Samenstelling
Cyramza XGVS Eli Lilly Nederland
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 10 ml, 50 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Alymsys XGVS Aanvullende monitoring Xiromed
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 25 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 4 ml, 16 ml
Avastin XGVS Roche Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 25 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 4 ml, 16 ml
Aybintio XGVS Aanvullende monitoring Samsung Bioepis NL
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 25 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 4 ml, 16 ml
Mvasi XGVS Amgen bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 25 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 4 ml, 16 ml
Oyavas XGVS Aanvullende monitoring Samsung Bioepis NL
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 25 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 4 ml, 16 ml
Vegzelma XGVS Aanvullende monitoring Celltrion Healthcare
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 25 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 4 ml, 16 ml
Zirabev XGVS Pfizer bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 25 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 4 ml, 16 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Bavencio XGVS Aanvullende monitoring Merck bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 20 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 10 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Perjeta XGVS Roche Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 30 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 14 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie de commissie BOM (2015) voor het advies van ramucirumab als tweedelijnsbehandeling van gemetastaseerd maagcarcinoom.
Zie voor de behandeling van maagcarcinoom de geldende behandelrichtlijn via richtlijnendatabase.nl.
Zie de commissie BOM (2016) voor het advies van ramucirumab in combinatie met FOLFIRI als tweedelijnsbehandeling van gemetastaseerd colorectaal carcinoom.
Zie voor de behandeling van colorectaal carcinoom de geldende behandelrichtlijn via de richtlijnendatabase.nl.
Zie de commissie BOM (2016) voor het advies van ramucirumab in combinatie met docetaxel als tweedelijnsbehandeling van niet-kleincellig longcarcinoom.
Zie voor de behandeling van niet-kleincellig longcarcinoom de geldende behandelrichtlijn via de richtlijnendatabase.nl.
Zie de commissie BOM (2020) voor het advies van ramucirumab bij gevorderd of gemetastaseerd hepatocellulair carcinoom.
Zie voor de behandeling van hepatocellulair carcinoom de geldende behandelrichtlijn via de richtlijnendatabase.nl.
Advies
Zie voor de adviezen van de commissie BOM op nvmo.org (onder bevacizumab).
Voor de behandeling van colorectaal carcinoom, borstkanker, niet-kleincellig longcarcinoom , niercelcarcinoom, epitheliaal ovariumcarcinoom en cervixcarcinoom staan op richtlijnendatabase.nl de geldende behandelrichtlijnen.
Advies
Voor de behandeling van Merkel-celcarcinoom bestaan lokale protocollen.
Zie voor de behandeling van niercelcarcinoom de geldende richtlijn op richtlijnendatabase.nl.
- ZIN-rapport 2020 avelumab Bavencio® icm Inlyta® eerstelijnsbehandeling van volwassen patiënten met gevorderd niercelcarcinoom
- ZIN-rapport 2021 avelumab Bavencio® eerstelijns onderhoudsbehandeling van volwassen patiënten met lokaal gevorderd of gemetastaseerd urotheelcarcinoom die progressievrij zijn na platina-gebaseerde chemotherapie
Advies
Zie voor de behandeling van borstkanker de geldende behandelrichtlijn op de richtlijnendatabase.nl met de plaats van pertuzumab daarbij.
Indicaties
Maagcarcinoom of adenocarcinoom van de gastro-oesofageale overgang bij volwassenen
- bij gevorderde ziekte met progressie na eerdere chemotherapie gebaseerd op platina en een fluoropyrimidine in combinatie met paclitaxel;
- bij gevorderde ziekte met progressie na eerdere chemotherapie gebaseerd op platina of een fluoropyrimidine als monotherapie indien combinatie met paclitaxel niet geschikt is.
Colorectaal carcinoom bij volwassenen
- bij gemetastaseerde ziekte (mCRC) waarbij progressie optreedt bij of na behandeling met bevacizumab, oxaliplatine en een fluoropyrimidine, in combinatie met FOLFIRI (folinezuur (calciumzout, systemisch), 5-fluoro-uracil en irinotecan).
Niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) bij volwassenen
- bij gemetastaseerde ziekte met epidermale groeifactor receptor (EGFR)-activerende mutaties, als eerstelijnsbehandeling in combinatie met erlotinib.
- bij lokaal gevorderde of gemetastaseerde ziekte met progressie na chemotherapie gebaseerd op platina, in combinatie met docetaxel.
Hepatocellulair carcinoom (HCC) bij volwassenen
- bij gevorderde of inoperabele ziekte, met een serumconcentratie α-foetoproteïne (AFP) ≥ 400 ng/ml en na eerdere behandeling met sorafenib.
Indicaties
Gemetastaseerd colon- of rectumcarcinoom
- in combinatie met chemotherapie die een fluoropyrimidine bevat.
Gemetastaseerd mammacarcinoom
- als eerstelijnsbehandeling in combinatie met paclitaxel of capecitabine; de combinatie met capecitabine alleen geven als andere chemotherapie, waaronder taxanen en antracyclinen, niet geschikt is én als in de voorafgaande 12 maanden niet behandeld is met taxanen en antracyclinen.
Niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC)
- Eerstelijnsbehandeling van niet-reseceerbaar, gevorderd, gemetastaseerd of gerecidiveerd NSCLC van het niet-plaveiselcel type:
- in combinatie met chemotherapie die platina bevat;
- bij epidermale groeifactorreceptor(EGFR)-activerende mutaties; in combinatie met erlotinib .
Gevorderd en/of gemetastaseerd niercelcarcinoom (RCC)
- als eerstelijnsbehandeling in combinatie met interferon α-2a.
Epitheliaal ovariumcarcinoom, tubacarcinoom of primair peritoneaal carcinoom
- als eerstelijnsbehandeling bij gevorderde ziekte; in combinatie met carboplatine en paclitaxel;
- bij een eerste recidief van platina-gevoelige ziekte in combinatie met carboplatine en gemcitabine óf in combinatie met carboplatine en paclitaxel bij patiënten die niet eerder zijn behandeld met VEGF-remmende of VEGF-receptor bindende middelen (incl. bevacizumab);
- bij platina-resistente en recidiverende ziekte in combinatie met paclitaxel, topotecan of doxorubicine (in gepeg. lipos.), bij patiënten die eerder maximaal twee chemotherapiekuren hebben ontvangen én die niet eerder zijn behandeld met VEGF-remmende of VEGF-receptorbindende middelen (incl. bevacizumab).
Aanhoudend, recidiverend of gemetastaseerd cervixcarcinoom
- in combinatie met paclitaxel en cisplatine, óf als alternatief daarvoor paclitaxel en topotecan, bij patiënten die geen platinabevattende behandeling kunnen ontvangen.
Indicaties
- Gemetastaseerd Merkelcel-carcinoom (MCC) als monotherapie bij volwassenen;
- Lokaal gevorderd of gemetastaseerd urotheelcarcinoom (UC) als monotherapie voor de eerstelijns-onderhoudsbehandeling van volwassenen die progressievrij zijn na chemotherapie die platina bevat;
- Gevorderd niercelcarcinoom (RCC) in combinatie met axitinib als eerstelijnsbehandeling bij volwassenen.
Indicaties
Gemetastaseerd mammacarcinoom
- In combinatietherapie met trastuzumab en docetaxel bij volwassenen met HER2–positief gemetastaseerd of lokaal teruggekeerd, niet–reseceerbaar mammacarcinoom, die niet eerder een anti–HER2–therapie of chemotherapie voor hun gemetastaseerde ziekte hebben gehad.
Neoadjuvante behandeling van mammacarcinoom
- In combinatietherapie met trastuzumab en chemotherapie voor de neoadjuvante behandeling van volwassenen met HER2–positief, lokaal gevorderd inflammatoir, of vroeg-stadium mammacarcinoom met veel kans op een recidief.
Adjuvante behandeling van mammacarcinoom
- In combinatietherapie met trastuzumab en chemotherapie voor de adjuvante behandeling van volwassenen met HER2–positief vroeg-stadium mammacarcinoom met veel kans op een recidief.
Doseringen
Premedicatie met een i.v. H1-receptorantagonist vóór de infusie met ramucirumab wordt aanbevolen. Als een patiënt een infusiegerelateerde reactie (IGR) van NCI CTCAE graad 1–2 ondervindt, moet voor alle volgende infusies premedicatie worden gegeven. Bij een tweede IGR van graad 1–2 dexamethason (of een equivalent) toedienen. Daarna voor daaropvolgende infusies premedicatie bestaande uit een i.v. H1-receptorantagonist, paracetamol en dexamethason geven.
Bij combinatie met paclitaxel of met FOLFIRI moet vóór elke toediening worden voldaan aan een aantal criteria (ten aanzien van het bloedbeeld, de leverfunctie en/of gastro-intestinale toxiciteit). Zie hiervoor de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2), zie de link onder 'Zie ook'.
Bepaal bij combinatie met erlotinib voorafgaand aan de behandeling de EGFR-mutatiestatus van de patiënt.
Bepaal bij patiënten met HCC voorafgaand aan de behandeling de serumconcentratie AFP met een gevalideerde AFP-test. De serumconcentratie AFP dient ≥ 400 ng/ml te zijn.
Gevorderd maagcarcinoom en GEJ-adenocarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen)
Combinatietherapie met paclitaxel: ramucirumab: 8 mg/kg lichaamsgewicht via een i.v.-infuus op dag 1 en 15 van een cyclus van 28 dagen, voorafgaand aan de paclitaxel-infusie. Paclitaxel: 80 mg/m² lichaamsoppervlak via een i.v.-infuus gedurende ca. 60 minuten op dag 1, 8 en 15 van een cyclus van 28 dagen. De behandeling voortzetten tot progressie van de ziekte of tot onacceptabele toxiciteit optreedt.
Monotherapie: ramucirumab: 8 mg/kg lichaamsgewicht via i.v.-infuus, elke 2 weken. De behandeling voortzetten tot progressie van de ziekte of totdat onacceptabele toxiciteit optreedt.
Gemetastaseerd colorectaal carcinoom
Volwassenen (incl. ouderen)
Combinatietherapie met FOLFIRI: ramucirumab: 8 mg/kg lichaamsgewicht via een i.v.-infuus, elke 2 weken, voorafgaand aan de FOLFIRI-toediening. De behandeling voortzetten tot progressie van de ziekte of totdat onacceptabele toxiciteit optreedt.
Niet-kleincellige longkanker (NSCLC)
Volwassenen (incl. ouderen)
Combinatietherapie met erlotinib: 10 mg/kg lichaamsgewicht via een i.v.-infuus, elke 2 weken. De behandeling voortzetten tot progressie van de ziekte of totdat onacceptabele toxiciteit optreedt.
Combinatietherapie met docetaxel: ramucirumab: 10 mg/kg lichaamsgewicht via een i.v.-infuus op dag 1 van een cyclus van 21 dagen, voorafgaand aan de docetaxel-infusie. Docetaxel: 75 mg/m² lichaamsoppervlak via een i.v.-infuus gedurende ca. 60 minuten op dag 1 van een cyclus van 21 dagen; overweeg bij Oost-Aziatische patiënten een gereduceerde startdosis docetaxel van 60 mg/m² lichaamsoppervlak. De behandeling voortzetten tot progressie van de ziekte of totdat onacceptabele toxiciteit optreedt.
Hepatocellulair carcinoom
Volwassenen (incl. ouderen)
Monotherapie: 8 mg/kg lichaamsgewicht via een i.v.-infuus, elke 2 weken. De behandeling voortzetten tot progressie van de ziekte of totdat onacceptabele toxiciteit optreedt.
Bij verminderde nier- of leverfunctie: er is geen dosisaanpassing nodig.
Bij kinderen < 18 jaar: kan geen dosisadvies worden gegeven, door een beperkt aantal gegevens.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (zoals hypertensie, bloedingen, trombo-embolische complicaties, hematologische bijwerkingen, stomatitis/mucositis, gastro-intestinale bijwerkingen (waaronder perforatie, diarree, fistelvorming), hepatische encefalopathie/hepatorenaal syndroom, infusiegerelateerde bijwerkingen, proteïnurie) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubrieken 4.2 en 4.4), zie de link onder 'Zie ook'. In rubriek 4.2 zijn ook de eventueel noodzakelijke dosisaanpassingen te vinden van paclitaxel, FOLFIRI en docetaxel bij hematologische toxiciteiten en bij FOLFIRI ook bij diarree en stomatitis/mucositis.
Toediening: ramucirumab na verdunning toedienen als een i.v.-infusie gedurende ca. 60 minuten. Niet toedienen als intraveneuze bolus of push. Om de vereiste infusieduur van ca. 60 minuten te bereiken mag de maximum infusiesnelheid van 25 mg/minuut niet overschreden worden, maar kan in plaats daarvan de infusieduur verlengd worden. Indien tijdens de toediening een infusiegerelateerde reactie van graad 1 of 2 optreedt, de infusiesnelheid met 50% verlagen gedurende de huidige én alle volgende infusies.
Doseringen
Dosisvermindering vanwege bijwerkingen wordt niet aanbevolen; staak zo nodig (al dan niet tijdelijk) de behandeling.
Gemetastaseerd colon- of rectumcarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen ≥ 65 jaar)
5 mg/kg of 10 mg/kg lichaamsgewicht 1×/2 weken óf 7,5 mg/kg of 15 mg/kg lichaamsgewicht 1×/3 weken; in combinatie met chemotherapie die een fluoropyrimidine bevat. De behandeling voortzetten tot aan ziekteprogressie of toxiciteit.
Gemetastaseerd mammacarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen ≥ 65 jaar)
10 mg/kg lichaamsgewicht 1×/2 weken óf 15 mg/kg lichaamsgewicht 1×/3 weken; in combinatie met paclitaxel#doseringen of capecitabine#doseringen. De behandeling voortzetten tot aan ziekteprogressie of toxiciteit.
Niet-kleincellig longcarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen ≥ 65 jaar)
In combinatie met platinabevattende chemotherapie: 7,5 óf 15 mg/kg lichaamsgewicht 1×/3 weken; gedurende 6 behandelkuren. Daarna doorbehandelen met bevacizumab als monotherapie, dit voortzetten tot aan ziekteprogressie of toxiciteit.
In combinatie met erlotinib: bij (aangetoonde) EGFR-activerende mutaties, in combinatie met erlotinib#doseringen: 15 mg/kg lichaamsgewicht 1×/3 weken. Deze behandeling voortzetten tot aan ziekteprogressie of toxiciteit.
Gevorderd en/of gemetastaseerd niercelcarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen ≥ 65 jaar)
10 mg/kg lichaamsgewicht 1×/2 weken. De behandeling voortzetten tot aan ziekteprogressie of toxiciteit.
Eerstelijnsbehandeling van gevorderd epitheliaal ovarium-, tuba-, of primair peritoneaal carcinoom
Volwassenen (incl. ouderen ≥ 65 jaar)
15 mg/kg lichaamsgewicht 1×/3 weken; in combinatie met carboplatine#doseringen en paclitaxel#doseringen gedurende 6 behandelkuren. Daarna de behandeling als bevacizumab monotherapie voortzetten tot maximaal 15 maanden of tot aan ziekteprogressie of toxiciteit.
Behandeling van platina-gevoelig recidief van gevorderd epitheliaal ovarium-, tuba-, of primair peritoneaal carcinoom
Volwassenen (incl. ouderen ≥ 65 jaar)
15 mg/kg lichaamsgewicht 1×/3 weken; in combinatie met carboplatine#doseringen en gemcitabine#doseringen gedurende 6 tot 10 behandelkuren óf in combinatie met carboplatine en paclitaxel#doseringen gedurende 6 tot 8 behandelkuren. Daarna de behandeling als bevacizumab monotherapie voortzetten tot aan ziekteprogressie of toxiciteit.
Platina-resistent recidiverend epitheliaal ovarium-, tubu-, of primair peritoneaal carcinoom
Volwassenen (incl. ouderen ≥ 65 jaar)
10 mg/kg lichaamsgewicht 1×/2 weken; wanneer gecombineerd met topotecan#doseringen dan is de dosering bevacizumab 15 mg/kg lichaamsgewicht 1×/3 weken. De behandeling voortzetten tot aan ziekteprogressie of onacceptabele toxiciteit.
Aanhoudend, recidiverend of gemetastaseerd cervixcarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen ≥ 65 jaar)
15 mg/kg lichaamsgewicht 1×/3 weken. De behandeling voortzetten tot aan ziekteprogressie of onacceptabele toxiciteit.
Verminderde nier- of leverfunctie: er kan geen doseringsadvies gegeven worden vanwege het ontbreken van gegevens.
Toediening
- De flacon niet schudden.
- Toedienen als intraveneuze infusie.
- Het concentraat verdunnen (géén glucose-oplossingen) tot een uiteindelijke concentratie van 1,4–16,5 mg/ml. Toedienen als intraveneuze infusie, de aanvangsdosis in 90 minuten volgend op chemotherapie; als deze goed wordt verdragen, de tweede infusie eventueel in 60 min toedienen; als deze ook goed wordt verdragen, de daarop volgende infusies eventueel in 30 min toedienen.
Doseringen
Voorafgaand aan de eerste 4 infusies premedicatie geven: een antihistaminicum en paracetamol. Daarna premedicatie geven indien nog noodzakelijk.
Gemetastaseerd Merkel-celcarcinoom, lokaal gevorderd of gemetastaseerd urotheelcarcinoom en gevorderd niercelcarcinoom:
Volwassenen (incl. ouderen):
800 mg elke 2 weken, i.v. gedurende 60 min. Zie voor de dosering van (oraal) axitinib axitinib#doseringen. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit. De behandeling kan ook voortgezet worden bij radiologisch aangetoonde ziekteprogressie die niet gepaard gaat met een significante klinische achteruitgang, zonder verandering in performance status gedurende meer dan twee weken en geen noodzaak van salvage-therapie.
Verminderde nierfunctie: bij lichte of matige nierfunctiestoornis (creatinineklaring ≥ 30 ml/min) hoeft de dosering niet te worden aangepast; er zijn onvoldoende gegevens beschikbaar voor een eventuele dosisaanpassing bij een ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min).
Verminderde leverfunctie: bij lichte leverfunctiestoornis (bilirubine ≤ ULN en ASAT > ULN óf bilirubine 1–1½ × ULN) hoeft de dosering niet te worden aangepast; er zijn onvoldoende gegevens beschikbaar voor een eventuele dosisaanpassing bij een matig-ernstige of ernstige leverfunctiestoornis.
Zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (pneumonitis, colitis, hepatitis (bij monotherapie of in combinatie met axitinib), pancreatitis, myocarditis, nefritis en nierdisfunctie, endocrinopathieën, overige immuungerelateerde bijwerkingen, infusiegerelateerde bijwerkingen) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, o.a. tabel 1, en tevens rubriek 4.4). Dosisverlaging of -verhoging wordt ontraden. Zie voor eventuele noodzakelijke dosisaanpassingen (of onderbrekingen/staken) van axitinib#doseringen bij speciale patiëntgroepen, bij combinatie met sterke CYP3A4-remmers of -inductoren en bij toxiciteit de geneesmiddeltekst.
Toediening: het concentraat volgens de instructies van de fabrikant verdunnen en via een intraveneuze lijn met een in-line- of 'add-on'-filter (0,2 microm met lage eiwitbinding) gedurende 60 min toedienen. Niet toedienen als een i.v.-push- of bolusinjectie.
Doseringen
Bij oncologische indicaties zijn dosering en toedieningsfrequentie sterk individueel bepaald, aan wijzigingen onderhevig en afhankelijk van onder andere algemene toestand en bloedbeeld.
HER2–positief gemetastaseerd mammacarcinoom, (neo-)adjuvante behandeling HER2–positief mammacarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen ≤ 75 jaar)
In combinatietherapie: i.v.: de aanbevolen eerste oplaaddosis is 840 mg, na 3 weken gevolgd door een onderhoudsdosis van 420 mg elke 3 weken. De aanbevolen eerste oplaaddosis van trastuzumab is óf 8 mg/kg lichaamsgewicht, na 3 weken gevolgd door een onderhoudsdosis van 6 mg/kg lichaamsgewicht elke 3 weken óf 600 mg s.c. (ongeacht lichaamsgewicht) elke 3 weken. De dosering van docetaxel is 75 mg/m² lichaamsoppervlak elke 3 weken, bij goed verdragen eventueel verhogen naar 100 mg/m², tenzij de combinatie carboplatine+trastuzumab+pertuzumab wordt gebruikt. De dosering van paclitaxel is 80 mg/m² 1×/week gedurende 12 weken. De oncolytica ná elkaar toedienen (het taxaan als laatste) en niet in dezelfde infuuszak mengen. Bij gemetastaseerd mammacarcinoom behandelen tot aan ziekteprogressie of oncontroleerbare toxiciteit, ook als de behandeling met docetaxel wordt beëindigd. Bij neo-adjuvante behandeling van mammacarcinoom pertuzumab gedurende 3–6 cycli toedienen als onderdeel van een behandelregime voor vroege borstkanker. In adjuvante setting: met pertuzumab in combinatie met trastuzumab gedurende 1 jaar (max. 18 cycli) behandelen óf tot aan recidief of oncontroleerbare toxiciteit. Start (neo)adjuvante therapie op dag 1 van de chemotherapie en continueer de behandeling ook na beëindiging van de chemotherapie.
Verminderde nierfunctie: bij een licht tot matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 30 ml/min) is een dosisaanpassing niet nodig. Er kan geen doseringsadvies worden gegeven bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min).
Verminderde leverfunctie: Er kan geen doseringsadvies worden gegeven bij een ernstig verminderde leverfunctie, zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen, achter Onderzoeksgegevens.
Ernstige bijwerkingen: zie voor richtlijnen bij (ernstige) bijwerkingen (linkerventrikeldisfunctie, overgevoeligheid/anafylaxie, infusiegerelateerde bijwerkingen, beenmergsuppressie) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2). Een dosisverlaging van pertuzumab of van trastuzumab wordt niet aanbevolen. Van docetaxel en andere chemotherapie kan wel de dosis verlaagd worden, zie daarvoor de afzonderlijke geneesmiddelteksten. De behandeling met pertuzumab beëindigen als de behandeling met trastuzumab wordt beëindigd. Wanneer in de gemetastaseerde setting docetaxel wordt beëindigd, dan kan de behandeling met pertuzumab en trastuzumab worden voortgezet tot aan ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Uitgestelde of overgeslagen doses:
< 6 weken tussen twee opeenvolgende toedieningen
- pertuzumab: de dosis van 420 mg zo spoedig mogelijk alsnog toedienen, daarna het oorspronkelijke schema vervolgen.
- trastuzumab: de dosis van 6 mg/kg i.v. óf 600 mg s.c. zo spoedig mogelijk alsnog toedienen, daarna het oorspronkelijke schema vervolgen.
≥ 6 weken tussen twee opeenvolgende toedieningen
- pertuzumab: een initiële dosis van 840 mg geven (via een 60 min. durend infuus), gevolgd door onderhoudsdoses van 420 mg (via een 30–60 min durend infuus) elke 3 weken.
- trastuzumab: óf een initiële dosis van 8 mg/kg geven (via een 90 min durend infuus), gevolgd door onderhoudsdoses van 6 mg/kg (via een 90 min durend infuus, 30 min als het eerder goed verdragen werd) elke 3 weken, óf de dosis van 600 mg s.c. zo spoedig mogelijk alsnog toedienen, daarna het oorspronkelijke schema vervolgen.
Toediening: het concentraat verdunnen tot een sterkte van 3,02 mg/ml voor de initiële dosis en 1,59 mg/ml voor de onderhoudsdosis. De intraveneuze infusie bij initiële oplaaddosis in 60 min. toedienen. Vervolginfusies in 30–60 min. toedienen, indien de eerste infusie van 60 min. goed werd verdragen. Na afloop van elke infusie wordt een observatieperiode van 30–60 minuten (na een eerste infusie 60 minuten)aanbevolen.
Bijwerkingen
Monotherapie
Zeer vaak (> 10%): hypertensie. Hoofdpijn. Buikpijn, diarree. Perifeer oedeem. Proteïnurie. Trombocytopenie.
Vaak (1-10%): arteriële trombo-embolische complicaties, waaronder myocardinfarct, hartstilstand, cerebrovasculaire accidenten, cerebrale ischemie. Hepatische encefalopathie (bij de indicatie HCC). Hemangioom. Epistaxis. Darmobstructie. Infusiegerelateerde reacties (zie de rubriek Waarschuwingen en Voorzorgen). Huiduitslag. Dysfonie. Hypothyroïdie. Neutropenie. Hypokaliëmie, hyponatriëmie, hypoalbuminemie.
Soms (0,1-1%): maag-darmperforatie
Zelden (0,01-0,1%): trombotische microangiopathie. Posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES).
Verder zijn gemeld: aneurysma, arteriële dissectie.
In combinatie met chemotherapie of erlotinib
Zeer vaak (> 10%): hypertensie. Infecties. Epistaxis. Alopecia. Stomatitis, diarree. Hoofdpijn. Vermoeidheid, mucositis, perifeer oedeem. Proteïnurie. Neutropenie, leukopenie, trombocytopenie, anemie.
Vaak (1-10%): sepsis. Maag-darmbloedingen (waaronder fataal verlopende), maag-darmperforatie. Pulmonale hemorragie. Hemangioom. Hand-voetsyndroom. Dysfonie. Bloedend tandvlees. Hypothyroïdie. Febriele neutropenie. Hypoalbuminemie, hyponatriëmie.
Soms (0,1-1%): hartfalen.
Zelden (0,01-0,1%): trombotische microangiopathie. Posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES).
Verder zijn gemeld: aneurysma, arteriële dissectie.
Bijwerkingen
De frequenties waarmee bijwerkingen optreden, kunnen verschillen per indicatie. Verder zijn nog bijwerkingen mogelijk van de oncolytica waarmee bevacizumab kan worden gecombineerd. Zie hiervoor de afzonderlijke geneesmiddelteksten.
Zeer vaak (> 10%): hypertensie (> 40%), veneuze trombo-embolie. Dyspneu, hoest, rinitis, bloedneus. Smaakstoornis, spraakstoornis (waaronder dysartrie, dysfonie), hoofdpijn, perifere sensorische neuropathie. Oogaandoening, tranenvloed. Anorexie, stomatitis, misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, buikpijn. Asthenie, vermoeidheid. Gewrichtspijn, spierpijn. Ovariumfalen. Exfoliatieve dermatitis, droge huid, huidverkleuring, gestoorde wondgenezing. Proteïnurie (soms door microangiopathische hemolytische anemie). Koorts, slijmvliesontsteking. Gewichtsverlies. Leukopenie, trombocytopenie, (febriele) neutropenie. Hypomagnesiëmie, hyponatriëmie.
Vaak (1-10%): supraventriculaire tachycardie, congestief hartfalen. Hypoxie. Arteriële trombo-embolie, cerebrovasculair accident, diepveneuze trombose, pulmonale embolie. Bloedingen (waaronder tumorgeassocieerde bloedingen zoals melena, rectale bloeding of longbloeding), hemoptoë. Sepsis, abces, cellulitis, urineweginfectie. Maag-darmperforatie, darmobstructie, ileus, buikpijn, andere gastro-intestinale stoornis. Fistels (ook buiten het maag-darmkanaal en soms leidend tot een fatale afloop). Syncope, slaperigheid, lethargie. Hand-voetsyndroom. Overgevoeligheid, infusiereactie. Spierzwakte, rugpijn, pijn in het bekken. Dehydratie. Anemie, lymfocytopenie.
Zelden (0,01-0,1%): necrotiserende fasciitis. Reversibel posterieur leuko-encefalopathie syndroom (RPLS). Anafylactische shock.
Zeer zelden (< 0,01%): hypertensieve encefalopathie.
Verder zijn gemeld: pulmonale hypertensie. Ernstige complicaties bij wondgenezing (waaronder anastomotische complicaties). Nasale septum perforatie. Osteonecrose van de kaak, niet-mandibulaire osteonecrose. Maagulcus. Galblaasperforatie. Aneurysma, arteriële dissectie, renale trombotische microangiopathie.
Bij een leeftijd > 65 jaar zijn trombo-embolische complicaties, hypertensie, proteïnurie, leukopenie, neutropenie, trombocytopenie, misselijkheid, diarree, hoofdpijn, perifere sensorische neuropathie, vermoeidheid en alopecia vaker gemeld.
Bijwerkingen
Een aantal bijwerkingen hebben een immuungerelateerde achtergrond. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Monotherapie
Zeer vaak (> 10%): infusiereacties. Hoesten, dyspneu. Misselijkheid (bij ca. 25%), braken, diarree, obstipatie, buikpijn. Verminderde eetlust. Gewichtsverlies. Vermoeidheid (bij ca. 32%), perifeer oedeem, koorts. Gewrichtspijn, rugpijn. Anemie.
Vaak (1-10%): hypertensie. (Immuungerelateerde) pneumonitis. Asthenie, koude rillingen, influenza-achtige ziekte. Hoofdpijn, duizeligheid, perifere neuropathie. Droge mond. Huiduitslag (waaronder maculopapuleus), jeuk, droge huid. Spierpijn. (Autoimmuun) hypothyroïdie, hyperthyroïdie, hyponatriëmie. Lymfopenie, trombocytopenie. Stijging van de spiegel van γGT, alkalische fosfatase, amylase, lipase en creatinine.
Soms (0,1-1%): (autoimmuun) colitis, enterocolitis, ileus. (Autoimmuun) hepatitis. Nierfalen. Myasthia gravis, myastheen syndroom. Uveïtis. Myositis, reumatoïde artritis. Hypotensie, overmatig blozen. Guillain-Barrésyndroom, Miller-Fisher-syndroom. Erytheem, eczeem, gegeneraliseerde huiduitslag, dermatitis, exfoliatieve dermatitis psoriasis. Thyroïditis, (acute) bijnierschorsinsufficiëntie, hypopituïtarisme. Hyperglykemie, diabetische ketoacidose. Sarcoïdose (in combinatie met platinum bevattende chemotherapie). Eosinofilie. Stijging van de waarden: ALAT, ASAT, creatinekinase.
Zelden (0,01-0,1%): (autoimmuun) myocarditis, pancreatitis, enterocolitis, enterititis, proctitis. Interstitiële longziekte. (Acuut) leverfalen. Tubulo-interstitiële nefritis, niet-infectieuze cystitis. Erythema multiforme, purpura, vitiligo, pemfigoïd, 'systemic Inflammatory Response Syndrome' (SIRS). Overgevoeligheid, waaronder anafylactische reactie. Hyperglykemie, diabetische ketoacidose.
In combinatie met axitinib
Zeer vaak (> 10%): hypertensie (bij ca. 49%). Infusiereacties. Hoesten, dyspneu, dysfonie (bij ca. 33%). Vermoeidheid (bij ca. 43%), koude rillingen, asthenie, koorts. Jeuk. Gewrichtspijn, rugpijn, spierpijn. Misselijkheid (bij ca. 34%), braken, diarree (bij ca. 63%), obstipatie, buikpijn. Hoofdpijn, duizeligheid. Verminderde eetlust. Gewichtsverlies. Hypothyroïdie. Stijging van de waarden ALAT, ASAT.
Vaak (1-10%): hypotensie, blozen. Pneumonitis. Acute nierschade. Perifere neuropathie. Droge mond, colitis. Perifeer oedeem, influenza-achtige ziekte. Overgevoeligheid. Huiduitslag (bv. maculopapuleus, papuleus, erythemateus), acneïforme dermatitis, erytheem, dermatitis, eczeem. Hyperthyroïdie, thyroïditis, bijnierschorsinsufficiëntie. Anemie, trombocytopenie. Afwijkende leverfunctie. Hyperglykemie. Stijging van de spiegel creatinine, amylase, lipase, γGT, alkalische fosfatase, creatinekinase. Daling spiegel TSH.
Soms (0,1-1%): myocarditis. (Autoimmuun) thyroïditis, hypofysitis. (Autoimmuun) hepatitis, hepatotoxiciteit. (Autoimmuun) colitis, enterocolitis, ileus, (autoimmuun) pancreatitis, necrotiserende pancreatitis. Erythema multiforme, psoriasis. Pustuleuze huiduitslag. Diabetes mellitus (type I en II). Myasthia gravis, myastheen syndroom. Lymfopenie, eosinofilie.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): infusiereactie (met koorts, rillingen, myalgie, vermoeidheid, hoofdpijn, asthenie, braken, smaakstoornis, overgevoeligheid), ook met fatale afloop. Verminderde eetlust, stomatitis, misselijkheid, braken, dyspepsie, buikpijn, obstipatie, diarree (afhankelijk van indicatie en oncolytische combinatie: 46–71%). Slapeloosheid. Perifere (sensorische) neuropathie, paresthesie, hoofdpijn, duizeligheid, smaakstoornis. Nasofaryngitis. Hoest, dyspneu, bloedneus. Huiduitslag (26–52%), droge huid, jeuk, alopecia, nagelaandoening. Toegenomen traanproductie. Myalgie, artralgie, pijn in extremiteiten. Opvliegers. Mucositis, perifeer oedeem, koorts, vermoeidheid, asthenie. (Febriele) neutropenie, leukopenie (bij ca. 63%), anemie.
Vaak (1-10%): bovensteluchtweginfectie. Linkerventrikeldisfunctie. Rillingen. Oedeem. Overgevoeligheid. Paronychie.
Soms (0,1-1%): anafylactische reactie, ook met fatale afloop. Congestief hartfalen. Interstitiële longziekte, pleura-effusie.
Zelden (0,01-0,1%): cytokineafgiftesyndroom, tumorlysissyndroom.
Bij ouderen ≥ 65 jaar kwamen de volgende bijwerkingen vaker voor (> 5% hogere incidentie): diarree, verminderde eetlust, anemie, gewichtsverlies, asthenie, smaakstoornis, perifere neuropathie, hypomagnesiëmie.
Interacties
Er zijn van dit middel geen interacties bekend.
Interacties
Bij combinatie van bevacizumab en sunitinib bij gemetastaseerd niercelcarcinoom kan microangiopathische hemolytische anemie (MAHA) optreden.
Bij gemetastaseerd colon- of rectumcarcinoom niet gelijktijdig gebruiken met anti-EGFR monoklonale antilichamen (zoals panitumumab en cetuximab), vanwege eerder bereiken van toxiciteit en verminderde progressie-vrije en/of totale overlevingsduur.
Bij combinatie met platina- of taxaanbevattende therapie is er meer kans op ernstige neutropenie (evt. met koorts), of een infectie (met of zonder ernstige neutropenie), waarbij soms fatale afloop is beschreven. Dit is voornamelijk gezien bij patiënten die deze therapieën kregen voor NSCLC en gemetastaseerde borstkanker.
Wees voorzichtig bij voorafgaand of gelijktijdig gebruik van intraveneus toegediende bisfosfonaten, vanwege toename van de kans op osteonecrose van de kaak.
De werkzaamheid en veiligheid in combinatie met radiotherapie is niet vastgesteld. Voorafgaande bestraling kan een risicofactor zijn voor het ontstaan van fistels of een gastro-intestinale perforatie (zie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen).
Interacties
Er zijn van dit middel geen geneesmiddelinteracties bekend.
Door het (relatief) veelvuldig vóórkomen van endocrinopathieën kan een aanpassing van diabetes- of schildkliermedicatie nodig zijn.
Interacties
Er zijn geen interacties bekend met pertuzumab.
Zwangerschap
Humaan IgG1 passeert in toenemende mate tijdens het 2e en 3e trimester de placenta.
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, onvoldoende gegevens.
Farmacologisch effect: Remming van de angiogenese kan schadelijke effecten op de placenta-ontwikkeling, foetale en postnatale ontwikkeling tot gevolg hebben.
Advies: Gebruik ontraden.
Vruchtbaarheid: Gebaseerd op dierstudies is het waarschijnlijk dat de vrouwelijke vruchtbaarheid tijdens de behandeling met ramucirumab negatief wordt beïnvloed.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 3 maanden na de therapie.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij mensen, onvoldoende gegevens. Bij gebruik van bevacizumab (monotherapie of in combinatietherapie) zijn foetale afwijkingen gemeld. Bij dieren bij hogere doses schadelijk gebleken (skeletafwijkingen, foetale absorptie).
Farmacologisch effect: Gebruik van anti-VEGF middelen kunnen de embryonale en foetale ontwikkeling negatief beïnvloeden; het zou kunnen leiden tot miskramen, hypertensie en pre-eclampsie.
Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd.
Vruchtbaarheid: Raad een vrouw voorafgaand aan de behandeling aan om advies in te winnen over cryopreservatie van eicellen, omdat bevacizumab tot verminderde vruchtbaarheid (meestal reversibel) kan leiden.
Overige: Een vruchtbare vrouw dient effectieve anticonceptie te gebruiken tijdens en gedurende ten minste zes maanden na de therapie.
Zwangerschap
Humaan IgG1 passeert, geleidelijk in toenemende mate, tijdens het 2e en 3e trimester de placenta.
Teratogenese: Onbekend. Bij dieren is bij blokkade van PD-L1-signalering verlies van de foetus gezien. Meer kans op abortus of doodgeboorte wordt niet uitgesloten.
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste één maand na de therapie.
Zwangerschap
Pertuzumab passeert de placenta (bij dieren geconstateerd). Het is bekend dat humaan IgG de placenta passeert.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren in hogere doseringen schadelijk gebleken (toename embryonale/foetale sterfte, renale hypoplasie, longhypoplasie, ventriculaire septumdefecten, kleine skeletafwijkingen).
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens en gedurende 6 maanden na de behandeling.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Vanwege de molecuulgrootte is geen passieve overgang van ramucirumab in de moedermelk te verwachten. Het is onbekend of een actieve overgang plaatsvindt.
Farmacologisch effect: Negatieve effecten op de zuigeling kunnen niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding staken tijdens én tot ten minste 3 maanden ná de behandeling.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Het is echter bekend dat IgG-antilichamen worden uitgescheiden in de moedermelk. Een nadelig effect op de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden tijdens én gedurende ten minste zes maanden ná de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Vanwege de molecuulgrootte wordt geen passieve overgang van avelumab in de moedermelk verwacht. Het is onbekend of een actieve overgang plaatsvindt. Een nadelig effect op de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden gedurende en tot ten minste één maand na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja (humaan IgG). Het is onbekend in hoeverre pertuzumab kan worden opgenomen door en schadelijk kan zijn voor de zuigeling.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- Bij de indicatie NSCLC: holtevorming in de tumor of als er grote vaten betrokken zijn bij de tumor.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor muriene eiwitten.
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Zwangerschap.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vanwege de kans op hypertensie voorafgaand aan elke toediening de bloeddruk controleren en behandelen indien klinisch geïndiceerd. Bij ernstige hypertensie de toediening tijdelijk staken totdat deze met medische maatregelen onder controle is.
Bloedingen: screenpatiënten met HCC met bewezen portale hypertensie of die bekend zijn met oesofageale varicesbloedingen vóór start van de behandeling op oesofageale varices en behandel deze eerst indien klinisch geïndiceerd. Voer bij alle indicaties tijdens de behandeling bloedtellingen uit en controleer de stollingsparameters bij risicofactoren voor het ontstaan van bloedingen (zoals bij gelijktijdig gebruik van anticoagulantia). Ernstige maag-darmbloedingen zijn vooral gemeld bij de combinatietherapie met paclitaxel en met FOLFIRI. Bij optreden van een ernstige bloeding (CTCAE graad 3 of 4) de behandeling definitief staken.
Vanwege meer kans op aneurysma en arteriële dissectie bij toepassing van remmers van de VEGF-route, voor aanvang van de behandeling afwegen of bij aanwezigheid van risicofactoren (bv. hypertensie, een voorgeschiedenis van aneurysma) een behandeling met ramucirumab is geïndiceerd.
Patiënten met plaveiselcelcarcinoom hebben meer kans op het ontwikkelen van een ernstige pulmonale bloeding. Patiënten met de volgende risicofactoren voor een pulmonale bloeding werden uitgesloten van klinische studies met ramicurumab:
- recente pulmonale bloeding (> 2,5 ml of helder rood bloed);
- holtevorming in tumor;
- bewijs voor invasie van de tumor of groei rond de grote bloedvaten;
- comedicatie met anticoagulantia (deels uitgesloten) of chronische behandeling met NSAID's of plaatjesaggregatieremmers (o.a. aspirine ≥ 325 mg/dag).
Gevallen van het posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES), waaronder met dodelijke afloop, zijn gemeld. Staak de behandeling bij ontwikkeling van PRES. Het is niet bekend of ramucirumab veilig kan worden herstart bij patiënten die herstellen van PRES. Symptomen die kunnen wijzen op PRES zijn consulten, hoofdpijn, misselijkheid, braken, blindheid of veranderd bewustzijn, met of zonder hypertensie.
De meeste infusiegerelateerde bijwerkingen treden op tijdens de eerste of tweede infusie van ramucirumab. Controleer vooral tijdens deze toedieningen op symptomen zoals dyspneu, paresthesie, rillingen, blozen en in ernstige gevallen o.a. bronchospasme, supraventriculaire tachycardie en hypotensie. Staak definitief de behandeling bij optreden van CTCAE-graad 3–4 reacties. Bij graad 1–2 reacties de infusiesnelheid bij de huidige toediening en alle toedieningen daarna verlagen met 50%.
Vanwege een grotere kans op hartfalen de patiënt nauwlettend controleren op klinische verschijnselen en symptomen van hartfalen. Bij optreden van dergelijke symptomen overwegen de behandeling te staken.
De behandeling definitief staken bij ontstaan van ernstige arteriële trombo-embolische complicaties, maag- en darmperforaties, ernstige bloeding (CTCAE graad 3 of 4), spontane ontwikkeling van fistels, hepatische encefalopathie of hepatorenaal syndroom, ernstige bloeding (CTCAE graad 3 of 4), infusiegerelateerde reactie van graad 3 of 4, hypertensie die niet veilig met antihypertensiva onder controle gebracht kan worden en bij een proteïnespiegel in de urine van > 3 g/24 uur of nefrotisch syndroom.
Controleer tijdens de behandeling op de ontwikkeling of het erger worden van proteïnurie. Als het urineproteïne op een teststrip ≥ 2+ is, gedurende 24 uur urine verzamelen. Onderbreek de behandeling bij een proteïnespiegel in de urine ≥2 g/24 uur. Hervat de behandeling met een lagere dosis zodra de proteïnespiegel in de urine weer is gedaald tot < 2 g/24 uur. Als de proteïnespiegel in de urine vervolgens opnieuw stijgt de dosis verder verlagen. Raadpleeg voor de aanbevolen dosisreducties de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2), zie de link onder 'Zie ook'. Staak definitief de behandeling bij een proteïnespiegel in de urine van > 3 g/24 uur of nefrotisch syndroom.
In verband met een mogelijk negatief effect op de wondgenezing de behandeling ten minste 4 weken (tijdelijk) staken voordat electieve chirurgie plaatsvindt. In geval van complicaties bij wondgenezing de behandelingtijdelijk staken, totdat de wond volledig genezen is.
Mogelijk hebben ouderen (≥ 65 j.) meer kans op bijwerkingen. Bij de indicatie NSCLC in combinatie met erlotinib werden bijwerkingen ≥graad ≥ 3 en alle graden ernstige bijwerkingen vaker gemeld bij ouderen ≥ 70 jaar. De werkzaamheid bij de indicatie NSCLC in combinatie met docetaxel is mogelijk minder bij hogere leeftijd (≥ 65 j.). Comorbiditeit, geassocieerd met gevorderde leeftijd, performance status (ECOG) en de waarschijnlijke tolerantie voor chemotherapie grondig evalueren vóór aanvang van de behandeling bij ouderen.
Onderzoeksgegevens: er zijn weinig gegevens over het gebruik bij ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring 15–29 ml/min) en geen gegevens over het gebruik bij ernstige leverfunctiestoornis. Bij levercirrose met Child-Pughscore 7–15, cirrose met hepatische encefalopathie, klinisch significante ascites als gevolg van cirrose of hepatorenaal syndroom alleen na zorgvuldige overweging toepassen vanwege het zeer beperkt voorhanden zijn van gegevens over werkzaamheid en veiligheid. De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 18 jaar zijn niet vastgesteld, vanwege een relatief weinig gegevens.
Waarschuwingen en voorzorgen
Wegens de negatieve invloed op de wondgenezing (incl. anastomotische complicaties), de behandeling niet beginnen binnen een maand na een operatie of totdat de wond genezen is.
Overweeg in verband met het risico op osteonecrose van de kaak een gebitsonderzoek en eventueel preventieve tandheelkunde vóór aanvang van de behandeling en vermijd tijdens de behandeling invasieve tandheelkundige ingrepen.
Vóór aanvang van en regelmatig tijdens de behandeling controleren op proteïnurie. Staak de behandeling definitief bij optreden van een graad 4-proteïnurie (nefrotisch syndroom).
Hypertensie komt zeer vaak voor. Vóór de start van de behandeling moet een reeds bestaande hypertensie adequaat onder controle zijn. Gebruik géén diuretica als antihypertensivum als ook cisplatine wordt gegeven. Controleer regelmatig tijdens de therapie de bloeddruk en staak de behandeling als deze niet meer onder controle gehouden kan worden om hypertensieve crisis of hypertensieve encefalopathie te voorkómen.
Afname van de linkerventrikel ejectiefractie tot aan symptomatisch hartfalen is gemeld. Wees voorzichtig bij risicofactoren voor hartfalen en bij bestaande cardiovasculaire aandoeningen. Er is meer kans op hartfalen bij de behandeling van gemetastaseerd mammacarcinoom indien is voorbehandeld met antracyclinen of radiotherapie op de linker borstwand.
Arteriële en veneuze trombo-embolie kunnen optreden. Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van arteriële trombo-embolie, diabetes mellitus of een leeftijd > 65 jaar. Bij de behandeling van cervixcarcinoom met bevacizumab in combinatie met paclitaxel en cisplatine is er meer kans op veneuze trombo-embolische complicaties. De behandeling definitief staken bij arteriële trombo–embolische complicaties en bij graad 4 veneuze trombo-embolische reacties (zoals een longembolie).
Gebruik van bevacizumab gaat gepaard met meer kans op bloedingen, vooral tumor-geassocieerde bloedingen. Wees voorzichtig bij een aangeboren bloedingsneiging, verworven coagulopathie, onbehandelde hersenmetastasen en bij behandeling met anticoagulantia voor de start van de behandeling. Bij een ontsteking in de buikholte is er meer kans op gastro-intestinale bloedingen. Patiënten met NSCLC en een recente pulmonale bloeding/hemoptoë niet behandelen met bevacizumab. De behandeling definitief staken bij ≥ graad 3-bloedingen.
De kans op aneurysma en arteriële dissectie is groter bij gebruik van remmers van de VEGF-route, ook indien geen sprake is van hypertensie. Weeg voor aanvang van de behandeling af of bij aanwezigheid van risicofactoren (bv. hypertensie, een voorgeschiedenis van aneurysma) een behandeling met bevacizumab is geïndiceerd.
Bij een ontsteking in de buikholte is er meer kans op een gastro-intestinale perforatie. Bij aanhoudend, recidiverend of gemetastaseerd cervixcarcinoom zijn gastro-intestinale perforaties gezien na voorafgaande bekkenbestraling.
Fistelvorming kan op verschillende momenten tijdens de behandeling optreden, variërend van binnen 1 week tot meer dan 1 jaar na de start ervan, maar meestal binnen 6 maanden. De meeste fistels binnen het maag-darmkanaal treden op bij de behandeling van gemetastaseerd niercelkanker of colorectaal carcinoom en bij ovariumcarcinoom (incidentie ca. 2–3%). Fistels die buiten het maag-darmkanaal gevormd worden zijn o.a. bronchopleurale fistels, fistels van galblaas, blaas of het vrouwelijk geslachtsorgaan. Bij de behandeling van aanhoudend, recidiverend of gemetastaseerd cervixcarcinoom kunnen bijvoorbeeld fistels tussen maag-darmkanaal en vagina voorkomen (incidentie ca. 8%); hier is meer kans op bij voorafgaande bekkenbestraling. Mogelijk is er tevens sprake van een darmobstructie en is operatief ingrijpen noodzakelijk. De behandeling definitief staken bij elke soort graad 4-fistels.
Controleer tijdens en na de toediening nauwlettend op overgevoeligheids- of infusiereacties (waaronder anafylactische shock). Indien een reactie optreedt, de infusie staken en een passende behandeling geven. Systematische premedicatie is niet vereist.
Necrotiserende fasciitis komt zelden voor, maar kan fataal verlopen. De aandoening is meestal secundair aan complicaties bij wondgenezing, maag-darmperforatie of vorming van fistels. Bij de eerste tekenen van de aandoening de behandeling met bevacizumab staken en gepaste (operatieve) maatregelen nemen.
Bij symptomen van reversibel posterieur leuko-encefalopathie syndroom (hoofdpijn, veranderde gemoedstoestand, convulsies, visuele stoornissen, met of zonder hypertensie) de behandeling staken en een MRI van de hersenen maken. Er zijn geen gegevens over de veiligheid van een herstart met bevacizumab na bevestiging van RPLS en verbetering van de daarbij behorende klachten.
Niet onderzocht: de veiligheid en werkzaamheid bij een nier- of leverfunctiestoornis, bij gelijktijdige radiotherapie en bij kinderen < 18 jaar zijn niet onderzocht.
Waarschuwingen en voorzorgen
Observeer de patiënt op klachten en verschijnselen van een infusiereactie zoals koorts, koude rillingen, blozen, hypotensie, dyspneu, piepende ademhaling, rugpijn, buikpijn en urticaria. In klinisch onderzoek trad de eerste infusiereactie in ca. 99% van de gevallen op tijdens de eerste vier infusies, waarvan ca. 3% van CTCAE-graad ≥ 3 was. Bij graad 3- en 4-reacties de behandeling definitief staken.
De meeste immuungerelateerde bijwerkingen bij avelumab monotherapie of in combinatie met axitinib zijn omkeerbaar en kunnen onder controle worden gehouden met tijdelijk of definitief staken van de behandeling, toediening van corticosteroïden en/of ondersteunende zorg. Mogelijk is er een verhoogde kans op immuungerelateerde bijwerkingen bij patiënten met een reeds bestaande auto-immuunziekte. Controleer voortdurend op het optreden van immuungerelateerde bijwerkingen (met name pneumonitis, colitis, nefritis, hypopituïtarisme, endocrinopathieën (hypo-/hyperthyroïdie, bijnierinsufficiëntie, hyperglykemie), hepatitis, pancreatitis, myocarditis, myositis, uveïtis, myasthenia gravis, myastheen syndroom, niet-infectieuze cystitis, Guillain-Barrésyndroom). Op basis van de ernst van een immuungerelateerde bijwerking de behandeling (tijdelijk of definitief) staken en corticosteroïden toedienen. Na verbetering de behandeling met corticosteroïden langzaam afbouwen gedurende ten minste een maand. Overweeg toediening van andere immunosuppressiva indien met de toediening van corticosteroïden geen verbetering optreedt. Avelumab niet hervatten zolang immunosuppressieve doses corticosteroïden of andere immunosuppressiva worden gegeven. Zie voor meer informatie de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabel 1 en rubriek 4.4), zie de link onder 'Zie ook'.
In combinatie met axitinib zijn enkele fatale gevallen van immuungerelateerde pancreatitis en myocarditis gemeld. Bij de combinatiebehandeling bestaat er méér kans op aan hepatitis-gerelateerde stijgingen van ASAT en ALAT graad 3 en 4 in vergelijking met alléén avelumab. Controleer bij de combinatie daarom vaker op het optreden van deze ziektebeelden.
Onderzoeksgegevens: In de klinische onderzoeken waren patiënten met de volgende aandoeningen uitgesloten: actieve metastase in het CZS, actieve auto-immuunziekte of een voorgeschiedenis ervan, een voorgeschiedenis van andere maligniteiten in de laatste 5 jaar, orgaantransplantatie, aandoeningen waarvoor therapeutische immunosuppressie noodzakelijk is, actieve infectie met HIV, hepatitis B of C. Bij deze patiëntgroepen avelumab met voorzichtigheid gebruiken na afwegen van de voordelen en risico's. Er zijn onvoldoende gegevens over het gebruik bij een ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 30 ml/min) en bij een matige tot ernstige leverinsufficiëntie (bilirubine > 1,5 × ULN); hierdoor is niet duidelijk of een dosisaanpassing bij dergelijke patiënten noodzakelijk is. De werkzaamheid en veiligheid bij kinderen < 18 jaar zijn niet vastgesteld.
Waarschuwingen en voorzorgen
Pertuzumab uitsluitend gebruiken bij patiënten met een HER2–positieve tumor. De noodzakelijke testen laten uitvoeren in een gespecialiseerd laboratorium.
Linkerventrikeldisfunctie (LVEF) is gemeld bij geneesmiddelen die de werking van HER2 blokkeren, waaronder pertuzumab. De incidentie van symptomatische systolische linkerventrikeldisfunctie (congestief hartfalen) is hoger bij behandeling met pertuzumab+trastuzumab+chemotherapie dan bij trastuzumab+chemotherapie alleen. De kans hierop is mogelijk groter bij een eerdere behandeling met antracyclinen of radiotherapie van het mediastinum. Pertuzumab is niet onderzocht bij patiënten met: een LVEF ≤ 50% voorafgaand aan de behandeling, een voorgeschiedenis van congestief hartfalen, een LVEF–daling tot < 50% tijdens eerdere adjuvante behandeling met trastuzumab, aandoeningen die de linkerventrikelfunctie kunnen aantasten (bv. slecht controleerbare hypertensie, recent doorgemaakt myocardinfarct, ernstige hartritmestoornis die moet worden behandeld), en een eerdere cumulatieve antracyclineblootstelling van > 360 mg/m² doxorubicine of een equivalent daarvan. Bepaal de LVEF voorafgaand aan de behandeling en vervolgens éénmalig bij een neoadjuvante behandeling of elke 12 weken bij gemetastaseerd mammacarcinoom en bij een adjuvante behandeling. Zie voor de voorwaarden voor (tijdelijk) staken van de behandeling de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2).
Infusiereacties:gevallen met een fatale afloop zijn gemeld. De patiënt gedurende ten minste 60 min na het begin van de eerste infusie en gedurende ten minste 30–60 min na het begin van de vervolginfusies controleren op infusiegerelateerde symptomen. Bij het optreden van een infusiereactie de infusiesnelheid vertragen of de infusie onderbreken en zonodig de symptomen behandelen. De infusie hervatten als de symptomen afnemen.
Overgevoeligheidsreacties (incl. anafylaxie): controleer de patiënt nauwlettend op overgevoeligheidsreacties; ernstige overgevoeligheid, waaronder anafylaxie en gevallen met een fatale afloop zijn gemeld. Bij de NCI–CTCAE graad 4 overgevoeligheidsreactie, bronchospasmen of acute-respiratory-distresssyndroom (ARDS) de behandeling onmiddellijk en definitief staken.
Diarree: kan ernstig zijn en komt het vaakst voor bij gelijktijdige behandeling van pertuzumab met een taxaan. Ouderen hebben meer kans op diarree. Overweeg een vroege interventie met loperamide, vocht en elektrolyten, vooral bij ouderen en bij ernstige of langdurige diarree. Overweeg de behandeling tijdelijk te staken indien dit onvoldoende helpt.
Bij de combinatiebehandeling pertuzumab, trastuzumab én docetaxel is er meer kans op febriele neutropenie, vooral tijdens de eerste drie behandelcycli; deze kan samenhangen met mucositis en diarree. Een pro–actieve behandeling met anti-diarreemiddelen is aan te raden.
Huiduitslag komt vooral voor tijdens de eerste twee cycli (meestal graad 1 of 2); deze reageren in het algemeen goed op topicale of orale acnebehandeling.
Onderzoeksgegevens: de werkzaamheid en veiligheid bij verminderde leverfunctie en bij ernstig verminderde nierfunctie zijn niet vastgesteld. Er zijn relatief weinig gegevens bij ouderen > 75 jaar. Er is geen relevante toepassing bij kinderen (< 18 j.).
Overdosering
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met ramucirumab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
In klinisch onderzoek leidde bij enkele gevallen een overdosis avelumab van 5–10% boven de aanbevolen dosis, níet tot significante toxiciteit.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met avelumab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Recombinant humaan IgG1 monoklonaal antilichaam, dat wordt geproduceerd in muriene (NS0)cellen. Ramucirumab bindt specifiek aan vasculaire endotheliale groeifactorreceptor (VEGF- receptor) 2, de voornaamste mediator van door VEGF geïnduceerde angiogenese. Het blokkeert de binding van VEGF-A, VEGF-C en VEGF-D. Ramucirumab verhindert hiermee de ligand-gestimuleerde activering van VEGF-receptor 2 en zijn in een later stadium signalerende componenten, waaronder p44/p42 mitogeen-geactiveerde proteïnekinasen, waarbij het de ligand-geïnduceerde proliferatie en migratie van humane endotheelcellen neutraliseert.
Kinetische gegevens
V d | ca. 0,08 l/kg. |
Metabolisering | zoals andere antilichamen, vnl. via katabolisme. |
T 1/2el | ca. 14 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Gehumaniseerd monoklonaal antilichaam (IgG1), vervaardigd uit een zoogdiercellijn (Chinese hamsterovarium). Bevacizumab bindt zich aan de vasculaire endotheliale groeifactor (VEGF), waardoor de binding van VEGF aan de receptoren VEGFR-1 (Flt-1) en VEGFR-2 (KDR) op het oppervlak van endotheelcellen belemmerd wordt. Remt hiermee de vorming van bloedvaten in tumoren en zodoende de tumorgroei.
Kinetische gegevens
Metabolisering | als endogeen IgG, dus via proteolytisch katabolisme in het gehele lichaam (incl. endotheelcellen). |
Eliminatie | niet in de eerste plaats afhankelijk van lever of nieren. |
T 1/2el | 18–20 dagen. De binding aan (FcRn–)receptoren resulteert in een relatief lange eliminatiehalfwaardetijd. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Monoklonaal antilichaam. Humaan immunoglobuline G1 (IgG1), dat bindt aan 'programmed death'-ligand-1 (PD-L1). Avelumab blokkeert hierdoor de interactie tussen PD-L1 en de 'programmed death'-1-receptoren en B7.1-receptoren (CD80). Dit heft de onderdrukkende effecten van PD-L1 op cytotoxische CD8+-T-cellen op, met als gevolg een herstel van de antitumor-T-celrespons. Ook induceert avelumab 'natural killer'-cel-gemedieerde directe tumorcellysis via antillichaamafhankelijke celgemedieerde cytotoxiciteit (ADCC).
Kinetische gegevens
V d | ca. 0,07 l/kg. |
Overig | Zeer beperkte extravasculaire distributie. |
Metabolisering | zoals andere IgG-antilichamen door lokaal aanwezige proteolytische enzymen tot kleine peptiden en aminozuren. |
T 1/2el | ca. 6 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Recombinant gehumaniseerd monoklonaal IgG1–antilichaam, geproduceerd in Chinese hamsterovariumcellen. Pertuzumab richt zich specifiek op het extracellulaire dimerisatiedomein van het humane epidermale groeifactorreceptor 2 (HER2)-eiwit. Hiermee remt pertuzumab de ligandafhankelijke intracellulaire signaaltransductie via twee belangrijke signaalcascades, namelijk die via mitogeen geactiveerd–proteïnekinase (MAP–kinase) en via fosfoïnositide 3–kinase (PI3–kinase), wat uiteindelijk leidt tot remming van de celgroei en tot apoptose.
Kinetische gegevens
Metabolisering | zoals de meeste antilichamen via biodegradatie tot kleine peptiden of aminozuren. |
T 1/2el | ca. 18 dagen (mediaan). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
ramucirumab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk
Groepsinformatie
bevacizumab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk
Groepsinformatie
avelumab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- bevacizumab (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk
Groepsinformatie
pertuzumab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk