Samenstelling
Herceptin XGVS Roche Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor i.v. infusievloeistof
- Verpakkingsvorm
- flacon 150 mg
Bevat na reconstitutie 21 mg/ml.
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof voor s.c. gebruik
- Sterkte
- 120 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 5 ml
Herzuma XGVS Aanvullende monitoring Celltrion Healthcare
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor i.v. infusievloeistof
- Verpakkingsvorm
- flacon 150 mg, 420 mg
Bevat na reconstitutie 21 mg/ml.
Ogivri XGVS Mylan bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor i.v. infusievloeistof
- Verpakkingsvorm
- 420 mg
Bevat na reconstitutie 21 mg/ml.
Ontruzant XGVS Samsung Bioepis NL
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor i.v. infusievloeistof
- Verpakkingsvorm
- flacon 150 mg, 420 mg
Bevat na reconstitutie 21 mg/ml.
Trazimera XGVS Pfizer bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor i.v. infusievloeistof
- Verpakkingsvorm
- flacon 150 mg, 420 mg
Bevat na reconstitutie 21 mg/ml.
Zercepac XGVS Aanvullende monitoring Accord Healthcare bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
- Verpakkingsvorm
- flacon 60 mg, 150 mg, 420 mg
Bevat na reconstitutie 21 mg/ml.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Kadcyla XGVS Aanvullende monitoring Roche Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor infusievloeistof
- Sterkte
- 100 mg, 160 mg
Bevat na reconstitutie 20 mg/ml.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Bavencio XGVS Merck bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 20 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 10 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Libtayo XGVS Aanvullende monitoring Genzyme Europe bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 50 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 7 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Algemeen: Trastuzumab moet niet worden gecombineerd met een therapie die een antracycline bevat, in verband met de ontwikkeling van ernstige cardiotoxiciteit. Behandeling met trastuzumab kan gepaard gaan met infusiereacties en infecties. Trastuzumab mag alleen toegepast worden als vooraf de tumor positief is bevonden op HER2, gedefinieerd als IHC2+ en SISH+ of FISH+, of als IHC3+, aangetoond met een accurate en gevalideerde assay.
Zie voor de behandeling van borstkanker en maagcarcinoom de geldende behandelrichtlijnen op richtlijnendatabase.nl.
Advies
Zie voor de behandeling van borstkanker (mammacarcinoom) de geldende behandelrichtlijn op de richtlijnendatabase.nl.
Advies
Voor de behandeling van Merkel-celcarcinoom bestaan lokale protocollen.
Zie voor de behandeling van niercelcarcinoom de geldende richtlijn op richtlijnendatabase.nl.
- ZIN-rapport 2020 avelumab Bavencio® icm Inlyta® eerstelijnsbehandeling van volwassen patiënten met gevorderd niercelcarcinoom
- ZIN-rapport 2021 avelumab Bavencio® eerstelijns onderhoudsbehandeling van volwassen patiënten met lokaal gevorderd of gemetastaseerd urotheelcarcinoom die progressievrij zijn na platina-gebaseerde chemotherapie
Advies
Zie voor het advies over cemiplimab voor lokaal gevorderd of gemetastaseerd plaveiselcelcarcinoom van de huid (2022) de commissie BOM.
Voor de behandeling van plaveiselcelcarcinoom van de huid, basaalcelcarcinoom, niet-kleincellig longcarcinoom en cervixcarcinoom staan op richtlijnendatabase.nl de geldende behandelrichtlijnen.
Indicaties
Gemetastaseerd HER2-positief mammacarcinoom
- Als monotherapie indien eerder ten minste twee andere chemotherapieschema's zijn toegepast. Voorwaarden hierbij zijn dat ten minste een antracyclinederivaat en een taxaan zijn gegeven en dat bij hormoonreceptorpositieve tumoren geen reactie (meer) op hormoontherapie bestaat, tenzij de eerder genoemde behandelingen niet geschikt waren;
- In combinatie met paclitaxel indien geen behandeling met chemotherapie heeft plaatsgevonden én een antracyclinederivaat niet geschikt is;
- In combinatie met docetaxel indien geen behandeling met chemotherapie heeft plaatsgevonden;
- In combinatie met een aromataseremmer bij een post-menopauzale patiënt met hormoonreceptorpositieve gemetastaseerde borstkanker, die niet eerder behandeld is met trastuzumab.
Vroeg HER2-positief mammacarcinoom
- Aansluitend op operatie, chemotherapie (neoadjuvant of adjuvant) en radiotherapie (mits van toepassing);
- Volgend op adjuvante chemotherapie met doxorubicine en cyclofosfamide, in combinatie met paclitaxel of docetaxel;
- In combinatie met adjuvante chemotherapie bestaand uit docetaxel en carboplatine;
- In combinatie met neoadjuvante chemotherapie gevolgd door additionele cycli van adjuvant trastuzumab, voor lokaal gevorderde (incl. inflammatoire) ziekte of tumoren > 2 cm diameter.
Gemetastaseerd HER2-positief adenocarcinoom van de maag of de gastro-oesofageale overgang (níét de Herceptin s.c. injectie)
- Die nog niet eerder oncologisch is behandeld, in combinatie met capecitabine óf 5-fluoro-uracil en cisplatine.
Voor 'biosimilar' producten Ogivri, Trazimera en Zercepac kunnen de geregistreerde indicaties afwijken, raadpleeg de officiële productinformatie.
Indicaties
HER2-positief mammacarcinoom
- Vroeg HER2-positief mammacarcinoom, als monotherapie (adjuvante behandeling) bij volwassenen met invasieve restziekte in de borst en/of de lymfeklieren na een op taxaan gebaseerde en HER2-gerichte neoadjuvante behandeling.
- Niet reseceerbaar, lokaal gevorderd of gemetastaseerd HER2-positief mammacarcinoom, als monotherapie bij volwassenen die eerder trastuzumab en een taxaan (afzonderlijk of in combinatie) hebben ontvangen:
- bij falen hiervan óf
- bij een recidief binnen 6 maanden na het voltooien van adjuvante therapie.
Indicaties
- Gemetastaseerd Merkelcel-carcinoom (MCC) als monotherapie bij volwassenen;
- Lokaal gevorderd of gemetastaseerd urotheelcarcinoom (UC) als monotherapie voor de eerstelijns-onderhoudsbehandeling van volwassenen die progressievrij zijn na chemotherapie die platina bevat;
- Gevorderd niercelcarcinoom (RCC) in combinatie met axitinib als eerstelijnsbehandeling bij volwassenen.
Indicaties
Cutaan plaveiselcelcarcinoom
- Gemetastaseerd of lokaal gevorderd cutaan plaveiselcelcarcinoom (mCSCC of laCSCC), als monotherapie bij volwassenen die niet in aanmerking komen voor curatieve chirurgie of curatieve radiotherapie.
Basaalcelcarcinoom
- Lokaal gevorderd of gemetastaseerd basaalcelcarcinoom (laBCC of mBCC), als monotherapie bij volwassenen met ziekteprogressie of intolerantie voor een hedghehog-signaalrouteremmer.
Niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC)
- eerstelijnsbehandeling van NSCLC met PD-L1-expressie (in ≥ 50% van de tumorcellen), zonder EGFR-, ALK- of ROS1-aberraties, als monotherapie bij volwassenen met:
- lokaal gevorderde ziekte die niet in aanmerking komen voor definitieve chemoradiotherapie óf;
- gemetastaseerde ziekte.
- eerstelijnsbehandeling van NSCLC met PD-L1-expressie (in ≥ 1% van de tumorcellen), zonder EGFR-, ALK- of ROS1-abberaties, in combinatie met platinumbevattende chemotherapie bij volwassenen met:
- lokaal gevorderde ziekte die niet in aanmerking komt voor definitieve chemoradiotherapie óf;
- gemetastaseerde ziekte.
Cervixcarcinoom
- Recidiverend of gemetastaseerd cervixcarcinoom, als monotherapie bij volwassenen met ziekteprogressie tijdens of na platinabevattende chemotherapie.
Doseringen
Bij gemetastaseerd HER2-positief mammacarcinoom en vroeg HER2-positief mammacarcinoom wordt trastuzumab i.v. gegeven in een 3-weeksschema óf een wekelijks schema en s.c. in een 3-weeksschema. Bij gemetastaseerde maagkanker wordt trastuzumab alleen i.v. gegeven en in een 3-weeksschema.
Gemetastaseerd mammacarcinoom
Volwassenen
Driewekelijks schema: i.v. oplaaddosis 8 mg/kg lichaamsgewicht; onderhoudsdosis 6 mg/kg eenmaal per 3 weken, te beginnen 3 weken na de oplaaddosis. Subcutaan is er geen oplaaddosis nodig; 600 mg eenmaal per 3 weken. Wekelijks schema: i.v. oplaaddosis 4 mg/kg lichaamsgewicht; onderhoudsdosis 2 mg/kg eenmaal per week, te beginnen 1 week na de oplaaddosis. Bij combinatietherapie: paclitaxel of docetaxel geven op de dag volgend op de oplaaddosis trastuzumab; bij goed verdragen bij de vervolgdoses deze middelen direct na trastuzumab toedienen . Een aromataseremmer gewoon geven vanaf dag 1; er zijn geen beperkingen voor het relatieve tijdstip van toediening van trastuzumab en de aromataseremmer. Trastuzumab geven tot progressie van de ziekte of onaanvaardbare toxiciteit.
Vroeg mammacarcinoom
Volwassenen
Driewekelijks schema: i.v. oplaaddosis 8 mg/kg lichaamsgewicht; onderhoudsdosis 6 mg/kg eenmaal per 3 weken, te beginnen 3 weken na de oplaaddosis. Subcutaan is er geen oplaaddosis nodig; 600 mg eenmaal per 3 weken. Wekelijks schema: i.v. oplaaddosis 4 mg/kg lichaamsgewicht; onderhoudsdosis 2 mg/kg eenmaal per week, te beginnen 1 week na de oplaaddosis. Bij combinatietherapie: kan gelijktijdig met paclitaxel toegediend worden. Trastuzumab gedurende 1 jaar geven óf tot terugkeer van de ziekte, afhankelijk van wat zich het eerst voordoet.
Gemetastaseerd maagcarcinoom
Volwassenen
Driewekelijks schema: i.v. oplaaddosis 8 mg/kg lichaamsgewicht; onderhoudsdosis 6 mg/kg eenmaal per 3 weken, te beginnen 3 weken na de oplaaddosis. Trastuzumab geven tot progressie van de ziekte of onaanvaardbare toxiciteit.
Ouderen en patiënten met een verminderde nier- of leverfunctie: zie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen/Onderzoeksgegevens.
Zie voor details over de dosering en de diverse combinatietherapieën de officiële productinformatie van CGB/EMA (rubrieken 4.2 en 5.1). NB. In de klinische onderzoeken is geen dosisverlaging van trastuzumab toegepast.
Gemiste dosis: als een dosis met ≤ 1 week is gemist, zo spoedig mogelijk de gebruikelijke onderhoudsdosis toedienen; de volgende onderhoudsdosis dan 7 of 21 dagen later toedienen volgens resp. het wekelijkse of driewekelijkse schema. Als een dosis met > 1 week is gemist, zo spoedig mogelijk een oplaaddosis geven en daarna na 7 of 21 dagen starten met de onderhoudsdoses (afhankelijk van het wekelijkse of driewekelijkse schema).
Toediening
- De formuleringen voor i.v. gebruik nooit s.c. toepassen.
- Na reconstitutie verder verdunnen met steriele NaCl-oplossing 0,9% volgens de handleiding van de fabrikant.
- De i.v. oplaaddosis geven over een periode van 90 min. Bij goed verdragen kunnen de volgende doses worden gegeven over een periode van 30 min. Nooit toedienen als i.v. snelle injectie of bolusinjectie.
- De s.c. dosis (alleen injectievloeistof Herceptin) geven in 2–5 min; de toedieningsplaats afwisselen tussen linker- en rechterdij. Nieuwe s.c. injecties geven met ten minste 2,5 cm afstand van een eerdere toedieningsplaats en niet injecteren op plaatsen waar de huid rood, beurs, gevoelig of hard is. Wanneer tevens andere geneesmiddelen s.c. worden gegeven, deze op een andere plek toedienen.
Doseringen
Voorafgaand aan de behandeling de HER2-positieve tumorstatus bevestigen, gedefinieerd als een immunohistochemie (IHC)-score van 3+ of een in-situhybridisatie (ISH) of fluorescente in-situhybridisatie (FISH)-ratio van ≥ 2,0.
HER2-positief mammacarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen ≥ 65 jaar)
3,6 mg/kg lichaamsgewicht als i.v.-infusie, iedere 3 weken (cyclus van 21 dagen).
De eerste infusie gedurende 90 min toedienen en de patiënt tot ten minste 90 min na de infusie controleren op infusiegerelateerde reacties. Bij goed verdragen van de eerste infusie, volgende infusies gedurende 30 min toedienen; de patiënt tot ten minste 30 min na de infusie observeren. Bij optreden van infusiegerelateerde reacties de infusiesnelheid verminderen, de infusie onderbreken of de behandeling staken, afhankelijk van de ernst van de reactie.
Bij vroeg mammacarcinoom toedienen gedurende 14 cycli, tenzij er een recidief of onacceptabele toxiciteit optreedt. Bij gemetastaseerd mammacarcinoom de behandeling voortzetten tot aan ziekteprogressie of onacceptabele toxiciteit.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen en afwijkende testresultaten (o.a. linkerventrikeldisfunctie, hartfalen, interstitiële longziekte/pneumonitis, bestralingsgerelateerde pneumonitis, perifere neuropathie, trombocytopenie, verhoogde transaminasen, hyperbilirubinemie, geneesmiddelgeïnduceerde leverschade (DILI), nodulaire regeneratieve hyperplasie (NRH)) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, o.a. tabel 1 en 2), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'. De dosis niet meer verhogen nadat een dosisverlaging is doorgevoerd.
Bij gestoorde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 30 ml/min): een aanpassing van de startdosis is niet nodig. Bij ernstige nierfunctiestoornis is de noodzaak tot dosisaanpassing niet vastgesteld; controleer daarom zorgvuldig.
Bij gestoorde leverfunctie (Child-Pughscore 5–9): een aanpassing van de startdosis is niet nodig. Wees echter voorzichtig vanwege de hepatotoxiciteit van trastuzumab emtansine. Gebruik bij een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10–15) is niet onderzocht.
Een gemiste dosis zo snel mogelijk toedienen, en toedieningsschema aanpassen zodat et 3-wekelijks interval gehandhaafd blijft.
Toediening: na reconstitutie en verdunning toedienen als i.v.-infusie; niet toedienen als i.v. push- of bolusinjectie. Controleer de infusieplaats nauwlettend op subcutane infiltratie tijdens de toediening.
Doseringen
Voorafgaand aan de eerste 4 infusies premedicatie geven: een antihistaminicum en paracetamol. Daarna premedicatie geven indien nog noodzakelijk.
Gemetastaseerd Merkel-celcarcinoom, lokaal gevorderd of gemetastaseerd urotheelcarcinoom en gevorderd niercelcarcinoom:
Volwassenen (incl. ouderen):
800 mg elke 2 weken, i.v. gedurende 60 min. Zie voor de dosering van (oraal) axitinib axitinib#doseringen. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit. De behandeling kan ook voortgezet worden bij radiologisch aangetoonde ziekteprogressie die niet gepaard gaat met een significante klinische achteruitgang, zonder verandering in performance status gedurende meer dan twee weken en geen noodzaak van salvage-therapie.
Verminderde nierfunctie: bij lichte of matige nierfunctiestoornis (creatinineklaring ≥ 30 ml/min) hoeft de dosering niet te worden aangepast; er zijn onvoldoende gegevens beschikbaar voor een eventuele dosisaanpassing bij een ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min).
Verminderde leverfunctie: bij lichte leverfunctiestoornis (bilirubine ≤ ULN en ASAT > ULN óf bilirubine 1–1½ × ULN) hoeft de dosering niet te worden aangepast; er zijn onvoldoende gegevens beschikbaar voor een eventuele dosisaanpassing bij een matig-ernstige of ernstige leverfunctiestoornis.
Zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (pneumonitis, colitis, hepatitis (bij monotherapie of in combinatie met axitinib), pancreatitis, myocarditis, nefritis en nierdisfunctie, endocrinopathieën, overige immuungerelateerde bijwerkingen, infusiegerelateerde bijwerkingen) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, o.a. tabel 1, en tevens rubriek 4.4). Dosisverlaging of -verhoging wordt ontraden. Zie voor eventuele noodzakelijke dosisaanpassingen (of onderbrekingen/staken) van axitinib#doseringen bij speciale patiëntgroepen, bij combinatie met sterke CYP3A4-remmers of -inductoren en bij toxiciteit de geneesmiddeltekst.
Toediening: het concentraat volgens de instructies van de fabrikant verdunnen en via een intraveneuze lijn met een in-line- of 'add-on'-filter (0,2 microm met lage eiwitbinding) gedurende 60 min toedienen. Niet toedienen als een i.v.-push- of bolusinjectie.
Doseringen
Test bij niet-kleincellig longcarcinoom voorafgaand aan de behandeling op de aanwezigheid van PD-L1-tumorexpressie.
Cutaan plaveiselcelcarcinoom, basaalcelcarcinoom, niet-kleincellig longcarcinoom, cervixcarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen ≥ 65 jaar)
350 mg elke 3 weken via i.v.-infusie gedurende 30 min. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Verminderde nierfunctie: er is geen dosisaanpassing nodig. Er zijn weinig gegevens over het gebruik bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min), zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Verminderde leverfunctie: bij een licht of matig verminderde leverfunctie (totaal bilirubine 1,0–3,0 × ULN en elke ASAT-waarde) is geen dosisaanpassing nodig. Er kan geen doseringsadvies worden gegeven bij een ernstig verminderde leverfunctie vanwege onvoldoende gegevens.
Ernstige bijwerkingen: zie voor de richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (infusiereacties, pneumonitis, nefritis, hepatitis, colitis, hypofysitis, hypo- of hyperthyroïdie, bijnierinsufficiëntie, diabetes mellitus type I, infusiegerelateerde bijwerkingen, huidreacties, overige immuungerelateerde bijwerkingen) en voor de behandeling van deze bijwerkingen de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabel 1, en rubriek 4.4). Dosisverlaging van cemiplimab wordt niet aanbevolen.
Toediening: het concentraat verdunnen met NaCl-oplossing 0,9 % of glucose-oplossing 5% tot een concentratie van 1 tot 20 mg/ml. Toedienen via i.v. infusie gedurende 30 min via een intraveneuze lijn met steriele, pyrogeenvrij, inline- of add-onfilter met geringe eiwitbinding (poriegrootte 0,2 tot 5 micron).
Bijwerkingen
De volgende bijwerkingen zijn waargenomen tijdens monotherapie én tijdens diverse combinatietherapieën:
Zeer vaak (> 10%): infusiegerelateerde reacties (met o.a. hypo- óf hypertensie, koorts, rillingen, aritmie, cardiaal fibrilleren, misselijkheid en braken, dyspneu, hoofdpijn, huiduitslag, zwelling van het gezicht). Infecties, nasofaryngitis, mucosale ontsteking. Verminderde ejectiefractie (LVEF). Perifeer oedeem. Stomatitis, dyspepsie, buikpijn, diarree, obstipatie. Tremor, duizeligheid, hoofdpijn, slapeloosheid, paresthesie, dysgeusie, opvliegers. Hoesten, bloedneus, rinorroe, nasofaryngitis. Asthenie, vermoeidheid, pijn op de borst, anorexia, gewichtsverlies. Hand-voetsyndroom, erytheem, alopecia, nagelaandoening, onychoclase. Gewrichts- of spierpijn, spierspasme of kramp. Conjunctivitis, tranenvloed. Anemie, trombocytopenie, leukopenie, (febriele) neutropenie.
Vaak (1-10%): (congestief) hartfalen (soms fataal), cardiomyopathie, supraventriculaire tachyaritmie, palpitaties, vasodilatatie, ecchymose. Astma, pneumonie, pleurale effusie, faryngitis. Overgevoeligheidsreacties, malaise. (Neutropene) sepsis, mastitis, cystitis, influenza, sinusitis, huidinfectie, rinitis, bovensteluchtweginfectie, urineweginfectie, faryngitis. Gestoorde nierfunctie. Droge mond, drukpijnlijke lever, hepatitis, obstipatie, aambeien. Perifere neuropathie, hypertonie, slaperigheid, angst, depressie. Acne, hyperhidrose, droge huid, jeuk. Artritis, nek- of rugpijn, botpijn, pijn in extremiteit. Droge ogen.
Soms (0,1-1%): pericardiale effusie. Piepende ademhaling, pneumonitis. Urticaria. Doofheid.
Zelden (0,01-0,1%): anafylactische reactie, waaronder anafylactische shock. Icterus.
Verder zijn gemeld: angio-oedeem. Galopritme, cardiogene shock. Tumorlysissyndroom. Interstitiële longziekte, pulmonale fibrose, bronchospasme, ademnood, (acuut) longoedeem, longinfiltraat, larynxoedeem, ARDS. Membraneuze glomerulonefritis, glomerulonefropathie, nierfalen. Papiloedeem, netvliesbloeding. Maligne progressie van neoplasmata. Verlaagd protrombine, immunotrombocytopenie, hyperkaliëmie.
Bij de subcutane injectie werden de volgende bijwerkingen vaker gemeld dan bij de intraveneuze infusie: ernstige cardiale disfunctie, hypertensie, ernstige infecties (o.a. post–operatieve wondinfecties), reacties op de toediening.
Bijwerkingen
Zeer vaak ≥ 10%): urineweginfectie. Perifere neuropathie, hoofdpijn, slapeloosheid. Neusbloeding en andere bloedingen. Hoesten, dyspneu. Stomatitis, droge mond, misselijkheid, braken, buikpijn, diarree, obstipatie. Gewrichtspijn, spierpijn, skeletpijn. Vermoeidheid, koorts, asthenie. Trombocytopenie, anemie. Stijging van transaminasenwaarden.
Vaak (1–10%): linkerventrikeldisfunctie, hypertensie. Perifeer oedeem, rillingen. Overgevoeligheidsreactie (incl. anafylactische shock). Dysgeusie, duizeligheid, geheugenstoornis. Droge ogen, conjunctivitis, wazig zien, toegenomen traanproductie. Dyspepsie, tandvleesbloeding. Huiduitslag, jeuk, alopecia, nagelaandoening, hand-voetsyndroom, urticaria. Infusiegerelateerde reacties (o.a. blozen, hypotensie, bronchospasme en tachycardie). Neutropenie, leukopenie. Hypokaliëmie, stijging van alkalische fosfatase en bilirubine in het bloed.
Soms (0,1–1%): interstitiële longziekte waaronder (bestralingsgerelateerde) pneumonitis. Levertoxiciteit, leverfalen, nodulaire regeneratieve hyperplasie, portale hypertensie.
Verder zijn gemeld: ernstige hemorragische voorvallen, waaronder bloeding in het centrale zenuwstelsel. Acuut respiratoir stresssyndroom.
Bijwerkingen
Een aantal bijwerkingen hebben een immuungemedieerde achtergrond. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Monotherapie
Zeer vaak (> 10%): infusiereacties. Hoesten, dyspneu. Misselijkheid (bij ca. 25%), braken, diarree, obstipatie, buikpijn. Verminderde eetlust. Gewichtsverlies. Vermoeidheid (bij ca. 32%), perifeer oedeem, koorts. Gewrichtspijn, rugpijn. Anemie.
Vaak (1-10%): hypertensie. (Immuungemedieerde) pneumonitis. Asthenie, koude rillingen, influenza-achtige ziekte. Hoofdpijn, duizeligheid, perifere neuropathie. Droge mond. Huiduitslag (waaronder maculopapuleus), jeuk, droge huid. Spierpijn. (Autoimmuun) hypothyroïdie, hyperthyroïdie, hyponatriëmie. Lymfopenie, trombocytopenie. Stijging van de spiegel van γGT, alkalische fosfatase, amylase, lipase en creatinine.
Soms (0,1-1%): (autoimmuun) colitis, enterocolitis, ileus. (Autoimmuun) hepatitis. Nierfalen. Myasthia gravis, myastheen syndroom. Uveïtis. Myositis, reumatoïde artritis. Hypotensie, overmatig blozen. Guillain-Barrésyndroom, Miller-Fisher-syndroom. Erytheem, eczeem, gegeneraliseerde huiduitslag, dermatitis, exfoliatieve dermatitis psoriasis. Thyroïditis, (acute) bijnierschorsinsufficiëntie, hypopituïtarisme. Hyperglykemie, diabetische ketoacidose. Sarcoïdose (in combinatie met platinum bevattende chemotherapie). Eosinofilie. Stijging van de waarden: ALAT, ASAT, creatinekinase.
Zelden (0,01-0,1%): (autoimmuun) myocarditis, pancreatitis, enterocolitis, enterititis, proctitis. Interstitiële longziekte. (Acuut) leverfalen. Tubulo-interstitiële nefritis, niet-infectieuze cystitis. Erythema multiforme, purpura, vitiligo, pemfigoïd, 'systemic Inflammatory Response Syndrome' (SIRS). Overgevoeligheid, waaronder anafylactische reactie. Hyperglykemie, diabetische ketoacidose.
In combinatie met axitinib
Zeer vaak (> 10%): hypertensie (bij ca. 49%). Infusiereacties. Hoesten, dyspneu, dysfonie (bij ca. 33%). Vermoeidheid (bij ca. 43%), koude rillingen, asthenie, koorts. Jeuk. Gewrichtspijn, rugpijn, spierpijn. Misselijkheid (bij ca. 34%), braken, diarree (bij ca. 63%), obstipatie, buikpijn. Hoofdpijn, duizeligheid. Verminderde eetlust. Gewichtsverlies. Hypothyroïdie. Stijging van de waarden ALAT, ASAT.
Vaak (1-10%): hypotensie, blozen. Pneumonitis. Acute nierschade. Perifere neuropathie. Droge mond, colitis. Perifeer oedeem, influenza-achtige ziekte. Overgevoeligheid. Huiduitslag (bv. maculopapuleus, papuleus, erythemateus), acneïforme dermatitis, erytheem, dermatitis, eczeem. Hyperthyroïdie, thyroïditis, bijnierschorsinsufficiëntie. Anemie, trombocytopenie. Afwijkende leverfunctie. Hyperglykemie. Stijging van de spiegel creatinine, amylase, lipase, γGT, alkalische fosfatase, creatinekinase. Daling spiegel TSH.
Soms (0,1-1%): myocarditis. (Autoimmuun) thyroïditis, hypofysitis. (Autoimmuun) hepatitis, hepatotoxiciteit. (Autoimmuun) colitis, enterocolitis, ileus, (autoimmuun) pancreatitis, necrotiserende pancreatitis. Erythema multiforme, psoriasis. Pustuleuze huiduitslag. Diabetes mellitus (type I en II). Myasthia gravis, myastheen syndroom. Lymfopenie, eosinofilie.
Bijwerkingen
Een aantal bijwerkingen hebben een immuungerelateerde achtergrond. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Zeer vaak (> 10%): misselijkheid, obstipatie, diarree, buikpijn. Bovensteluchtweginfectie. Vermoeidheid (incl. asthenie). Verminderde eetlust. Hoest. Jeuk, huiduitslag (bv. erythemateus, maculeus, maculo-papuleus, bulleus; dermatitis, pemfigoïd, psoriasis). Skeletspierpijn. Anemie.
Vaak (1-10%): braken, stomatitis, colitis. Infusiegerelateerde reactie. Hypertensie. Urineweginfectie. Perifere neuropathie. Actinische keratose. Pneumonitis, dyspneu. Stomatitis. Hepatitis. Hoofdpijn, koorts, oedeem. Nefritis. Hypothyroïdie, hyperthyroïdie. Stijging waarden in bloed van ALAT, ASAT, alkalische fosfatase en creatinine.
Soms (0,1-1%): myocarditis, pericarditis. Immuungemedieerde gastritis. Sjögren-syndroom. Spierzwakte, polymyalgia rheumatica (PMR), myositis, artritis. Thyroïditis, hypofysitis, bijnierinsufficiëntie. Stijging waarden in bloed van TSH, bilirubine. (Immuungemedieerde) trombocytopenie.
Zelden (0,01-0,1%): Diabetes mellitus type I. Chronische inflammatoire demyeliniserende polyradiculoneuropathie, meningitis, encefalitis, Paraneoplastische encefalomyelitis, myasthenia gravis. Keratitis. Verlaagde bloedwaarde van TSH.
Verder zijn gemeld: afstoting van getransplanteerde organen. Niet-infectieuze cystitis. Hemofagocytaire lymfohistiocytose. Coeliakie. Pancreatische exocriene insufficiëntie.
Interacties
Gebruik van trastuzumab na eerder gebruik van een antracycline (bv. doxorubicine, epirubicine) of van cyclofosfamide vergroot de cardiotoxiciteit. Vermijd gelijktijdig gebruik met antracyclinen en bij voorkeur ook het gebruik van een antracycline gedurende 7 maanden na het beëindigen van de behandeling met trastuzumab. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Interacties
Bij combinatie met sterke CYP3A4-remmers (o.a. claritromycine, erytromycine, grapefruit-/pompelmoessap, itraconazol, ketoconazol, posaconazol, ritonavir en voriconazol) is de blootstelling aan het cytotoxische DM1 mogelijk verhoogd; vermijd deze combinatie. Indien het gebruik van een sterke CYP3A4-remmer toch noodzakelijk is, overweeg de behandeling uit te stellen (ca. 3 keer de halfwaardetijd van de CYP3A4-remmer). Anders de patiënt zorgvuldig controleren op bijwerkingen.
Wees voorzichtig met de combinatie met stollingsremmers zoals vitamine K-antagonisten en (laagmoleculairgewicht en ongefractioneerde) heparine, vanwege een toegenomen kans op bloedingen.
Interacties
Er zijn van dit middel geen geneesmiddelinteracties bekend.
Door het (relatief) veelvuldig vóórkomen van endocrinopathieën kan een aanpassing van diabetes- of schildkliermedicatie nodig zijn.
Interacties
Doorgaans hebben monoklonale antilichamen geen groot potentieel voor geneesmiddelinteracties, omdat zij geen direct effect hebben op CYP-enzymen en geen substraten zijn van renale of hepatische transporters.
Vóór het starten van cemiplimab het gebruik van systemische corticosteroïden en andere immunosuppressiva (uitgezonderd fysiologische doses systemische corticosteroïden (≤ 10 mg/dag prednison of equivalent)) vermijden, in verband met mogelijke beïnvloeding van de farmacodynamiek en werkzaamheid. Ná het starten van cemiplimab kunnen systemische corticosteroïden en andere immunosuppressiva echter wél gebruikt worden om immuungerelateerde bijwerkingen te bestrijden.
Zwangerschap
Humaan IgG1 passeert, geleidelijk in toenemende mate, tijdens het 2e en 3e trimester de placenta.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Oligohydramnie of anhydramnie kunnen optreden, soms met fatale pulmonale hypoplasie van de foetus.
Advies: Gebruik ontraden. Indien noodzakelijk om in het 2e of 3e trimester (kortdurend) te gebruiken, dan dient de hoeveelheid vruchtwater, nierfunctie en foetale groei gemonitord te worden.
Overig: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens en tot ten minste 7 maanden na de therapie.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Van trastuzumabis het bekend dat het oligohydramnion of anhydramnion kan veroorzaken, soms met fatale pulmonale hypoplasie van de foetus. DM1-cytotoxische metaboliet: bij dieren aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Gebruik ontraden. Indien noodzakelijk om in het 2e of 3e trimester (kortdurend) te gebruiken, dan dient de hoeveelheid vruchtwater, nierfunctie en foetale groei gemonitord te worden.
Overig: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens en tot ten minste 7 maanden na de therapie.
Zwangerschap
Humaan IgG1 passeert, geleidelijk in toenemende mate, tijdens het 2e en 3e trimester de placenta.
Teratogenese: Onbekend. Bij dieren is bij blokkade van PD-L1-signalering verlies van de foetus gezien. Meer kans op abortus of doodgeboorte wordt niet uitgesloten.
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste één maand na de therapie.
Zwangerschap
Humaan IgG passeert geleidelijk in toenemende mate tijdens het 2e en 3e trimester de placenta.
Teratogenese: Bij de mens onbekend. Bij dieren resulteert remming van de Pd-L1/PD-1 signaalroute in immuungerelateerde afstoting van de zich ontwikkelende foetus met foetaal overlijden tot gevolg. Op grond van het werkingsmechanisme wordt daarom een toename in aantal abortussen of doodgeborenen verwacht.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 4 maanden na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ja (bij dieren). Vanwege de molecuulgrootte wordt geen passieve overgang van trastuzumab in de moedermelk verwacht. Het is onbekend of er actieve overgang plaatsvindt.
Advies: Tijdens en gedurende 7 maanden na de laatste toediening geen borstvoeding geven.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Vanwege de molecuulgrootte wordt geen passieve overgang van trastuzumab in de moedermelk verwacht. Het is onbekend of een actieve overgang plaatsvindt.
Advies: Tijdens en gedurende 7 maanden na de laatste toediening geen borstvoeding geven.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Vanwege de molecuulgrootte wordt geen passieve overgang van avelumab in de moedermelk verwacht. Het is onbekend of een actieve overgang plaatsvindt. Een nadelig effect op de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden gedurende en tot ten minste één maand na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Vanwege de molecuulgrootte wordt geen passieve overgang van cemiplimab in de moedermelk verwacht. Het is onbekend of een actieve overgang plaatsvindt. Een nadelig effect op de zuigeling kan daarom niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden gedurende én tot ten minste 4 maanden na de therapie.
Contra-indicaties
- ernstige dyspneu in rust door complicaties ten gevolge van een voortgeschreden maligniteit of indien aanvullende zuurstoftoediening is vereist;
- overgevoeligheid voor muriene eiwitten;
- subcutane injectie tevens: overgevoeligheid voor hyaluronidase.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen relevante contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Trastuzumab uitsluitend gebruiken bij patiënten bij wie de tumoren ofwel een overexpressie van HER2 vertonen of een HER2 genamplificatie hebben. De noodzakelijke testen uitvoeren in een gespecialiseerd laboratorium.
Bij gebruik van trastuzumab kan cardiotoxiciteit in de vorm van (asymptomatisch) hartfalen optreden, met name bij voorafgaande behandeling met antracyclinen. Wees verder voorzichtig bij (een voorgeschiedenis van) hypertensie, coronairziekten, hartaritmieën (waarvoor geneeskundige behandeling nodig is), symptomatisch hartfalen (NYHA-klasse II-IV), LVEF < 55% en een hogere leeftijd. Vóór aanvang van de behandeling een cardiaal onderzoek uitvoeren met inbegrip van anamnese en lichamelijk onderzoek, ECG, echocardiogram of een MUGA-scan of MRI. Tijdens behandeling dit onderzoek iedere 3 maanden herhalen en bij optreden van een asymptomatische cardiale disfunctie eventueel vaker (bv. elke 6–8 weken). Na de laatste toediening deze controle iedere 6 maanden herhalen tot 24 maanden daarna. Bij optreden van cardiale disfunctie: indien het LVEF% daalt met ≥ 10 EF–punten én daarmee tot < 50%, de behandeling onderbreken en binnen 3 weken opnieuw LVEF–onderzoek uitvoeren. Indien geen verbetering optreedt, bij achteruitgang of bij optreden van symptomatisch hartfalen, overwegen de behandeling definitief te staken.
Bij gemetastaseerde borstkanker en adjuvante behandeling van vroege borstkanker de combinatie met antracyclinen indien mogelijk vermijden tot 7 maanden na stoppen van trastuzumab (in verband met de lange halfwaardetijd van trastuzumab; zie ook hierboven onder Cardiotoxiciteit). Bij neoadjuvante–adjuvante behandeling van vroege borstkanker (neoadjuvant trastuzumab in combinatie met chemotherapie, gevolgd door adjuvant trastuzumab) mogen antracyclinen wél gebruikt worden; echter alleen bij chemotherapie–naïeve patiënten en met laaggedoseerde antracyclineregimes (doxorubicine max. cumulatieve dosis 180 mg/m² of epirubicine 360 mg/m²). De klinische ervaring met deze behandeling bij patiënten > 65 jaar is beperkt. Na afloop van deze behandeling de hartfunctie blijven controleren gedurende minimaal 5 jaar (of langer bij een aanhoudende afname van LVEF). Indien in de neoadjuvante setting een volledige kuur laaggedoseerde antracycline is gegeven, mag na de operatie géén aanvullende cytotoxische chemotherapie worden gegeven.
De patiënt controleren op infusiereacties gedurende ten minste 6 uur na het begin van de eerste infusie of injectie en gedurende ten minste 2 uur na het begin van de vervolginfusies of –injecties. Infusiereacties zijn meestal mild tot matig-ernstig van aard. Sommige toedieningsreacties zoals dyspneu, bronchospasmen, hypotensie, tachycardie, anafylaxie, urticaria en angio-oedeem, optredende gedurende of tot 1 week na de eerste infusie of injectie, kunnen ernstig zijn en mogelijk fataal en kunnen soms met zuurstof, β-sympathicomimetica en corticosteroïden met succes worden behandeld. Pre-medicatie kan de kans op deze reacties verminderen. Bij het optreden van infusiereacties de infusiesnelheid verlagen of de behandeling onderbreken/staken. Adviseer patiënten met infusiegerelateerde klachten om geen motorvoertuigen te besturen en geen machines te bedienen totdat de klachten zijn verdwenen.
Dyspneu kan ook optreden als onderdeel van ernstige pulmonale bijwerkingen bij aanwezigheid van risicofactoren, zoals voorafgaande of gelijktijdige behandeling van taxanen, gemcitabine, vinorelbine of radiotherapie.
Bij ca. 10 % van de patiënten worden neutraliserende antilichamen tegen trastuzumab gevonden tijdens de neoadjuvante-adjuvante behandeling van vroege borstkanker; dit heeft geen consequenties voor de werkzaamheid en veiligheid van de therapie.
Onderzoeksgegevens: er zijn onvoldoende gegevens over de werkzaamheid en veiligheid bij een verminderde nier- of leverfunctie. In een populatiefarmacokinetische analyse is niet aangetoond dat een verminderde nierfunctie of de leeftijd de beschikbaarheid van trastuzumab beïnvloeden. Er is geen relevante toepassing bij kinderen (< 18 jaar).
Waarschuwingen en voorzorgen
Levertoxiciteit: de leverfunctie vóór aanvang van de behandeling en vóór elke toediening controleren. Bij klinische symptomen van portale hypertensie en/of een cirrose-achtig patroon op een CT-scan van de lever, maar met normale transaminasespiegels en zonder andere manifestaties van cirrose, de diagnose nodulaire regeneratieve hyperplasie overwegen. De behandeling permanent staken in de volgende gevallen: bij het ontstaan van nodulaire regeneratieve hyperplasie, bij serumtransaminasewaarden > 3× ULN en gelijktijdig totaal bilirubine > 2× ULN.
Trombocytopenie: voorafgaand aan elke toediening het trombocytenaantal controleren. Wees voorzichtig bij vooraf bestaande trombocytopenie (< 100 × 109/l) en bij gebruik van stollingsremmers zoals vitamine K-antagonisten en (laagmoleculairgewicht en ongefractioneerde) heparine. Dien geen trastuzumab-emtansine toe als het aantal trombocyten is afgenomen tot < 50 × 109/l. Hervat de behandeling als het aantal trombocyten zich heeft hersteld naar ≥ 75 × 109/l.
Cardiotoxiciteit: een standaardtest voor de cardiale functie (middels echocardiografie of MUGA-scan) voor aanvang van de behandeling uitvoeren en met regelmaat (bv. elke 3 maanden) gedurende de behandeling herhalen. Bij behandeling met trastuzumab-emtansine kan een linkerventrikeldisfunctie optreden. Risicofactoren voor cardiotoxiciteit zijn: leeftijd > 50 jaar, lage LVEF-waarden bij aanvang (< 55%), eerder of gelijktijdig gebruik van antihypertensiva, eerdere behandeling met een antracycline en een hoge BMI (> 25 kg/m²). In klinische onderzoeken met trastuzumab-emtansine waren patiënten met een voorgeschiedenis van congestief hartfalen, ernstige cardiale aritmie waar behandeling voor nodig was, instabiele angina pectoris of myocardinfarct binnen 6 maanden voor randomisatie, en bij het bestaan van dyspneu in rust als gevolg van een gevorderde maligniteit uitgesloten van deelname. Wees daarom bij toepassing in dergelijke gevallen zeer voorzichtig.
Neurotoxiciteit: controleer patiënten voortdurend op verschijnselen van perifere neuropathie, die doorgaans overwegend sensorisch is. Onderbreek de behandeling bij perifere neuropathie CT-CAE graad 3 of 4, totdat de symptomen verdwenen zijn of verbeterd tot graad ≤ 2.
Pulmonale toxiciteit: controleer nauwlettend op symptomen van interstitiële longziekte of pneumonitis, zoals dyspneu, hoesten, vermoeidheid en pulmonale infiltraten. Wees extra voorzichtig bij patiënten met risicofactoren voor pulmonale toxiciteit, zoals bij dyspneu in rust als gevolg van een gevorderde maligniteit, of comorbiditeiten of bij gelijktijdige pulmonale bestralingstherapie. Staak de behandeling definitief bij interstitiële longziekte of pneumonitis; bij bestralingsgerelateerde pneumonitis in de adjuvante setting de behandeling staken wanneer sprake is van CT-CAE graad 2 indien met standaardbehandeling geen verbetering optreedt, óf bij graad ≥ 3.
Verlaag bij het optreden van infusiegerelateerde reacties de infusiesnelheid of onderbreek de toediening; bij levensbedreigende infusiegerelateerde reacties de behandeling definitief staken.
Controleer nauwlettend op overgevoeligheidsreacties, vanwege de kans op mogelijk ernstige anafylactische reacties. Overgevoeligheidsreacties nemen in ernst toe bij volgende infusies, waarmee ze kunnen worden onderscheiden van infusiegerelateerde reacties. Staak de behandeling definitief bij optreden van overgevoeligheidsreacties. Behandeling met trastuzumab-emtansine wordt niet aanbevolen bij patiënten bij wie eerdere behandeling met trastuzumab definitief gestaakt werd als gevolg van overgevoeligheid.
Indien extravasatie optreedt de infusie onmiddellijk staken en de patiënt regelmatig controleren, omdat necrose kan optreden binnen enkele dagen tot weken na de infusie.
Onderzoeksgegevens: er is geen relevante toepassing bij kinderen < 18 jaar. Er zijn onvoldoende gegevens over het gebruik bij ouderen ≥ 75 jaar en bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) of leverfunctie (Child-Pughscore 10-15).
Waarschuwingen en voorzorgen
Observeer de patiënt op klachten en verschijnselen van een infusiereactie zoals koorts, koude rillingen, blozen, hypotensie, dyspneu, piepende ademhaling, rugpijn, buikpijn en urticaria. In klinisch onderzoek trad de eerste infusiereactie in ca. 99% van de gevallen op tijdens de eerste vier infusies, waarvan ca. 3% van CTCAE-graad ≥ 3 was. Bij graad 3- en 4-reacties de behandeling definitief staken.
De meeste immuungemedieerde bijwerkingen bij avelumab monotherapie of in combinatie met axitinib zijn omkeerbaar en kunnen onder controle worden gehouden met tijdelijk of definitief staken van de behandeling, toediening van corticosteroïden en/of ondersteunende zorg. Mogelijk is er een verhoogde kans op immuungemedieerde bijwerkingen bij patiënten met een reeds bestaande auto-immuunziekte. Controleer voortdurend op het optreden van immuungemedieerde bijwerkingen (met name pneumonitis, colitis, nefritis, hypopituïtarisme, endocrinopathieën (hypo-/hyperthyroïdie, bijnierinsufficiëntie, hyperglykemie), hepatitis, pancreatitis, myocarditis, myositis, uveïtis, myasthenia gravis, myastheen syndroom, niet-infectieuze cystitis, Guillain-Barrésyndroom). Op basis van de ernst van een immuungemedieerde bijwerking de behandeling (tijdelijk of definitief) staken en corticosteroïden toedienen. Na verbetering de behandeling met corticosteroïden langzaam afbouwen gedurende ten minste een maand. Overweeg toediening van andere immunosuppressiva indien met de toediening van corticosteroïden geen verbetering optreedt. Avelumab niet hervatten zolang immunosuppressieve doses corticosteroïden of andere immunosuppressiva worden gegeven. Zie voor meer informatie de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabel 1 en rubriek 4.4), zie de link onder 'Zie ook'.
In combinatie met axitinib zijn enkele fatale gevallen van immuungemedieerde pancreatitis en myocarditis gemeld. Bij de combinatiebehandeling bestaat er méér kans op aan hepatitis-gerelateerde stijgingen van ASAT en ALAT graad 3 en 4 in vergelijking met alléén avelumab. Controleer bij de combinatie daarom vaker op het optreden van deze ziektebeelden.
Onderzoeksgegevens: In de klinische onderzoeken waren patiënten met de volgende aandoeningen uitgesloten: actieve metastase in het CZS, actieve auto-immuunziekte of een voorgeschiedenis ervan, een voorgeschiedenis van andere maligniteiten in de laatste 5 jaar, orgaantransplantatie, aandoeningen waarvoor therapeutische immunosuppressie noodzakelijk is, actieve infectie met HIV, hepatitis B of C. Bij deze patiëntgroepen avelumab met voorzichtigheid gebruiken na afwegen van de voordelen en risico's. Er zijn onvoldoende gegevens over het gebruik bij een ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 30 ml/min) en bij een matige tot ernstige leverinsufficiëntie (bilirubine > 1,5 × ULN); hierdoor is niet duidelijk of een dosisaanpassing bij dergelijke patiënten noodzakelijk is. De werkzaamheid en veiligheid bij kinderen < 18 jaar zijn niet vastgesteld.
Waarschuwingen en voorzorgen
Controleer voortdurend tijdens én ook regelmatig na de therapie op het optreden van één of meer immuungerelateerde bijwerkingen (bv. pneumonitis, myocarditis, colitis, hepatitis, nefritis, endocrinopathie (o.a. hyper-/hypothyroïdie, bijnierinsufficiëntie, hypofysitis, diabetes mellitus type 1), huiduitslag, Guillain-Barrésyndroom, myastheen syndroom, meningo-encefalitis) en andere immuungerelateerde bijwerkingen (zoals paraneoplastische encefalomyelitis, meningitis, myositis, niet-infectieuze cystitis, hemofagocytaire lymfohistiocytose). Met het oog hierop ook voorafgaand aan de behandeling de nierfunctie, leverfunctie (ALAT, ASAT, bilirubine) en de schildklierfunctie controleren. Afhankelijk van de ernst van immuungerelateerde bijwerkingen de behandeling onderbreken of definitief staken en een behandeling starten met corticosteroïden en/of ondersteunende zorg (incl. zonodig hormoonvervangende therapie). Cemiplimab niet hervatten zolang immunosuppressieve doses corticosteroïden of andere immunosuppressiva worden gegeven (zie ook de rubriek Interacties).
Bij infusiereacties CTCAE-graad 1 of 2 de infusiesnelheid verlagen of de behandeling onderbreken; bij graad 3 of 4 de behandeling definitief staken. Bij graad 1 of 2 de toediening voortzetten/hervatten onder nauwlettende controle; overweeg premedicatie met antipyretica en antihistaminica.
Onderzoeksgegevens: er zijn te weinig gegevens over het gebruik bij kinderen (< 18 j.) om een doseeradvies te geven; er zijn geen gegevens over het gebruik bij een ernstige leverfunctiestoornis (bilirubine > 3,0 × ULN en elke ASAT) en een ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min). De gegevens bij ouderen ≥ 75 jaar zijn beperkt. Patiënten met de volgende aandoeningen werden uitgesloten van de klinische onderzoeken:
- (een voorgeschiedenis van) auto-immuunziekte waarvoor systemische therapie met immunosuppressiva nodig is gedurende de afgelopen 5 jaar (2 jaar bij NSCLC);
- actieve infectie, waaronder HIV-, hepatitis B- of hepatitis C-infectie;
- een ECOG-score ≥ 2;
- een voorgeschiedenis van solide-orgaantransplantatie (alléén bij CSCC en BC);
- eerdere behandeling met een anti-PD-1/PD-L1 of met andere 'checkpoint'-remmers (alléén bij CSCC en BC).
Bij CSCC tevens: actieve hersenmetastasen, een voorgeschiedenis van pneumonitis gedurende de afgelopen 5 jaar, chronische lymfatische leukemie.
Bij NSCLC tevens: aberraties is EGFR, ALK of ROS1 van het tumorgenoom, een voorgeschiedenis van interstitiële longziekte, patiënten die nooit hebben gerookt.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met trastuzumab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met trastuzumab emtansine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
In klinisch onderzoek leidde bij enkele gevallen een overdosis avelumab van 5–10% boven de aanbevolen dosis, níet tot significante toxiciteit.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met avelumab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Gehumaniseerd IgG1 monoklonaal antilichaam gericht tegen het humane epidermale groeifactor-receptor-2 eiwit (HER2-eiwit). Van de primaire mammacarcinomen vertoont 20-30% overexpressie van dit eiwit. Trastuzumab is vervaardigd uit een zoogdiercellijn (Chinese hamsterovarium). Het bindt met een hoge affiniteit en specificiteit aan het extracellulaire domein van het HER2-eiwit en onderdrukt hiermee een activeringsmechanisme van HER2. Hierdoor remt het de groei van tumorcellen en medieert het antilichaam-afhankelijke cellulaire cytotoxiciteit in kankercellen die overexpressie van het HER2-eiwit vertonen. De subcutane injectie bevat tevens recombinant humaan hyaluronidase, wat de verspreiding en absorptie bevordert.
Ogivri, Trazimera en Zercepac zijn biosimilars van Herceptin, en zijn hiermee in hoge mate vergelijkbaar. Voor meer informatie over biosimilars, zie Biosimilars in de EU - Informatie voor zorgverleners (europa.eu).
Kinetische gegevens
Overig | Vanwege non-lineaire eliminatie neemt de totale klaring toe met afnemende concentratie. Binnen een toedieningsinterval neemt daarom de halfwaardetijd af met afnemende concentratie. De vermelde getallen geven de uitersten aan binnen een interval: |
T 1/2el | 13–27 dagen, met een 'wash out'-periode van ca. 7 maanden. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Antilichaam-geneesmiddelconjugaat, bestaande uit trastuzumab – een gehumaniseerd monoklonaal IgG1-antilichaam gericht tegen de humane epidermale groeifactor-receptor-2 (HER2) – en het covalent gebonden mertansine (DM1), wat een zeer krachtige microtubulineremmer is. Na binding aan HER2 ondergaat trastuzumab-emtansine receptorgemedieerde internalisatie en daarop volgt lysosomale afbraak. Hierbij komen DM1-bevattende cytotoxische katabolieten vrij, die celdood induceren door remming van de tubulinepolymerisatie.
Kinetische gegevens
Metabolisering | via proteolyse in cellulaire lysosomen tot de katabolieten MCC-DM1, Lys-MCC-DM1 en DM1. DM1 wordt hoofdzakelijk gemetaboliseerd door CYP3A4 en in mindere mate door CYP3A5. |
Eliminatie | vnl. met de feces (katabolieten). |
T 1/2el | ca. 4 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Monoklonaal antilichaam. Humaan immunoglobuline G1 (IgG1), dat bindt aan 'programmed death'-ligand-1 (PD-L1). Avelumab blokkeert hierdoor de interactie tussen PD-L1 en de 'programmed death'-1-receptoren en B7.1-receptoren (CD80). Dit heft de onderdrukkende effecten van PD-L1 op cytotoxische CD8+-T-cellen op, met als gevolg een herstel van de antitumor-T-celrespons. Ook induceert avelumab 'natural killer'-cel-gemedieerde directe tumorcellysis via antillichaamafhankelijke celgemedieerde cytotoxiciteit (ADCC).
Kinetische gegevens
V d | ca. 0,07 l/kg. |
Overig | Zeer beperkte extravasculaire distributie. |
Metabolisering | zoals andere IgG-antilichamen door lokaal aanwezige proteolytische enzymen tot kleine peptiden en aminozuren. |
T 1/2el | ca. 6 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Humaan immunoglobuline G4 (IgG4) monoklonaal antilichaam, geproduceerd in ovariumcellen van de Chinese hamster met behulp van recombinant-DNA-techniek. Cemiplimab bindt zich aan de geprogrammeerde celdood-1(PD-1)-receptor en voorkómt daardoor de interactie tussen de PD-1-receptor en de liganden PD-L1 en PD-L2, die tot expressie kunnen komen in tumoren of andere cellen in de micro-omgeving van de tumor. Hechting van PD-1 aan deze liganden zorgt voor de remming van T-cel-proliferatie en secretie van cytokinen. Door blokkering hiervan maakt cemiplimab T-celrespons mogelijk, waaronder anti-tumorrespons.
Kinetische gegevens
Metabolisering | (waarschijnlijk) op dezelfde wijze als endogeen IgG via katabolische routes tot kleine peptiden en aminozuren. |
T 1/2el | ca. 20,3 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
trastuzumab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (intraveneus) (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- sacituzumab govitecan (L01FX17) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- talquetamab (L01FX29) Vergelijk
- teclistamab (L01FX24) Vergelijk
- trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk
Groepsinformatie
trastuzumab-emtansine hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (intraveneus) (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- sacituzumab govitecan (L01FX17) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- talquetamab (L01FX29) Vergelijk
- teclistamab (L01FX24) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
Groepsinformatie
avelumab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- bevacizumab (intraveneus) (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- sacituzumab govitecan (L01FX17) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- talquetamab (L01FX29) Vergelijk
- teclistamab (L01FX24) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk
Groepsinformatie
cemiplimab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (intraveneus) (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- sacituzumab govitecan (L01FX17) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- talquetamab (L01FX29) Vergelijk
- teclistamab (L01FX24) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk