methylprednisolon

Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Depo-Medrol (acetaat) Pfizer bv

Toedieningsvorm
Injectievloeistof, suspensie
Sterkte
40 mg/ml
Verpakkingsvorm
flacon 1 ml, 5 ml

Methylprednisolon capsule Doorgeleverde bereiding

Toedieningsvorm
Capsule
Sterkte
100 mg

Solu-Medrol (als Na-succinaat) Pfizer bv

Toedieningsvorm
Poeder voor infusievloeistof
Sterkte
500 mg, 1000 mg
Toedieningsvorm
Poeder voor injectievloeistof
Sterkte
40 mg
Verpakkingsvorm
solvens 1 ml ('Act-O-Vial')
Toedieningsvorm
Poeder voor injectievloeistof
Sterkte
125 mg
Verpakkingsvorm
solvens 2 ml ('Act-O-Vial')

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

methylprednisolon vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

Behandeling van artrose bestaat primair uit oefentherapie. Bij mensen met artrose van de knie en overgewicht is gewichtsreductie aan te bevelen. Medicamenteuze therapie begint met intermitterend gebruik van paracetamol en/of een cutane NSAID, waarbij de voorkeur afhangt van de lokatie van de artrose. Bij onvoldoende effect kan intermitterend een oraal NSAID worden toegepast (diclofenac, ibuprofen of naproxen). Incidenteel is een intra-articulaire injectie met een corticosteroïd mogelijk, als bovengenoemde middelen onvoldoende effectief of gecontra-indiceerd zijn. Overweeg in de tweedelijnszorg, afhankelijk van het aangedane gewricht (zie behandelplan), (offlabel) toepassing van duloxetine, predniso(lo)n, intra-articulair hyaluronzuur of eventueel tramadol.

Methylprednisolon komt bij reumatoïde artritis in aanmerking als overbruggingstherapie bij starten of wijzigen van een ‘conventional synthetic disease modifying antirheumatic drug’ (csDMARD). Het kan ook worden overwogen bij starten of wijzigen van een biological (bDMARD) of een ‘targeted synthetic’ DMARD (tsDMARD).

Zie voor de behandeling van systemische lupus erythematodes (SLE) de richtlijnmodule 'Medicamenteuze behandeling – basis SLE' via richtlijnendatabase.nl.

Geef bij een ernstige longaanval van astma bij volwassenen en kinderen (die ABCDE-stabiel zijn) salbutamol en eventueel bij volwassenen ook ipratropium. Geef tevens een orale predniso(lo)nkuur.

Start bij een minder ernstige longaanval van astma bij volwassenen een kortwerkende β2-sympathicomimeticum (SABA) of verhoog de dosis. Overweeg daarnaast te starten met inhalatiecorticosteroïde (ICS) of formoterol-ICS of verhoog de dosis. Overweeg een orale predniso(lo)nkuur op basis van eerdere ervaring.

Geef een ABCDE-stabiele patiënt met een ernstige COPD-longaanval salbutamol; bij onvoldoende verbetering ook ipratropium. Geef bij verbetering een orale prednisolonkuur; verhoog de dosering van de luchtwegverwijders en/of pas de toedieningsvorm aan. Geef indien nodig een antibioticumkuur.

Verhoog bij een minder ernstige longaanval de dosering van de luchtwegverwijders. Geef afhankelijk van de mate van dyspneu een orale prednisolonkuur.

Bij de ziekte van Crohn zijn systemischwerkende corticosteroïden, bv. betamethason en predniso(lo)n, effectiever dan het lokaalwerkende budesonide, maar veroorzaken meer bijwerkingen. Als bij milde tot matige ziekteactiviteit na twee tot vier weken lokale behandeling geen meetbare verbetering optreedt, wordt de behandeling veelal omgezet naar een systemische.

Bij colitis ulcerosa zijn systemischwerkende corticosteroïden, bv. betamethason en predniso(lo)n, effectiever dan lokaalwerkende corticosteroïden, maar veroorzaken meer bijwerkingen.

Zie voor de standaardbehandeling van psoriasis: psoriasis.

Bij tuberculose komen corticosteroïden in aanmerking als adjuvante therapie bij behandeling van pericarditis tuberculosa en meningitis tuberculosa bij een normaal gevoelige M. tuberculosis. Bij alle andere vormen van tuberculose is er geen of onvoldoende bewijs voor effectiviteit van toevoegen van corticosteroïden.

Zie voor de standaardprofylaxe van misselijkheid en braken bij behandeling van kanker: misselijkheid en braken bij chemo- en radiotherapie.

Indicaties

Systemische therapie

  • Reumatologische aandoeningen en collageenziekten: als adjuvans voor kortstondig gebruik bij reumatoïde artritis, incl. juveniele reumatoïde artritis. Tijdens een exacerbatie of als onderhoudstherapie in bepaalde gevallen van acute reumatische carditis, syndroom van Goodpasture (in combinatie met cytostatica), systemische lupus erythematodes (en lupus nefritis), polyarteriitis nodosa, arteriitis temporalis, systemische dermatomyositis (polymyositis).
  • Pulmonale aandoeningen zoals astma-longaanval of COPD, sarcoïdose, berylliose, fulminerende of gedissemineerde longtuberculose bij gelijktijdige toediening van tuberculosemiddelen, allergische longaandoeningen, Löffler-syndroom, longaandoeningen ten gevolge van aspiratie.
  • Maag-darmaandoeningen: colitis ulcerosa en ziekte van Crohn, bij een acute aanval van de ziekte; bij meer distaal gelokaliseerde vormen neemt ook rectale toediening een belangrijke plaats in.
  • Hematologische afwijkingen zoals auto-immuun hemolytische anemie, aplastische anemie, immuungemedieerde trombocytopenie bij volwassenen (uitsluitend i.v.).
  • Nieraandoeningen: nefrotisch syndroom, zonder uremie, van het idiopathische type of veroorzaakt door lupus erythematodes.
  • Endocrinologische aandoeningen zoals primaire of secundaire bijnierschorsinsufficiëntie, congenitale bijnierschorshyperplasie, niet-etterende thyroïditis.
  • Palliatieve behandeling van oncologische aandoeningen zoals leukemie en maligne lymfoom bij volwassenen, acute leukemie bij kinderen, ziekte van Kahler. Hypercalciëmie ten gevolge van skeletmetastasen of de ziekte van Kahler.
  • Neurologische aandoeningen zoals acute exacerbaties van multipele sclerose, hersenoedeem ten gevolge van primaire of gemetastaseerde tumoren.
  • Ernstige oogaandoeningen van allergische en inflammatoire aard, zoals choroïdoretinitis, iridocyclitis, diffuse uveïtis posterior, neuritis optica.
  • Huidaandoeningen zoals pemfigus, Stevens-Johnsonsyndroom, mycosis fungoides, dermatitis exfoliativa, bulleuze dermatitis herpetiformis, ernstige dermatitis seborrhoica, ernstige psoriasis.
  • Diversen: Als adjuvans bij heftige allergische en anafylactische reacties. Als immunosuppressivum bij orgaantransplantatie. Tuberculeuze meningitis met dreigend of reeds ingetreden subarachnoïdaal blok in combinatie met tuberculosemiddelen. Trichinose met neurologische of myocardiale implicatie. Als adjuvans bij preventie van misselijkheid en braken bij behandeling van kanker met oncolytica met een ernstig emetogeen effect.

Lokale therapie

  • bij articulaire en peri-articulaire aandoeningen zoals synovitis bij osteoartritis, reumatoïde artritis, posttraumatische osteoartritis, bursitis, epicondylitis, tendovaginitis.
  • intralaesionaal bij huidaandoeningen zoals keloïd, gelokaliseerde hypertrofische, geïnfiltreerde laesies van lichen planus, psoriasis, granuloma annulare en gelichenificeerd eczeem (inclusief neurodermitis), discoïde lupus erythematodes, huidafwijkingen aan de benen ten gevolge van diabetes mellitus (necrobiosis lipoidica) en alopecia areata.

Gerelateerde informatie

Doseringen

Klap alles open Klap alles dicht

In het algemeen

Volwassenen

De laagst mogelijke dosis gebruiken en de dosering geleidelijk verminderen zodra dat mogelijk is.

Intraveneus als injectie of infusie of intramusculair (als Na-succinaat): begindosering 10–500 mg per dag, afhankelijk van de indicatie, soms meer. Begindoses tot 250 mg i.v. toedienen in ten minste 5 min, hogere doses in ten minste 30 min. De daarop volgende doses kunnen i.v. of i.m. worden gegeven. I.v.-injectie heeft de voorkeur voor het inzetten van de therapie bij spoedgevallen. Overweeg na de eerste noodperiode een langer werkend injecteerbaar preparaat of een oraal preparaat.

Intramusculair (acetaat) (= depotpreparaat): wanneer een langdurig effect wordt beoogd, de dagelijkse dosis met 7 vermenigvuldigen en in 1 wekelijkse injectie toedienen.

Kinderen

Intramusculair of intraveneus (als Na-succinaat): op geleide van de ernst van de toestand en de respons van de patiënt; niet lager dan 0,5 mg/kg lichaamsgewicht per 24 uur. Raadpleeg het Kinderformularium van het NKFK voor doseringen bij specifieke indicaties.

Als adjuvans bij levensbedreigende toestand

Volwassenen

Intraveneus (als Na-succinaat) in ten minste 30 min: 30 mg/kg lichaamsgewicht, zo nodig elke 4–6 uur, gedurende 48 uur.

Stoottherapie bij exacerbatie van reumatologische aandoeningen, systemische lupus erythematodes en aandoeningen met oedeem zoals glomerulonefritis en lupus nefritis

Volwassenen

Intraveneus (als Na-succinaat) in ten minste 30 min: 250 mg/dag of meer gedurende enkele dagen (gewoonlijk max. 5 dagen).

Reumatoïde artritis

Volwassenen

Intramusculair (acetaat): onderhoudsdosering 40–120 mg 1×/week.

Astma-longaanval

Volwassenen

Intramusculair (acetaat): 80–120 mg. Effect treedt op binnen 6–48 uur en kan enkele dagen tot 2 weken aanhouden.

Allergische rinitis

Volwassenen

Intramusculair (acetaat): 80–120 mg. Symptoomverbetering treedt op binnen 6 uur en kan enkele dagen tot 3 weken aanhouden.

Adrenogenitaal syndroom

Volwassenen

Intramusculair (acetaat): 40 mg 1× per 2 weken.

Stoottherapie bij relaps van multipele sclerose

Volwassenen

Intraveneus (als Na-succinaat) in ten minste 30 min: 500 mg/dag of 1000 mg/dag gedurende 3 of 5 dagen.

Oraal: 1000 mg 1×/dag gedurende 3 dagen of 500 mg 1×/dag gedurende 5 dagen.

Dermatitis

Volwassenen

Intramusculair (acetaat): Bij acute ernstige dermatitis veroorzaakt door bepaalde planten (zoals Rhus toxicodendron): 80–120 mg eenmalig; veelal treedt binnen 8–12 uur verlichting op. Bij chronische contacteczeem de injectie zo nodig na 5 of 10 dagen herhalen. Bij dermatitis seborrhoicum: 80 mg 1×/week.

Huidaandoeningen

Volwassenen

Intramusculair (acetaat): 40–120 mg 1×/week, gedurende 1–4 weken.

Orgaantransplantatie (preventie of behandeling van afstoting)

Volwassenen

Intraveneus (als Na-succinaat) in ten minste 30 min: 250–2000 mg elke 24–48 uur totdat de toestand zich stabiliseert, meestal niet langer dan 48–72 uur.

Als adjuvans ter preventie van misselijkheid en braken bij cytostaticagebruik

Volwassenen

Intraveneus (als Na-succinaat) in ten minste 5 min: 250 mg 1 uur voorafgaand aan chemotherapie, vervolgens 250 mg aan het begin van of 1 uur na chemotherapie, gevolgd door 250 mg 3–6 uur na chemotherapie. Raadpleeg voor een overzicht welke anti-emetische middelen per emetogene risicocategorie worden gegeven: Misselijkheid en braken bij chemo- en radiotherapie.

Lokale therapie bij (peri-)articulaire aandoeningen

Volwassenen

Intra-articulair, intrabursaal (acetaat): per keer 4–10 mg in een klein gewricht, 10–40 mg in een middelgroot gewricht en 20–80 mg in een groot gewricht. In chronische gevallen: 1–5 injecties per week.

In peesschede, ganglia (acetaat): 4–30 mg per keer, zo nodig herhalen.

Lokale behandeling bij hand- en polsklachten

Volwassenen

Volgens de NHG-Standaard Hand- en polsklachten:

Bij carpale-tunnelsyndroom 10–20 mg in de peesschede en bij triggervinger en tendovaginitis van De Quervain 5–10 mg in de peesschede. Herhaal de injectie eventueel eenmalig bij geen effect na 4–6 weken. Indien de klachten recidiveren, herhaal de injectie dan alleen als het effect duidelijk aanwezig en langdurig was, en niet eerder dan 3–6 maanden na de laatste injectie.

Bij CMC-I-handartrose (incidenteel bij acute exacerbatie van lokale klachten die onvoldoende reageren op pijnstilling): 5-10 mg in de peesschede. Controleer het effect na 4-6 weken.

Lokale therapie bij huidaandoeningen

Volwassenen

Intralaesionaal (acetaat): 1–4 injecties à 20–60 mg.

Een stoottherapie kan zo nodig worden herhaald (niet eerder dan na een week) als effect uitblijft of de status dit noodzakelijk maakt.

Depo-Medrol injectievloeistof (suspensie) schudden voor gebruik.

Bijwerkingen

Vocht- en elektrolytenevenwicht: natrium- en vochtretentie, hartfalen bij daarvoor gevoelige patiënten, kaliumverlies, hypokaliëmische alkalose, metabole acidose, hypo- of hypertensie en verhoogde calciumuitscheiding.

Bewegingsapparaat: spierzwakte en spieratrofie (steroïdmyopathie), osteoporose met kans op compressiefracturen van de wervels of pathologische fracturen, neuropathische artropathie, aseptische botnecrose (vooral van de femur- en humeruskoppen) en peesruptuur (vooral van de Achillespees).

Maag-darmstelsel: ulcus pepticum met meer kans op bloeding en (gemaskeerde) perforatie, darmperforatie, peritonitis, acute pancreatitis (bij hoge doses), oesofagitis, misselijkheid, dyspepsie, buikpijn, opgezette buik en diarree. Herhaalde puls-therapie met i.v.-methylprednisolon kan (meestal bij een aanvangsdosis van ≥ 1 gram per dag) hepatotoxiciteit, zoals acute hepatitis, veroorzaken.

Huid: vertraagde wondgenezing, dunne kwetsbare huid, petechiën en ecchymose, striae, erytheem, jeuk, hyper- of hypopigmentatie, toegenomen transpiratie, verminderde respons bij huidtesten, acne, allergische reacties zoals angio-oedeem en urticaria, versnelde groei van Kaposi-sarcoom (waarschijnlijk reversibel).

Bloed en bloedvaten: leukocytose, trombotische voorvallen, longembolie.

Neurologische effecten: intracraniële drukverhoging met papiloedeem (pseudotumor cerebri), vooral bij kinderen bij snel afbouwen van de behandeling, convulsies, amnesie, duizeligheid, vertigo, hoofdpijn.

Endocriene effecten: menstruatiestoornis, hirsutisme, Cushingsyndroom, belemmering van de groei bij kinderen, remming van hypothalamus-hypofyse-bijnieras, met kans op bijnierschorsinsufficiëntie ten tijde van stress (zoals trauma, operatie en ziekte), verlaagde glucosetolerantie, waardoor latente diabetes mellitus manifest kan worden.

Oog: chorioretinopathie, cataract, glaucoom, exoftalmie, wazig zien. Zeldzame gevallen van blindheid gepaard gaande met intralaesionale behandeling rondom het gezicht en hoofd.

Psychische reacties: verwardheid, prikkelbaarheid, depressie, euforie, slapeloosheid, angst, gedragsstoornissen, stemmingswisselingen, persoonlijkheidsveranderingen, psychose, zelfmoordgedachten. Ook kunnen bestaande emotionele instabiliteit en psychotische neigingen verergeren.

Stofwisseling: negatieve stikstofbalans door eiwitafbraak, verhoogde waarde ureum in bloed, dyslipidemie, toegenomen eetlust (wat kan leiden tot gewichtstoename), centripetale vetzucht (gelaat, romp) en zeer zelden reversibele epidurale, mediastinale of epicardiale lipomatose.

Overige: verhoogde gevoeligheid voor infecties en maskering van klinische verschijnselen. Geneesmiddelenovergevoeligheid, anafylactische en anafylactoïde reactie. Hik. Reactie op de toedieningsplaats, steriel abces, perifeer oedeem, vermoeidheid, malaise. Stijging van ASAT, ALAT, AF, ureum in bloed. Feochromocytoomcrisis.

Na langdurige therapie kan staken van de toediening van corticosteroïden een abstinentiesyndroom tot gevolg hebben, begeleid door koorts, myalgie, artralgie en malaise; dit kan zelfs zonder tekenen van bijnierschorsinsufficiëntie optreden.

Na snelle i.v.-toediening van hoge doses (> 0,5 g methylprednisolonnatriumsuccinaat in < 10 min) zijn hartaritmieën, circulatoire collaps en hartstilstand gemeld. Tevens kan bradycardie optreden, onafhankelijk van de infusiesnelheid of -duur. Misselijkheid, braken en onaangename smaak in de mond kunnen optreden, met name bij snelle toediening.

Interacties

  • Toediening van levende of verzwakt levende vaccins bij gebruik van een immunosuppressieve dosering in de voorgaande drie maanden is gecontra-indiceerd. Toediening van geïnactiveerde virus- of bacteriële vaccins is mogelijk niet effectief.
  • Enzyminductoren, zoals carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne en rifampicine, kunnen de werking van corticosteroïden verminderen. De interactie is alleen relevant bij behandeling langer dan twee weken. Zowel bij starten als bij staken van de enzyminductor de corticosteroïd-dosering zo nodig bijstellen.
  • Wees voorzichtig bij gelijktijdige toediening van CYP3A4-remmers (bv. cobicistat, HIV-proteaseremmers, claritromycine, erytromycine, itraconazol, ketoconazol, grapefruit-/pompelmoessap), omdat een toename van systemische bijwerkingen van het corticosteroïd kan optreden.
  • Wees voorzichtig bij combinatie met cyclofosfamide en tacrolimus.
  • (Fos)aprepitant kan de blootstelling aan methylprednisolon verhogen.
  • Oestrogenen kunnen het effect van corticosteroïden versterken.
  • Hoge doses methylprednisolon en ciclosporine kunnen elkaars plasmaconcentratie verhogen; gelijktijdige toediening heeft geleid tot convulsies.
  • De respons op anticoagulantia kan veranderen, daarom de INR extra controleren.
  • Bij gelijktijdig gebruik van kaliumonttrekkende diuretica (zoals thiazide-diuretica), amfotericine B, xanthinederivaten of β2-agonisten is er meer kans op hypokaliëmie.
  • Gelijktijdig gebruik met NSAID's leidt tot een additief ulcerogeen effect.
  • De behoefte aan insuline of orale bloedglucoseverlagende middelen bij diabetici kan toenemen.
  • De respons op somatropine kan verminderen.
  • De plasmaspiegel van isoniazide kan dalen.
  • De eliminatie van salicylaten kan worden versneld; bij het staken van de behandeling neemt de kans op salicylaatintoxicatie toe.
  • Het effect van cholinesteraseremmers bij myasthenia gravis kan afnemen.

Zwangerschap

Methylprednisolon passeert de placenta.

Teratogenese: Bij dieren in hoge doses schadelijk gebleken (schisis). Bij de mens geen duidelijke aanwijzingen voor schadelijkheid.

Farmacologisch effect: Bij chronisch gebruik van corticosteroïden in hogere doseringen is intra-uteriene groeivertraging beschreven. Chronisch gebruik in het 3e trimester kan neonatale bijnierschorssuppressie veroorzaken; kenmerken hiervan zijn neonatale hypoglykemie, hypotensie, elektrolytverstoringen en verstoring van de immuunrespons.

Advies: Kan worden gebruikt, mits zo kort en zo laag mogelijk gedoseerd.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: In geringe mate (bij een orale dosis van max. 80 mg/dag).

Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt. Bij intraveneus gebruik van 1 g/dag bij MS gedurende enkele dagen, de moedermelk tot 2–4 uur na het infuus afkolven en afvoeren. Bij gebruik van een hogere dosis corticosteroïd gedurende langere tijd, de groei en ontwikkeling van het kind extra controleren.

Overig: Door een injectie van een hoge dosering kan de borstvoeding afnemen.

Contra-indicaties

Systemische therapie

  • ulcus ventriculi en ulcus duodeni;
  • acute infectieuze processen, vooral virusinfecties en systemische schimmelinfecties;
  • parasitaire infecties, tropische worminfecties;
  • zie ook de rubriek Interacties.

Lokale therapie

  • infectie van de plaats van aandoening, bv. septische artritis ten gevolge van gonorroe of tuberculose;
  • bacteriëmie of systemische schimmelinfecties;
  • instabiliteit van het gewricht.

Verder intrathecaal gebruik (Depo-Medrol en Solu-Medrol) en intraveneus gebruik (Depo-Medrol).

Waarschuwingen en voorzorgen

Controles en profylaxe: Complicaties van de behandeling met glucocorticoïden zijn afhankelijk van de dosis en de behandelduur. Bij chronisch gebruik van glucocorticoïden is regelmatige oogheelkundige controle gewenst, vanwege het risico op cataract en glaucoom. Tevens regelmatig routine laboratoriumtesten (zoals urineonderzoek, bloedglucose, bloeddruk, lichaamsgewicht en radiografie van de thorax) uitvoeren. Patiënten met bestaande cardiovasculaire risicofactoren extra controleren op het ontstaan van bijwerkingen zoals dyslipidemie en hypertensie (met name in geval van hoge doses en bij langdurig gebruik).

Geef osteoporoseprofylaxe bij gebruik van glucocorticoïden met een verwachte duur > 3 maanden, afhankelijk van de dosis; bij een dosis van ≥ 12 mg methylprednisolon/dag aan alle patiënten en bij een dosis van 6–12 mg methylprednisolon/dag aan mannen ≥ 70 jaar en postmenopauzale vrouwen. Bij mannen < 70 jaar en premenopauzale vrouwen bij een dosis van 6–12 mg methylprednisolon/dag (> 3 maanden) wordt een DXA-scan geadviseerd, en zo nodig behandeling gestart. Zie de NHG- en CBO-richtlijn m.b.t. fractuurpreventie.

Endocriene effecten: Langdurige behandeling kan resulteren in onderdrukking van de HPA-as (steroïdgeïnduceerde bijnierschorsinsufficiëntie), welke nog maanden na staken van de behandeling kan aanhouden. Om acute adrenale insufficiëntie te voorkomen, de corticosteroïdbehandeling altijd geleidelijk afbouwen, verspreid over weken of maanden naar gelang de dosis en de duur van de behandeling. Tussentijds optreden van ziekte, letsel of operaties gedurende langdurige behandeling vereist een tijdelijke dosisverhoging van een snelwerkend corticosteroïd; ook na staken van de behandeling kan het nodig zijn om in dergelijke gevallen tijdelijk weer met corticosteroïden te behandelen.

Immunosuppressieve effecten: Glucocorticoïden kunnen de gevoeligheid voor infecties verhogen en kunnen bepaalde symptomen van een infectie maskeren; tevens kan lokalisatie van een infectie moeilijk zijn. Bij bacteriële infecties zo mogelijk eerst de verwekker(s) bepalen en de infectie behandelen alvorens met de toediening van glucocorticoïden te beginnen. Waterpokken en mazelen kunnen bij niet-immune patiënten een ernstiger en zelfs fataal beloop hebben; blootgestelde patiënten direct onder medische behandeling stellen. Het gebruik bij actieve tuberculose beperken tot die gevallen van fulminerende of gedissemineerde tuberculose en hierbij een adequaat tuberculostaticum geven. Bij latente tuberculose of bij tuberculinereactiviteit chemoprofylaxe geven tijdens langdurige behandeling.

Comorbiditeit: Gebruik glucocorticoïden terughoudend bij aspecifieke colitis ulcerosa, als de kans op een dreigende perforatie, abces of andere pyogene infectie bestaat. Wees ook terughoudend bij diverticulitis, recente darmanastomosen, peptisch ulcus in de voorgeschiedenis, feochromocytoom, eerder door glucocorticoïd teweeggebrachte myopathie, gestoorde leverfunctie, nierinsufficiëntie, hypothyroïdie, diabetes mellitus, hartfalen, trombo-embolische aandoeningen, osteoporose, myasthenia gravis, epilepsie, psychiatrische anamnese, glaucoom en oculaire herpes vanwege een mogelijke perforatie van de cornea. Glucocorticoïdbehandeling kan verschijnselen gerelateerd aan maag-darmaandoeningen, zoals een (peptisch) ulcus, perforatie, obstructie, pancreatitis of peritonitis, maskeren. Bij multipele sclerose is niet aangetoond dat corticosteroïden invloed hebben op de progressie van de ziekte. Wees voorzichtig bij systemische sclerose, omdat een verhoogde incidentie van sclerodermale niercrisis is waargenomen.

Acute, gegeneraliseerde myopathie van oculaire en respiratoire spieren, eventueel leidend tot tetraparese, is beschreven tijdens gebruik van hoge doses glucocorticoïden, meestal bij bestaande afwijkingen in de neuromusculaire transmissie (bv. myasthenia gravis) of bij gelijktijdige behandeling met neuromusculaire blokkers. Na staken van de behandeling kan het herstel enkele weken tot jaren duren.

Bij behandeling van hematologische maligniteiten (al dan niet in combinatie met andere chemotherapeutica) is tumorlysissyndroom (TLS) gemeld. Patiënten met veel kans op TLS nauwlettend controleren en passende voorzorgsmaatregelen nemen.

Anafylactische reacties zijn voorgekomen bij behandeling met parenterale glucocorticoïden. Daarom vóór toediening de aangewezen voorzorgsmaatregelen nemen, in het bijzonder wanneer de patiënt eerder allergisch reageerde op een geneesmiddel.

De groei en ontwikkeling van zuigelingen en kinderen nauwlettend volgen bij langdurig gebruik van glucocorticoïden; om groeiremming te voorkomen streven naar een alternerende dosering.

Bij ouderen is zorgvuldige observatie van belang omdat de gebruikelijke bijwerkingen (zoals osteoporose, hypertensie, hypokaliëmie, diabetes mellitus, gevoeligheid voor infecties en atrofie van de huid) bij hen tot levensbedreigende reacties kunnen leiden.

Systemische corticosteroïden zijn niet geïndiceerd voor behandeling van traumatisch hersenletsel. In meerdere onderzoekscentra is een toegenomen mortaliteit twee weken na toediening waargenomen, een causaal verband is echter niet vastgesteld.

Routinematige toepassing bij septische shock wordt niet aanbevolen, wegens een mogelijk verhoogde mortaliteit in bepaalde subgroepen van patiënten (met een verhoogd serumcreatininegehalte (> 2,0 mg/dl) of met een secundaire infectie). In geval van een gelijktijdige bijnierinsufficiëntie geldt een uitzondering; dan dient een adequate aanvullende dosis corticosteroïd te worden gegeven.

Bij lokale therapie kan een duidelijke toename van de pijn, gepaard met lokale zwelling, verdere beperking van de mobiliteit van het gewricht, koorts en malaise duiden op septische artritis. Bij bevestiging van de diagnose sepsis de lokale behandeling met glucocorticoïdinjecties onderbreken.

Overdosering

Zie voor symptomen en behandeling de monografie corticosteroïden op vergiftigingen.info.

Eigenschappen

Corticosteroïd met sterk glucocorticoïde eigenschappen; het mineralocorticoïde effect is te verwaarlozen. De natriumsuccinaatverbinding (Solu-Medrol) wordt toegepast indien snel hoge bloedspiegels van methylprednisolon zijn vereist. De injectievloeistof met de slecht oplosbare acetaatverbinding (Depo-Medrol) heeft een vertraagde afgifte en daardoor een langdurige werking.

Kinetische gegevens

F (oraal) ca. 82%.
T max 0,8 en 1 uur (na intraveneuze en intramusculaire toediening van Solu-Medrol), 4–8 uur (na intramusculaire en intra-articulaire toediening van Depo-Medrol).
V d 1,4 l/kg.
Metabolisering in de lever door vnl. CYP3A4 tot inactieve metabolieten.
Eliminatie vnl. met de urine (75% binnen 96 uur na i.v.-toediening).
T 1/2el 1,8–5,2 uur.
Overig biologische halfwaardetijd = 12–36 uur.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Groepsinformatie

methylprednisolon hoort bij de groep corticosteroïden, systemisch.

Kosten

Kosten laden…

Zie ook

Geneesmiddelgroep

Indicaties

Externe links