ciprofloxacine

Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Ciprofloxacine infusievloeistof (als lactaat) Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Infusievloeistof
Sterkte
2 mg/ml
Verpakkingsvorm
flacon 100 ml, zak 100 ml, 200 ml

Ciprofloxacine infusievloeistof (als waterstofsulfaat) Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Infusievloeistof
Sterkte
2 mg/ml
Verpakkingsvorm
flacon 100 ml, 200 ml, zak 100 ml, 200 ml

Ciprofloxacine tablet (als hydrochloride) Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Tablet, omhuld
Sterkte
250 mg, 500 mg, 750 mg

Ciproxin Bayer bv

Toedieningsvorm
Granulaat voor suspensie
Sterkte
50 mg/ml
Verpakkingsvorm
107 ml, flacon met granulaat + flacon met oplosmiddel
Toedieningsvorm
Granulaat voor suspensie
Sterkte
100 mg/ml
Verpakkingsvorm
107 ml, flacon met granulaat + flacon met oplosmiddel

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

ciprofloxacine vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

In het algemeen: Fluorchinolonen zoals ciprofloxacine zijn 'reserve' antimicrobiële middelen. Om resistentieontwikkeling te voorkomen, dient de toepassing ervan in het algemeen te worden gereserveerd voor situaties waarin met andere antimicrobiële middelen onvoldoende resultaat wordt verkregen.

Bij een bacteriële 'community-acquired' pneumonie (CAP) is behandeling met antibiotica altijd aangewezen. De verwekker van een pneumonie is bepalend voor de keuze van het antibioticum, maar bij een onbekende verwekker is de ernst van de pneumonie bepalend voor de keuze van het antibioticum. Bij behandeling van een milde pneumonie (C(U)RB-65 score: 0–1, PSI-klasse: I–II) heeft orale toediening van amoxicilline de voorkeur. Bij een matig-ernstige pneumonie (CURB-65 score: 2, PSI-klasse: III–IV) is intraveneuze toediening van benzylpenicilline of amoxicilline aangewezen. Bij een ernstige pneumonie (CURB-65 score: > 2, PSI-klasse: V) die op een normale afdeling wordt behandeld is monotherapie met een i.v.-cefalosporine (cefotaxim, ceftriaxon of cefuroxim) aangewezen. Bij een ernstige pneumonie (CURB-65 score: > 2, PSI-klasse: V) die op een intensivecare-afdeling wordt behandeld is i.v.-combinatietherapie van antibiotica aangewezen (ciprofloxacine met ofwel cefotaxim òf ceftriaxon òf cefuroxim) of monotherapie met i.v. moxifloxacine. Bij een nosocomiale pneumonie wordt de keuze voor een specifiek antibioticum bepaald door de lokale situatie met betrekking tot de aard en de resistentie van de ziekenhuisflora.

Tuberculose-infectie: Ciprofloxacine wordt afgeraden als behandeling van rifampicine-resistente of multidrug-resistente (MDR-)tuberculose, vanwege onvoldoende bewijs voor de effectiviteit.

Bij de behandeling van otitis media acuta gaat de voorkeur uit naar een afwachtend beleid met adequate pijnbestrijding. Is na drie dagen het effect op pijn en/of koorts onvoldoende dan een antimicrobiële behandeling starten met amoxicilline. Bij risicogroepen en bij forse algemene ziekteverschijnselen direct starten met een antimicrobiële behandeling. Bij contra-indicatie voor amoxicilline komt cotrimoxazol in aanmerking.

Bij de behandeling van otitis externa gaat de voorkeur uit naar zure oordruppels met een corticosteroïd. In geval van een trommelvliesperforatie komen aluminium-acetotartraat 1,2% oordruppels als eerste in aanmerking. Als na 3 weken het effect uitblijft, behandel dan op geleide van een kweek en resistentiebepaling.

Een cystitis bij gezonde niet-zwangere vrouwen kan vanzelf overgaan; overweeg in de eerstelijnszorg daarom in overleg met de patiënte een afwachtend beleid (met zo nodig pijnstilling). Ga bij risicogroepen, waaronder zwangeren, mannen en kinderen, direct over tot behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling meteen met een voorkeursmiddel, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. De belangrijkste middelen zijn: nitrofurantoïne (bijna altijd eerste keus), fosfomycine (oraal), trimethoprim en bij zwangeren en kinderen ook amoxicilline/clavulaanzuur.

Ga bij een cystitis bij personen behorend tot een risicogroep, waaronder zwangeren en mannen, direct over tot behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling ‘blind’, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. De belangrijkste middelen zijn: nitrofurantoïne (bijna altijd eerste keus), fosfomycine (oraal), trimethoprim en bij zwangeren ook amoxicilline/clavulaanzuur.

Ga bij een cystitis bij personen behorende tot een risicogroep, waaronder kinderen < 12 jaar, direct over tot medicamenteuze behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling ‘blind’, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. Bij kinderen met cystitis is nitrofurantoïne eerste keus, en is amoxicilline/clavulaanzuur het alternatief. Bij kinderen met een urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie is amoxicilline/clavulaanzuur eerste keus, tweede keus is cotrimoxazol.

Start bij een urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie bij volwassenen met antibiotica met voldoende weefselpenetratie, zoals in de eerstelijnszorg met ciprofloxacine, cotrimoxazol of amoxicilline/clavulaanzuur. Start in de tweedelijnszorg met intraveneuze toediening van amoxicilline óf een tweede generatie cefalosporine mét een aminoglycoside óf een i.v. derde generatie cefalosporine als monotherapie. Neem altijd een kweek af, start daarna de behandeling ‘blind’ en pas deze zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling.

Probeer met hygiënische maatregelen uitbreiding van bacteriële huidinfecties of besmetting van anderen tegen te gaan. Behandel oppervlakkige bacteriële huidinfecties met een lokaal antimicrobieel middel. Bij impetigo en impetiginisatie heeft lokaal fusidinezuur de voorkeur. Bij diepe huidinfecties zijn meestal orale antibiotica geïndiceerd of is operatief ingrijpen noodzakelijk. Bij orale antimicrobiële behandeling heeft een smalspectrum-penicilline de voorkeur. Macroliden zijn een alternatief wanneer bijvoorbeeld penicillinen niet worden verdragen. Bij bijtwonden heeft een breedspectrum-penicilline de voorkeur.

De medicamenteuze behandeling van soa’s is afhankelijk van het type verwekker en het resistentiepatroon. Geef voorlichting over veilig vrijen en partnerwaarschuwing.

Bij gonorroe is ceftriaxon eerste keus. Bij contra-indicaties komen op basis van een kweekuitslag met resistentiebepaling ciprofloxacine, amoxicilline (offlabel) of als derde keuze azitromycine (offlabel) in aanmerking. Azitromycine kan ook ‘blind’ gegeven worden, als het niet mogelijk is een kweekuitslag met resistentiebepaling af te wachten.

Indicaties

Volwassenen

  • Ondersteluchtweginfectie veroorzaakt door Gram-negatieve bacteriën zoals:
    • pneumonie (o.a. community-acquired pneumonie; CAP);
    • bronchopulmonale infectie bij cystische fibrose of bij bronchiëctasieën;
    • bij acute exacerbatie van chronisch obstructief longlijden (COPD), en alleen wanneer andere aanbevolen antibiotica hierbij ongeschikt zijn.
  • Acute exacerbatie van een chronische sinusitis, in het bijzonder wanneer deze veroorzaakt is door Gram-negatieve bacteriën;
  • Chronische purulente otitis media;
  • Maligne otitis externa;
  • Urineweginfecties:
    • zoals bij een ongecompliceerde acute cystitis, echter hierbij uitsluitend als andere antibiotica ongeschikt zijn;
    • gecompliceerde urineweginfecties zoals o.a. bacteriële prostatitis en acute pyelonefritis, als andere antibiotica ongeschikt zijn en gebaseerd op de resultaten van microbiologisch onderzoek;
  • Genitale infecties;
    • Urethritis en cervicitis veroorzaakt door Neisseria gonorrhoeae, waarvan vooraf de gevoeligheid is vastgesteld;
    • Epididymo-orchitis, waaronder gevallen die veroorzaakt zijn door een vastgesteld gevoelige Neisseria gonorrhoeae;
    • Ontsteking in het kleine bekken bij vrouwen (PID, 'pelvic inflammatory disease'), waaronder gevallen die veroorzaakt zijn door een vastgesteld gevoelige Neisseria gonorrhoeae;
  • Infecties van maag-darmstelsel (bv. als behandeling van reizigersdiarree);
  • Intra-abdominale infecties;
  • Infecties van de huid(structuren) en weke-delen, veroorzaakt door Gram-negatieve bacteriën;
  • Bot- en gewrichtinfecties;
  • Profylaxe en behandeling van infecties bij neutropene patiënten;
  • Profylaxe van invasieve infectie als gevolg van Neisseria meningitidis;
  • Respiratoire of inhalatie antrax, als profylaxe na blootstelling, en als curatieve behandeling ervan.

Bij de hierboven genoemde infecties van de geslachtsorganen geldt dat, wanneer verwacht wordt óf bekend is dat deze worden veroorzaakt door Neisseria gonorrhoeae, het belangrijk is lokale informatie op te vragen over de prevalentie van resistentie tegen ciprofloxacine en de gevoeligheid te bevestigen middels laboratoriumonderzoek.

Kinderen

  • Bronchopulmonale infectie veroorzaakt door Pseudomonas aeruginosa bij patiënten met cystische fibrose (CF);
  • Gecompliceerde urineweginfectie, zoals een acute pyelonefritis;
  • Respiratoire of inhalatie antrax, als profylaxe na blootstelling, en als curatieve behandeling ervan;
  • Andere ernstige infectie, waarbij dit noodzakelijk wordt geacht.

Voordat met een behandeling met ciprofloxacine begonnen wordt moet in het bijzonder gelet worden op beschikbare informatie over resistentie tegen ciprofloxacine.

Gerelateerde informatie

Doseringen

De dosering en wijze van toediening worden over het algemeen bepaald door de ernst van de infectie, de toestand van de patiënt en de gevoeligheid van het betreffende micro-organisme. De intraveneuze behandeling moet zo snel als mogelijk is worden gevolgd door orale behandeling.

Zorg in verband met de kans op kristalurie en nierbeschadiging voor een goede vochtinname door de patiënt en vermijd overmatige alkalisering van de urine.

Klap alles open Klap alles dicht

Ondersteluchtweginfectie

Volwassenen

Oraal: volgens de fabrikant 500–750 mg 2×/dag, gedurende 7–14 dagen. Zie voor de dosering en behandelduur bij aangetoonde Q-koorts het SWAB-advies comm-acq pneumonie – Q-koorts.

I.v.-infusie: volgens de fabrikant 400 mg 2–3×/dag, gedurende 7–14 dagen.

I.v.-infusie: Volgens de SWAB: bij een ernstige pneumonie (volgens CURB-65-score of PSI-klasse) behandeld op de intensivecare-afdeling (advies 2021): i.v. 400 mg 3×/dag, in combinatie met een i.v. tweede- of derdegeneratie cefalosporine (cefotaxim, ceftriaxon of cefuroxim). Bij aangetoonde kolonisatie van de luchtwegen met Pseudomonas aeruginosa kan het, in een dosering van 400 mg 2×/dag, in combinatie met benzylpenicilline (1 mln. IE 4×/dag) gebruikt worden (p. 48 SWAB-richtlijn CAP (2016)) bij een matig-ernstige of ernstige pneumonie (indien niet behandeld op de intensivecare-afdeling, zie evt. ook het SWAB-advies ernstige CAP op zaal (2020) of matig-ernstige CAP (2020)).

Infecties bij cystische fibrose

Kinderen

Oraal: 20 mg/kg lichaamsgewicht 2×/dag en maximaal 750 mg per dosis, gedurende 10–14 dagen. Er is klinisch onderzoek verricht bij kinderen van 5–17 jaar; er is minder ervaring bij kinderen tussen 1–5 jaar.

I.v.-infusie: 10 mg/kg lichaamsgewicht 3×/dag en maximaal 400 mg per dosis, gedurende 10–14 dagen.

Acute exacerbatie van chronische sinusitis of een chronische purulente otitis media

Volwassenen

Oraal: 500–750 mg 2×/dag, gedurende 7–14 dagen.

I.v.-infusie: 400 mg 2–3×/dag, gedurende 7–14 dagen.

Maligne otitis externa

Volwassenen

Oraal: 750 mg 2×/dag, volgens de fabrikant gedurende 28 dagen tot 3 maanden. Zie voor de behandelduur ook het SWAB-advies otitis externa maligna.

I.v.-infusie: 400 mg 3×/dag, gedurende 28 dagen tot 3 maanden.

Acute ongecompliceerde cystitis

Volwassenen

Oraal: 250–500 mg 2×/dag, gedurende 3 dagen. Bij vruchtbare vrouwen evt. 500 mg eenmalig; dit is waarschijnlijk wel minder effectief, met name van belang gezien de in de EU toenemende resistentie van E. coli tegen fluorchinolonen.

Gecompliceerde cystitis of acute ongecompliceerde pyelonefritis bij volwassenen

Volwassenen

Oraal: volgens de fabrikant: 500 mg 2×/dag, gedurende 7 dagen. Volgens de NHG-Standaard Urineweginfecties (2020) voor mannen een behandelduur van 14 dagen aanhouden. Bij een verblijfskatheter: zowel bij mannen als vrouwen en dosering als hierboven: bij een goede respons op de therapie, overwegen gedurende 7 dagen te behandelen. NB: Heroverweeg bij patiënten met een verblijfskatheter de indicatie hiervoor; vervang bij een persisterende indicatie de katheter liefst voor de start, maar in elk geval vóór het einde van de kuur. Zie voor de behandelduur bij pyelonefritis ook het SWAB-advies urineweginfectie met systemische verschijnselen (“urosepsis”). Zie voor de behandelduur in geval van een urineweginfectie bij een cystenier ook het SWAB-advies urineweginfectie bij cystenier.

I.v.-infusie: 400 mg 2–3×/dag, gedurende 7–21 dagen. Kan na 21 dagen, in specifieke gevallen zoals bij een cystenier (zie link hierboven) of bij abcessen, voortgezet worden.

Gecompliceerde acute pyelonefritis bij volwassenen

Volwassenen

Oraal: Volgens de fabrikant: 500–750 mg 2×/dag, gedurende minstens 10 dagen. In specifieke gevallen, zoals bij een cystenier of bij abcessen, kan de behandelduur langer zijn dan 21 dagen. Zie voor de dosering en behandelduur ook het SWAB-advies urineweginfectie met systemische verschijnselen (“urosepsis”), of voor de dosering en behandelduur in geval van een urineweginfectie bij een cystenier het SWAB-advies urineweginfectie bij cystenier.

I.v.-infusie: Volgens de fabrikant: 400 mg 2–3×/dag, gedurende 7–21 dagen; de behandeling na 21 dagen in specifieke gevallen (bv. abcessen, bij een cystenier) eventueel voortzetten. Zie voor de dosering en behandelduur bij een urineweginfectie bij een cystenier ook het SWAB-advies urineweginfectie bij cystenier. Zie voor de dosering en te combineren antibioticum in geval van een urineweginfectie bij een recente transplantaatnier (< 3 mnd. na transplantatie) ook het SWAB-advies urineweginfectie bij transplantaatnier.

Gecompliceerde urineweginfectie of acute pyelonefritis bij kinderen

Kinderen

Oraal: Volgens de fabrikant: 10–20 mg/kg lichaamsgewicht 2×/dag en maximaal 750 mg per dosis, gedurende 10 tot 21 dagen. Volgens de NHG-Standaard Urineweginfecties (2020) bij kinderen ≥ 12 jaar met een urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie: 500 mg 2×/dag (gelijk aan volwassenen). Behandelduur: bij niet-zwangere meisjes 7 dagen, jongens 14 dagen. Bij een verblijfskatheter: zowel bij jongens als meisjes, dosering als hierboven: bij een goede respons op de therapie, overwegen gedurende 7 dagen te behandelen. Bij kinderen < 12 jaar schrijft de NHG-Standaard andere antibiotica voor, en voor een zwangere een verwijzing naar de tweedelijnszorg.

I.v.-infusie: 6 tot 10 mg/kg lichaamsgewicht 3×/dag en maximaal 400 mg per dosis, gedurende 10 tot 21 dagen.

Door gonokokken veroorzaakte urethritis en cervicitis

Volwassenen

Oraal: 500 mg eenmalig, alleen bij bewezen gevoeligheid voor ciprofloxacine op geleide van een kweek mét resistentiebepaling.

Bacteriële prostatitis

Volwassenen

Oraal: volgens de fabrikant: 500–750 mg 2×/dag, gedurende 2–4 weken (bij acute prostatitis) of 4–6 weken (bij chronische prostatitis). Bij chronische prostatitis, zie voor de dosering en behandelduur ook het SWAB-advies chronische prostatitis.

I.v.-infusie: 400 mg 2–3×/dag, gedurende 2–4 weken (bij acute prostatitis).

Epididymo-orchitis of ontstekingen in het kleine bekken bij vrouwen (PID)

Volwassenen

Oraal: 500–750 mg 2×/dag, gedurende ten minste 14 dagen.

I.v.-infusie: 400 mg 2–3×/dag, gedurende ten minste 14 dagen.

Infectie van het maag-darmstelsel zoals diarree, waaronder de empirische behandeling van ernstige reizigersdiarree

Volwassenen

Oraal: volgens de fabrikant: 500 mg 2×/dag; gedurende 1 dag. De behandelduur wijkt af bij: Vibrio cholerae 3 dagen, Shigella dysenteriae (type 1) 5 dagen, Salmonella typhi 7 dagen. Zie voor dosering en behandelduur ook de SWAB-adviezen gastro-enteritis - onbekende verwekker, Vibrio cholerae, Shigella spp., Salmonella typhi - buiktyfus (links naar adult.swabid.nl).

I.v.-infusie: volgens de fabrikant: 400 mg 2×/dag; gedurende 1 dag. De behandelduur wijkt af bij: Vibrio cholerae 3 dagen, Shigella dysenteriae (type 1) 5 dagen, Salmonella typhi 7 dagen. Zie voor de behandelduur ook de SWAB-adviezen gastro-enteritis - onbekende verwekker, Salmonella typhi - buiktyfus.

Intra-abdominale infectie, als gevolg van Gram-negatieve bacteriën

Volwassenen

Oraal: 500–750 mg 2×/dag, gedurende 5–14 dagen.

I.v.-infusie: 400 mg 2–3×/dag, gedurende 5–14 dagen.

Infectie van de huid(structuren) en weke delen

Volwassenen

Oraal: 500–750 mg 2×/dag, gedurende 7–14 dagen.

I.v.-infusie: 400 mg 2–3×/dag, gedurende 7–14 dagen.

Infectie van botten en gewrichten

Volwassenen

Oraal: 500–750 mg 2×/dag, gedurende maximaal 3 maanden.

I.v.-infusie: 400 mg 2–3×/dag, gedurende maximaal 3 maanden.

Profylaxe en behandeling van infecties bij neutropene patiënten

Volwassenen

Oraal: 500–750 mg 2×/dag gedurende de volledige periode van neutropenie, en in combinatie met één of meer geschikte antibacteriële middelen.

I.v.-infusie: 400 mg 2–3×/dag gedurende de volledige periode van neutropenie, en in combinatie met één of meer geschikte antibacteriële middelen.

Profylaxe van een invasieve infectie als gevolg van Neisseria meningitidis

Volwassenen

Oraal: 500 mg eenmalig. Zie het SWAB-advies profylaxe meningokokkeninfectie voor wie voor deze profylaxe in aanmerking komt.

Inhalatieantrax, profylaxe na blootstelling en curatieve behandeling

Volwassenen

Oraal: 500 mg 2×/dag. De behandeling zo spoedig mogelijk beginnen en de behandelduur is 60 dagen na bevestiging van blootstelling aan Bacillus anthracis.

I.v.-infusie: 400 mg 2×/dag. De behandeling zo spoedig mogelijk beginnen en de behandelduur is 60 dagen vna bevestiging van blootstelling aan Bacillus anthracis.

Kinderen

Oraal: 10–15 mg/kg lichaamsgewicht 2×/dag en maximaal 500 mg per dosis. De behandeling zo spoedig mogelijk beginnen en de behandelduur is 60 dagen na bevestiging van blootstelling aan Bacillus anthracis.

I.v.-infusie: 10–15 mg/kg lichaamsgewicht 2×/dag en maximaal 400 mg per dosis. De behandeling zo spoedig mogelijk beginnen en de behandelduur is 60 dagen na bevestiging van blootstelling aan Bacillus anthracis.

Andere ernstige infecties bij kinderen

Kinderen

Oraal: 20 mg/kg lichaamsgewicht 2×/dag en maximaal 750 mg per dosis, de behandelduur is onder andere afhankelijk van het type infectie.

I.v.-infusie: 10 mg/kg lichaamsgewicht 3×/dag en maximaal 400 mg per dosis, de behandelduur is onder andere afhankelijk van het type infectie.

Verminderde nierfunctie, advies fabrikant

  • Oraal (volwassenen)

    • creatinineklaring 30–60 ml/min/1,73 m² (serumcreatinine 124–168 micromol/l): 250–500 mg iedere 12 uur;
    • creatinineklaring < 30 ml/min/1,73 m² (serumcreatinine ≥ 169 micromol/l): 250–500 mg iedere 24 uur;
    • hemodialysepatiënten: 250–500 mg iedere 24 uur (op dialysedagen na de dialyse geven);
    • bij peritoneale dialyse: 250–500 mg iedere 24 uur.
  • Intraveneus (volwassenen)

    • creatinineklaring 30–60 ml/min/1,73 m² (serumcreatinine 124–168 micromol/l): 200–400 mg iedere 12 uur;
    • creatinineklaring < 30 ml/min/1,73 m² (serumcreatinine ≥ 169 micromol/l): 200–400 mg iedere 24 uur;
    • hemodialysepatiënten: 200–400 mg iedere 24 uur (op dialysedagen na de dialyse geven);
    • bij peritoneale dialyse: 200–400 mg iedere 24 uur.
  • Kinderen met een verminderde nierfunctie: er zijn (te) weinig gegevens van het gebruik van ciprofloxacine om tot een doseeradvies te komen.

Zie ook de SWAB-pagina ciprofloxacine (voor volwassenen) voor doseringsadviezen bij een verminderde nierfunctie en nierfunctie-vervangende therapie; deze kunnen anders zijn dan hierboven vermeld.

Verminderde leverfunctie: Geen dosisaanpassing nodig.

Vergeten dosis: Deze zo snel mogelijk alsnog innemen als er nog ≥ 4 uur resteert vóór de volgende, geplande dosis bij gebruik 2×/dag en bij gebruik 3×/dag als er nog ≥ 2 uur resteert tot de volgende gift. Als er minder tijd resteert voor de volgende dosis de gemiste dosis niet inhalen en de behandeling voortzetten met de volgende, geplande dosis. Geen dubbele dosis toedienen om een vergeten dosis in te halen.

Toediening

  • Infusie: Alleen bij ernstige infecties, waarbij orale therapie niet mogelijk of gewenst is. De infusietijd is bij volwassenen ca. 30 minuten (voor een flacon of zak van 100 ml), ca. 60 min (voor een flacon of zak van 200 ml) en bij kinderen 60 min. De ciprofloxacine-oplossingen voor infusie zijn licht zuur, houd rekening met onverenigbaarheden (te herkennen aan bv. neerslagvorming, troebeling, verkleuring) bij menging met (genees)middelen die bij deze pH niet stabiel zijn.
  • Oraal: Vanwege de bittere smaak de tabletten zonder kauwen (of fijnmalen) innemen met een ruime hoeveelheid water. De suspensie schudden voor gebruik. Niet innemen met zuivelproducten (zoals melk of yoghurt) of met mineralen verrijkte dranken indien dit geen onderdeel van een maaltijd is. De tabletten en orale suspensie kunnen wel worden ingenomen tijdens maaltijden die deze producten of dranken bevatten (zie rubriek Interacties). Zo nodig na gebruik van de suspensie ook water nadrinken.

Bijwerkingen

Vaak (1-10%): misselijkheid, diarree. Bij i.v.-toediening: reacties op de infusieplaats.

Soms (0,1-1%): dyspepsie, buikpijn, braken, flatulentie, verminderde eetlust/anorexie. Mycotische superinfecties. Eosinofilie. Hoofdpijn, duizeligheid, slaapstoornissen, smaakverandering. Agitatie, (psychomotorische) hyperactiviteit. Huiduitslag, urticaria, jeuk, reactie op de injectie- en infusieplaats. Spierpijn, gewrichtspijn. Asthenie, koorts. Nierfunctiestoornis. Verhoogde waarden van transaminasen, bilirubine en alkalische fosfatase.

Zelden (0,01-0,1%): allergische reactie, angio-oedeem, lichtgevoeligheidsreacties. Vasodilatatie, hypotensie, syncope. Tachycardie. Oedeem, hyperhidrose. Dyspneu, astmatische aandoening. Pseudomembraneuze colitis. Paresthesie, dysesthesie, hypo-esthesie, tremor, vertigo, epileptische aanval (incl. status epilepticus). Verwardheid, desoriëntatie, angst, depressie (mogelijk culminerend in suïcidaal gedrag of een suïcidepoging), abnormale dromen, hallucinaties. Visuele stoornis (bv. diplopie). Oorsuizen, gehoorverlies. Artritis, verhoogde spiertonus, spierkrampen. Gestoorde leverfunctie, cholestatische icterus, hepatitis. Tubulo-interstitiële nefritis, nierfalen, kristalurie, hematurie. Leukopenie, anemie, neutropenie, trombocytopenie, leukocytose, trombocytose. Verhoogd amylase. Hyperglykemie, hypoglykemie (vooral bij oudere patiënten met diabetes mellitus), hypoglykemisch coma.

Zeer zelden (< 0,01%): anafylactische of anafylactoïde reacties (incl. shock), serumziekte. Levernecrose, leverfalen. Pancreatitis. Psychotische reacties. Hemolytische anemie, agranulocytose, pancytopenie (myelosuppressie). Vasculitis. Migraine, reukstoornis, coördinatiestoornis, intracraniële hypertensie, pseudotumor cerebri. Afwijkingen in de kleurwaarneming. Petechiën, erythema multiforme, erythema nodosum, Stevens-Johnsonsyndroom (SJS), toxische epidermale necrolyse (TEN). Spierzwakte, exacerbatie van myasthenia gravis. Tendinitis, peesruptuur.

Verder zijn gemeld: ventriculaire aritmie, verlenging QT-interval en 'torsade de pointes'. Perifere neuropathie, polyneuropathie. Psychose, manie, hypomanie. Acute gegeneraliseerde exanthemateuze pustulose (AGEP), geneesmiddelenreactie met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS-syndroom). Syndroom van inadequate secretie van antidiuretisch hormoon (SIADH). In verschillende studies is er meer kans op hartklepinsufficiëntie, aorta-aneurysma en -dissectie - soms gecompliceerd door (fatale) rupturen -, waargenomen na behandeling met fluorchinolonen. Toename INR bij patiënten behandeld met vitamine K-antagonisten.

Bij kinderen wordt artropathie (gewrichtspijn, artritis) vaak gemeld.

Bij intraveneuze toediening kunnen bij subgroepen van patiënten sommige bijwerkingen met een hogere frequentie voorkomen (o.a. epileptische aanvallen, tachycardie, hypotensie, nierfalen, tijdelijk gestoorde leverfunctie incl. afwijkingen in de transaminasen, anafylactische reacties, beenmergdepressie, pancreatitis, visus en/of gehoorstoornissen en peesruptuur).

In zeer zeldzame gevallen kunnen bepaalde bijwerkingen op de spieren en het zenuwstelsel ernstig, invaliderend en langdurig (maanden tot jaren) en mogelijk irreversibel zijn, zie voor meer informatie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.

Interacties

Ciprofloxacine is een sterke remmer van CYP1A2 en kan hierdoor leiden tot een verhoogde (toxische) serumconcentratie van gelijktijdig toegediende middelen die door dit enzym gemetaboliseerd worden, zoals theofylline (xanthinederivaat), clozapine, olanzapine, rasagiline, ropinirol, duloxetine en agomelatine; gelijktijdig gebruik met tizanidine is daarom gecontra-indiceerd. Van andere xanthinederivaten (coffeïne en pentoxifylline) en lidocaïne (intraveneus) zijn eveneens verhoogde serumspiegels gemeld.

Bij gelijktijdig gebruik van vitamine K-antagonisten kan de INR veranderen; controleer deze regelmatiger.

Wees voorzichtig met comedicatie die het QT-interval verlengt (o.a. amiodaron, methadon, kinidine, disopyramide, sotalol, tricyclische antidepressiva, sommige antipsychotica, macroliden, enkele antimycotica). Oudere patiënten en vrouwen kunnen gevoeliger zijn voor geneesmiddelen die het QT-interval verlengen.

Comedicatie met theofylline, NSAID's of andere middelen die de convulsiedrempel verlagen vermeerdert de kans op epileptische aanvallen. Bij gelijktijdig gebruik kunnen de spiegels van fenytoïne verhoogd of verlaagd worden, de spiegel van carbamazepine kan toenemen tot toxische waarden.

Bij gelijktijdig gebruik met orale bloedglucoseverlagende middelen (waaronder m.n. sulfonylureumderivaten) en insuline neemt de kans op dysglykemie toe; controleer zorgvuldig de bloedglucosespiegel.

Gelijktijdig gebruik van methotrexaat wordt niet aanbevolen, omdat de renale klaring van methotrexaat door ciprofloxacine kan verminderen. Dit kan leiden tot het eerder bereiken van toxische spiegels van methotrexaat.

De spiegel van sildenafil en mogelijk ook van andere PDE-5-remmers kan stijgen tot het dubbele.

Ook de spiegel van zolpidem kan toenemen bij gelijktijdig gebruik.

Comedicatie met ciclosporine kan resulteren in een voorbijgaande stijging van de serumcreatininespiegel, controleer deze daarom vaak (2×/week).

Bij comedicatie met corticosteroïden is er meer kans op tendinitis en peesruptuur.

Meerwaardige kat-ionbevattende geneesmiddelen zoals aluminium- of magnesiumbevattende antacida, sucralfaat, calcium-, bismut-, zink- en ijzerzouten en polymere fosfaatbinders (sevelameer, lanthaancarbonaat) verminderen de absorptie van ciprofloxacine; neem ciprofloxacine daarom ten minste 2 uur voor of ten minste 4 uur ná deze middelen in.

Calcium als onderdeel van een maaltijd heeft geen significante invloed op de absorptie. Gelijktijdige toediening met alleen zuivelproducten of met mineralen verrijkte dranken (bv. melk, yoghurt, met calcium verrijkt sinaasappelsap) moet echter worden vermeden, omdat de absorptie van ciprofloxacine verminderd kan zijn. Neem dan ciprofloxacine 2 uur voor of ten minste 4 uur na deze producten in.

Metoclopramide versnelt de absorptie van ciprofloxacine met mogelijk een hogere piekconcentratie in het bloed.

Comedicatie met probenecide verhoogt de serumspiegel van ciprofloxacine.

Zwangerschap

Teratogenese: Beschikbare gegevens bij de mens (redelijke mate van ervaring met blootstelling in het 1e trimester) duiden niet op teratogeniteit. Bij dieren zijn effecten op onrijp kraakbeen en gewrichtsafwijkingen gezien. Dergelijke effecten zijn bij de mens tot nu toe niet gemeld. Er is echter te weinig ervaring met fluorchinolonen in het 2e en 3e trimester om een goede risico-inschatting te maken.

Advies: Kan waarschijnlijk veilig gebruikt worden in het 1e trimester. Gebruik in het 2e en 3e trimester ontraden.

Overig: Benzylalcohol, in de suspensies, passeert de placenta en kan daardoor toxiciteit (zoals het 'gasping'-syndroom) bij prematuren veroorzaken na toediening vlak voor of tijdens de bevalling. Benzylalcohol kan zich ophopen in het lichaam (ook in de foetus) en metabole acidose veroorzaken; wees voorzichtig tijdens de zwangerschap.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja, in geringe mate.

Farmacologisch effect: Bij dieren blijken fluorchinolonen een nadelige invloed te hebben op het kraakbeen in dragende gewrichten tijdens de groeifase; er is derhalve een potentieel risico van beschadiging van de gewrichten.

Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.

Overig: Benzylalcohol, in de suspensies, kan zich ophopen in het lichaam en metabole acidose veroorzaken, wees voorzichtig tijdens lactatie. Een risico van het ophopen van benzylalcohol bij het kind dat borstvoeding krijgt is niet uitgesloten.

Contra-indicaties

  • Overgevoeligheid voor fluorchinolonen.

Zie ook de rubriek Interacties.

Waarschuwingen en voorzorgen

Vermijd gebruik van ciprofloxacine als de patiënt eerder ernstige bijwerkingen (incl. peesaandoeningen) heeft ervaren door gebruik van (fluor)chinolonen. In dit geval de behandeling pas starten als er geen andere behandelopties zijn, de microbiologische gegevens het gebruik van ciprofloxacine rechtvaardigen en na afweging van de voordelen en risico's.

Resistentie en combinatie van antibiotica bij diverse infecties

  • Bij ernstige infecties en bij gemengde infecties met Gram-positieve en anaerobe pathogenen ciprofloxacine combineren met één of meer andere geschikte antibacteriële middelen.
  • Bij epididymo-orchitis en ontstekingen in het kleine bekken bij vrouwen (PID), ciprofloxacine tegelijkertijd met een ander geschikt antimicrobieel middel toedienen, tenzij een ciprofloxacine-resistente Neisseria gonorrhoeae-stam kan worden/is uitgesloten. Klinische verbetering moet binnen 3 dagen na aanvang van de behandeling optreden.
  • Een door gonokokken veroorzaakte urethritis en cervicitis alleen met ciprofloxacine behandelen als een ciprofloxacine-resistente Neisseria gonorrhoeae-stam kan worden/is uitgesloten.
  • Houd bij de behandeling van urineweginfecties met weefselinvasie rekening met een toenemende en in de EU variërende resistentie van Escherichia coli voor ciprofloxacine. Bij gecompliceerde urineweginfecties en acute pyelonefritis ciprofloxacine volgens de fabrikant alleen toepassen als andere behandelingen ongeschikt zijn (gebleken). Baseer de (voortzetting van de) toepassing op de resultaten van microbiologisch onderzoek.

Kans op langdurige, invaliderende bijwerkingen: Laat de patiënt zich melden bij de eerste tekenen van ernstige bijwerkingen op de spieren of op het zenuwstelsel. Voorbeelden zijn: een loopstoornis, peesontsteking, gescheurde pees, spierpijn of -zwakte, zwelling van of pijn in een gewricht òf zenuwpijn, slapeloosheid, depressie, vermoeidheid, geheugenstoornis, vermindering van het zicht, de smaak, reuk en/of het gehoor. Dit vanwege de langdurige (maanden of jaren), invaliderende en potentieel irreversibele bijwerkingen op de spieren en het zenuwstelsel. Overweeg daarom bij patiënten met meer kans op deze bijwerkingen eerst andere behandelopties.

Verminderde nierfunctie: Dosisaanpassing is nodig om bijwerkingen als gevolg van accumulatie van ciprofloxacine te voorkomen; zie onderin rubriek Dosering.

Vanwege kanstoename op door fluorchinolonen geïnduceerde tendinitis en peesruptuur extra voorzichtig zijn met de toepassing bij:

  • ouderen;
  • patiënten met een nierfunctiestoornis;
  • na een solide orgaantransplantatie;
  • (langdurige) comedicatie met corticosteroïden.

Bij symptomen van tendinitis, bv. bij pijnlijke zwelling of ontsteking, de behandeling onmiddellijk staken, dit vanwege de kans op een peesruptuur (meestal betreft dit de achillespees, soms bilateraal). Tendinitis en peesrupturen treden, naast in hiervoor genoemde condities, vooral op bij grote lichamelijke inspanning en bij de eerste wandeling van een voorheen bedlegerige patiënt. Ze kunnen binnen 48 uur na het begin van de behandeling optreden, tot verschillende maanden na het staken ervan. Behandel het ledemaat of de ledematen op gepaste wijze door bv. immobilisatie van de aangedane pees. Laat de patiënt geen corticosteroïden meer gebruiken als zich tekenen van tendinopathie voordoen.

Vanwege een relatief toegenomen kans op artropathie bij kinderen, ciprofloxacine bij hen alleen op strikte indicatie toepassen.

De kans op aorta-aneurysma en -dissectie neemt toe door systemische of geïnhaleerde fluorchinolonen, vooral bij ouderen. Instrueer de patiënt om onmiddellijk spoedeisende medische hulp in te roepen bij plotseling optredende ernstige pijn in de buik, borst of rug. Fluorchinolonen alleen bij patiënten toepassen die een verhoogde kans hebben op aorta-aneurysma of -dissectie, na zorgvuldige afweging van: de voordelen, risico's en andere behandelopties. Mogelijke (andere) oorzaken van aorta-aneurysma en -dissectie zijn: hypertensie, atherosclerose, (familiaire) voorgeschiedenis van aorta-aneurysma of -dissectie, M. Behçet, M. Marfan, Sjögren-syndroom, reumatoïde artritis, arteriitis gigantocellularis, Takayasu-arteriitis, vasculair Ehlers-Danlossyndroom, syndroom van Turner en gelijktijdige behandeling met systemische corticosteroïden.

Ook de kans op hartklepinsufficiëntie neemt toe door systemische of geïnhaleerde fluorchinolonen. Aandoeningen die het risico hierop verder verhogen zijn onder meer: hypertensie, reumatoïde artritis, M. Behçet, infectieuze endocarditis, aangeboren of reeds bestaande hartklepziekte en bindweefselaandoeningen (bv. M. Marfan, Ehlers-Danlossyndroom), het syndroom van Turner en – van Sjögren. Fluorchinolonen alleen gebruiken bij patiënten met toegenomen kans op hartklepinsufficiëntie na zorgvuldige afweging van voordelen tegen risico's en mogelijkheid van andere behandelopties. Instrueer de patiënt om onmiddellijk contact op te nemen met een arts bij: acute dyspneu, voor het eerst optredende hartkloppingen, de ontwikkeling van oedeem in de buik of de onderste ledematen.

Neuropsychiatrische reacties: Sensorische of sensomotorische (poly)neuropathie resulterend in paresthesie, hyperesthesie, dysesthesie en krachtverlies zijn gemeld bij patiënten die (fluor)chinolonen kregen. Staak de therapie bij het optreden van symptomen van neuropathie, omdat deze bij voortgezet gebruik irreversibel kan worden. Wees terughoudend bij risicofactoren voor epileptische aanvallen zoals een epileptische aanval in de voorgeschiedenis, elektrolytstoornissen, verminderde nierfunctie en combinatie met bepaalde geneesmiddelen (zie de rubriek Interacties). Gevallen van status epilepticus zijn gemeld. Psychische reacties (bv. depressie of psychose) kunnen al na de eerste toediening optreden; bij voortgezet gebruik kan een suïcide(poging) uit de suïcidale stemming voortkomen. Staak de therapie bij het optreden van psychische reacties.

Laat de patiënt zich direct melden wanneer afwijkingen in het gezichtsvermogen verergeren of nieuw ontstaan; raadpleeg in dat geval een oogarts.

Bij het optreden van symptomen van een leveraandoening de therapie staken.

Wees voorzichtig bij risicofactoren voor QT-verlenging zoals hypokaliëmie, hypocalciëmie, hypomagnesiëmie, bradycardie, hartfalen, na een myocardinfarct, hogere leeftijd, vrouwelijk geslacht, congenitale of verworven QT-verlenging en comedicatie met geneesmiddelen die het QT-interval verlengen (zie rubriek Interacties).

In verband met het risico van hemolytische reacties het gebruik vermijden bij patiënten met G6PD-deficiëntie.

In verband met fotosensibilisatie, de patiënt aanraden blootstelling aan overvloedig zonlicht of UV-stralen te vermijden.

Verstoring van de bloedglucoseregulatie komt voor, vooral bij diabetespatiënten die behandeld worden met orale bloedglucoseverlagende middelen of insuline. Zowel hypo- als hyperglykemie kan optreden (incl. hypoglykemisch coma); controleer zorgvuldig de bloedglucosespiegel bij alle diabetespatiënten.

Bij ernstige aanhoudende diarree de diagnose pseudomembraneuze colitis overwegen en de therapie staken indien deze diagnose bevestigd wordt.

De test op Mycobacterium tuberculosis kan een fout-negatieve uitslag geven.

Hulpstoffen: Benzylalcohol, in de suspensies, bij voorkeur niet gebruiken bij pasgeborenen < 4 weken oud, vanwege ernstige bijwerkingen, zoals het ‘gasping’-syndroom. Maximaal 1 week gebruiken bij kinderen < 3 jaar, vanwege stapeling. Benzylalcohol in grote hoeveelheden kan zich ophopen in het lichaam en metabole acidose veroorzaken; wees voorzichtig tijdens zwangerschap, lactatie en bij een verminderde lever- of nierfunctie.

Overdosering

Symptomen

Naast de bijwerkingen is o.a. reversibele nefrotoxiciteit gemeld.

Therapie

Bij recente orale inname: geactiveerde kool kan de absorptie verminderen.

Neem voor meer informatie over de symptomen en behandeling van een vergiftiging met ciprofloxacine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Eigenschappen

Gefluorideerde chinolonverbinding. Ciprofloxacine werkt bactericide door remming van het bacteriële topo-isomerase II (DNA-gyrase) en topo-isomerase IV, die noodzakelijk zijn voor bacteriële DNA-replicatie, -transcriptie, -herstel en -recombinatie.

Doorgaans gevoelig zijn:

  • Aeroob Gram-positief: Bacillus anthracis.
  • Aeroob Gram-negatief: Aeromonas spp., Brucella spp., Citrobacter koseri, Francisella tularensis, Haemophilus ducreyi, Haemophilus influenzae, Legionella spp., Moraxella catarrhalis, Neisseria meningitidis, Pasteurella spp., Raoultella spp., Salmonella spp., Shigella spp., Vibrio spp. en Yersinia pestis.
  • Anaeroob: Mobiluncus.

Van nature intermediair gevoelig (in de afwezigheid van een verworven resistentiemechanisme) zijn: Chlamydia trachomatis, Chlamydia pneumoniae, Mycoplasma hominis en Mycoplasma pneumoniae.

Verworven resistentie kan een probleem zijn bij:

  • Aeroob Gram-positief: Enterococcus faecalis (van nature tevens middelmatig gevoelig) en Staphylococcus spp. (MRSA-stammen laten heel vaak een co-resistentie tegen fluorchinolonen zien).
  • Aeroob Gram-negatief: Citrobacter freundii, Enterobacter cloacae, Escherichia coli, Klebsiella aerogenes, Klebsiella oxytoca, Klebsiella pneumoniae, Morganella morganii, Neisseria gonorrhoeae (resistentie ca. 57% in 2020), Proteus mirabilis, Proteus vulgaris, Providencia spp., Pseudomonas aeruginosa, Pseudomonas fluorescens en Serratia marcescens. De resistentie van Acinetobacter baumannii, Burkholderia cepacia en Campylobacter spp. voor ciprofloxacine bedraagt ≥ 50% in één of meer EU-landen.
  • Anaeroob: Cutibacterium acnes (voorheen Propionibacterium acnes) en Peptostreptococcus spp.

Inherent resistent zijn:

  • Aeroob Gram-positief: Actinomyces, Enterococcus faecium en Listeria monocytogenes.
  • Aeroob Gram-negatief: Stenotrophomonas maltophilia.
  • Anaerobe micro-organismen behalve die hierboven zijn vermeld.
  • Overig: Mycoplasma genitalium en Ureaplasma urealyticum.

Ciprofloxacine is onvoldoende werkzaam tegen streptokokken. Er is discussie over de gevoeligheid van de Streptococcus pneumoniae voor ciprofloxacine. Het klinisch breekpunt voor resistentie ligt in Nederland dusdanig dat differentiëren tussen gevoelige en resistente stammen moeizaam is. De gerapporteerde resistentiegraad is hierom variabel en onbetrouwbaar.

Er is kruisresistentie tussen ciprofloxacine en andere fluorchinolonen waargenomen, in het algemeen bestaat er geen kruisresistentie tussen ciprofloxacine en andere klassen van antibacteriële middelen.

Kinetische gegevens

Resorptie oraal snel en goed, vnl. vanuit de dunne darm.
F 70–80%, bij kinderen 50–80% (orale suspensie).
T max oraal na 1–2 uur.
V d 2–3 l/kg.
Overig Hoge concentraties ciprofloxacine worden bereikt in diverse weefsels, zoals de longen, sinussen, ontstoken laesies, galvloeistof en het urogenitale stelsel (urine, prostaat, endometrium).
Metabolisering voor een gedeelte, tot 4 minder actieve metabolieten.
Eliminatie na oraal gebruik 2/3 met de urine en 1/3 met de feces, grotendeels onveranderd; na i.v. toepassing 3/4 met de urine en 1/4 met de feces. Ciprofloxacine ondergaat zowel glomerulaire filtratie als tubulaire secretie. Hemodialyse en peritoneale dialyse hebben slechts een beperkt effect op de eliminatie van ciprofloxacine (< 10%).
T 1/2el 4–7 uur, bij een ernstige nierfunctiestoornis tot 12 uur. Bij kinderen 4–5 uur.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Groepsinformatie

ciprofloxacine hoort bij de groep fluorochinolonen.

Kosten

Kosten laden…

Zie ook

Geneesmiddelgroep

Indicaties

Externe links