normaal immunoglobuline (iv)

Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Flebogamma DIF Pharmanovia Benelux BV

Toedieningsvorm
Infusievloeistof
Sterkte
50 mg/ml
Verpakkingsvorm
100 ml, 200 ml, 400 ml

De oplossing bevat 50 g eiwit per liter (5%), waarvan ten minste 97% bestaat uit IgG en geringe hoeveelheden IgA (< 0,05 mg/ml). Tenminste 4.5 IE/ml IgG tegen mazelen. De subklassensamenstelling komt vrijwel overeen met die van normaal plasma.

Gammagard S/D Takeda Nederland bv

Toedieningsvorm
Poeder voor infusievloeistof
Sterkte
50 mg/ml
Verpakkingsvorm
5 g met solvens 100 ml, 10 g met solvens 200 ml

Bevat na oplossing 50 g eiwit per liter (5%). De eiwitfractie bevat ten minste 90% IgG en geringe hoeveelheden IgA (≤ 3 microg/ml). De subklassensamenstelling komt vrijwel overeen met die van normaal plasma.

Gamunex Pharmanovia Benelux BV

Toedieningsvorm
Infusievloeistof
Sterkte
100 mg/ml
Verpakkingsvorm
50 ml, 100 ml, 200 ml

De infusievloeistof bevat 100 g eiwit/liter (10%). De eiwitfractie bevat ten minste 98% IgG en geringe hoeveelheden IgA (≤ 0,084 mg/ml). Tenminste 9 IE/ml IgG tegen mazelen. De subklassensamenstelling komt vrijwel overeen met die van normaal plasma.

Intratect Twin Pharma

Toedieningsvorm
Infusievloeistof
Sterkte
50 mg/ml
Verpakkingsvorm
20 ml, 50 ml, 100 ml, 200 ml

De oplossing bevat 50 g eiwit/liter (5%). De eiwitfractie bevat ten minste 96% IgG en geringe hoeveelheden IgA (≤ 0,9 mg/ml). De subklassensamenstelling komt vrijwel overeen met die van normaal plasma.

Intratect XGVS Twin Pharma

Toedieningsvorm
Infusievloeistof
Sterkte
100 mg/ml
Verpakkingsvorm
50 ml, 100 ml, 200 ml

De oplossing bevat 100 g eiwit/liter (10%). De eiwitfractie bevat ten minste 96% IgG en geringe hoeveelheden IgA (≤ 2 mg/ml). De subklassensamenstelling komt vrijwel overeen met die van normaal plasma.

Kiovig Takeda Nederland bv

Toedieningsvorm
Infusievloeistof
Sterkte
100 mg/ml
Verpakkingsvorm
10 ml, 25 ml, 50 ml, 100 ml, 200 ml, 300 ml

De infusievloeistof bevat 100 g eiwit/liter (10%). De eiwitfractie bevat ten minste 98% IgG en geringe hoeveelheden IgA (≤ 0,14 mg/ml). De subklassensamenstelling komt vrijwel overeen met die van normaal plasma.

Nanogam Prothya Biosolutions Netherlands B.V.

Toedieningsvorm
Infusievloeistof
Sterkte
50 mg/ml
Verpakkingsvorm
50 ml, 100 ml, 200 ml, 400 ml

De oplossing bevat 50 g eiwit/liter (5%). De eiwitfractie bevat ten minste 95% IgG en geringe hoeveelheden IgA (≤ 6 microgram/ml). De subklassensamenstelling komt vrijwel overeen met die van normaal plasma.

Toedieningsvorm
Infusievloeistof
Sterkte
100 mg/ml
Verpakkingsvorm
25 ml, 50 ml, 100 ml, 200 ml, 300 ml

De oplossing bevat 100 g eiwit/liter (10%). De eiwitfractie bevat ten minste 95% IgG en geringe hoeveelheden IgA (≤ 12 microgram/ml). De subklassensamenstelling komt vrijwel overeen met die van normaal plasma.

Octagam EuroCept bv

Toedieningsvorm
Infusievloeistof
Sterkte
50 mg/ml
Verpakkingsvorm
50 ml, 100 ml, 200 ml

De oplossing bevat 50 g eiwit/liter (5%). De eiwitfractie bevat ten minste 95% IgG en geringe hoeveelheden IgA (≤ 0,2 mg/ml). De subklassensamenstelling komt vrijwel overeen met die van normaal plasma.

Toedieningsvorm
Infusievloeistof
Sterkte
100 mg/ml
Verpakkingsvorm
20 ml, 50 ml, 100 ml, 200 ml

De oplossing bevat 100 g eiwit/liter (10%). De eiwitfractie bevat ten minste 95% IgG en geringe hoeveelheden IgA (≤ 0,4 mg/ml). De subklassensamenstelling komt vrijwel overeen met die van normaal plasma.

Panzyga XGVS Octapharma GmbH

Toedieningsvorm
Infusievloeistof
Sterkte
100 mg/ml
Verpakkingsvorm
flacon 10 ml, 25 ml, fles 50 ml, 60 ml, 100 ml, 200 ml, 300 ml

De oplossing bevat 100 g eiwit/liter (10%). De eiwitfractie bevat ten minste 95% IgG en geringe hoeveelheden IgA (≤ 0,3 mg/ml). De subklassensamenstelling komt vrijwel overeen met die van normaal plasma.

Privigen CSL Behring bv

Toedieningsvorm
Infusievloeistof
Sterkte
100 mg/ml
Verpakkingsvorm
25 ml, 50 ml, 100 ml, 200 ml, 400 ml

De infusievloeistof bevat 100 g eiwit/liter (10%). De eiwitfractie bevat ten minste 98% IgG en geringe hoeveelheden IgA (≤ 0,025 mg/ml). De subklassensamenstelling komt vrijwel overeen met die van normaal plasma.

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

normaal immunoglobuline (iv) vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

Normaal immunoglobuline i.v. kan bij de genoemde indicaties worden voorgeschreven.

Indicaties

  • Als substitutietherapie bij:
    • Primaire immunodeficiëntie-syndromen (PID's) met een verminderde productie van antilichamen;
    • Secundaire immunodeficiëntie bij ernstige of recidiverende infecties, falen van behandeling met antibiotica en bewezen falen van specifieke antilichamen (PSAF) of een lage IgG serumspiegel < 4 g/l.
  • Als immunomodulatie bij:
    • (Primaire) immuungemedieerde trombocytopenie (ITP) bij veel kans op bloedingen of vóór een operatieve ingreep ter correctie van het bloedplaatjesgehalte;
    • Guillain-Barrésyndroom;
    • Ziekte van Kawasaki;
    • Chronische inflammatoire demyeliniserende polyneuropathie (CIDP) (met uitzondering Gammagard S/D);
    • Multifocale motorische neuropathie (MMN).
  • Flebogamma DIF en Gamunex ook: profylaxe vóór of na blootstelling aan mazelen voor gevoelige volwassenen en kinderen bij wie actieve immunisatie gecontra-indiceerd is of niet wordt aanbevolen.
  • Gamunex ook: ernstige acute exacerbatie van myasthenia gravis bij volwassenen.
  • Octagam ook: actieve dermatomyositis bij volwassenen die worden behandeld met immunosuppressiva, waaronder corticosteroïden, of met intolerantie of contra-indicaties voor deze middelen.

Doseringen

De dosis en het doseerschema hangen af van de indicatie, halveringstijd, ernst van de ziekte en de leeftijd van de patiënt. De genoemde doseringen gelden als richtlijn.

Vóór toediening zorgen voor een adequate hydratie en urineproductie.

Flebogamma DIF niet geven aan kinderen van 0–2 jaar.

Klap alles open Klap alles dicht

Primaire immunodeficiëntie

Volwassenen en kinderen

Aanvangsdosis: 400–800 mg/kg lichaamsgewicht eenmalig, gevolgd door 200–800 mg/kg lichaamsgewicht elke 3–4 weken om een IgG–dalspiegel te bereiken van ten minste 6 g/l of een concentratie die valt binnen het normaalbereik voor de leeftijdsgroep. Beoordeel de dalspiegel in samenhang met de incidentie van infectie. Verhoog eventueel de dosering voor hogere dalspiegels om de frequentie van bacteriële infecties te verminderen. Na aanvang van de therapie duurt het 3–6 maanden voordat een evenwichtstoestand ontstaat.

Secundaire immunodeficiëntie (bv. hypo-γ-globulinemie)

Volwassenen en kinderen

200–400 mg/kg lichaamsgewicht elke 3–4 weken om een IgG–dalspiegel te bereiken van ten minste 6 g/l. Beoordeel de dalspiegel in samenhang met de incidentie van infectie. Verhoog eventueel de dosering bij aanhoudende infectie.

Immuun-trombocytopenie

Volwassenen en kinderen

Acute aanval: 800–1000 mg/kg lichaamsgewicht op dag 1; deze dosis eventueel binnen 3 dagen eenmaal herhalen. Een andere behandelmogelijkheid is 400 mg/kg lichaamsgewicht per dag gedurende 2–5 opeenvolgende dagen. De behandeling eventueel herhalen als een terugval optreedt.

Ziekte van Kawasaki

Volwassenen en kinderen

2,0 g/kg lichaamsgewicht in één dosis. In combinatie met acetylsalicylzuur geven.

Guillain-Barrésyndroom

Volwassenen en kinderen

400 mg/kg lichaamsgewicht per dag gedurende 5 dagen. De behandeling eventueel herhalen als een terugval optreedt.

Chronische inflammatoire demyeliniserende polyneuropathie

Volwassenen en kinderen

Flebogamma DIF, Gamunex, Intratect, Kiovig, Nanogam, Octagam, Panzyga, Privigen: begindosis: 2,0 g/kg lichaamsgewicht in verdeelde doses gedurende 2–5 opeenvolgende dagen. Onderhoudsdosis: 1,0 g/kg lichaamsgewicht elke 3 weken, toegediend in 1 dag of verdeeld over twee doses van 0,5 g/kg lichaamsgewicht in 2 opeenvolgende dagen. Evalueer effect na elke cyclus. Zo nodig dosering en toedieningsinterval aanpassen op geleide van de respons. Bij onvoldoende respons na 6 maanden de behandeling staken.

Multifocale motorische neuropathie

Volwassenen en kinderen

begindosis: 2,0 g/kg lichaamsgewicht in verdeelde doses gedurende 2–5 opeenvolgende dagen. Onderhoudsdosis: 1,0 g/kg lichaamsgewicht elke 2–4 weken óf 2,0 g/kg lichaamsgewicht elke 4–8 weken in verdeelde doses gedurende 2-5 opeenvolgende dagen. Evalueer effect na elke cyclus. Zo nodig dosering en toedieningsinterval aanpassen op geleide van de respons. Bij onvoldoende respons na 6 maanden de behandeling staken.

Myasthenia gravis

Volwassenen

Gamunex: bij ernstige acute exacerbatie 2,0 g/kg lichaamsgewicht verdeeld over 2 opeenvolgende dagen (1,0 g/kg lichaamsgewicht per dag).

Profylaxe ná blootstelling mazelen

Volwassenen en kinderen

Flebogamma DIF, Gamunex: eenmalig 0,4 g/kg lichaamsgewicht zo snel mogelijk en binnen 6 dagen voor een serumspiegel van > 240 mIE/ml mazelenantilichamen gedurende ten minste 2 weken. Een volgende dosis van 0,4 g/kg, eventueel een keer herhalen na 2 weken, kan nodig zijn om deze serumspiegel te handhaven. Bij PID/SID-patiënt geven als een extra dosis binnen 6 dagen na blootstelling, als aanvulling op onderhoudstherapie.

Profylaxe vóór blootstelling aan mazelen

Volwassenen en kinderen

Flebogamma DIF, Gamunex: bij PID/SID-patiënt die elke 3-4 weken een onderhoudsdosis < 0,53 g/kg krijgt: eenmalig dosis verhogen tot 0,53 g/kg. Dit moet een serumspiegel > 240 mIE/ml mazelenantilichamen opleveren gedurende minstens 22 dagen.

Dermatomyositis

Volwassenen

Octagam 2,0 g/kg lichaamsgewicht verdeeld in gelijke doses over 2–5 opeenvolgende dagen elke 4 weken. Bij onvoldoende respons na 6 maanden de behandeling staken. Infusiesnelheid ≤ 0,04 ml/kg/min vanwege een verhoogd risico op trombo-embolie.

Bij risicofactoren voor trombo–embolische ziekten, of voor acuut nierfalen, toedienen in een zo laag mogelijke dosering en met een zo laag mogelijke infusiesnelheid.

Bij verminderde leverfunctie is geen dosisaanpassing nodig.

Toediening

  • Uitsluitend intraveneus toedienen.
  • De infusiesnelheden zijn productafhankelijk; deze nauwkeurig opvolgen. Raadpleeg de officiële productinformatie CBG/EMA, zie hiervoor de link onder 'Zie ook'.
  • Bij patiënten die het voor het eerst krijgen, of bij gebruik na een relatief lange tijd na de vorige infusie, of bij overstap naar een ander i.v.-IgG–product starten met een lage infusiesnelheid en de patiënt nauwgezet volgen tot een uur na de eerste infusie; andere patiënten tot ten minste 20 minuten na toediening.

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn (incl. sinushoofdpijn, migraine, spanningshoofdpijn). Misselijkheid, braken, diarree. Hoest. Huidaandoeningen incl. jeuk, urticaria. Pijn in een ledemaat, rug, nek, gewricht, aangezicht. Koorts, rillingen, vermoeidheid, griepachtige ziekte (waaronder nasofaryngitis, faryngolaryngeale pijn, blaarvorming in de orofarynx, beklemming van de keel).

Vaak (1-10%): tachycardie, palpitaties, hypotensie, hypertensie, (overmatig) blozen of zweten, opvliegers, vasculitis, hyperemie, nachtzweten. Dyspneu (incl. borstpijn en pijnlijke ademhaling), bronchitis, rinorroe. Buikpijn, dyspepsie. (Draai–)duizeligheid. Asthenie, malaise, rigor. Lymfadenopathie. Botpijn, spierpijn, -spasmen en -stijfheid. Conjunctivitis. Angst, slapeloosheid. Overgevoeligheidsreactie, jeuk, urticaria, dermatitis, erytheem, maculopapuleuze uitslag, schilferende huid. Hemolyse, (hemolytische) anemie, anisocytose (incl. microcytose), leukopenie. Verlaagde hematocrietwaarde. Hyperbilirubinemie, verhoogde waarden van ALAT, ASAT, LDH. Zwelling en pijn op de toedieningsplaats.

Soms (0,1-1%): aseptische meningitis (zie ook de rubriek Waarschuwingen en Voorzorgen), somnolentie, paresthesie, tremor, evenwichtsstoornis, geheugenverlies, spraakstoornis, smaakstoornis, prikkelbaarheid. Koud gevoel in de ledematen, hypothermie, oppervlakkige (trombo)flebitis. Pijn op de borst. trombose, CVA, cerebraal infarct. (Verergering van) astma, bloedneus. Stomatitis, abdominale distensie. Angio-oedeem, erythemateuze huiduitslag, papuleuze huiduitslag, dermatitis, eczeem, koud zweet, blauwe plekken, fotosensibilisatie. Infecties zoals (chronische) sinusitis, bovensteluchtweginfectie, infectie van de urinewegen, schimmelinfectie. Oogpijn, zwelling van het oog, wazig zien, fotofobie, maculopathie. Oorpijn, vloeistof in middenoor. Spierkrampen en spierzwakte (bij MMN). Anorexie. Schildklierstoornis. Trombocytose, neutropenie, verlaagd hemoglobine, Coombs-test positief. Verhoogde waarden van cholesterol, creatinine in het bloed, ureum en proteïnurie.

Zeer zelden (< 0,01%): transfusiegerelateerde acute longschade (TRALI; zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen). TIA, myocardinfarct. (Pseudo)hyponatriëmie, hyponatriëmische encefalopathie bij infusie van intraveneuze vloeistoffen die glucose bevatten.

Verder zijn gemeld: anafylactoïde of anafylactische reactie (incl. shock, meer kans bij IgA-deficiëntie of IgA-antistoffen). Cutane lupus erythematodes. Cyanose, (niet–cardiogeen) longoedeem, longembolie. Trombocytopenie. Hepatitis. Nierfalen. Alopecia, oedeem.

Toediening tijdens een infectie leidt soms na enige uren tot een algeheel gevoel van malaise en verhoging van de lichaamstemperatuur tot 39–40°C. In de regel verdwijnt dit na 24 uur. Acute nierfunctiestoornis is gemeld, veelal bij patiënten met risicofactoren zoals reeds bestaande nierfunctiestoornis, hogere leeftijd (> 65 j.), diabetes mellitus, hypovolemie, overgewicht en gebruik van nefrotoxische middelen.

Bij baby's en jonge kinderen met (niet-gediagnosticeerde) fructose-intolerantie geeft de hulpstof sorbitol soms aanleiding tot een fataal verlopende reactie.

Bij Privigen is na een wijziging in het productieproces (vermindering van isoagglutininen) uit een veiligheidsstudie gebleken dat er minder gevallen van hemolytische anemie optreden ten opzichte van vóór deze wijziging. Zie voor details de productinformatie via CBG/EMA.

Interacties

Immunoglobulinen kunnen de immuunrespons op levende virusvaccins (mazelen-, bof-, varicella- of rubellavaccin) verminderen. Vaccinatie tot ten minste drie maanden na de toediening van immunoglobuline uitstellen, bij mazelen kan dit tot een jaar zijn (afhankelijk van de dosis immunoglobuline). Als binnen 2 weken na vaccinatie met een levend virusvaccin toediening van een immunoglobuline noodzakelijk is, drie maanden (bij mazelenvaccin tot 1 jaar) daarna revaccineren.

Comedicatie met lisdiuretica vermijden in verband met de kans op acuut nierfalen vanwege onvoldoende hydratie van de patiënt. Ook comedicatie met nefrotoxische geneesmiddelen vermijden.

Zwangerschap

IgG passeert de placenta.

Teratogenese: Langdurige klinische ervaring heeft aangetoond dat er geen schadelijke effecten op het verloop van de zwangerschap, bij de foetus en bij het pasgeboren kind zijn te verwachten. Wanneer het tijdens de bevalling wordt toegediend, met name in combinatie met oxytocine, is er meer kans op hyponatriëmie.

Advies: Kan worden gebruikt.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: IgG gaat over in de moedermelk en levert zo een bijdrage aan de overdracht van beschermende antistoffen aan de pasgeborene. Er worden geen negatieve effecten verwacht.

Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.

Contra-indicaties

  • In het algemeen: overgevoeligheid voor humane immunoglobulinen, vooral bij selectieve IgA-deficiëntie waarbij anti-IgA-antistoffen zijn aangetoond;
  • Flebogamma DIF: erfelijke fructose–intolerantie, kinderen tot 2 jaar;
  • Nanogam: niet-gecompenseerde diabetes, andere bekende glucose–intoleranties, hyperosmolair coma, hyperglykemie en hyperlactatemie;
  • Privigen: hyperprolinemie type I of II.

Waarschuwingen en voorzorgen

Overgevoeligheidsreacties komen zelden voor. Anafylaxie kan optreden bij patiënten met niet detecteerbare IgA die antilichamen tegen IgA hebben of die een eerdere behandeling met humane normale immunoglobuline goed hebben verdragen. Test op anti-IgA-antilichamen bij eerdere overgevoeligheidsreacties.

Sommige bijwerkingen kunnen vaker optreden: bij hoge infusiesnelheid, bij patiënten met hypo- of agammaglobulinemie met of zonder IgA-deficiëntie, bij patiënten die voor het eerst humane normale immunoglobuline krijgen, bij wie een lange tijd verstreken is sinds de vorige infusie of een actieve infectie of onderliggende ontsteking hebben. Mogelijke complicaties kunnen vaak voorkómen worden door aanvankelijk langzaam te infunderen en patiënten tijdens de infusie zorgvuldig te bewaken: nieuwe patiënten, patiënten die eerder een ànder immunoglobulineproduct hebben gekregen en patiënten bij wie een lange tijd verstreken is sinds de vorige infusie tot een uur na de eerste infusie en andere patiënten tot ten minste 20 minuten na toediening.

Er is waarschijnlijk een verband met trombo-embolische aandoeningen die bij risicopatiënten veroorzaakt kunnen worden door een relatieve toename van de bloedviscositeit door de hoge instroom van Ig. Wees daarom voorzichtig bij aanwezige risicofactoren zoals overgewicht hoge leeftijd, langdurige immobilisatie, hypertensie, diabetes mellitus, dermatomyositis, (een voorgeschiedenis van) trombotische incidenten, meerdere cardiovasculaire risicofactoren, ernstige hypovolemie, oestrogeengebruik, verhoogde bloedviscositeit, aanwezigheid van intravasculaire verblijfskatheters (bv. centrale lijn) en wanneer hoge doses of een hoge infusiesnelheid worden gebruikt.

Niet-cardiogeen longoedeem kan optreden en kan wijzen op transfusiegerelateerde acute longschade (TRALI). TRALI wordt gekenmerkt door longoedeem, hypoxemie, ernstige ademnood, koorts bij een normale linkerventrikelfunctie. De symptomen treden doorgaans tijdens of in de eerste zes uur na een transfusie op, vaak binnen één tot twee uur. Controleer op pulmonale bijwerkingen, zo nodig behandelen met zuurstof en adequate ondersteuning van de ademhaling.

Acuut nierfalen kan optreden, in de meeste gevallen bij risicofactoren (bestaande nierinsufficiëntie, diabetes mellitus, hypovolemie, overgewicht, leeftijd > 65 jaar, gelijktijdig gebruik van nefrotoxische geneesmiddelen, sepsis, paraproteïnemie). Nierinsufficiëntie en acuut nierfalen zijn in verband gebracht met producten met hulpstoffen zoals glucose, maltose en met name sucrose. Overweeg bij risicopatiënten producten zonder deze hulpstoffen. Ter preventie van acuut nierfalen bij alle patiënten vóór toediening zorgen voor adequate hydratie, bewaking van de urineproductie, bewaking van serumcreatinine-niveaus, vermijden van gelijktijdig gebruik van lisdiuretica. Bij patiënten met risicofactoren de laagst haalbare infusiefrequentie en dosis gebruiken. Bij een verminderde nierfunctie, staken van de toediening overwegen.

Er is meer kans op aseptische meningitis syndroom (AMS) bij gebruik van hoge doses (2 g/kg); de symptomen ervan treden gewoonlijk op binnen enkele uren tot twee dagen na de behandeling en verdwijnen (zonder restverschijnselen) binnen enkele dagen na staken van de behandeling. De liquor cerebrospinalis laat vaak pleiocytose zien, voornamelijk van granulocytaire oorsprong en daarnaast verhoogde eiwitconcentraties (tot enkele honderden mg/dl). Sluit andere oorzaken van meningitis uit.

De intraveneuze IgG–producten kunnen bloedgroepantistoffen bevatten die kunnen dienen als hemolysinen; dit kan een positieve Coombs-test geven en in zeldzame gevallen hemolyse. De patiënt controleren op klinische tekenen van hemolyse; indien aanwezig overwegen de behandeling te staken. Risicofactoren voor hemolyse zijn: hoge doses IgG, andere bloedgroep dan O, onderliggende ontsteking. Kinderen met de ziekte van Kawasaki hebben bij gebruik van hoge doses eveneens meer kans op hemolyse.

De kans op overdracht van infectieuze agentia kan niet geheel worden uitgesloten.

Na injectie met immunoglobulinen kan de tijdelijke stijging van de titer van de passief overgedragen antistoffen in het bloed leiden tot fout-positieve resultaten bij serologisch onderzoek of bij de detectie van β-D-glucanen voor de diagnose van schimmelinfecties (dit kan weken aanhouden).

Een tijdelijke neutropenie en/of episoden van neutropenie kunnen optreden, soms ernstig, gewoonlijk binnen uren of dagen na toediening en verdwijnen spontaan binnen 7–14 dagen.

Geen klinische studies zijn verricht naar profylaxe vóór of na blootstelling aan mazelen. De dosering is gebaseerd op farmacokinetische berekeningen en deze geven een beschermende serumtiter.

Hulpstoffen

  • Glucose: Intraveneuze toediening van glucose (Nanogam) kan verstoring van de elektrolytenbalans geven, met name hypo- of hyperosmotische hyponatriëmie. Acute hyponatriëmie kan leiden tot acuut hersenoedeem en levensbedreigend, mogelijk irreversibel, hersenletsel. Overweeg controle van de vloeistofbalans, bloedglucose en serumelektrolyten (met name natrium) voor en tijdens de behandeling. Ook kan i.v.-toediening van glucose hyperglykemie en/of hyperosmolair syndroom veroorzaken. Bij hyperglykemie de infusiesnelheid aanpassen en/of insuline toedienen en zonodig parenterale supplementen met kalium geven. Voorzichtig zijn bij toedienen van intraveneuze oplossingen met 5% glucose aan patiënten met verminderde glucose-tolerantie (zoals bij diabetes mellitus, nierfalen, of in aanwezigheid van sepsis, trauma of shock), ernstige ondervoeding, thiamine-tekort bv. bij patiënten met chronisch alcoholisme (risico op ernstige melkzuuracidose als gevolg van verminderde oxidatieve metabolisering van pyruvaat), en ischemisch CVA of ernstig traumatisch hersenletsel. Pasgeborenen hebben een verhoogd risico op het ontwikkelen van hypo- of hyperglykemie; controleer bloedglucose om mogelijke bijwerkingen op de lange termijn te voorkomen. Wees voorzichtig met glucose, in Gammagard S/D en Nanogam, bij diabetes mellitus, vanwege het suikergehalte.
  • Maltose: sommige typen bloedglucosemeter meten de maltose (in Octagam) ten onrechte als glucose. Dit kan gedurende ca. 15 uur na de infusie leiden tot onjuist verhoogde bloedglucose–uitslagen met een, soms fatale, hypoglykemie tot gevolg.
  • Natrium: wees voorzichtig met natrium, in Gammagard S/D en Panzyga, bij een natriumarm dieet.

Overdosering

Symptomen

Volumeoverbelasting en hyperviscositeit, vooral bij patiënten met hartfalen, nierinsufficiëntie of bij ouderen.

Neem voor meer informatie over een vergiftiging met intraveneus toegediende immunoglobulinen contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Eigenschappen

De voor intraveneuze toediening geschikte normale immunoglobulinepreparaten zijn bereid uit plasma van menselijke donoren en bevatten voornamelijk functioneel intacte immunoglobulinen G (IgG) met een breed spectrum aan antilichamen tegen infectieuze agentia. Bevat derhalve de IgG-antilichamen die aanwezig zijn in de normale populatie. Kan abnormaal lage IgG-niveaus herstellen tot normaal. Het werkingsmechanisme bij andere indicaties dan substitutietherapie is niet volledig verklaard, maar omvat immunomodulatoire effecten.

Kinetische gegevens

Overig na i.v.-toediening direct en volledig beschikbaar met een relatief snelle verdeling over plasma en extravasculaire vloeistof.
Metabolisering in de cellen van het reticulo–endotheliale systeem.
T 1/2el 21–41 dagen (volwassenen), 40–45 bij kinderen en adolescenten.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Groepsinformatie

normaal immunoglobuline (iv) hoort bij de groep immunoglobulinen.

Kosten

Kosten laden…

Zie ook

Geneesmiddelgroep

Externe links