Samenstelling
Rhesonativ XGVS Octapharma GmbH
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 625 IE/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 2 ml
Bevat per ml 625 IE (125 microg) humaan rhesus(D) immunoglobuline en 165 mg humaan eiwit waarvan ten minste 95% IgG. Bevat maximaal 82,5 microg/ml IgA.
Rhophylac XGVS CSL Behring bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof '200'
- Sterkte
- 100 microg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 2 ml
Bevat 200 microg (1000 IE) humaan rhesus(D)immunoglobuline per wegwerpspuit. Bevat max. 25 mg/ml humaan plasma-eiwit, waarvan 10 mg/ml in de vorm van humaan albumine. Van het overige plasma-eiwit is minstens 95% IgG. Bevat < 5 microg/ml IgA.
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof '300'
- Sterkte
- 150 microg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 2 ml
Bevat 300 microg (1500 IE) humaan rhesus(D)immunoglobuline per wegwerpspuit. Bevat max. 30 mg/ml humaan plasma-eiwit, waarvan 10 mg/ml in de vorm van humaan albumine. Van het overige plasma-eiwit is minstens 95% IgG. Bevat < 5 microg/ml IgA.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Beyfortus XGVS Aanvullende monitoring Sanofi Winthrop Industrie
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 0,5 ml, 1 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Rhesus(D)immunoglobuline kan bij de genoemde indicaties worden voorgeschreven.
Zie ook RIVM-draaiboek Prenatale Screening Infectieziekten en Erytrocytenimmunisatie en de NVOG-richtlijn Erytrocytenimmunisatie en zwangerschap.
Advies
De Gezondheidsraad adviseert de inzet van nirsevimab voor alle kinderen jonger dan 1 jaar via het rijksvaccinatieprogramma, om het risico op ernstige ziekte en ziekenhuisopnamen als gevolg van RSV bij neonaten en zuigelingen tijdens hun eerste RSV-seizoen zo veel mogelijk te verkleinen. Op dit moment krijgen alleen kinderen uit een aantal medische risicogroepen antistoffen tegen RSV (palivizumab) aangeboden. Vanaf het najaar 2025 krijgt iedere baby via het Rijksvaccinatieprogramma in het eerste levensjaar één RSV-immunisatie met nirvesimab aangeboden voorafgaand of in het RSV-seizoen, bij voorkeur op een zo jong mogelijke leeftijd omdat het risico op ernstige ziekte door RSV-infectie dan het grootst is. Dit geldt voor baby’s geboren vanaf 1 april 2025. Zie voor meer informatieAddendum RSV-immunisatie baby's op rijksvaccinatieprogramma.nl.
Indicaties
- Preventie van immunisatie tegen het rhesus(D)antigeen bij een rhesus(D)-negatieve vrouw:
- Ante partum-profylaxe:
- geplande ante partum-profylaxe;
- ante partum-profylaxe na zwangerschapscomplicaties: (dreigende) abortus, ectopische zwangerschap, mola hydatidosa, intra-uterien foetaal overlijden (IUFD), transplacentaire bloeding (TPH) ten gevolge van ante partum-bloeding, amniocentese, chorionvillusbiopsie, obstetrische manipulaties, bv. uitwendige versie van stuitligging, invasieve interventie, cardiocentese, plotse stomp-buiktrauma of foetale therapeutische interventie.
- Post-partumprofylaxe: na bevalling van een rhesus(D)-positief (D, Dzwak, Dpartieel kind of van een kind waarvan de rhesus(D)factor onbekend is).
- Ante partum-profylaxe:
- Behandeling van rhesus(D)-negatieve persoon na een incompatibele bloedtransfusie met rhesus(D)-positief bloed of andere producten die erytrocyten bevatten zoals trombocytenconcentraat.
Indicaties
- Preventie van lagere-luchtwegaandoeningen veroorzaakt door het respiratoir syncytieel virus (RSV) bij:
- pasgeborenen en zuigelingen tijdens hun eerste RSV-seizoen;
- kinderen < 2 jaar die kwetsbaar blijven voor ernstige RSV-ziekte tijdens hun tweede RSV-seizoen.
Doseringen
De dosering wordt vastgesteld aan de hand van de mate van blootstelling aan Rh(D)-positieve erytrocyten en op basis van het feit dat 0,5 ml concentraat van Rh(D)–positieve RBC's of 1 ml Rh(D)-positief bloed geneutraliseerd wordt door circa 10 microgram ((50 IE) Rh(D)-immunoglobulinuline.
Preventie van immunisatie tegen het rhesus(D)antigeen bij een rhesus(D)-negatieve vrouw
Rhesonativ
Geplande ante partum-profylaxe: i.m. één enkele dosis bv. 250 microg (1250 IE) bij 28-30 weken zwangerschap of twee doses bij 28 en 34 weken.
Ante partum-profylaxe na zwangerschapscomplicaties: i.m. zo snel mogelijk en binnen 72 uur één enkele dosis, bv. 125 microg (625 IE) voor de twaalfde week van de zwangerschap of bv. 250 microg (1250 IE) na de twaalfde week van de zwangerschap. Zo nodig om de 6-12 weken herhalen gedurende de hele zwangerschap. Na vruchtwaterpunctie en vlokkentest een enkele dosis (bv. 250 microg) toedienen.
Post-partumprofylaxe: in het algemeen i.m. 100-300 microg (500-1500 IE). Bepaal grootte foetomaternale bloeding bij toediening van 100 microg (500 IE). De standaarddosis is 250 microg (1250 IE). Zo snel mogelijk aan de moeder toedienen en binnen 72 uur na bevalling. Bij > 72 uur, alsnog zo snel mogelijk toedienen. Dosis ook post partum geven als ante partum-profylaxe is toegediend en zelfs wanneer hiervan nog actieve residuen in het maternale serum aanwezig zijn.
Bij vermoeden van een massieve foetomaternale bloeding (> 4 ml) de omvang van de bloeding vaststellen met behulp van bv. Kleihauer-Betke-test (foetaal hemoglobine (HbF)) of flow-cytometrie (Rh(D)-positieve erytrocyten). Eventueel extra doses toedienen (10 microg of 50 IE) voor elke 0,5 ml rhesus(D)–positieve foetale RBC's of voor 1 ml rhesus (D)–positief foetaal bloed.
Rhophylac
Geplande ante partum-profylaxe: i.v. of i.m. 300 microg (1500 IE) na 28–30 weken zwangerschap. Bij noodzaak na > 30 weken zwangerschap, zo snel mogelijk toedienen.
Ante partum-profylaxe na zwangerschapscomplicaties: i.v. of i.m. 300 microg (1500 IE) zo snel mogelijk (binnen 72 uur) en indien nodig met intervallen van 6–12 weken herhalen gedurende de rest van de zwangerschap. Bij > 72 uur, alsnog zo snel mogelijk toedienen. Bij blootstelling aan > 15 ml Rh(D) positieve erytrocyten kan het nodig zijn de dosis te verhogen. Volg in dergelijk geval het doseeradvies voor massieve foetomaternale bloeding.
Post-partumprofylaxe: i.v. 200–300 microg (1000–1500 IE) of i.m. 300 microg (1500 IE) zo snel mogelijk aan de moeder toedienen na de bevalling, binnen 72 uur toedienen (ook toedienen indien bevalling langer dan 72 uur geleden is. Bij blootstelling aan > 15 ml Rh(D) positieve erytrocyten kan het nodig zijn de dosis te verhogen. Volg in dergelijk geval de richtlijnen voor massieve foetomaternale bloeding. Dosis ook post partum geven als ante partum-profylaxe is toegediend en zelfs wanneer hiervan nog actieve residuen in het maternale serum aanwezig zijn.
Bij vermoeden van een massieve foetomaternale bloeding (> 4 ml foetaal bloed) de omvang van de bloeding vaststellen met behulp van bv. Kleihauer-Betke-test (foetaal hemoglobine (HbF)) of flow-cytometrie (Rh(D)-positieve erytrocyten). Eventueel extra doses toedienen (10 microg of 50 IE) voor elke 0,5 ml rhesus(D)–positieve foetale RBC's of voor 1 ml rhesus(D)–positief foetaal bloed.
Na incompatibele bloedtransfusie met rhesus(D)-positief bloed of andere producten die erytrocyten bevatten
Rhesus(D)-negatieve vrouwen in de vruchtbare leeftijd
NB: Geef bij voorkeur een i.v.-product (Rhophylac) omdat dat onmiddellijk adequate plasmaconcentraties zal geven.
Rhesonativ: i.m. 20 microg (100 IE) per 2 ml getransfundeerd Rh(D)-positief bloed of per 1 ml Rh(D)–positief RBC-concentraat. Overleg met een specialist inzake bloedtransfusie. Om de 48 uur follow-up tests voor Rh(D)-positieve RBC's uitvoeren en aanvullend anti-D toedienen tot er geen detecteerbare D-positieve rode cellen meer in de bloedbaan zijn. Wegens het mogelijke risico van hemolyse de maximumdosis van 3000 microgram (15000 IE) niet overschrijden. De toediening van het hoge i.m.-injectievolume verspreiden over meerdere dagen.
Volwassenen (incl. ouderen) en kinderen
Rhophylac:i.v. (eventueel i.m.) 20 microg (100 IE) per 2 ml getransfundeerd Rh(D)-positief bloed of per 1 ml rhesus(D)–positief RBC-concentraat, bij voorkeur intraveneus toegediend. Overleg met een specialist inzake bloedtransfusie. Om de 48 uur follow-up tests voor Rh(D)-positieve RBC's uitvoeren en aanvullend anti-D toedienen tot er geen detecteerbare D-positieve rode cellen meer in de bloedbaan zijn. Een maximum dosis van 3000 microg (15000 IE) is voldoende, ook bij een transfusievolume > 300 ml bloed of 150 ml erytrocytenconcentraat. Wegens het mogelijke risico van hemolyse de maximumdosis niet overschrijden. Bij i.m.-injectie de toediening spreiden over meerdere dagen.
Toediening
- Rhesonativ: langzaam i.m. toedienen.
- Rhophylac: langzaam i.v. of i.m. toedienen.
- Bij BMI ≥ 30 i.v.-toediening overwegen omdat i.m.-toediening mogelijk minder effectief is.
- Bij toediening van een groot volume i.m. (> 2 ml voor kinderen of > 5 ml voor volwassenen), de toediening over meerdere injectieplaatsen verdelen.
- Bij ernstige trombocytopenie of een stollingsstoornis: intraveneus toedienen (Rhophylac) of indien niet beschikbaar, overweeg subcutane toediening (Rhesonativ).
Doseringen
Passieve immunisatie tegen RSV
Pasgeborenen en zuigelingen tijdens eerste RSV-seizoen
i.m.: bij lichaamsgewicht < 5 kg: 1 dosis à 0,5 ml (50 mg); bij lichaamsgewicht ≥ 5 kg: 1 dosis à 1 ml (100 mg). Toedienen bij geboorte tijdens het RSV-seizoen of bij geboorte buiten het seizoen, voorafgaand aan het RSV-seizoen.
Overweeg na een hartoperatie met cardiopulmonale bypass, bij stabilisatie na de operatie, een extra dosis om adequate nirsevimab-serumspiegels te garanderen. Als dit binnen 90 dagen na ontvangst van de eerste dosis is, dient de aanvullende dosis tijdens eerste RSV-seizoen 50 mg of 100 mg te zijn, afhankelijk van het lichaamsgewicht. Als er meer dan 90 dagen zijn verstreken sinds de eerste dosis, kan de aanvullende dosis een enkelvoudige dosis van 50 mg zijn, ongeacht het lichaamsgewicht, om de rest van het RSV-seizoen te dekken.
Rijksvaccinatieprogramma: kinderen die tijdens het RSV-seizoen (1 oktober t/m 31 maart) worden geboren (de primaire groep), krijgen de immunisatie zo vroeg mogelijk, maar in ieder geval binnen 14 dagen na geboorte aangeboden. Kinderen die buiten het RSV-seizoen worden geboren (de catch-up groep), krijgen de immunisatie kort voor de start van hun eerste RSV-seizoen. Zie voor meer informatie het Addendum RSV-immunisatie baby's op rijksvaccinatieprogramma.nl.
Kinderen < 24 maanden tijdens tweede RSV-seizoen
i.m.: 1 × 2 injecties (200 mg), voor start van tweede RSV-seizoen.
Overweeg na een hartoperatie met cardiopulmonale bypass, bij stabilisatie na de operatie, een extra dosis om adequate nirsevimab-serumspiegels te garanderen. Als dit binnen 90 dagen na ontvangst van de eerste dosis is, dient de aanvullende dosis 200 mg te zijn. Als er meer dan 90 dagen zijn verstreken sinds de eerste dosis, kan de aanvullende dosis 100 mg zijn om de rest van het RSV-seizoen te dekken.
Toediening
- Intramusculair toedienen, bij voorkeur in de anterolaterale zijde van de dij. Niet routinematig in gluteale spieren injecteren vanwege het risico op beschadiging van de ischiaszenuw. Gebruik bij twee injecties, twee verschillende injectieplaatsen.
- Wees voorzichtig bij trombocytopenie of bloedstollingsstoornissen (zoals hemofilie); na i.m.-injectie kunnen spierbloedingen ontstaan.
- Bij gelijktijdige toediening met injecteerbare vaccins, de injecties met aparte spuiten en op verschillende injectieplaatsen geven.
Bijwerkingen
Soms (0,1-1%): hoofdpijn. Huidreactie, erytheem, jeuk. Koorts, koude rillingen, malaise.
Zelden (0,01-0,1%): overgevoeligheid, anafylactische shock. Tachycardie, hypotensie. Dyspneu. Misselijkheid, braken. Artralgie. Exantheem. Reacties op de injectieplaats.
Verder is gemeld: (fatale) ernstige intravasculaire hemolyse (bij i.v.-toediening aan rhesus(D)-positieve patiënten met ITP). Pijn op de borst.
Bijwerkingen
Soms (0,1-1%): (maculaire en maculopapuleuze) uitslag, koorts en reactie op injectieplaats (pijn, verharding, oedeem, zwelling).
Gemeld is: overgevoeligheid.
Interacties
De immuunrespons op verzwakt levend virus vaccins , met name mazelen-, bof-, varicella- of rubellavaccin, kan door humaan immunoglobuline worden verminderd. Vaccinatie met deze vaccins uitstellen tot ten minste drie maanden na de laatste toediening van immunoglobuline. Bij toediening van rhesus(D)-immunoglobuline binnen 2 tot 4 weken na een dergelijk vaccin, kan de effectiviteit van de vaccinatie zijn verminderd.
Interacties
Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd.
Nirsevimab kan gelijktijdig met kindervaccins worden gegeven; een passieve immunisatie specifiek tegen RSV, heeft naar verwachting geen invloed op de actieve immuunrespons op gelijktijdig toegediende vaccins.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Is bestemd voor toepassing tijdens de zwangerschap.
Zwangerschap
Gezien de geregistreerde indicatie in principe niet van toepassing.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Lactatie
Gezien de geregistreerde indicatie in principe niet van toepassing.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor humane immunoglobulinen
Contra-indicaties
Er zijn geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Niet toedienen aan Rh(D)-positieve personen of aan personen die reeds tegen het Rh(D)-antigen zijn geïmmuniseerd.
Interferentie met serologische tests: Na injectie kan de tijdelijke stijging van de titer van verschillende passief overgedragen antistoffen in het bloed leiden tot misleidende positieve resultaten bij serologisch onderzoek.
Overgevoeligheid: Het product kan sporen IgA bevatten. Patiënten met selectieve IgA-deficiëntie kunnen IgA–antilichamen ontwikkelen. Na toediening kunnen anafylactische reacties optreden. Deze patiënten bij voorkeur niet met dit preparaat behandelen.. Bij vermoeden van allergische of anafylactische reacties de toediening onmiddellijk staken. Patiënt vooraf informeren over de vroege symptomen van een overgevoeligheidsreactie zoals urticaria, strak gevoel op de borst, piepend ademhalen, hypotensie en anafylaxie. De patiënt tot ten minste 20 min na toediening onder observatie houden. Allergische reacties kunnen zelfs optreden bij patiënten die vorige toedieningen goed hebben verdragen.
Hemolytische reactie: Bij toediening van een grote hoeveelheid rhesus(D)immunoglobuline rekening houden met een kans op hemolytische reacties; controleer op klinische symptomen en bepaal hemolyse parameters.
Overgewicht: Intramusculaire toediening bij een body mass index (BMI) ≥ 30 is geassocieerd met een verhoogd risico op gebrek aan werkzaamheid. Overweeg daarom een intraveneuze toediening bij patiënten met een BMI ≥ 30.
Trombo-embolie: Wees voorzichtig bij reeds bestaande risicofactoren voor trombotische voorvallen (zoals hoge leeftijd, langdurige immobilisatie, hypertensie, diabetes mellitus met een voorgeschiedenis van vaatziekte of trombotische episoden, trombofiele aandoeningen, ernstige hypovolemie, ziekten met een verhoogde bloedviscositeit); het gebruik van immunoglobulinen is in verband gebracht met arteriële en veneuze trombo-embolische voorvallen zoals myocardinfarct, beroerte, diepveneuze trombose en longembolie. Patiënten dienen voldoende gehydrateerd te zijn vóór het gebruik. Adviseer patiënten om direct contact op te nemen bij de eerste symptomen van een trombo-embolisch voorval zoals dyspneu, pijn op de borst, focale uitvalsverschijnselen, pijn in, of het opzwellen van, een ledemaat.
Overdraagbare agentia: Het risico van overdracht van met bloed overdraagbare infectieuze agentia kan niet geheel worden uitgesloten. Dit geldt ook voor onbekende of nieuwe virussen of andere pathogenen.
Onderzoekgegevens: de veiligheid en werkzaamheid van Rhesonativ zijn niet vastgesteld bij kinderen.
Waarschuwingen en voorzorgen
Bij sommige immuungecompromitteerde kinderen met eiwitverlies is een verhoogde klaring van nirsevimab gezien, bij hen biedt nirsevimab mogelijk niet hetzelfde niveau van bescherming.
Weeg de voordelen en risico's van het gebruik bij zuigelingen < 1 kg zorgvuldig af. De dosering bij zuigelingen met een lichaamsgewicht van 1-1,6 kg is gebaseerd op extrapolatie. Hiervoor zijn geen klinische gegevens beschikbaar. Naar verwachting zal blootstelling bij zuigelingen < 1 kg hogere blootstellingen opleveren dan bij zuigelingen die meer wegen.
Antilichamen tegen het geneesmiddel (ADA; anti-drug antibodies) werden vaak gedetecteerd. De invloed van ADA op de werkzaamheid van nirsevimab is niet vastgesteld. Er is geen invloed van ADA op de veiligheid vastgesteld.
Er zijn geen gegevens over kinderen van 2-18 jaar en zuigelingen met een postmenstruele leeftijd (zwangerschapsduur bij geboorte plus chronologische leeftijd) < 32 weken. Er zijn beperkte gegevens beschikbaar over extreem premature zuigelingen (zwangerschapsduur < 29 weken) jonger dan 8 weken.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met nirsevimab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Specifieke antilichamen (immunoglobuline klasse G = IgG) tegen rhesus(D)-antigeen van humane erytrocyten. Wanneer rhesus(D)-positieve erytrocyten in de circulatie van een rhesus(D)-negatief persoon terechtkomen, treedt een primaire immuunreactie op (bv. tijdens zwangerschap en geboorte als foetale rode bloedcellen in de circulatie van de moeder terechtkomen); anti-Rh(D)-antilichamen worden gevormd en deze kunnen bij een volgende zwangerschap van een rhesus(D)-positief kind een Rh(D)-hemolytische reactie in de pasgeborene veroorzaken. Aangenomen wordt dat door binding van het rhesus(D)immunoglobuline aan het circulerend rhesus(D)antigeen de immuunrespons wordt onderdrukt.
1 IE komt overeen met 0,2 microg rhesus(D)immunoglobuline.
Kinetische gegevens
T max | i.m. 2–4 dagen. |
Eliminatie | door mononucleaire fagocyten in het RES. |
T 1/2el | 3–4 weken. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Nirsevimab is een humaan immunoglobuline G1-kappa (IgG1κ) monoklonaal antilichaam. Het hecht zich aan het Fusie (F)-eiwit op het oppervlak van het RSV-virus. Het remt de essentiële membraanfusie-stap in het virale binnendringingsproces, neutraliseert het virus en blokkeert cel-tot-cel fusie. De beschermingsduur is ten minste 5 maanden.
Kinetische gegevens
F | ca. 84% |
V d | centraal 216 ml en perifeer 261 ml voor een zuigeling van 5 kg. |
Metabolisering | door proteolytische enzymen die uitgebreid in het lichaam verdeeld zijn. |
T 1/2el | ca. 71 dagen |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
rhesus(D)immunoglobuline hoort bij de groep immunoglobulinen.
- casirivimab/imdevimab (J06BD07) Vergelijk
- cytomegalovirus-immunoglobuline (J06BB09) Vergelijk
- hepatitis B-immunoglobuline (J06BB04) Vergelijk
- nirsevimab (J06BD08) Vergelijk
- normaal immunoglobuline (im en sc) (J06BA01) Vergelijk
- normaal immunoglobuline (iv) (J06BA02) Vergelijk
- palivizumab (J06BD01) Vergelijk
- regdanvimab (J06BD06) Vergelijk
- tetanusimmunoglobuline (J06BB02) Vergelijk
- tixagevimab/cilgavimab (J06BD03) Vergelijk
Groepsinformatie
nirsevimab hoort bij de groep immunoglobulinen.
- casirivimab/imdevimab (J06BD07) Vergelijk
- cytomegalovirus-immunoglobuline (J06BB09) Vergelijk
- hepatitis B-immunoglobuline (J06BB04) Vergelijk
- normaal immunoglobuline (im en sc) (J06BA01) Vergelijk
- normaal immunoglobuline (iv) (J06BA02) Vergelijk
- palivizumab (J06BD01) Vergelijk
- regdanvimab (J06BD06) Vergelijk
- rhesus(D)immunoglobuline (J06BB01) Vergelijk
- tetanusimmunoglobuline (J06BB02) Vergelijk
- tixagevimab/cilgavimab (J06BD03) Vergelijk