proteïne S, verlengde geactiveerde partiële tromboplastinetijd (APTT), protrombinetijd (PT) en INR, stijging amylase, lipase, ALAT, ASAT, bilirubine en alkalische fosfatase (AF) in het bloed.

Vaak (1-10%): bloeding, veneuze en arteriële trombo-embolische voorvallen (waaronder sinustrombose en myocardinfarct). Pancreatitis (waaronder necrotiserende, hemorragische en pseudo-cystevorming, soms fataal). Dyspneu. Encefalopathie (primair, secundair), afasie, hallucinaties, verwarde toestand, hoofdpijn. Diarree, buikpijn. Pancytopenie. Mucositis, koorts, vermoeidheid, reactie op de injectieplaats of lokale overgevoeligheidsreactie zoals huiduitslag, jeuk, pijn of oedeem.

Soms (0,1-1%): anafylaxie. Hypotensie. Coma, convulsie, lethargie, parese, duizeligheid. Hepatische steatose. Nefrotoxiciteit. Diabetische ketoacidose, hyperammoniëmie.

Zelden (0,01-0,1%): posterieur reversibel encefalopathie syndroom (PRES). Leverfalen.

Zeer zelden (< 0,01%): reactieve artritis.

Verder zijn gemeld: hypertensie. Toxische epidermale necrolyse (soms fataal). Cholestase, leververgroting. Acuut nierfalen, verminderde nierfunctie, proteïnurie, uraatnefropathie. Slaperigheid, agitatie. Anorexie. Parotitis. Secundaire hypothyroïdie. Hypoproteïnemie, hypoalbuminemie (soms symptomatisch met perifeer oedeem), toegenomen broomsulfaleïne (BSP)-retentie. Hemolytische anemie. Afgenomen thyroxine-bindend globuline in het bloed.

In vergelijking met jonge kinderen is er bij adolescenten en jongvolwassenen een toegenomen kans op hepatische en pancreatische toxiciteiten en veneuze trombo-embolische complicaties.

Spectrila

Zeer vaak (> 10%): overgevoeligheid zoals overmatig blozen, hypotensie, angio-oedeem, dyspneu, huiduitslag. Misselijkheid, braken, diarree, buikpijn. Oedeem, vermoeidheid. Hyperglykemie. Daling van antitrombine III, fibrinogeen, totaal eiwit, cholesterol, LDL. Stijging van leverenzymwaarden, bilirubine, cholesterol, triglyceriden, VLDL, lipoproteïnase-activiteit, ureum, ammoniak, LDH. Hypoalbuminemie.

Vaak (1–10%): gedissemineerde intravasculaire stolling (DIC), trombose (vooral diep-veneuze trombose en sinus-cavernosustrombose), hemorragie. Bronchospasme. Depressie, verwardheid, hallucinaties. Duizeligheid, slaperigheid, agitatie. Acute pancreatitis (mogelijk fataal). Rugpijn, gewrichtspijn. Verminderde eetlust, gewichtsverlies, hypoglykemie. Anemie, trombocytopenie, leukopenie. Stijging amylase, lipase. Abnormaal EEG: verminderde alfagolf-activiteit, verhoogde thèta- en deltagolf-activiteit.

Soms (0,1–1%): hoofdpijn. Hyperurikemie, hyperammoniëmie.

Zelden (0,01–0,1%): anafylactische shock. Herseninfarct, convulsies, daling van het bewustzijn, coma, posterieur reversibel leuko-encefalopathiesyndroom (PRES). Hemorragische of necrotiserende pancreatitis. Cholestase, icterus, leverfalen, levernecrose. Parotitis. Diabetische ketoacidose.

Zeer zelden (< 0,01%): tremor. Secundaire hypothyroïdie, hypoparathyreoïdie.

Verder zijn gemeld: infecties.

  • Informatie bijwerkingen Lareb
  • Meldformulier bijwerkingen

Interacties

Combinatie met andere oncolytica, waaronder DNA-verstorende middelen, kan het myelosuppressieve effect versterken of verlengen; gelijktijdig gebruik is niet geïndiceerd. Wees voorzichtig bij combinatie met vaccins of immunosuppressiva.

Bij combinatie met tamoxifen daalt de blootstelling aan olaparib met ca. 27%; de klinische relevantie hiervan is nog onbekend. Er is geen klinisch relevante interactie met anastrozol of letrozol.

Olaparib wordt hoofdzakelijk door CYP3A4/5 gemetaboliseerd. Gelijktijdig gebruik met matige tot sterke CYP3A4/5-remmers (bv. sommige HIV-proteaseremmers, itraconazol (Cmax van olaparib stijgt met ca. 42%, de blootstelling met ca. 170%), claritromycine, grapefruit-/pompelmoessap) of -inductoren (bv. carbamazepine, fenytoïne, fenobarbital, nevirapine, rifampicine, rifabutine, sint–janskruid) wordt niet aanbevolen. Indien toch gelijktijdige toediening met een matige tot sterke CYP3A4/5-remmer noodzakelijk is, de dosering van olaparib aanpassen (zie de rubriek Dosering). Bij gelijktijdig gebruik met een sterke CYP3A4/5-inductor kan de werkzaamheid van olaparib substantieel verminderd zijn (zoals aangetoond is voor rifampicine, waarbij de Cmax van olaparib met ca. 71% en de blootstelling met ca. 87% daalt).

Het is niet duidelijk of olaparib zelf klinisch relevante remming van CYP3A4/5 veroorzaakt; houd vooralsnog rekening met eventuele interactie bij combinatie met CYP3A4/5 substraten (m.n. die met een smalle therapeutische breedte, zoals bv. fentanyl, ergotamine, simvastatine, pimozide, quetiapine, PDE-5-remmers, sommige calciumantagonisten, ciclosporine, sirolimus en tacrolimus). De werkzaamheid van hormonale anticonceptiva kan mogelijk worden verminderd. Hetzelfde geldt ook voor Pgp-substraten met een smalle therapeutische breedte (bv. simvastatine, pravastatine, digoxine, dabigatran, colchicine). Remming of inductie van andere CYP-enzymen of transporters door olaparib kan niet geheel worden uitgesloten.

Interacties

Ten vroegste 3 maanden na beëindigen van de behandelkuur een immunisatie met levende vaccins uitvoeren in verband met een grotere kans op ernstige infecties.

Gelijktijdig gebruik van glucocorticoïden (zoals prednison) vergroot de kans op trombose en op hyperglykemie. Voorts versterkt het de myelosuppressie met als gevolg meer kans op infecties; dit laatste is uiteraard ook het geval wanneer asparaginase in combinatie met andere myelosuppressieve geneesmiddelen wordt gecombineerd.

De hepatotoxiciteit kan toenemen bij gelijktijdig gebruik met imatinib of bij combinatie met andere geneesmiddelen die zelf ook hepatotoxisch zijn; controleer de leverparameters zoals ASAT, ALAT en bilirubine.

Asparaginase kan hyperglykemie veroorzaken; houd hiermee rekening bij reeds ingestelde antidiabetische medicatie.

Asparaginase vermindert de effectiviteit/toxiciteit van methotrexaat, indien het vóór of tegelijkertijd met methotrexaat wordt toegediend. Als asparaginase 24 uur ná methotrexaat wordt gegeven, versterkt het echter de werkzaamheid van methotrexaat.

Asparaginase vermindert de werkzaamheid van een hoge dosis cytarabine, indien het vóór cytarabine wordt toegediend. Als asparaginase ná cytarabine wordt gegeven, versterkt het echter de werkzaamheid van cytarabine. Dit effect is het duidelijkst met een interval van ca. 120 uur tussen de behandelingen.

Toediening van asparaginase vlak vóór of gelijktijdig met vincristine kan gepaard gaan met een verhoging van de toxiciteit van asparaginase. Daarom vincristine 3–24 uur vóór asparaginase toedienen.

Houd bij de combinatie met andere geneesmiddelen rekening met het feit dat asparaginase de toxiciteit van andere geneesmiddelen kan versterken door zijn effect op de leverfunctie en door de eventuele hypoalbuminemie.

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens, onbekend. Bij dieren, bij subtherapeutische doseringen, schadelijk gebleken (waaronder ernstige oogmisvormingen, vertebrale- en ribmisvormingen, viscerale en skelet-afwijkingen). Gezien het werkingsmechanisme van olaparib wordt schade aan de foetus verwacht bij inname door een zwangere vrouw.

Advies: Niet gebruiken tijdens zwangerschap.

Overig: Vóór aanvang van de behandeling zwangerschap uitsluiten bij alle pre-menopauzale vrouwen. De vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende en tot 1 maand na de behandeling. Als gevolg van de mogelijke interactie van olaparib met hormonale anticonceptiva, een niet-hormonale anticonceptiemethode toevoegen en overwegen om regelmatig een zwangerschapstest uit te voeren. Overweeg bij vrouwen met hormoon-afhankelijk mammacarcinoom om twee niet-hormonale anticonceptiemethoden toe te laten passen.

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren in klinisch relevante doseringen schadelijk gebleken (skeletmalformaties, spina bifida, exencefalie, abdominale expulsie, afwijkingen in longen en nieren).

Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.

Overig: Een vruchtbare vrouw of man dient anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens en gedurende 3 maanden na de therapie. Bij gebruik van orale anticonceptiva tevens een barrièremiddel toevoegen, omdat niet bekend is of asparaginase de werkzaamheid van orale anticonceptiva kan verminderen.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend.

Farmacologisch effect: Gezien de goede orale absorptie en de farmacologische eigenschappen worden schadelijke effecten verwacht.

Advies: Het geven van borstvoeding is gecontra–indiceerd gedurende en tot 1 maand na de behandeling.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.

Advies: Het geven van borstvoeding ontraden.

Contra-indicaties

  • ernstig verminderde leverfunctie (bilirubine > 3 × ULN, transaminasen > 10 × ULN);
  • pancreatitis (inclusief pancreatitis ten gevolge van asparaginase in de voorgeschiedenis);
  • Spectrila tevens:

    • reeds bestaande coagulopathie;
    • een vroegere episode van ernstige hemorragie of ernstige trombose door behandeling met asparaginase.

Waarschuwingen en voorzorgen

Hematologische toxiciteit: bij aanvang van de behandeling én gedurende de eerste 12 maanden het volledige bloedbeeld maandelijks controleren en daarna periodiek. De behandeling alléén beginnen bij normale waarden voor hemoglobine-, trombocyten- en neutrofielenconcentratie of CTCAE-graad 1. Bij ontstaan van ernstige hematologische toxiciteit of bij afhankelijkheid van bloedtransfusies, de behandeling onderbreken en adequate hematologische monitoring starten. Indien na 4 weken onderbreking de bloedparameters nog steeds afwijkend zijn, wordt een beenmerganalyse en/of cytogenetische bloedanalyse aangeraden. Bij minder ernstige anemie kan ook de dosis worden verlaagd, zie ook de rubriek Dosering.

Myelodysplastisch syndroom/acute myeloïde leukemie: vooral in aanwezigheid van risicofactoren kunnen deze aandoeningen optreden zoals het drager zijn van een kiembaan borstkankergen 1 of 2 (gBRCA1/2-)mutatie, een voorgeschiedenis hebben van een maligniteit of beenmergdysplasie, het gelijktijdig gebruiken van andere DNA-verstorende middelen en/of radiotherapie, in het verleden gebruikt hebben van platinabevattende therapie. De incidentie is < 1,5% en de meeste gevallen verlopen fataal. Bij ontstaan van deze aandoeningen de behandeling met olaparib staken.

Longtoxiciteit: bij ontstaan van nieuwe of verergerende ademhalingssymptomen (dyspneu, hoest, koorts) of als een radiologische abnormaliteit optreedt, de behandeling staken en pneumonitis uitsluiten. Predisponerende factoren voor longtoxiciteit zijn een onderliggende longziekte incl. maligniteit en/of metastasen in de longen, een voorgeschiedenis van roken en/of eerdere chemotherapie en radiotherapie.

Onderzoeksgegevens: er zijn relatief weinig gegevens over het gebruik bij somatische BRCA-gemuteerde tumoren. Er zijn zeer weinig gegevens bij een ECOG-performancestatus van 2 tot 4. Er zijn weinig klinische gegevens bij ouderen (≥ 75 j.) en niet-blanke patiënten; er is echter geen aanpassing van de aanvangsdosis nodig. Gebruik bij ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pughscore 10–15) of ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring ≤ 30 ml/min) wordt ontraden, vanwege onvoldoende gegevens; olaparib alleen toedienen bij ernstige nierinsufficiëntie na zorgvuldige afweging en onder nauwgezette controle. De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen tot 18 jaar zijn niet vastgesteld.

Waarschuwingen en voorzorgen

Overgevoeligheidsreacties of infusie- of injectiegerelateerde reacties, komen vaak voor en kunnen ernstig zijn, met tekenen van anafylaxie of koorts. De lokale of niet-lokale reacties treden vooral op na herhaaldelijke toediening van asparaginase en doorgaans binnen 24 uur na toediening, maar na i.m. toediening van Erwinase zijn ook vertraagde reacties, na 2 dagen of later gemeld. . Bij ernstige overgevoeligheidsreacties de toediening onmiddellijk staken en een aangewezen behandeling geven, zoals corticosteroïden en antihistaminica.

Stollingsstoornissen: door het remmende effect van asparaginase op de eiwitsynthese (bv. verminderde synthese van factor II, V, VII, VIII en IX, antitrombine III (ATIII) en proteïne C en S) kunnen stollingsstoornissen optreden zoals trombose, gedissimineerde intravasculaire stolling of een bloeding. De kans op trombose lijkt groter te zijn dan de kans op een bloeding. Daarom voorafgaand aan en regelmatig tijdens de behandeling de stollingsparameters (PT, aPTT, ATIII en fibrinogeen) controleren; win deskundig advies in bij een daling in ATIII. De kans op trombose tijdens inductietherapie met asparaginase en prednison bij kinderen is groter bij een genetische protrombotische risicofactor (hyperhomocysteïnemie, verhoogd lipoproteïne A, factor VG1691A-mutaties, protrombine G20210A-variatie, methyleentetrahydrofolaatreductase [MTHFR] T677T-genotype). Onderbreek of staak de behandeling bij optreden van een ernstige stollingsstoornis.

Hepatotoxiciteit: voorafgaand aan en regelmatig tijdens de behandeling de leverparameters controleren. Onderbreek de behandeling bij de ontwikkeling van een ernstige leverfunctiestoornis (bilirubine > 3 × ULN; transaminasen > 10 × ULN).

Pancreatitis: tijdens de therapie kan pancreatitis ontstaan en in een enkel geval ook hemorragische of necrotiserende pancreatitis. Controleer regelmatig de serumamylase- en lipasespiegel, de glucosespiegel en of er glucose in de urine aanwezig is. Laat de patiënt zich onmiddellijk melden bij eerste tekenen van pancreatitis zoals vooral aanhoudende buikpijn die ernstig kan zijn en naar de rug kan uitstralen, en mogelijk ook misselijkheid, braken, diarree en koorts. Een ernstige hypertriglyceridemie is een risicofactor voor de ontwikkeling van acute pancreatitis. Staak de behandeling definitief indien ernstige pancreatitis optreedt.

Neurotoxiciteit: bij bijwerkingen op het centrale zenuwstelsel (zoals convulsies, duizeligheid, hoofdpijn, lethargie en coma, afwijkingen in EEG), hyperammoniëmie en veneuze sinustrombose uitsluiten. Symptomen als hypertensie, hoofdpijn, lethargie, verwardheid, convulsies, acute visusstoornis (voornamelijk corticale blindheid of een homonieme hemianopsie), misselijkheid en braken kunnen passen bij de bijwerking posterieur reversibel (leuko-)encefalopathiesyndroom (PRES). Het is onduidelijk of asparaginase bijdraagt aan de ontwikkeling van dit syndroom. Bij vermoeden van PRES de behandeling onderbreken en een MRI laten uitvoeren. Bij bevestiging van de diagnose overwegen de behandeling definitief te staken.

Hyperammoniëmie kan optreden tijdens de behandeling, de kans is groter bij bestaande leverfunctiestoornis. In zeldzame gevallen kan een ernstige vorm ontstaan met neurologische stoornissen zoals convulsies en coma.

Hyperglykemie kan optreden door o.a. een afgenomen insulineproductie en -afgifte door asparaginase. In zeldzame gevallen kan het leiden tot diabetische ketoacidose. Glucocorticosteroïden versterken overigens dit effect. Controleer regelmatig de glucosespiegel en de aanwezigheid van glucose in de urine.

Hyperlipidemie: diverse veranderingen in de lipiden kunnen optreden, vaak zonder klinische symptomen. Ernstige hypertriglyceridemie kan echter voorkomen en de kans op acute pancreatitis vergroten. Controleer tijdens de behandeling regelmatig de triglyceriden en het cholesterol; hyperlipidemie behandelen.

Overschakelen op andere asparaginasebevattende geneesmiddelen: kan zinvol zijn bv. bij lage asparaginaseniveaus (waarbij vaak sprake is van antilichaamvorming en wat in verband wordt gebracht met afgenomen asparaginase-activiteit) of bij overgevoeligheid voor colaspase of crisantaspase.

Onderzoeksgegevens: de werkzaamheid en veiligheid zijn niet vastgesteld bij Philadelphia-chromosoompositieve patiënten (Spectrila). Er zijn weinig gegevens over het gebruik van Spectrila bij volwassenen (incl. ouderen > 65 jaar), bij kinderen < 1 jaar en bij de toepassing tijdens de behandelfasen ná de inductie.

Overdosering

Symptomen

Afgezien van acute allergische reacties, kan een overdosering asparaginase chronische intoxicatie, gekenmerkt door verminderde lever- en nierfunctie veroorzaken.

Therapie

Er is geen specifiek antidotum.

Neem voor informatie over een vergiftiging met asparginase contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Eigenschappen

Olaparib is een krachtige remmer van poly-(ADP-ribose)-polymerase-enzymen (PARP-1, PARP-2 en PARP-3), enzymen die nodig zijn voor een efficiënt herstel van enkelstrengs DNA-breuken (ESBs). Remming van PARP leidt tot de ophoping van ESBs die uiteindelijk dubbelstrengs DNA-breuken (DSBs) worden wanneer de cellen proberen te delen. Kankercellen zonder functionele genen BRCA1 of 2 zijn niet in staat om deze DSBs te repareren, aangezien ze geen functioneel homologe recombinatie reparatiemechanisme hebben. Dit leidt tot een verhoogde genomische instabiliteit, wat resulteert in celdood.

Kinetische gegevens

T max capsule: 1–3 uur, 3–5 uur bij gelijktijdige inname met voedsel (met verhoging van de blootstelling met ca. 20%); tablet: ca. 1½ uur, ca. 4 uur bij inname met voedsel (zonder significante verhoging van de blootstelling).
V d 2,3–2,4 l/kg.
Metabolisering uitgebreid in de lever, vnl. via CYP3A4/5.
Eliminatie met de feces ca. 42%, met de urine ca. 44%; vnl. als metabolieten.
T 1/2el ca. 12 uur (capsule), 15 uur (tablet).

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Eigenschappen

Enzym met oncolytische werking, waarvan het werkzame bestanddeel is afgescheiden door Erwinia chrysanthemi (crisantaspase) of Escherichia coli (colaspase). L-asparaginase katalyseert de splitsing van L-asparagine, een voor bepaalde tumorcellen essentieel aminozuur, in L-asparaginezuur en ammoniak. Ook katalyseert het de afbraak van glutamine, dat een rol speelt bij de aanmaak van L-asparagine. Door aanhoudende depletie van exogeen asparagine wordt de eiwitsynthese verstoord en de groei van deze tumorcellen geremd. Eén eenheid L-asparaginase bevat de enzymactiviteit die onder gestandaardiseerde omstandigheden per minuut 1 micromol ammoniak uit L-asparagine afsplitst. Een minimale serumactiviteit van asparaginase ≥ 0,1 IE/ml is gecorreleerd aan complete asparaginedepletie in serum en cerebrospinaalvocht.

Kinetische gegevens

V d ca. 0,04 l/kg.
Overig de distributie beperkt zich voornamelijk tot de intravasculaire ruimte. Er is een geringe passage van de bloed-hersenbarrière.
Metabolisering niet bekend, maar vermoedelijk via degradatie binnen het reticulo-histiocytaire systeem en door serumproteasen.
T 1/2el ca. 6 uur (i.v. Erwinase), 16 uur (i.m. Erwinase).
T 1/2el ca. 26 uur (Spectrila; spreiding 14–44 uur), bij kinderen ca. 17 uur (spreiding 13–23 uur).

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Groepsinformatie

olaparib hoort bij de groep oncolytica, overige.

  • aflibercept (bij maligne aandoening) (L01XX44) Vergelijk
  • alpelisib (L01XX65) Vergelijk
  • amsacrine (L01XX01) Vergelijk
  • anagrelide (L01XX35) Vergelijk
  • arseentrioxide (L01XX27) Vergelijk
  • asparaginase (L01XX02) Vergelijk
  • bortezomib (L01XG01) Vergelijk
  • carfilzomib (L01XG02) Vergelijk
  • eribuline (L01XX41) Vergelijk
  • estramustine (L01XX11) Vergelijk
  • hydroxycarbamide (bij maligne aandoening) (L01XX05) Vergelijk
  • hydroxycarbamide (sikkelcelziekte) (L01XX05) Vergelijk
  • ixazomib (L01XG03) Vergelijk
  • methotrexaat (bij tumoren) (L01BA01) Vergelijk
  • mitotaan (L01XX23) Vergelijk
  • niraparib (L01XK02) Vergelijk
  • panobinostat (L01XH03) Vergelijk
  • pegaspargase (L01XX24) Vergelijk
  • pemetrexed (L01BA04) Vergelijk
  • rucaparib (L01XK03) Vergelijk
  • talazoparib (L01XK04) Vergelijk
  • temoporfine (L01XD05) Vergelijk
  • trabectedine (L01CX01) Vergelijk
  • venetoclax (L01XX52) Vergelijk
  • vismodegib (L01XJ01) Vergelijk

Groepsinformatie

asparaginase hoort bij de groep oncolytica, overige.

  • aflibercept (bij maligne aandoening) (L01XX44) Vergelijk
  • alpelisib (L01XX65) Vergelijk
  • amsacrine (L01XX01) Vergelijk
  • anagrelide (L01XX35) Vergelijk
  • arseentrioxide (L01XX27) Vergelijk
  • bortezomib (L01XG01) Vergelijk
  • carfilzomib (L01XG02) Vergelijk
  • eribuline (L01XX41) Vergelijk
  • estramustine (L01XX11) Vergelijk
  • hydroxycarbamide (bij maligne aandoening) (L01XX05) Vergelijk
  • hydroxycarbamide (sikkelcelziekte) (L01XX05) Vergelijk
  • ixazomib (L01XG03) Vergelijk
  • methotrexaat (bij tumoren) (L01BA01) Vergelijk
  • mitotaan (L01XX23) Vergelijk
  • niraparib (L01XK02) Vergelijk
  • olaparib (L01XK01) Vergelijk
  • panobinostat (L01XH03) Vergelijk
  • pegaspargase (L01XX24) Vergelijk
  • pemetrexed (L01BA04) Vergelijk
  • rucaparib (L01XK03) Vergelijk
  • talazoparib (L01XK04) Vergelijk
  • temoporfine (L01XD05) Vergelijk
  • trabectedine (L01CX01) Vergelijk
  • venetoclax (L01XX52) Vergelijk
  • vismodegib (L01XJ01) Vergelijk

Kosten

Kosten laden…

Kosten

Kosten laden…

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • oncolytica, overige

Externe links

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • oncolytica, overige

Externe links

  • Officiële productinformatie CBG/EMA
  • Medicijnkosten.nl
  • Kinderformularium (NKFK)
???naar.zoeken???
Zorginstituut Nederland
Onafhankelijke geneesmiddelinformatie
voor zorgprofessionals

Service

  • Contact
  • E-learning cursus FK
  • Mobiele apps
  • Help

Over

  • Over deze site
  • Verantwoording
  • Veelgestelde vragen
  • Proclaimer
  • Copyright
  • Cookies
Het Farmacotherapeutisch Kompas gebruikt analytische cookies om het gebruik van de website te analyseren en daarmee de website te kunnen verbeteren.
Lees meer over cookies en hoe u cookies kunt uitschakelen

Web-App

Installeer deze Web-App op je iPhone: Tap het deel-icoon en daarna "Zet op beginscherm".