Samenstelling
Kymriah Aanvullende monitoring Novartis Europharm ltd.
- Toedieningsvorm
- Dispersie voor infusie
Bevat: 1,2 × 10 6 tot 6 × 10 8 cellen in één of meerdere infusiezakken.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Bortezomib (als mannitolboronaatester) XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 2,5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 1,4 ml
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 3,5 mg
- Verpakkingsvorm
- flacon
Bevat na reconstitutie voor intraveneuze injectie: 1 mg/ml, bevat na reconstitutie voor subcutane injectie: 2,5 mg/ml.
Velcade (als mannitolboronaatester) XGVS Janssen-Cilag bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 3,5 mg
- Verpakkingsvorm
- flacon
Bevat na reconstitutie voor intraveneuze injectie: 1 mg/ml, bevat na reconstitutie voor subcutane injectie: 2,5 mg/ml.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor de behandeling van B-cel acute lymfoblastische leukemie (ALL-richtlijn), diffuus grootcellig B-cellymfoom (DLBCL-richtlijn), folliculair lymfoom-richtlijn de geldende behandelrichtlijnen op hovon.nl.
- ZIN-rapport 2018 tisagenlecleucel Kymriah® bij pediatrische en jongvolwassen patienten tot 25 jaar met refractaire B-cel ALL, of met een recidief na transplantatie of met een tweede of later recidief van B-cel ALL
- ZIN-rapport 2022 tisagenlecleucel_Kymriah® bij recidiverend of refractair diffuus grootcellig B-cel lymfoom (DLBCL)
Advies
Zie voor de behandeling van multipel myeloom (MM) en mantelcellymfoom (MCL) de geldende behandelrichtlijnen op hovon.nl.
Indicaties
- Refractaire B-cel acute lymfoblastische leukemie (ALL) bij kinderen en volwassenen tot en met 25 jaar, met een recidief na beenmergtransplantatie of in geval van een tweede of latere recidief van B-cel ALL;
- recidiverend of refractair diffuus grootcellig B-cellymfoom (DLBCL) bij volwassenen, als derdelijnsbehandeling.
- recidief of refractair folliculair lymfoom (FL) bij volwassenen, na ≥ 2 lijnen systemische therapie.
Indicaties
Reeds eerder behandeld multipel myeloom bij volwassenen:
- Progressief multipel myeloom, waarbij minstens één eerdere behandeling heeft plaatsgehad én waarbij reeds een stamceltransplantatie heeft plaatsgevonden óf waarbij een stamceltransplantatie niet in aanmerking komt: als monotherapie of in combinatie met doxorubicine in gepegyleerde liposomen of dexamethason (systemisch).
Niet eerder behandeld multipel myeloom bij volwassenen:
- In combinatie met melfalan en prednison, indien een hooggedoseerde chemotherapie met een stamceltransplantatie niet in aanmerking komt.
- In combinatie met dexamethason (systemisch), of met dexamethason én thalidomide, als inductiebehandeling, indien hooggedoseerde chemotherapie met een stamceltransplantatie aangewezen is.
Niet eerder behandeld mantelcellymfoom bij volwassenen:
- In combinatie met rituximab, cyclofosfamide, doxorubicine en prednison indien een hematopoëtische stamceltransplantatie niet in aanmerking komt.
Doseringen
De productie van tisagenlecleucel duurt 3–4 weken. Voorafgaand aan de infusie (2–14 dagen) van tisagenlecleucel moet een conditioneringsbehandeling, d.w.z. chemotherapie voor lymfocytendepletie worden gegeven. Dit hoeft niet als er sprake is van aanzienlijke cytopenie, bv. als de concentratie witte bloedcellen binnen één week voor de infusie ≤ 1.000 cellen/microl is. Als er meer dan 4 weken tussen de chemotherapie en de toediening van tisagenlecleucel zit, de patiënt opnieuw behandelen met chemotherapie voordat tisagenlecleucel wordt gegeven (en indien concentratie witte bloedcellen > 1.000 cellen/microliter is).
Voorafgaand aan infusie moet tocilizumab en noodapparatuur aanwezig zijn vanwege het mogelijk optreden van het cytokineafgiftesyndroom.
Geef premedicatie bestaande uit paracetamol en een H1-antihistaminicum 30 tot 60 minuten voorafgaand aan de infusie, om potentiële acute infusiereacties te beperken. Corticosteroïden mogen niet worden gebruikt, behalve als er sprake is van een levensbedreigende noodsituatie.
In verband met het mogelijk optreden van het tumorlysissyndroom, bij hoge tumorlast vóór en tijdens de behandeling maatregelen nemen ter preventie van uraatnefropathie, zoals een adequate hydratie, alkaliseren van de urine en zo nodig toedienen van allopurinol of rasburicase.
Zie de begeleidende batchspecifieke documentatie voor aanvullende informatie over de dosering.
B-cel ALL
Kinderen en volwassenen ≤ 25 jaar
Lichaamsgewicht ≤ 50 kg: Enkelvoudige dosis: 0,2–5 × 10 6 cellen/kg lichaamsgewicht via i.v.-infusie. Geef 2–14 dagen na afloop van de chemotherapie voor lymfocytendepletie, zie hieronder. .
Lichaamsgewicht > 50 kg: Enkelvoudige dosis: 0,1–2,5 × 10 8 cellen (totaal aantal) via i.v.-infusie. Geef 2–14 dagen na afloop van de chemotherapie voor lymfocytendepletie, zie hieronder.
Conditioneringsbehandeling : fludarabine i.v. 30 mg/m² lichaamsoppervlak/dag gedurende 4 dagen en cyclofosfamide i.v. 500 mg/m²/dag gedurende 2 dagen; tegelijk starten.
Bij eerdere hemorragische cystitis graad 4 of chemorefractaire status voor cyclofosfamide: cytarabine i.v. 500 mg/m²/dag gedurende 2 dagen en etoposide i.v. 150 mg/m²/dag gedurende 3 dagen; tegelijk starten.
DLBCL en FL
Volwassenen (incl. ouderen)
0,6 tot 6 × 10 8 cellen (totaal aantal) via i.v.-infusie. Geef bij DLBCL 2–14 dagen na afloop van de chemotherapie voor lymfocytendepletie. Geef bij FL 2–6 dagen na afloop van de chemotherapie voor lymfocytendepletie, zie hieronder.
Conditioneringsbehandeling: : fludarabine i.v. 25 mg/m² lichaamsoppervlak/dag gedurende 3 dagen en cyclofosfamide i.v. 250 mg/m²/dag gedurende 3 dagen; tegelijk starten.
Bij eerdere hemorragische cystitis graad 4 of chemorefractaire status voor cyclofosfamide: bendamustine i.v. 90 mg/m²/dag gedurende 2 dagen.
Toediening: tisagenlecleucel is uitsluitend voor autoloog gebruik. Na ontdooien tisagenlecleucel binnen 30 minuten, inclusief eventuele onderbrekingen tijdens infusie, toedienen als intraveneuze infusie met een snelheid van 10–20 ml/min. Als het toe te dienen volume tisagenlecleucel ≤ 20 ml is, kan als alternatieve toedieningsmethode een intraveneuze bolus worden gebruikt.
Doseringen
Ter preventie van uraatnefropathie bij hoge tumorlast vóór en tijdens de behandeling maatregelen nemen zoals een adequate hydratie, alkaliseren van de urine en zonodig toedienen van allopurinol of rasburicase.
Multipel myeloom, Mantelcellymfoom
Volwassenen
1,3 mg/m² lichaamsoppervlak gedurende een aantal dagen van een cyclus. Welke dagen, hoe lang een cyclus duurt, hoeveel cycli moeten worden gegeven en op welke dagen eventuele bijkomende oncolytica en/of prednison/dexamethason moeten worden gegeven, hangt af van de indicatie. Zie hiervoor de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2).
Ouderen (> 65 jaar): Er zijn geen aanwijzingen dat aanpassen van de startdosis in deze populatie noodzakelijk is. Er zijn echter geen gegevens over het gebruik bij ouderen met niet eerder behandeld multipel myeloom, die in aanmerking komen voor hooggedoseerde chemotherapie met een hematopoëtische stamceltransplantatie; er kan geen doseeraanbeveling worden gedaan. In een studie bij patiënten met mantelcellymfoom werden de regimes BoR-CAP en R-CHOP bij ouderen ≥ 75 jaar wel minder goed verdragen; dit kan op zichzelf aanleiding geven tot een dosisaanpassing, zie hieronder bij 'Ernstige bijwerkingen'.
Verminderde nierfunctie: Bij een licht tot matig verminderde nierfunctie (gedefinieerd als creatinineklaring ≥ 20 ml/min/1,73 m²) is geen dosisaanpassing nodig. Vanwege het ontbreken van gegevens kan geen dosisaanbeveling worden gedaan bij een ernstig verminderde nierfunctie zonder toepassing van dialyse (creatinineklaring < 20 ml/min/1,73m²). Bij dialyse bortezomib toedienen na afloop van de dialyse.
Verminderde leverfunctie: bij een lichte leverinsufficiëntie is geen dosisaanpassing noodzakelijk. Bij een matige of ernstige leverinsufficiëntie (gedefinieerd als bilirubine waarde > 1,5× ULN en elke ASAT-waarde) tijdens de eerste behandelcyclus starten met 0,7 mg/m² lichaamsgewicht gedurende een aantal dagen van deze cyclus. Vervolgens afhankelijk van de tolerantie van de patiënt bij de volgende cycli de dosis verhogen (tot 1,0 mg/m²) of verlagen (tot 0,5 mg/m²).
Ernstige bijwerkingen: Zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (zoals neuropathie, hematologische toxiciteit, overige niet-hematologische toxiciteiten) eveneens de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2).
Toediening: voor i.v.-toediening is een concentratie van 1 mg/ml nodig en voor de subcutane toediening 2,5 mg/ml. Bortezomib oplossing toedienen als intraveneuze bolusinjectie in 3–5 seconden via een perifere of centrale intraveneuze katheter, gevolgd door spoeling met 0,9% NaCl-oplossing óf subcutaan in de dij of de buik, waarbij injectieplaatsen afgewisseld worden. Bij optreden van lokale reactie op de injectieplaats na subcutane toediening, een minder geconcentreerde oplossing subcutaan toedienen (1 mg/ml) of overgaan op intraveneuze injectie. Niet intrathecaal toedienen in verband met de kans op een fataal verloop.
Let op: het tijdsinterval tussen 2 doses bortezomib moet minstens 72 uur zijn.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): infecties (viraal, bacterieel, niet-gespecificeerd). Bloeding. Tachycardie. Hypotensie. Hoofdpijn, encefalopathie. Misselijkheid, braken, buikpijn, obstipatie, diarree. Hoesten, dyspneu, hypoxie. Huiduitslag. Verminderde eetlust. Artralgie, spierpijn. Acute nierschade. Koorts, vermoeidheid, oedeem, pijn. Cytokineafgiftesyndroom ('cytokine release syndrome'). Hypogammaglobulinemie. Hypokaliëmie, hypofosfatemie. Anemie, (febriele) neutropenie, trombocytopenie. Stijging ALAT, ASAT, alkalische fosfatase in het bloed. Daling hemoglobine in het bloed.
Vaak (1-10%): schimmelinfecties. Hartfalen, hartstilstand, atriumfibrilleren. Trombose, capillairleksyndroom, hypertensie. Orofaryngeale pijn, pulmonaal oedeem, neusverstopping, pleurale effusie, tachypneu. Stomatitis, opgezette buik, droge mond, ascites. Duizeligheid, perifere neuropathie, tremor, motorische disfunctie, insult, spraakstoornis, neuralgie. Angst, delier, slaapstoornis. Infusiegerelateerde reactie. Graft-versus-host-ziekte. Hemofagocytaire lymfohistiocytose. Tumorlysissyndroom. Jeuk, erytheem, hyperhidrose, nachtzweten. Verminder gezichtsvermogen. Myalgie. Griepachtige klachten, asthenie, multiorgaanfalen, koude rillingen. Gewichtsverlies. Hypoalbuminemie, hyperglykemie, hyponatriëmie, hyperurikemie, hypercalciëmie, hyperkaliëmie, hyperfosfatemie, hypernatriëmie, hypomagnesiëmie, hypocalciëmie, overvulling. Leukopenie, pancytopenie, lymfopenie. Coagulopathie. Hyperbilirubinemie.. Stijging serumferritine, fibrine-D-dimeer. Stijging INR, verlengde geactiveerde partiële tromboplastinetijd, verlengde protrombinetijd. Daling bloedfibrinogeen.
Soms (0,1-1%): B-cel-aplasie. Ischemisch cerebraal infarct, ataxie. Ventriculaire extrasystole. Longinfiltratie. Overmatig blozen. Hypermagnesiëmie. 'Acute respiratory distress syndrome' (ARDS).
Zelden: secundaire T-celmaligniteiten.
Verder is gemeld: anafylactische reactie. Neurotoxiciteit.
Bijwerkingen
Mono- of combinatietherapie
Zeer vaak (> 10%): trombocytopenie, (febriele) neutropenie, (hemolytische) anemie. Verminderde eetlust. Perifere neuropathie, gevoelsstoornis (o.a. paresthesie, hypo-esthesie). Misselijkheid, braken, diarree, obstipatie. Spierpijn. Vermoeidheid, koorts, asthenie.
Vaak (1-10%): infectie met herpes zoster, bovensteluchtweginfectie, bronchitis, pneumonie, (interstitiële) longontsteking, infectie met herpes simplex, schimmelinfectie. Leukopenie, lymfopenie. Dehydratie, elektrolytstoornissen (van o.a. Na+, K+, Ca2+, Mg2+, PO4 3-), hyperurikemie, hypo- of hyperglykemie. Stemmingsstoornis, slaapstoornis, angststoornis. Bewustzijnsverlies (incl. syncope), duizeligheid, smaakstoornis, lethargie, hoofdpijn. Oogzwelling, conjunctivitis, visusstoornis. Vertigo. Hypertensie, (orthostatische) hypotensie. Dyspneu, keelpijn, hoesten, bloedneus. Stomatitis, gastro-intestinale bloeding, dyspepsie, buikpijn, flatulentie. Afwijkende leverenzymwaarden. Huiduitslag, jeuk, erytheem, droge huid. Spierspasmen, spierzwakte, pijn in de ledematen. Verminderde nierfunctie. Oedeem, koude rillingen, malaise, gewichtsafname.
Soms (0,1-1%): sepsis, virale infecties, herpes-meningo-encefalitis, hordeolum, cellulitis, oorinfectie, tandinfectie. Pancytopenie, leukocytose, coagulopathie, lymfadenopathie. Overgevoeligheidsreactie (zoals angio-oedeem). Hyperthyroïdie, inadequate ADH-secretie, Cushingsyndroom. Tumorlysissyndroom, hypoproteïnemie, diabetes mellitus, vochtretentie. Psychische of psychotische stoornis, hallucinaties, verwardheid, onrust. Tremor, ataxie, dyskinesie, posterieur encefalopathiesyndroom, coördinatie- of evenwichtsstoornis, insult, postherpetische neuralgie, spraakstoornis, rustelozebenen-syndroom, migraine, ischias, afwijkende reflexen, parosmie. Oogbloeding, blefaritis, chalazion, oogontsteking, dubbelzien, droge ogen, verhoogde traanproductie. Gehoorbeschadiging (incl. doofheid), dysacusis (incl. tinnitus). Hartstilstand, harttamponade, atrium- of ventrikelfibrilleren, palpitaties, tachy- of bradycardie, hartfalen, angina pectoris, pericarditis, cardiomyopathie. Diepveneuze trombose, tromboflebitis, hematoom, overmatig blozen, opvliegers, vasculitis. Alveolaire bloeding, longembolie, pleurale effusie, longoedeem, bronchospasme, hypoxie, pleuritis, hik, rinorroe, dysfonie. Pancreatitis, hematemese, mondulceratie of -blaarvorming, beslagen tong, gastro-enteritis, (ischemische) colitis, gastro-oesofageale refluxziekte, dysfagie, ileus, prikkelbaredarmsyndroom. Hepatitis, cholestase. Erythema multiforme, urticaria, dermatitis, acute febriele neutrofiele dermatose, toxische epidermale necrolyse, Stevens-Johnsonsyndroom, petechiën, purpura, psoriasis, hyperhidrose, acne, pigmentatiestoornis. Gewrichtszwelling of -stijfheid, artritis, myopathie. Nierfalen, urineweginfectie, hematurie, urineretentie, oligurie, pollakisurie, dysurie, proteïnurie, uremie. Vaginale bloeding, erectiestoornis. Reactie op de injectieplaats, gezichtsoedeem, borstkaspijn, het koud hebben, dorst. Hyperbilirubinemie, gewichtstoename.
Zelden (0,01-0,1%): meningitis (incl. bacterieel), erysipelas, tonsillitis, mastoïditis. Maligne of benigne neoplasma. Diffuse intravasculaire stolling, trombocytose, hyperviscositeitssyndroom, trombotische microangiopathie (incl. trombocytopenische purpura). Anafylactische shock, type III immuuncomplex-gemedieerde reactie, amyloïdose. Hypothyroïdie, acidose, hypo- of hyperchloremie, hyperproteïnemie, hypovolemie, vitamine B-deficiëntie (incl. B12), jicht, toegenomen eetlust, intolerantie voor alcohol. Suïcidaal gedrag, aanpassingsstoornis, delier, verminderd libido. Hersenoedeem, hersenbloeding, TIA, autonome neuropathie, coma, paralyse, parese, hersenstamsyndroom, ruggenmergcompressie (o.a. door hernia), radiculitis, psychomotorische hyperactiviteit, kwijlen, hypotonie, Guillan-Barrésyndroom, demyeliniserende polyneuropathie. Cornealetsel, exoftalmie, retinitis, scotoom, dacryoadenitis, fotofobie, fotopsie, optische neuropathie, verminderde visus (incl. blindheid). Oorbloeding, vestibulaire neuronitis. Atriumflutter, myocardinfarct, AV-blok, 'torsade de pointes', linkerventrikelfalen, mitralisklepinsufficiëntie, sinusarrest. Lymfoedeem, erytromelalgie, vasodilatatie, bleekheid. Pulmonale hypertensie, ademhalingsinsufficiëntie, apneu, pneumothorax, atelectase, hemoptoë, hyperventilatie, orthopneu, pneumonitis, longfibrose, respiratoire alkalose, tachypneu, hypocapnie, longinfiltraat, bovensteluchtweg-hoestsyndroom. Tongoedeem, cheilitis, periodontitis, gingivale hypertrofie, oesofagitis, maag-darmulceratie en -perforatie, peritonitis, ascites, fecaloom, megacolon, proctalgie, anale fissuur, fecale incontinentie. Leverfalen, Budd-Chiarisyndroom, cytomegalovirushepatitis, cholelithiase. Lymfocyteninfiltratie in de huid, hand-voetsyndroom, huidulcus, huidverharding, papels, fotosensibilisatie, seborroe, nagelaandoening. Rabdomyolyse, fistel, dactylitis, synoviumcyste. Nierkoliek. Prostatitis, epididymitis, vulva-ulceratie, bekkenpijn. Multi-orgaanfalen. Afwijkend ECG, afwijkende INR.
In de fase III studie is er bij subcutane toediening van bortezomib als monotherapie een lagere totale incidentie van bijwerkingen met een toxiciteit van graad 3 (CTCAE) of hoger waargenomen dan bij intraveneuze toediening. Daarentegen was er in deze studie een lagere incidentie van overlijden door 'progressieve ziekte' bij de intraveneuze groep (9%) dan bij de subcutane groep (18%). De volgende bijwerkingen werden minder frequent waargenomen bij subcutane toediening: diarree, buikpijn, asthenie, bovensteluchtweginfectie (incidentie van deze bijwerkingen 12–15% lager) en perifere neuropathie (incidentie 10% lager).
Interacties
Er is geen onderzoek naar farmacokinetische of farmacodynamische interacties met tisagenlecleucel uitgevoerd.
Vaccinatie met levende vaccins wordt ontraden gedurende ten minste 6 weken voor het starten van chemotherapie voor lymfocytendepletie, gedurende de behandeling met tisagenlecleucel en tot immuunherstel na de behandeling met tisagenlecleucel.
Reactivatie van hepatitis B-virus (HBV) kan voorkomen bij patiënten gelijktijdig behandeld met geneesmiddelen die gericht zijn tegen B-cellen.
Interacties
Bij gelijktijdig gebruik met orale bloedglucoseverlagende middelen kunnen veranderingen in de bloedglucosespiegel optreden; een aanpassing van antidiabetische medicatie kan nodig zijn.
Wees voorzichtig met de combinatie met neuro- en hepatotoxische geneesmiddelen.
Gelijktijdige toediening van bortezomib met krachtige remmers van CYP3A4 (zoals claritromycine, erytromycine, itraconazol, ketoconazol, ritonavir, grapefruit-/pompelmoessap) kan de concentratie van bortezomib verhogen. Gelijktijdig gebruik met krachtige inductoren van CYP3A4 (zoals carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne, rifampicine, sint-janskruid) kan de concentratie van bortezomib verlagen en kan daardoor de werkzaamheid van bortezomib verlagen, de combinatie wordt niet aanbevolen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij zowel mens als dier onbekend.
Farmacologisch effect: Hypogammaglobulinemie kan optreden bij de moeder.
Advies: Gebruik ontraden. Indien toch toegepast tijdens de zwangerschap, ná de bevalling de immunoglobulinespiegels controleren bij de pasgeborene.
Vruchtbaarheid: Het effect op de vruchtbaarheid is niet onderzocht.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren is alleen in doses die toxisch zijn voor het moederdier embryoletaliteit aangetoond.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken. Bij combinatie met thalidomide: gebruik van thalidomide tijdens de zwangerschap is gecontra-indiceerd.
Vruchtbaarheid: Aangeraden wordt voorafgaand aan de behandeling advies in te winnen over cryopreservatie van sperma/eicellen, vanwege het genotoxisch potentieel van bortezomib.
Overig: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste acht maanden (vrouw) of vijf maanden (man) na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend, een risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Weeg de voordelen van het gebruik van dit middel in combinatie met het geven van borstvoeding af.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
Van dit zijn geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
- acute diffuse infiltratieve pulmonale en pericardiale aandoening;
- overgevoeligheid voor borium.
Waarschuwingen en voorzorgen
Redenen tot uitstellen: stel de infusie met tisagenlecleucel uit indien er sprake is van: onopgeloste ernstige bijwerkingen (met name van de longen, van het hart of hypotensie) van eerdere chemotherapieën, actieve infectie die niet onder controle is, actieve graft-versus-host-ziekte (GVHD), significante toename van leukemie of snelle progressie van lymfoom na chemotherapie voor lymfocytendepletie.
Donatie: patiënten behandeld met tisagenlecleucel mogen geen bloed, organen, weefsel of cellen doneren.
Monitoring na infusie: controleer gedurende de eerste 10 dagen na infusie dagelijks op tekenen en symptomen van het cytokineafgiftesyndroom, neurologische voorvallen en andere toxiciteiten. Overweeg ziekenhuisopname gedurende de eerste 10 dagen na de infusie of wanneer de eerste tekenen zich hiervan voordoen. Na de eerste 10 dagen volgend op de infusie moeten patiënten gecontroleerd worden naar inzicht van de arts. Instrueer de patiënt om in de nabijheid (< 2 uur reisafstand) van een gekwalificeerd behandelingscentrum te blijven gedurende ten minste 4 weken na de infusie.
Cytokineafgiftesyndroom het cytokineafgiftesyndroom, waaronder fatale of levensbedreigende gevallen, is frequent gemeld. Ontwikkeling van het syndroom trad op tussen 1 en 14 dagen na de infusie. De mediane tijd tot herstel was 4-8 dagen. Symptomen zijn o.a. hoge koorts, rigor, myalgie, artralgie, misselijkheid, braken, diarree, diaforese, huiduitslag, anorexie, vermoeidheid, hoofdpijn, hypotensie, dyspneu, tachypneu en hypoxie. Orgaandisfunctie, met inbegrip van hartinsufficiëntie en aritmie, nierinsufficiëntie en leverletsel kunnen ook worden waargenomen. Soms kunnen diffuse intravasale stolling (DIS) met lage fibrinogeenspiegels, capillairleksyndroom (CLS) en hemofagocytaire lymfohistiocytose (HLH) voorkomen. Controleer nauwlettend op tekenen of symptomen van het cytokineafgiftesyndroom. Risicofactoren voor een ernstig beloop van het cytokineafgiftesyndroom bij pediatrische en jongvolwassen patiënten met B-cel ALL zijn een hoge tumorlast voorafgaand aan infusie, ongecontroleerde of versnelde tumorgroei na chemotherapie voor lymfocytendepletie, actieve infectie en vroegtijdig optreden van koorts of het cytokineafgiftesyndroom na behandeling met tisagenlecleucel. Bij volwassen met DLBCL is een hoge tumorlast voorafgaand aan de toediening een risicofactor voor ernstig beloop. Probeer voorafgaand aan de behandeling van pediatrische en jongvolwassenen met B-cel ALL de tumorlast te verminderen en onder controle te houden. Bij alle indicaties moet geschikte profylactische en therapeutische behandeling voor infecties worden gegeven en een volledig herstel van enige bestaande infectie vastgesteld zijn. Infecties kunnen ook optreden gedurende cytokineafgiftesyndroom en kunnen het risico op overlijden vergroten.
Neurologische bijwerkingen neurologische bijwerkingen, in het bijzonder encefalopathie, verwarde toestand of delier, treden frequent op en kunnen ernstig of levensbedreigend zijn. Andere symptomen zijn een verminderd bewustzijn, epileptische insulten, afasie en spraakstoornissen. De meeste neurologische bijwerkingen traden op binnen 8 weken na de behandeling en waren tijdelijk van aard. De mediane duur tot het optreden van de eerste neurologische bijwerkingen was 8 dagen bij B-cel ALL, 6 dagen bij DLBCL en 9 dagen bij FL. De mediane duur tot het verdwijnen ervan was 7 dagen voor B-cel ALL en 13 dagen voor DLBCL. Controleer de patiënt op neurologische bijwerkingen. Indien deze optreden moet verdere diagnostiek en behandeling plaatsvinden afhankelijk van de onderliggende pathofysiologie en in overeenstemming met lokale standaardzorg.
Infecties en febriele neutropenie: patiënten met een actieve infectie die niet onder controle is, mogen pas starten met de behandeling als de infectie is verdwenen. Voorafgaand aan de infusie voor infectieprofylaxe de standaardrichtlijnen volgen, op basis van de mate van de voorafgaande immunosuppressie. Ernstige infecties, waaronder levensbedreigende of fatale infecties, zijn frequent gemeld en kunnen ook nog op een later moment optreden. Controleer nauwlettend op tekenen of symptomen van infectie en behandel indien nodig. Indien noodzakelijk profylactische antibiotica toedienen en regelmatig controleren voorafgaand aan en tijdens de behandeling. Infecties kunnen het verloop en de behandeling van gelijktijdig optredend cytokineafgiftesyndroom bemoeilijken. Houd bij patiënten met neurologische bijwerkingen rekening met de mogelijkheid van opportunistische infecties van het centrale zenuwstelsel en voer hiervoor passende diagnostiek uit. Febriele neutropenie werd frequent waargenomen en kan gelijktijdig optreden met het cytokineafgiftesyndroom. Bij patiënten die een complete remissie bereiken kan het infectierisico stijgen, dankzij de ontstane lage immunoglobulinespiegels.
Langdurige cytopenieën: weken na chemotherapie voor lymfocytendepletie en behandeling met tisagenlecleucel kunnen nog cytopenieën optreden; behandel deze volgens de standaardrichtlijnen. Bij de meeste patiënten die een cytopenie hadden op dag 28 na de behandeling, keerde deze terug naar graad 2 of lager binnen drie maanden na behandeling bij pediatrische ALL- en DLBCL-patiënten en binnen zes maanden bij FL-patiënten. Langdurige neutropenie is in verband gebracht met een verhoogd infectierisico. Myeloïde groeifactoren, in het bijzonder granulocyt-macrofaagkoloniestimulerende factor (GM-CSF), kunnen symptomen van het cytokineafgiftesyndroom verergeren en worden niet aanbevolen tijdens de eerste 3 weken na infusie met tisagenlecleucel of tot het cytokineafgiftesyndroom is verdwenen.
Hypogammaglobulinemie: hypogammaglobulinemie en agammaglobulinemie kunnen optreden. Controleer daarom de immunoglobulinespiegels. Bij lage immunoglobulinewaarden, preventieve maatregelen nemen op basis van standaard richtlijnen.
Tumorlysissyndroom (TLS), dat ernstig kan zijn, is gemeld. Ter preventie van TLS voorafgaand aan de behandeling maatregelen treffen, zie ook de rubriek Dosering. Controleer op tekenen en symptomen van TLS, en behandel indien nodig volgens standaard richtlijnen.
Eerdere stamceltransplantatie: behandeling met tisagenlecleucel binnen 4 maanden na een allogene stamceltransplantatie (SCT) ontraden, vanwege het de kans dat tisagenlecleucel graft-versus-host-ziekte verergert. Leukaferese voor de productie van tisagenlecleucel moet ten minste 12 weken na allogene SCT worden uitgevoerd.
Secundaire maligniteiten: vanwege de kans op secundaire maligniteiten, waaronder T-celmaligniteiten, de patiënt hier levenslang op controleren.
Comorbiditeit: patiënten met een actieve aandoening van het centraal zenuwstelsel of een verminderde nier-, lever-, long- of hartfunctie zijn waarschijnlijk kwetsbaarder voor de gevolgen van bijwerkingen van tisagenlecleucel en behoeven extra aandacht.
Interferentie met serologische testen: sommige testen voor HIV kunnen een valspositieve uitslag geven, vanwege de lentivirale vector die wordt gebruikt bij de productie van tisagenlecleucel.
Onderzoeksgegevens: de werkzaamheid en veiligheid bij DLBCL en FL bij kinderen < 18 jaar zijn niet vastgesteld. Bij B-cel ALL is er relatief weinig ervaring bij kinderen < 3 jaar en zijn de veiligheid en werkzaamheid niet vastgesteld bij ouderen ≥ 65 jaar. Er is relatief weinig ervaring met het gebruik bij patiënten met actieve leukemie van het centraal zenuw stelsel (CZS) en actief CZS-lymfoom. Er is tevens relatief weinig ervaring bij eerdere behandeling gericht tegen CD19. Patiënten met een voorgeschiedenis van actieve CZS-aandoeningen of ontoereikende renale, hepatische, pulmonale of cardiale functie, werden uitgesloten van studies. Er is geen ervaring met de productie van tisagenlecleucel bij patiënten die positief testen op HBV, HCV of HIV.
Waarschuwingen en voorzorgen
Cardiovasculaire en pulmonale bijwerkingen: wees voorzichtig bij syncope in de voorgeschiedenis of comedicatie met een hypotensief effect in verband met (houdingsafhankelijke) hypotensie en instrueer de patiënt om zich te melden bij klachten passend bij hypotensie. Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van of risicofactoren voor een hartaandoening in verband met cardiale bijwerkingen. Vochtretentie kan een teken zijn van het ontstaan van hartfalen. Maak vóór beginnen van de behandeling een röntgenfoto van de thorax en herhaal dit tijdens de behandeling op indicatie, in verband met mogelijke (soms fataal verlopende) bijwerkingen in de longen.
Neurologische bijwerkingen: controleer op tekenen van (perifere) neuropathie en verricht zo nodig neurologisch onderzoek. De incidentie van perifere neuropathie stijgt in het begin van de behandeling en is het hoogst tijdens cyclus 5. De incidentie is hoger bij intraveneuze toediening en bij gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die samenhangen met neuropathie (zoals thalidomide). Bij nieuwe of verergerde neuropathie overwegen het toedieningsschema te veranderen of de toedieningsweg te veranderen in subcutaan. Als onderdeel van de differentiaaldiagnose van problemen met het centrale zenuwstelsel de patiënt regelmatig controleren op nieuwe of verergerende neurologische symptomen die kunnen wijzen op progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML). Bij het vaststellen van de diagnose PML de behandeling staken. Symptomen als convulsies, hypertensie, hoofdpijn, lethargie, verwardheid en blindheid kunnen passen bij de bijwerking reversibele posterieure-leuko-encefalopathiesyndroom (RPLS, ofwel PRES). Staak de behandeling als de diagnose RPLS wordt bevestigd. Wees verder voorzichtig bij een voorgeschiedenis van epileptische aanvallen of bij aanwezigheid van risicofactoren hiervoor.
Bloedbeeldafwijkingen en (reactivatie van) infecties: controleer vóór iedere toediening van bortezomib (en zo nodig vaker) het bloedbeeld (met differentiële telling) in verband met beenmergremming, waarbij trombocytopenie het vaakst voorkomt. Trombocytopenie heeft een nadir op dag 11 en deze waarde is gerelateerd aan de uitgangswaarde van het aantal trombocyten. Doorgaans herstelt het aantal zich tot de uitgangswaarde vóór de volgende cyclus. Er zijn geen aanwijzingen voor een cumulatieve trombocytopenie. Een bloedplaatjestransfusie kan echter nodig zijn. Neutropenie is reversibel en heeft eveneens een nadir op dag 11. Controleer op klachten en symptomen van infectie. Overweeg antivirale profylaxe ter preventie van reactivatie van het herpes zoster-virus. In combinatie met rituximab is er meer kans op reactivatie van HBV-infectie; screen vóór starten van de behandeling op HBV en controleer patiënten tijdens de therapie nauwgezet wanneer er risicofactoren zijn voor een HBV-infectie. Overweeg een antivirale profylaxe.
Wees voorzichtig bij een hoge tumorlast in verband met meer kans op tumorlysissyndroom.
Staak de behandeling bij ernstige, mogelijk immuuncomplex-gemedieerde reacties, zoals serumziekteachtige reactie, polyartritis met huiduitslag, en proliferatieve glomerulonefritis.
Onderzoeksgegevens: de veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 18 jaar zijn niet onderzocht.
Zie voor bijvoorbeeld Waarschuwingen en voorzorgen over geneesmiddelen waarmee gecombineerd wordt:
- cyclofosfamide
- doxorubicine
- doxorubicine in gepegyleerde liposomen
- dexamethason (systemisch)
- melfalan
- prednison
- rituximab
- thalidomide
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Overdosering
Symptomen
Bij een overdosis (> 2× de aanbevolen dosis) is acute symptomatische hypotensie en trombocytopenie, met fatale afloop, waargenomen.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met bortezomib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Tisagenlecleucel is een autologe, immunocellulaire kankertherapie waarbij de eigen T-cellen van een patiënt worden geherprogrammeerd. De autologe T-cellen worden ex vivo genetisch gemodificeerd door gebruik te maken van een lentivirale vector die voor een anti-CD19 chimere antigeenreceptor codeert (CAR). De CAR bestaat uit een murien antilichaamfragment met één keten die CD19 herkent en gefuseerd is met intracellulaire signaleringsdomeinen van CD137 en CD3-ζ (CD3-zèta). CD3-ζ is belangrijk voor het initiëren van T-celactivatie en antitumoractiviteit, CD137 versterkt de expansie en persistentie van tisagenlecleucel. Na binding aan cellen die CD19 tot expressie brengen geeft de CAR een signaal af dat de expansie van T-cellen en de persistentie van tisagenlecleucel bevordert.
Kinetische gegevens
Overig | Bij kinderen en jongvolwassenen met B-cel ALL is aanwezigheid van tisagenlecleucel in het bloed en het beenmerg na 2 jaar aangetoond. Tisagenlecleucel verplaatst zich ook naar cerebrospinaal vocht, waar het bij patiënten met B-cel ALL tot 1 jaar aanwezig blijft. Bij volwassenen met DLBCL is tisagenlecleucel tot 3 jaar teruggevonden in perifeer bloed en tot 9 maanden in beenmerg bij patiënten met een complete respons. Bij volwassenen met FL is tisagenlecleucel tot 18 maanden teruggevonden in perifeer bloed en tot 3 maanden in beenmerg bij patiënten met een complete respons. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Proteasoomremmer. Bortezomib remt reversibel de activiteit van het 26S-proteasoom eiwitcomplex (ubiquitine-proteasoom systeem) dat overbodige of beschadigde eiwitten in de cel afbreekt. Het ubiquitine-proteasoom-systeem speelt een essentiële rol in de regulatie van de ombouw van specifieke eiwitten, waarbij de homeostase in de cellen gehandhaafd blijft. Remming van het 26S-proteasoom voorkómt deze gerichte eiwitafbraak en leidt tot celdood (apoptose). Kankercellen zijn gevoeliger voor de pro-apoptotische effecten van proteasoomremming dan normale cellen.
Kinetische gegevens
V d | 23,7–47,1 l/kg. |
Overig | uitgebreide distributie naar perifere weefsels. |
Metabolisering | in de lever door voornamelijk CYP3A4, CYP2C19 en CYP1A2 tot inactieve metabolieten. |
Eliminatie | slechts een klein deel van de onveranderde actieve stof wordt met de urine uitgescheiden, terwijl in de feces geen onveranderde stof wordt aangetoond. |
T 1/2el | 40–193 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
tisagenlecleucel hoort bij de groep antineoplastische cel- en gentherapie.
Groepsinformatie
bortezomib hoort bij de groep oncolytica, overige.
- aflibercept (intraveneus) (L01XX44) Vergelijk
- alpelisib (L01EM03) Vergelijk
- amsacrine (L01XX01) Vergelijk
- anagrelide (L01XX35) Vergelijk
- arseentrioxide (L01XX27) Vergelijk
- asparaginase (L01XX02) Vergelijk
- carfilzomib (L01XG02) Vergelijk
- eribuline (L01XX41) Vergelijk
- hydroxycarbamide (bij maligne aandoening) (L01XX05) Vergelijk
- hydroxycarbamide (sikkelcelziekte) (L01XX05) Vergelijk
- ivosidenib (L01XM02) Vergelijk
- ixazomib (L01XG03) Vergelijk
- methotrexaat (bij tumoren) (L01BA01) Vergelijk
- mitotaan (L01XX23) Vergelijk
- niraparib (L01XK02) Vergelijk
- olaparib (L01XK01) Vergelijk
- panobinostat (L01XH03) Vergelijk
- pegaspargase (L01XX24) Vergelijk
- pemetrexed (L01BA04) Vergelijk
- rucaparib (L01XK03) Vergelijk
- sonidegib (L01XJ02) Vergelijk
- sotorasib (L01XX73) Vergelijk
- talazoparib (L01XK04) Vergelijk
- tebentafusp (L01XX75) Vergelijk
- temoporfine (L01XD05) Vergelijk
- trabectedine (L01CX01) Vergelijk
- venetoclax (L01XX52) Vergelijk
- vismodegib (L01XJ01) Vergelijk